4 Algemene Europese beschouwingen

Aan de orde zijn de Algemene Europese Beschouwingen. 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom in de Eerste Kamer. Ik deel de Kamer mee dat de minister hier uiterlijk om 13.30 uur weg moet in verband met een bezoek aan de Koning in Wassenaar. Ik zal de beraadslaging hier dan ook tijdig voor schorsen. 

De heer Van der Linden (CDA):

Mevrouw de voorzitter. In 1977 ben ik aan de overzijde met Europa begonnen en in 2015 eindig ik in de Eerste Kamer ook met Europa. 

Nederland is een klein land met een sterke economische positie. Ons land is hoogontwikkeld en op veel terreinen geïntegreerd in Europese, trans-Atlantische en mondiale structuren. Het heeft een open blik naar buiten en een rijke traditie, kennis en ervaring op het gebied van overleg en samenwerking. Nederland dient deze positie te stabiliseren en uit te bouwen om een betekenisvolle partner in Europa te zijn. De positie van ons land in de wereld loopt primair via de Europese Unie. Naast onze economische belangen worden daar onze waarden gedeeld en veiliggesteld. Het Europese project kent in de Europese geschiedenis zijn weerga niet en is de beste waarborg voor vrede, veiligheid, stabiliteit en welvaart. Dit is voor de toekomst geen vanzelfsprekendheid. Integendeel, dat vraagt in voortdurend wijzigende omstandigheden permanent onderhoud en nieuwe politieke investeringen. Dit vergt van de Europese Unie ook de ambitie om vorm en inhoud te geven aan haar buitenlandbeleid. De externe veiligheidsomstandigheden dwingen Europese landen meer dan ooit om ook aandacht te besteden aan gemeenschappelijke inspanningen op het gebied van vrede en veiligheid. 

De positie van Europa en Nederland in de wereld is veranderd. De economische machten buiten Europa winnen steeds meer terrein en de botsing van waarden en belangen dwingt tot meer realisme en overleg. Een sterk Europa is daarom van nationaal belang voor ons. De CDA-fractie juicht het dan ook toe dat de nieuwe Europese Commissie politieker is dan alle vorige. Juncker is de eerste door het Europees Parlement gekozen voorzitter van de Europese Commissie met politiek draagvlak en een duidelijk politiek mandaat. Het Europees Parlement heeft evenzeer sterk aan macht, invloed en politiek gewicht gewonnen. Het is op veel terreinen medewetgever en initiatiefnemer. Het nieuwe Europees Parlement is ambitieus en ook succesvol. Het is betrokken bij de voorbereiding van nieuwe wetgeving. Langzaam maar zeker geeft het Europees Parlement een invulling aan de in het Verdrag van Lissabon opgenomen interinstitutionele akkoorden die dicht bij het initiatiefrecht komen. Dat wordt steeds meer een gedeelde verantwoordelijkheid met de Commissie en dat proces gaat door. 

Tegelijkertijd nemen wij waar dat het Europees Parlement zich steeds meer bewust is van het belang van een goede samenwerking met de nationale parlementen. Het is een wederzijds belang dat de legitimiteit van en het draagvlak voor Europa moet versterken. Aan dat draagvlak ontbreekt het nog te veel. Maar komt dat ook niet door verkeerde beeldvorming doordat "Brussel" te vaak de zwarte piet krijgt en door een groeiend gebrek aan kennis over de Europese Unie? Ik wil ook in dit debat niet nalaten om een lans te breken voor "Europa" in het onderwijs. Wij vinden al jaren dat dit nodig is. Als je spreekbeurten houdt in het land, weet je dat er een groot gebrek is aan elementaire kennis van de Europese Unie. 

De regering is voorstander van het inzetten van politieke verantwoordingsstructuren van de Europese Commissie via de nationale parlementen, zo staat in de Staat van Unie. Een interessante gedachte, maar wat moeten wij ons daarbij voorstellen? Gaat het daarbij om informatievoorziening of om een vorm van instemming? 

De Europese Commissie is stilaan een politiek orgaan dat een klein stapje in de richting van een regeringsvorm zet. Dat was tijdens de conventie nog een brug te ver, maar toen is wel de kiem gelegd die nu wortel heeft geschoten. Voorzitter Juncker heeft uitstekend geopereerd met nieuwe taken voor de Commissie, clustervoorzitters en een strategische agenda op hoofdpunten voor de lange termijn. Meer Europa in grote zaken, minder in kleine zaken. De kleine commissie waar de CDA-fractie in de Eerste Kamer zich altijd voor uitgesproken heeft — die blijft noodzakelijk — is door deze clustervorming materieel benaderd. 

De Europese Raad heeft tijdens de eurocrisis een belangrijke sturende rol vervuld en aan macht gewonnen. Dat heeft ertoe geleid dat de communautaire methode onder druk is komen te staan en de intergouvernementele tendensen, met soms de daarbij behorende vrijblijvendheid, aan betekenis hebben gewonnen. Maar de Europese Raad heeft bij de keuze van de voorzitter in het stof gebeten. Nederland heeft altijd een pleidooi gehouden voor een sterke Commissie als hoeder van het communautair belang, als tegenwicht tegen een directorium van de grote landen. Hoe beoordeelt de minister de ontwikkeling van de krachtsverhoudingen binnen de Europese Unie? Hij heeft in zijn rede in Leiden gezegd dat de kwaliteit van de instellingen moet worden verbeterd. Wat bedoelt hij daarmee? Wat bedoelt de minister met een "nieuw, nuchter Europees contract"? Kan hij dat in zijn beantwoording nader duiden? 

De Staat van de Unie begint met de uitdagingen waar de Europese Unie zich voor gesteld ziet, uitdagingen die om een antwoord vragen. De eerste uitspraak van de nieuw gekozen voorzitter van de Commissie was: dit is de laatste kans voor Europa. Daarmee drukte hij de urgentie uit en plaatste hij de geopolitiek terug op de agenda. Europa moet zijn belang opnieuw definiëren. Zeker nu Europa in de wereld geleidelijk zijn financiële, culturele, politieke en strategische belang ziet verminderen, is gemeenschappelijk optreden een dwingende noodzaak. Europa staat voor de keuze: ofwel verdergaande integratie op een aantal kernterreinen ofwel groeiende irrelevantie op het wereldtoneel. Ziet de minister dat ook zo? Ik ben net teruggekomen van de Euro-Aziatische economische top in Istanbul, waar heel nadrukkelijk de powershift van west naar oost centraal stond, dus van Europa naar Azië. Ik vraag de minister om hieraan een kleine beschouwing te besteden. 

