8 Onderzoek geloofsbrieven nieuw benoemde leden der Kamer

Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden der Kamer. 

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer in groep I: de heer Franken, voorzitter, mevrouw Slagter-Roukema en mevrouw Scholten. 

In groep I zijn in alfabetische volgorde opgenomen: de heer E.B. van Apeldoorn, de heer J.J. Atsma, de heer J.P. Backer, mevrouw M.A.M. Barth, mevrouw J. Beuving, mevrouw S.C. van Bijsterveld, mevrouw M.H. Bikker, mevrouw A.L. Bredenoord, de heer L.C. Brinkman, mevrouw A. Broekers-Knol, de heer J.A. Bruijn, de heer R.G.J. Dercksen, de heer D.J.H. van Dijk, de heer H.M. Don, mevrouw A.W. Duthler, de heer A. Elzinga, de heer J.W.M. Engels, de heer P. Ester, mevrouw M.H.M. Faber-van de Klashorst, de heer A.H. Flierman, de heer R.R. Ganzevoort, mevrouw A.M.V. Gerkens, de heer Th.C. de Graaf, de heer F.H.G. de Grave, de heer A.W.J.A. van Hattem, de heer L.M.L.H.A. Hermans, de heer W.B. Hoekstra, de heer H. ten Hoeve, mevrouw W.H. Huijbregts-Schiedon, mevrouw A. Jorritsma-Lebbink, de heer F.E. van Kappen, de heer N.J.J. van Kesteren, de heer H.P.M. Knapen, de heer M.A.J. Knip, de heer N.K. Koffeman, de heer F. Köhler, de heer C.J. Kok en de heer A. Kops. 

Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missiven van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van eerder genoemde leden in groep I inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van deze geloofsbrieven. Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan de heer Franken, voorzitter van de commissie, tot het uitbrengen van het rapport. 

De heer Franken, voorzitter van de commissie:

Voorzitter. De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer, in alfabetische volgorde opgenomen in groep I, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden van de volgende personen in orde zijn bevonden: de heer E.B. van Apeldoorn te Haarlem; de heer J.J. Atsma te Surhuisterveen; de heer J.P. Backer te 's-Gravenhage; mevrouw M.A.M. Barth te Wassenaar; mevrouw J. Beuving te 's-Gravenhage; mevrouw S.C. van Bijsterveld te Rijen; mevrouw M.H. Bikker te Utrecht; mevrouw A.L. Bredenoord te Utrecht; de heer L.C. Brinkman te Leiden; mevrouw A. Broekers-Knol te Overveen; de heer J.A. Bruijn te Wassenaar; de heer R.G.J. Dercksen te Bosch en Duin; de heer D.J.H. van Dijk te Benthuizen; de heer H.M. Don te Waalre; mevrouw A.W. Duthler te 's-Gravenhage; de heer A. Elzinga te Overveen; de heer J.W.M. Engels te Eelderwolde; de heer P. Ester te Baarn; mevrouw M.H.M. Faber-van de Klashorst te Hoevelaken; de heer A.H. Flierman te Markelo; de heer R.R. Ganzevoort te Utrecht; mevrouw A.M.V. Gerkens te Haarlem; de heer Th.C. de Graaf te Nijmegen; de heer F.H.G. de Grave te Amsterdam; de heer A.W.J.A. van Hattem te Steensel; de heer L.M.L.H.A. Hermans te Beetsterzwaag; de heer W.B. Hoekstra te Bussum; de heer H. ten Hoeve te Stiens; mevrouw W.H. Huijbregts-Schiedon te Oosterhout (NB); mevrouw A. Jorritsma-Lebbink te Almere; de heer F.E. van Kappen te Doorn; de heer N.J.J. van Kesteren te Katwijk; de heer H.P.M. Knapen te Amsterdam; de heer M.A.J. Knip te Almelo; de heer N.K. Koffeman te Vierhouten; de heer F. Köhler te Amsterdam; de heer C.J. Kok te Almere en de heer A. Kops te Apeldoorn. 

Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden. 

De commissie adviseert de Kamer, voornoemde personen als leden van de Kamer toe te laten. 

De voorzitter:

Ik dank de heer Franken voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. 

Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen. 

Daartoe wordt besloten. 

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 

De voorzitter:

Ik deel voorts aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer in groep II: mevrouw Linthorst, voorzitter, de heer Thissen en mevrouw Frijters-Klijnen. 