Zijn wij ons in de lidstaten wel voldoende bewust van de zich snel wijzigende geopolitieke verhoudingen, zo vraag ik de minister. Ziet hij een ontwikkeling naar een tanende invloed van Europa op het wereldtoneel? Is dan niet de grootste interne uitdaging om de Europese Unie bij elkaar te houden en een gemeenschappelijk gedragen visie op de toekomst van Europa te ontwikkelen? Zit de zwakte niet juist in de interne verdeeldheid? Ik kom hier later nog verder over te spreken. 

Als iets opnieuw duidelijk is geworden in de afgelopen crisisjaren, is het de onderlinge lotsverbondenheid. Voor een zo op de export gericht land als Nederland geldt dat des te meer. Buitenlandse ontwikkelingen hebben een directe impact op de speelruimte voor ons land. Wie dat ontkent, zo zeg ik ook tegen bepaalde partijen, of niet ziet, steekt de kop in het zand. Voor welvaart, stabiliteit en veiligheid in Europa zijn de lidstaten, zoals gezegd, op elkaar aangewezen. Dat vereist een hechte euro, veel verdergaand gezamenlijk buitenlands en defensiebeleid en bovendien solidariteit binnen de Europese Unie, waarbij financiële solidariteit gekoppeld moet zijn aan de solidariteit om te hervormen. 

De Europese Unie wordt, zo schrijft de minister, door een ring van instabiliteit in het oosten en in het zuiden omringd. Dat is wel heel zacht uitgedrukt. Wij worden immers omringd door burgeroorlogen. De oorlog in Oost-Oekraïne, in vergelijking met ISIS niet de ergste, moet wel beschouwd worden als een van de meest dramatische gebeurtenissen na de val van de Muur van Berlijn. De oorlog is een diepe vertrouwensbreuk tussen de Europese Unie en Rusland, met mogelijk langdurige vergaande verstoorde relaties en confrontaties. In plaats van een beoogd strategisch partnerschap, worden wij geconfronteerd met een hernieuwde vijandschap, met vergaande gevolgen. "No new dividing lines in Europe" heette het in 1989. Dat wenkend perspectief is nu verdwenen en daarmee hebben wij een historische kans gemist. 

Het uitzicht op een stabiel, vreedzaam en vrij Europa dat met de val van de Muur binnen bereik kwam, dreigt nu voor langere tijd te veranderen in een nieuwe breuklijn. In plaats van een groeiende samenwerking op politiek, economisch, cultureel en onderwijsgebied, dreigen wij in een nieuwe confrontatie terecht te komen. De kernvraag is: kunnen wij nog voorkomen dat de geopolitieke verhoudingen op het Europese continent vergiftigd raken? Valt de diepe vertrouwensbreuk aan weerszijden nog te herstellen? 

De annexatie van de Krim en de verholen betrokkenheid in Oost-Oekraïne bewijzen dat verdragen geen garantie meer zijn voor het respecteren van soevereiniteit. Deze nadrukkelijke schending van internationale 

verdragen is terecht scherp veroordeeld en heeft tot een scherpe reactie van het Westen geleid. Het handelen van Poetin is op dat punt onaanvaardbaar. Over de vraag of de weg van de sancties de meest verstandige reactie was, valt van mening te verschillen. Het akkoord van Minsk II geeft hoop op een voorzichtige positieve wending. Wij delen de koppeling van economische sancties aan de uitvoering van het Minsk-akkoord. Het feit dat de Europese Raad het initiatief van Merkel, Hollande — merkwaardigerwijs was Cameron hierbij niet betrokken; hij koesterde zich op een eigen eiland — en Tusk in ieder geval in een verklaring hebben overgenomen, mag op een gesloten front aan Europese zijde wijzen. Maar hoe gesloten is dat front nog, zo vraag ik de minister. Is er geen sprake van controversen tussen de lidstaten? Hoe sterk is de eenheid binnen de Europese Unie nog als het gaat om het sanctiebeleid? 

Naast druk op Rusland onderstreept de minister tegelijkertijd het cruciale belang van dialoog met Rusland. Alle communicatie kanalen moeten open blijven. Maar is er nog sprake van dialoog? Valt in dit verband niet te betreuren dat de Assemblee van de Raad van Europa, bij uitstek een orgaan van dialoog en bruggen slaan, haar rol niet meer kan spelen vanwege de afwezigheid van de Russische delegatie? Naar mijn gevoel ontbreekt het aan een besef van gedeelde belangen. We hoeven naast de economie, de veiligheid en de stabiliteit op dit continent maar te denken aan Syrië, ISIS, het Midden-Oosten en terrorisme. Hoe beoordeelt de minister de rol van Mogherini in dit geheel? 

De Europese Unie kan onmogelijk een veiligheidsstrategie ontwikkelen voor het hele continent zonder daarin Rusland te betrekken, hoe onwezenlijk dat op dit moment ook lijkt. Dat neemt niet weg dat de Europese Unie tegelijkertijd moet werken aan een forse versterking van een gemeenschappelijke defensie. Iedere crisis heeft in het verleden tot meer Europa geleid. Dat moet ook een van de lessen uit deze crisis zijn. 

De minister heeft de Kamer een notitie over de brede betrekkingen met Rusland toegezegd. Wanneer kunnen wij deze tegemoet zien? Wat moeten wij ons daar eigenlijk bij voorstellen? Vinden wij een sterk Rusland of een uit elkaar gevallen Rusland belangrijk voor de stabiliteit van de wereld? Wordt het niet tijd dat er een analyse wordt gemaakt van de oorzaken die tot deze crisis hebben geleid, van de gebeurtenissen in Oekraïne en de lessen die hieruit te trekken zijn? De Tweede Kamerfractie van het CDA heeft hier ook al op aangedrongen. Wil de minister zo'n onderzoek bevorderen? 

Hoezeer het optreden van Poetin ook te verwerpen is, het ontbreekt evenzeer aan een kritische zelfreflectie aan EU-zijde. Zeker de militaire doctrine van Rusland uit 2010 die de inzet van Russische militairen toestaat ter bescherming van Russen in het buitenland, ervaren een aantal buurlanden terecht als een bedreiging. Gelet op de dramatische gebeurtenissen in die landen voor en na de Tweede Wereldoorlog is dat ook begrijpelijk. Maar aan NAVO- en EU-zijde zijn onbegrijpelijke inschattingsfouten gemaakt. Ik mag hier wel zeggen dat het optreden van generaal Breedlove eerder olie op het vuur is. Waar is in dit verband de secretaris-generaal van de NAVO die toch die rol zou moeten vervullen? 

De grens tussen Oost en West in Europa loopt dwars door Oekraïne. Het orthodoxe Oosten voelt zich met Rusland verbonden. Oekraïne is voor Rusland een soort moederland; emotioneel belangrijk voor Rusland. Het associatieakkoord met Oekraïne zonder rekening te houden met de Russische belangen is een inschattingsfout geweest. Rob de Wijk stelt dat wij ons totaal en volledig in de Russen vergist hebben. Ik citeer: "Het Westen heeft zich verkeken op het Russische trauma van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Meer dan eens is de belofte om de westerse invloedsfeer niet uit te breiden naar voormalige landen van de Sovjet Unie niet nagekomen." 

De Amerikaanse leraar politieke wetenschappen van de Universiteit van Chicago John Mearsheimer heeft in het oktobernummer van Foreign Affairs van vorig jaar een artikel geschreven onder de titel "Why the Ukraine is the West's Fault?" Mearsheimer zet uitvoerig de oorzaken uiteen die zijns inziens tot deze burgeroorlog geleid hebben. Hij geeft oplossingsrichtingen aan waarbij hij Oekraïne als een neutrale buffer tussen NAVO en Rusland ziet à la Oostenrijk tijdens de Koude Oorlog. Een soeverein land dat open is naar twee kanten en daar groot voordeel uit trekt. Het NAVO-lidmaatschap zou uitgesloten moeten worden. Tegelijk moet een economisch herstelplan — betaalt door de EU, het IMF, Rusland en de VS — het land er weer bovenop helpen. Dat is de gedachte van Mearsheimer. Wreekt zich hier niet dat het ook aan EU-zijde aan een duidelijke partnerschapsstrategie richting Rusland ontbroken heeft? 

Ook een uitgebreid rapport van het Britse Hogerhuis komt tot de conclusie dat de EU "slaapwandelend" in het Oekraïense moeras is terechtgekomen met name door een manifest gebrek aan analytisch vermogen en aan politiek inzicht. Het CDA deelt deze analyse zoals ook CDA-woordvoerder Knops in de Tweede Kamer betoogd heeft. Ik vraag de minister om op het artikel van Mearsheimer en het rapport van het Hogerhuis te reageren. 

Zoals gezegd: Minsk geeft een sprankje hoop. Al is er groeiende twijfel of met Poetin wel afspraken te maken zijn. Vooral Bundeskanzler Merkel heeft niet aflatend in die relatie geïnvesteerd. Met Merkel onderstreept de CDA-fractie dat het leveren van wapens aan Oekraïne nu uitgesloten moet worden. Op de veiligheidsconferentie in München heeft Merkel duidelijk stelling genomen. Ik citeer: "Militaire steun aan Oekraïne zou tot meer slachtoffers leiden, niet tot een Russische nederlaag". Zij betoogde onder verwijzing naar de eigen ervaring dat wij geduld moeten hebben en dat ze 100% zeker is dat onze principes zullen overwinnen. Alleen een politieke oplossing kan een einde maken aan de Oekraïense burgeroorlog. Een lidmaatschap van de NAVO moet nadrukkelijk uitgesloten worden. Daar moet bij alle partijen duidelijkheid over bestaan. 

Tegelijk stellen wij vast dat de situatie in Oekraïne uiterst deplorabel is. Daar wordt weinig over gesproken. Kan de minister aangeven wat de werkelijke situatie is? Het bruto nationaal product in 2014 was niet veel hoger dan dat in 1989. Tussen 1994 en 2007 heeft Oekraïne acht MF-programma's gehad die niets opgeleverd hebben. Hoe zeker is dat er nu een hervormingsbereidheid doorgezet kan worden? Welke waarborgen staan daartegenover? Ik vrees dat er fabuleuze bedragen nodig zijn om dat herstelplan inhoud te geven. Wie gaat dat betalen? Uit welke fondsen komt dat geld? De beslissing van het IMF om 17 miljard euro over te maken wordt door ingewijden in het IMF als een politieke beslissing bestempeld, zonder dat daarbij aan de IMF-conditionaliteit is voldaan. Wil de minister hierop reageren? 

De Europese Raad van 19 en 20 maart vraagt dat het derde pakket van macro financiële bijstand aan Oekraïne nu dringend wordt goedgekeurd. Om welke bedragen gaat het hier? Wordt die bijstand gekoppeld aan hervormingsmaatregelen? De lidstaten worden daarnaast opgeroepen om technische assistentie beschikbaar te stellen. Prima zaak, maar wat komt hiervan terecht? Naast de OVSE, die een belangrijke rol vervult, moet ook en volop gebruik gemaakt worden van de expertise van de Raad van Europa. Wordt die wel voldoende benut? 

Op 21 en 22 mei vindt in Riga de vierde top over het Oostelijk Partnerschap plaats. Het nabuurschapsbeleid werd in 2004 ontwikkeld om de stabiliteit en veiligheid op het Europese continent te versterken. Daarvan maakt het Oostelijk Partnerschap deel uit. Dat is nu aan herziening toe, deels vanwege het gebrek aan succes. De basis was wederkerigheid. Tegenover Europese inspanningen en financiële steun staan verplichtingen voor de partners op gebieden zoals rechtstaat, democratie, mensenrechten en markteconomie. De resultaten zijn zo teleurstellend dat de Europese Raad vorig jaar concludeerde dat het nabuurschapsbeleid aanpassing behoeft. Er is sprake van een mislukt beleid met zelfs in sommige gevallen averechtse effecten. 

De minister erkent dat de doelstelling nog onverminderd relevant is, maar dat de realisatie ervan eerder verder weg dan dichterbij is gekomen. De CDA-fractie deelt die constatering. Maar hier ontbreekt een analyse van de oorzaken evenals de vraag waar de EU tekortgeschoten is. Wil de minister met name op dat laatste ingaan? Wreekt zich hier niet het ontbreken van een stap-voor-stapbenadering, van een gedifferentieerde aanpak per land en bovendien door een aantal EU lidstaten ten onrechte veel te hoog gewekte verwachtingen en uitzicht op lidmaatschap van de EU? De CDA-fractie steunt de fundamentele herziening van het nabuurschapsbeleid. De geopolitieke situatie aan de buitengrenzen van de EU is drastisch gewijzigd met grote verschillen aan de oostgrenzen en de zuidflank. De benadering van de regering van een gedifferentieerde aanpak, geen uitzicht op EU-lidmaatschap, een centrale rol voor de Hoge Vertegenwoordiger bij coördinatie en uitvoering deelt de CDA-fractie. Mag ik vragen of op grond van artikel 49 van de associatieakkoorden het lidmaatschap niet in het vooruitzicht wordt gesteld, althans het perspectief daarop? Wil de minister nog eens ingaan op de vraag hoe uiteindelijk de stabiliteit en veiligheid in de EU buurlanden bevorderd en versterkt kan worden met een inclusieve aanpak van de EU? 