In groep II zijn in alfabetische volgorde opgenomen: de heer M.J.M. Kox, mevrouw P.C. Krikke, de heer R. Kuiper, de heer F.C.W.C. Lintmeijer, de heer G. Markuszower, mevrouw M.J.T. Martens, mevrouw M.P. Meijer, de heer J.G. Nagel, mevrouw J.E.A.M. Nooren, mevrouw M.G.H.C. Oomen-Ruijten, de heer H.J. Pijlman, mevrouw G.J.F. Popken, de heer A. Postema, mevrouw H.M. Prast, de heer M.L.A. van Rij, de heer A.H.G. Rinnooy Kan, de heer A.G.J.M. Rombouts, de heer M.J. van Rooijen, de heer R.F. Ruers, de heer S. Schaap, de heer P. Schalk, de heer H.A. Schaper, de heer P. Schnabel, de heer J.M. Schouwenaar, de heer N.J. Schrijver, mevrouw E.M. Sent, mevrouw C.P.W.J. Stienen, de heer G.A. van Strien, mevrouw M.H.A. Strik, mevrouw C. Teunissen, de heer M.P.M. van de Ven, de heer L.H.J. Verheijen, mevrouw M.B. Vos, de heer R.L. Vreeman, mevrouw G. de Vries-Leggedoor, mevrouw V.D.D. van Weerdenburg en mevrouw A.M.T. Wezel. 

Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missiven van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van eerdergenoemde leden inmiddels in handen zijn gesteld van deze commissie tot onderzoek van deze geloofsbrieven. Ik geef derhalve het woord aan mevrouw Linthorst, voorzitter van de commissie, tot het uitbrengen van het rapport. 

Mevrouw Linthorst, voorzitter van de commissie:

Voorzitter. Ik denk dat de namen van deze leden niet gauw vergeten zullen worden nu deze dubbel worden voorgelezen. 

De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer, in alfabetische volgorde opgenomen in groep II, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden van de volgende personen, in orde zijn bevonden: de heer M.J.M. Kox te Tilburg; mevrouw P.C. Krikke te Arnhem; de heer R. Kuiper te Amsterdam; de heer F.C.W.C. Lintmeijer te Vleuten; de heer G. Markuszower te Amstelveen; mevrouw M.J.T. Martens te Nijmegen; mevrouw M.P. Meijer te Amsterdam; de heer J.G. Nagel te Hilversum; mevrouw J.E.A.M. Nooren te Linschoten; mevrouw M.G.H.C. Oomen-Ruijten te Maasbracht; de heer H.J. Pijlman te Groningen; mevrouw G.J.F. Popken te 's-Gravenhage; de heer A. Postema te Maastricht; mevrouw H.M. Prast te Amsterdam; de heer M.L.A. van Rij te Wassenaar; de heer A.H.G. Rinnooy Kan te Aerdenhout; de heer A.G.J.M. Rombouts te 's-Hertogenbosch; de heer M.J. van Rooijen te Oegstgeest; de heer R.F. Ruers te Utrecht; de heer S. Schaap te Emmeloord; de heer P. Schalk te Veenendaal; de heer H.A. Schaper te 's-Gravenhage; de heer P. Schnabel te Utrecht; de heer J.M. Schouwenaar te Middelburg; de heer N.J. Schrijver te Oegstgeest; mevrouw E.M. Sent te Nijmegen; mevrouw C.P.W.J. Stienen te 's-Gravenhage; de heer G.A. van Strien te Arcen; mevrouw M.H.A. Strik te Oosterbeek; mevrouw C. Teunissen te 's-Gravenhage; de heer M.P.M. van de Ven te Rijpwetering; de heer L.H.J. Verheijen te Nijmegen; mevrouw M.B. Vos te Amsterdam; de heer R.L. Vreeman te Tilburg; mevrouw G. de Vries-Leggedoor te Nieuw-Buinen; mevrouw V.D.D. van Weerdenburg te Amstelveen; mevrouw A.M.T. Wezel te Amsterdam. 

Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden. 

De commissie adviseert de Kamer, voornoemde personen als leden van de Kamer toe te laten. 

De voorzitter:

Ik dank mevrouw Linthorst voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. 

Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen. 

Daartoe wordt besloten. 

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 

De voorzitter:

Ik zou nu de vergadering voor enkele ogenblikken schorsen in afwachting van de minister-president, maar hij komt iets later. De minister-president is namelijk dringend gesommeerd voor het vragenuurtje in de Tweede Kamer. Wij wachten niet tot hij komt, maar gaan verder met de vergadering. Op het moment dat hij komt, schors ik de vergadering heel kort. 

Naar boven