Is het daarbij niet van belang dat de belangen van de buren van onze buren mede in acht genomen worden? Dat is een zeer essentiële vraag die er in het verleden maar weinig toe gedaan heeft. Commissaris Hahn heeft gezegd dat dit voor de toekomst een van de lessen moet zijn. Moeten wij niet op een veel langere termijn denken bij het bevorderen van veranderingsprocessen en moeten die niet vooral uit de landen zelf komen? Wat zijn de belangrijkste instrumenten om die processen te bevorderen? Hoe ziet de minister in dat licht het nieuwe nabuurschapsbeleid? Wil de minister toelichten wat hij bedoelt met "daar waar·meer overeenstemming is over de centrale waarden en waar grotere belangen spelen voor de EU, dient de inzet groter te zijn dan in landen waar dit minder het geval is"? Is het hemd dan nader dan de rok? Hebben die centrale waarden dan in voorkomende gevallen een verschillend soortelijk gewicht? Moet ik hieruit afleiden dat er een willekeur is in de aandacht voor mensenrechten? Ligt hieraan een strategisch belang ten grondslag of is in bepaalde gevallen sprake van vrijblijvendheid en het ontlopen van verantwoordelijkheid? Is er in de wereld niet sprake van dubbele standaarden? 

Wat de gevolgen van de crisis in Oekraïne, lrak, Syrië en Noord-Afrika uiteindelijk zullen zijn, valt nog moeilijk te voorspellen. Maar zo veel is duidelijk: de westerse internationale orde, democratie en open economieën staan onder druk. De pogingen van de VS om het westerse democratische model te exporteren, zijn op een mislukking uitgelopen. De AIV stelt in zijn advies "Nederland en de Arabische regio" dat dit in vrijwel geen van die landen geleid heeft tot hervormingen naar westers model. Dit heeft met name betrekking op de Arabische regio. De AIV staat een benadering voor die principieel is met betrekking tot de aard van de na te streven doelstellingen, maar pragmatisch is in de wegen die moeten worden bewandeld. Hoe ziet de minister dat? Het besef dat veranderingen van binnenuit moeten komen is toegenomen. Democratisering en staatsvorming zijn complexe zaken en kosten tijd, soms duurt dat generaties. Met het organiseren van verkiezingen heb je nog geen instituties die door de bevolking gedragen worden. De AIV adviseert dat de regeringen en volksvertegenwoordigers in het Westen daar rekening mee moeten houden in de doelstellingen van buitenlands beleid. Dat is nogal een wijziging van attitude. Of zie ik dat verkeerd, zo vraag ik de minister. Het Westen is niet langer meer toonaangevend in de wereld. Andere landen met andere culturele en/of religieuze opvattingen nemen in belang toe. Zij accepteren niet langer dat het Westen de maat der dingen is. In een aantal opzichten zien zij zelfs de geseculariseerde Westerse wereld als een bedreiging. Hoe beoordeelt de minister deze ontwikkeling? 

Ik zei al eerder dat wij op weg zijn naar een nieuwe wereldorde. De spelregels die de westerse landen stelden, zijn niet meer leidend. Dat vraagt van de EU een aanpassing van de internationale politiek. Bovendien is de vraag of de VS en de EU belangen, met inachtneming van ons bondgenootschap, wel altijd parallel lopen. Kan de minister daar nader op ingaan? Dit geldt niet alleen voor de relatie met Rusland, maar ook voor de recente deelname aan de Asian Infrastructure Bank, de tegenhanger van de door de Verenigde Staten gedomineerde Asian Development Bank. De tweede economie ter wereld, China, is tot op heden geen volwaardige positie in de Wereldbank en het IMF gegeven. Het land wordt geblokkeerd door de Verenigde Staten. 

De opkomende machtige nieuwe economieën voelen zich niet meer voldoende gerepresenteerd in de oude instituties en zoeken gremia buitenom om gehoord te worden en invloed te krijgen. De Asian Infrastructure Bank is hierop een reactie. China heeft de Europese Unie gevraagd om te helpen bij het opzetten hiervan. Waarom heeft de EU hierop niet gereageerd? Waarom niet als Europese Unie meedoen in een ontwikkeling tot nieuwe, machtige internationale structuren die een duidelijk signaal zijn van een zich wijzigende financiële wereldorde? Dat moet toch deel uitmaken van de nieuwe buitenlandse politiek van de Europese Unie? 

De president van de Nederlandsche Bank heeft in een opmerkelijk openhartig interview in Het Financieele Dagblad van 13 maart jl. aan de bel getrokken. Alleen als de landen van de eurozone meer zeggenschap afstaan aan de Europese Commissie is Europa in staat om de economische achterstand op de Verenigde Staten in te lopen. De economieën van de lidstaten moeten meer naar elkaar toe groeien. Meer politieke integratie is een voorwaarde voor meer budgettaire integratie. Daarvoor moeten er meer bevoegdheden naar Brussel. Daar hoort een eigen belastingdomein voor de Europese Commissie bij. Wil de minister op deze stellingnamen reageren? Is een contract zoals hij voorstelde, wel voldoende? 

Als we zien hoe Frankrijk, laat staan Griekenland, met de bestaande afspraken omgaan, is de vraag aan de orde of de bestaande deling van soevereiniteit voldoende is om de euro in de toekomst te borgen. De vraag stellen is hem in feite beantwoorden. Hoezeer het Europees semester ook een versterking van het functioneren van de EMU betekent, er kan niets dwingends opgelegd worden. Van de negentien jaar heeft Frankrijk zich veertien jaar lang niet aan de afspraak gehouden die de lidstaten zelf hebben gemaakt. Als dit niet verandert, blijft dit de achilleshiel van de EMU. 

In de Staat van de Unie stelt de regering dat een verdragswijziging wat haar betreft niet nodig is. De Nederlandse institutionele hervormingsagenda "focus, balans, legitimiteit" kan binnen het kader van de huidige verdragen worden uitgevoerd. De regering zet in op de uitbreiding en versterking van de aandacht voor de implementatie van de aanbevelingen die in het kader van het Europees semester aan de lidstaten worden gedaan. Ook zet de regering in op meer ownership door de lidstaten zelf bij de landenspecifieke aanbevelingen. 

Dit jaar staat in het teken van een debat over de toekomst van de Europese Unie. De kern daarvan is de vraag hoe de E van EMU dwingender kan worden vormgegeven. Het huidige intergouvernementele karakter blijkt te vrijblijvend. Het Stabiliteitspact is een intergouvernementeel verdrag dat individuele landen de mogelijkheid biedt om te blokkeren. Valt er uiteindelijk te ontkomen aan een verdragswijziging? In de Staat van de Unie omzeilt de regering dit kernprobleem. Is dit ingegeven uit vrees voor een referendum? 

Wij zien in dit verband uit naar het Four Presidents Report waarin een houdbare toekomst voor de EMU uiteengezet moet staan. Daarbij valt niet te ontkomen aan de vraag of er al dan niet meer soevereiniteit moet worden overgedragen. Dit rapport moet de agenda voor de verdere economische integratie bevatten en zal aan de communautarisering van de versterkte samenwerking in een kopgroep van eurolanden moeilijk voorbij kunnen gaan. Dit is overigens een herhaald pleidooi van de CDA-fractie. 

Terecht zet de nieuwe Europese Commissie in op banen, groei en concurrentievermogen. De onaanvaardbare hoge werkloosheid, in het bijzonder de werkloosheid onder jongeren, vormt in een aantal landen een ondermijning van het draagvlak voor Europa. 

De heer Elzinga (SP):

Ik wil nog even ingaan op de door de heer Van der Linden bepleite overdracht van soevereiniteit. De heer Van der Linden heeft een uitermate coherente pro-Europese visie. In zijn visie hoort bij toenemende monetaire integratie ook politieke integratie. Betekent dit dat de CDA-fractie het subsidiariteitsbeginsel binnen Europa helemaal verlaat? 

De heer Van der Linden (CDA):

Nee, dat wordt juist toegepast. Het soevereiniteitsbeginsel wil zeggen dat je iets moet doen op het niveau waarop je het meest effectief kunt acteren. Dat wil dus zeggen dat wij in Europa moeten beginnen met het geven van meer erkenning aan de regio's en dat wij bij de lidstaten moeten laten wat mogelijk is en wat lidstaten effectief kunnen hanteren. Naar het Europese niveau moet worden overgedragen wat op nationaal niveau niet meer mogelijk is. 

De heer Elzinga (SP):

En dat is steeds minder in de visie van de heer Van der Linden? 

De heer Van der Linden (CDA):

Wel waar het de grote kernproblemen betreft. Ik heb het monetaire beleid genoemd, maar noem ook het economische beleid. Die zijn aan elkaar gekoppeld, hetgeen de crisis sinds 2008 laat zien. Verder noem ik het buitenlandbeleid en met name Defensie. Wij kunnen geen deuk in een pakje boter slaan als we op het vlak van Defensie niet veel meer gemeenschappelijk gaan doen. Dan hoeven we niet zozeer soevereiniteit af te dragen aan andere landen, als wel soevereiniteit daarmee te delen om de burgers te laten zien dat we problemen daadkrachtig en effectief kunnen aanpakken. 

De heer Elzinga (SP):

Tot slot. De heer Van der Linden pleit voor monetair en economisch beleid. Heeft dat ook consequenties voor het fiscale beleid? 

De heer Van der Linden (CDA):

Ik denk dat dit inderdaad consequenties moet hebben. Overigens is dat niet nieuw. In het Verdrag van Rome stond al dat de Europese Unie over eigen middelen moet beschikken. Die stelling is overgenomen in het Verdrag van Lissabon. De Europese Unie beschikt dus al over een beperkte hoeveelheid eigen middelen. Het zou heel goed zijn als wij in Europa eigen middelen hadden, gelimiteerd en beter gecontroleerd natuurlijk. Dan komen wij ook af van de vaste, funeste stelling dat Europa geld kost. Nu is het allemaal "nettobetaler, netto-ontvanger". Dat heeft geleid tot zeer veel verkeerde opvattingen. De totale Europese uitgaven bedragen namelijk maar zo'n 3% van de totale overheidsuitgaven in de Europese Unie. Natuurlijk moeten we ook daar goed toezien op de besteding van de belastingcenten van de burgers. Dat toezicht is voor verbetering vatbaar. Dat weten we. Wij hebben dat hier ook zo vaak betoogd. Om nu te zeggen dat wij die discussie niet mogen voeren, nee. Ik vind dat niet juist in het kader van wat we al hebben gedaan ten aanzien van onder andere het monetaire beleid. 

De voltooiing van de interne markt, waaraan nog veel kan gebeuren, moet naast de EMU een digitale unie, een energie unie, althans een beter functionerende energiemarkt, en de realisatie van een Europese onderzoeksruimte te zien geven. Met name de Europese onderzoeksruimte is van belang. Die helpt investeringen weer op gang en bevordert economische groei. De economische hervormingen beginnen in een aantal landen vruchten af te werpen. Dat is een bemoedigend signaal. 

Op 7 mei aanstaande vinden er verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk plaats. Premier Cameron wil met Brussel onderhandelen, als hij tenminste de verkiezingen wint. Waarover valt er echter te onderhandelen? Over minder regelgeving? Prima. Daar is de Europese Commissie gelukkig mee bezig. We moeten er echter geen revolutionaire verwachtingen van koesteren. Premier Cameron wil de Europese Unie in feite omturnen tot een vrijhandelszone. Die discussie is in de vorige eeuw gevoerd. De EFTA was geen succes. Wil de minister bevestigen dat ook voor Nederland het vrije verkeer van personen niet ter discussie mag en kan staan? Wat valt er nog te onderhandelen voor het Verenigd Koninkrijk, dat geen lid is van de eurozone en rijkelijk gebruikmaakt van opt-outs? Mij lijkt dat aan de orde is wat Churchill in zijn beroemde speech van 1948 in Den Haag zei: "We are with Europe, but not in Europe". Het wordt tijd dat daarin keuzes worden gemaakt. Wij kunnen en moeten ook niet elke prijs willen betalen om het Verenigd Koninkrijk aan boord te houden, hoe belangrijk dat op zichzelf ook is. Het Verenigd Koninkrijk kan niet langer aan de poten van de Europese Unie zagen. Europa moet verder. De wereld wacht niet, de ontwikkelingen gaan in sneltreinvaart door. 

Het Nederlands voorzitterschap is in een mondeling overleg aan de orde geweest. Het CDA steunt de benadering van de regering om dit voorzitterschap in het teken van de uitwerking van de Strategische Agenda voor de Commissie te plaatsen, met een eigen accent op grootstedelijke ontwikkelingen. Het CDA bepleit dat in aansluiting op het Luxemburgse voorzitterschap grootstedelijke, grensoverschrijdende regio's daarbij een belangrijke plek innemen. Ik overweeg daarover in tweede termijn een motie in te dienen. 

Het mag duidelijk zijn: het CDA is een pro-Europese partij. Nederland hoort thuis in de kopgroep en moet meer leiding geven om Europa een plek in de wereld te geven en die plek te laten behouden. We hebben geen keuze. Het Europese belang is het Nederlandse belang. We moeten niet kritiekloos zijn, maar wel consistent, met focus op de grote grensoverschrijdende kwesties en op de lange termijn. De Europese Unie is meer dan een vrijhandelszone. Essentieel daarbij is dat bewindslieden en volksvertegenwoordigers zich niet tegenover de Europese instellingen moeten opstellen, maar de burgers duidelijk moeten maken dat wij zelf Europa zijn. Wij zijn medeverantwoordelijk voor de besluiten die genomen worden. Ik hoop dat er meer publiek en politiek debat over Europa komt. Europa moet bovenaan de politieke agenda voor de toekomst staan. Het gevaar moet worden voorkomen dat wij binnen Europa uitsluitend met onszelf bezig zijn. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Als ik het goed heb begrepen, zegt collega Van der Linden dat wij door de Europese Unie in veiligheid en vrede leven. Heb ik dat goed begrepen? 

De heer Van der Linden (CDA):

Het Europese project is in de kern van de zaak een vredesproject. Nog nooit voorheen heeft enige generatie in dit deel van Europa zo lang in vrede geleefd. Dat is met name te danken aan het feit dat we na de Tweede Wereldoorlog een verzoeningspolitiek hebben gevoerd die heeft geleid tot Europese instellingen, waarbij we de lotsverbondenheid aan elkaar hebben gekoppeld en waarbij wij datgene doen wat voor onze burgers noodzakelijk is om ook in de toekomst vrede, veiligheid en welvaart verder te bevorderen. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dat is duidelijk, maar hoe ziet de heer Van der Linden de rol van de NAVO daarin? In hoeverre zouden wij hier nog in vrede leven als de NAVO er niet was geweest? 

De heer Van der Linden (CDA):

De NAVO heeft een heel belangrijke rol vervuld en moet die rol ook vervullen. Europa moet daar een veel grotere verantwoordelijkheid in nemen. Er moet dus een Europese pijler binnen de NAVO komen. Daarvoor kan de Europese Unie een gemeenschappelijk defensiebeleid ontwikkelen. Ik denk dat dat een verantwoordelijkheid is die wij met z'n allen moeten nemen: niet meer geld naar defensie als dat niet gemeenschappelijk is afgestemd in taakverdeling en investeringsprogramma's. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Maar ziet u de vrede en veiligheid blijven als de NAVO er niet meer zou zijn? Het lijkt mij dat de vrede hoofdzakelijk op het conto van de NAVO staat. 

De heer Van der Linden (CDA):

Uiteraard heeft de NAVO daarbij een heel belangrijke rol gespeeld, maar de Europese Unie ook. Toen we begonnen in 1958, hadden we niet voor niets twee modellen: het vrijhandelsmodel, dat alleen over geld en handel ging, en het integratiemodel. Al die landen die deelnamen aan het vrijhandelsmodel — dat heette de EFTA, de European Free Trade Association — zijn geleidelijk overgestapt naar de Europese Unie, omdat die zo succesvol was. Je kunt defensie niet loskoppelen van de waarden en normen, het "soft power"-beleid en de welvaart en het welzijn van de burgers. Daarin heeft de Europese Unie een fantastische rol vervuld en die moet zij ook in de toekomst vervullen. Dat betekent dat wij in toenemende mate soevereiniteit moeten delen met anderen die daar binnen de Europese Unie toe bereid zijn. Dat doe ik liever met 28 landen, maar als dat niet mogelijk is, dan met een kopgroep à la de eurogroep. 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Mevrouw de voorzitter. We houden vandaag de laatste Algemene Europese Beschouwingen in deze zittingstermijn van de Kamer. Ook nu weer vraagt een baaierd aan onderwerpen onze aandacht. Dat dwingt tegelijkertijd tot de nodige beperking en het maken van keuzes. Wij staan daarin overigens niet alleen, nu de Commissie-Juncker in haar eerste jaarlijkse werkprogramma, getiteld "Een nieuwe start", inzet op een scherpere focus van de Europese Unie, daartoe opgeroepen door de Europese Raad in zijn Strategische Agenda van juni 2014. Dit heeft geresulteerd in tien politieke beleidslijnen voor de nieuwe Commissie, een beduidend lager aantal nieuwe voorstellen voor 2015 dan eerder gebruikelijk en zelfs een lijst van 80 hangende voorstellen, waarvan wordt voorgesteld om die te schrappen of te herzien. De VVD-fractie juicht deze aanpak en de steun daarvoor van de zijde van het kabinet zonder meer toe en ziet ernaar uit dat de Commissie haar voornemens ook weet om te zetten in daden. 

De actuele geopolitieke situatie vraagt om daadkracht, zowel bij het interne als bij het externe optreden van de EU. Daadkracht is ook waar de burgers om vragen nu wij langzaam uit het diepe dal van de financieel-economische crisis lijken te klimmen, maar tegelijkertijd nog met de naweeën daarvan worden geconfronteerd, alsook met toenemende bedreigingen van buitenaf. En daadkracht zou weleens het laatste redmiddel kunnen blijken te zijn om het vertrouwen in de EU te herwinnen en daarmee uit te stijgen boven discussies over meer of minder Europa, Noord en Zuid, Oost en West, grexit en brexit. 

Ons land met zijn open economie heeft naar de mening van mijn fractie geen andere keuze dan die voor een sterk en daadkrachtig Europa, een EU die zich concentreert op hoofdzaken en de lidstaten de ruimte laat en de mogelijkheden biedt om het Europese beleid in eigen land te steunen en uit te leggen, dit alles volgens het adagium "Europees wat moet, nationaal wat kan". Daarbij zal een betere duiding van het onderscheid tussen Europese en nationale verantwoordelijkheden het inzicht van de burgers in en hun begrip voor de Europese samenwerking vergroten. Transparantie is ook hier een conditio sine qua non. 

Het staat buiten kijf dat behalve in de lidstaten ook in de EU als geheel het economisch herstel met stip bovenaan de agenda staat. Het weer aanjagen van de economie en het scheppen van nieuwe werkgelegenheid zijn daarbij de twee kanten van dezelfde medaille. Dat hierbij de onaanvaardbaar hoge werkloosheid onder jongeren als eerste aandacht krijgt, is zonder meer gerechtvaardigd, nu her en der in Europa al gesproken wordt van een lost generation. Het getuigt van realiteitszin dat de Commissie op dat vlak toch vooral de lidstaten aan zet wil laten en haar eigen rol primair ziet als faciliterend en stimulerend. Onderdeel hiervan is het consolideren van de mechanismen die moeten leiden tot een hernieuwde financieel-economische stabiliteit in de EU en het nakomen van gemaakte afspraken; ook de heer Van der Linden sprak daarover. 

De VVD-fractie beziet in dit verband met zorg en verontwaardiging de toegeeflijkheid van de Commissie ten opzichte van Frankrijk, temeer nu landen als Spanje, Portugal en Ierland in het recente verleden de duimschroeven aangelegd hebben gekregen, om van Griekenland maar niet te spreken. Dit moet in die landen toch als onrechtvaardig en onverteerbaar worden beschouwd? Graag horen wij van de regering hoe het mogelijk is dat Frankrijk hier iedere keer weer mee wegkomt. Een instabiele financieel-economische positie van Frankrijk heeft immers een negatieve invloed op de stabiliteit van de EU en de eurozone als geheel. Evenals de heer Van der Linden zien wij in dit verband met belangstelling uit naar het Four Presidents Report, dat de weg moet wijzen naar een beter economisch bestuur in de eurozone. 

In zijn appreciatie van het Commissiewerkprogramma 2015 spreekt het kabinet zijn steun uit voor de inzet van de Commissie in de onderhandelingen over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Het doel is om een ambitieuze en evenwichtige overeenkomst te sluiten met de VS, waarin de Europese standaarden op het gebied van gezondheid, milieu en gegevensbescherming en op sociaal terrein worden gevrijwaard. Dat laatste woord doet de wenkbrauwen fronsen. Gevrijwaard worden is zoiets als buiten schot blijven, terwijl je toch liever zou zien dat de genoemde Europese standaarden ook in het verdrag tot norm worden verheven. Samen met het toenemend verzet tegen het verdrag als geheel in het Europees Parlement en de recente motie van de Tweede Kamer tegen ISDS leidt dit ons tot de vraag aan de regering om een inschatting te geven van de haalbaarheid van het TTIP. Voorts vernemen wij graag wat de regering denkt te ondernemen om de negatieve tendens in zowel het Europees Parlement als de Tweede Kamer te keren en waar zij staat in de discussie over ISDS. 

Dichter bij huis speelt de grensoverschrijdende samenwerking in euregio-verband. Wij moeten helaas vaststellen dat de overheden aan weerszijden van de grens er maar steeds niet in slagen om de problemen op te lossen die Nederlandse werknemers ondervinden wanneer zij in Duitsland of België aan de slag willen. Ook het al jaren lopende project GROS van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in dit opzicht geen soelaas geboden. Nog onlangs riep de Tweede Kamer de minister van Economische Zaken bij motie ertoe op om met oplossingen te komen en zodoende een bijdrage te leveren aan het verminderen van de werkloosheid, in dit geval in Noord- en Oost-Nederland. De minister overweegt nu een werkgroep in te stellen om een probleeminventarisatie te maken. Dat is echter volstrekt overbodig, want de problemen zijn in de grensstreek al lang en breed bekend. Wat nodig is, zijn oplossingen op ministerieel niveau tussen Nederland en de aanpalende Duitse Länder, evenals tussen Nederland en België. Het kabinet noemt in zijn Staat van de Europese Unie 2015 grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers binnen de EU in het kader van het vrij verkeer van personen en van diensten een van de vier fundamentele vrijheden van de Europese Unie die veel voordelen met zich meebrengen. Dit lijkt ons alle reden om die vrijheid ook in de euregio's te verzilveren. Hierop krijg ik graag een reactie van de regering. Tijdens de Europese beschouwingen van vorig jaar heb ik aandacht besteed aan het zeer instructieve advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken van januari 2014, getiteld "De rechtsstaat, waarborg voor Europese burgers en fundament van Europese samenwerking''. De AIV acht in zijn advies de waarborging van de rechtsstaat cruciaal voor het voortbestaan van de EU, die immers niet alleen een economische, maar ook een waardengemeenschap is. De AIV adviseert onder meer om het rechtsstatelijk gehalte van de kandidaat-lidstaten niet alleen voor hun toetreding te toetsen, maar dit ook daarna periodiek te herhalen en zo'n periodieke toets ook voor de overige lidstaten te gaan hanteren in de vorm van peerreviews. 

Negen dagen na de beschouwingen van vorig jaar zond de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken de kabinetsappreciatie rechtsstatelijkheid aan deze Kamer. Het kabinet reageerde daarmee niet alleen op het AIV-advies, maar ook op de Commissiemededeling Kader ten behoeve van de rechtsstaat en het EU-scorebord voor Justitie 2014. Blijkens de reactie zet het kabinet zich al geruime tijd actief in voor een mechanisme om de rechtsstaat in de lidstaten van de EU te versterken en de dialoog binnen de Unie over de rechtsstatelijke ontwikkelingen in de brede zin van het woord mogelijk te maken, zowel op periodieke als op ad-hocbasis. De VVD-fractie is zeer ingenomen met deze inzet van het kabinet en heeft met instemming kennisgenomen van de mededeling van de minister van Buitenlandse Zaken, dat dit rechtsstaatmechanisme of rechtsstatelijkheidsmechanisme onderdeel uitmaakt van de vierde prioriteit van het Nederlandse voorzitterschap in de eerste helft van 2016 inzake veiligheid, recht en vrijheid. Mijn fractie dankt de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn positief gestemde reactie op vragen van deze Kamer tijdens het mondeling overleg van 3 maart jl. Wij blijven dan ook graag geïnformeerd over de implementatie van dit mechanisme door de Raad Algemene Zaken. 

Sprekend over het rechtsstaatmechanisme kom ik als vanzelf op het coöperatie- en verificatiemechanisme, dat nog steeds van kracht is voor Roemenië en Bulgarije. De VVD-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de voortgang die Roemenië onder vigeur van dit mechanisme in het afgelopen jaar heeft geboekt en van de hernieuwde inzet van de Bulgaarse regering na een periode van relatieve stilstand. Onze vraag aan de regering is hoe het rechtsstaatmechanisme en het coöperatie- en verificatiemechanisme zich tot elkaar zullen verhouden en of een integratie van beide mechanismen denkbaar is. Roemenië en Bulgarije behoren tot de landen die zich aan de oostelijke buitengrens van de EU bevinden, als het ware op de scheidslijn tussen de interne en de externe veiligheid van de Europese Unie. Om die reden is naar de mening van mijn fractie extra aandacht en steun voor deze lidstaten geboden, nu ook aan die oostelijke buitengrens de spanningen behoorlijk zijn opgelopen. 

Deze spanningen en de ontwrichting van en de voortgaande strijd in het Midden-Oosten en Noordelijk Afrika heeft ook de EU in zeer onrustig vaarwater gebracht. Aangezien onlangs in deze Kamer een veiligheidsdebat met de regering is gevoerd, zal ik hier volstaan met de opmerking dat het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU in deze roerige tijden tot onze spijt moet worden gekenschetst als too little, too late. De VVD-fractie verwacht van de nieuwe Commissie ook op dit punt meer assertiviteit en daadkracht en roept ook de regering op zich daar in de Raad sterk voor te maken. 

Op één onderwerp wil ik in dit verband nog ingaan, te weten de migratieproblematiek. Als gevolg van de bloedige conflicten in het Midden-Oosten, in Libië en in meerdere landen in sub-Sahara Afrika zijn volgens de VN momenteel zo'n 125 miljoen mensen op drift geraakt in de regio's en daarbuiten. Recente berichten geven aan dat mensen zelfs in vluchtelingenkampen niet veilig zijn en elders een veilig heenkomen trachten te zoeken. Dat deze massale volksbewegingen ook Europa niet ongemoeid laten, hoeft op zich niet te verbazen. Uit het gezichtspunt van de vluchtelingen zijn immers de lidstaten van de EU in een zeer wijde omtrek de enige landen waar men nog kan rekenen op een menswaardige behandeling. Wat dat betreft werkt ons mensenrechtenbeleid als de spreekwoordelijke magneet. 

Deze nieuwe stroom vluchtelingen als gevolg van humanitaire rampen, gevoegd bij de al jaren constante stroom van economische vluchtelingen en illegale immigranten stelt de EU voor een immens probleem en we hebben hier nog altijd niet het juiste antwoord op gevonden. Opnemen in de lidstaten in veel grotere aantallen dan nu al gebeurt, is op den duur een onmogelijke opgave. Opvang in de eigen regio lijkt meer voor de hand te liggen, maar zal qua kans van slagen sterk afhankelijk blijken van de duur van de conflicten. Als mensen jarenlang geen licht aan de horizon zien, komen zij vanzelf weer in beweging, als zij al niet eerder voor de zoveelste keer op de vlucht zijn gejaagd. Wie de oplossing weet, mag het zeggen, maar voor mijn fractie staat één ding vast: als de EU nu ergens als eenheid moet opereren, dan is het wel op dit migratiedossier en dat op straffe van ontwrichting van het maatschappelijk bestel in Europa! 

De heer Koffeman (PvdD):

Collega De Graaf maakt zich terecht zorgen over toenemende vluchtelingenstromen richting Europa. Volgens de NAVO en ook volgens de Verenigde Naties worden veel van die vluchtelingenstromen veroorzaakt door ernstige droogteproblemen als gevolg van klimaatverandering. Nu is het merkwaardig dat de VVD geen enkele prioriteit geeft aan de bestrijding van die problemen. Sterker nog, de Europese Unie zorgt, met steun van de VVD, voor extra droogte in die gebieden door bijvoorbeeld rozen uit Ethiopië te laten komen of boontjes uit Kenia of katoen uit India. Als je de voedingsbodem van het probleem niet wegneemt, kun je ook niet zeggen: wie het weet, mag het zeggen. Ik vind het interessant om te weten hoe collega De Graaf het verband ziet tussen de droogte, de klimaatverandering en de vluchtelingenstromen. 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Ik denk dat er zeker een verband zal zijn tussen de droogte en de vluchtelingenstromen, zo goed als er ook een verband ligt met het geweld dat zowat heel het Midden-Oosten, sub-Sahara Afrika en Noord-Afrika heeft overspoeld. Het is een samenloop van omstandigheden. Als mensen niet meer te eten hebben en niet meer op een fatsoenlijke manier kunnen leven, zullen zij zoeken naar andere mogelijkheden. Dat brengt mensen op drift. Dat wordt nog eens verergerd door de strijd die gevoerd wordt en het feit dat men wordt opgejaagd om allerlei redenen, waaronder de afkomst en de religie. Ik ben van mening dat de problemen integraal zullen moeten worden benaderd. We moeten aan de ene kant een oplossing zien te vinden voor de migratiestromen die Europa nu bereiken. Ik hoorde vanmorgen op de radio op weg hiernaartoe dat er twee dagen geleden 7.000 mensen door de Italiaanse marine uit de Middellandse Zee zijn gehaald. Dat gaat tegenwoordig in dat soort aantallen. Het weer is weer beter, dus ze komen weer in grote aantallen. Tegelijkertijd moet je kijken of er in de landen zelf iets te doen is aan de leefomstandigheden van de mensen. Dat heeft ook te maken met klimaat en met verdroging. Dat dit een buitengewoon ingewikkeld probleem is, moge duidelijk zijn. De heer Koffeman weet ongetwijfeld dat China in Afrika inmiddels een heel grote positie heeft in de landbouw, niet om de Afrikaanse inwoners te steunen, maar om de eigen inwoners in de toekomst van voedsel te voorzien. Dan zie je al beelden opdoemen waarbij de korenvelden aan de linkerkant staan en aan de rechterkant de Afrikanen door de honger omkomen. Dat zijn situaties en problemen die we gezamenlijk moeten aanpakken. Dat kunnen wij niet alleen. Dat moet minimaal op wereldniveau worden besproken met alle grote spelers op het wereldtoneel. Ik heb daar niet de kant en klare oplossing voor bij de hand. Als dat zo was, zou ik die geven. Dan zou ik hier niet staan, denk ik. Maar we zullen beide problemen, zowel de vluchtelingenstromen door strijd als vluchtelingenstromen van mensen die op drift zijn geraakt door pure honger en door de drang om te overleven, moeten aanpakken. Dat betekent dat er ook iets met het klimaat moet gebeuren. 

De heer Koffeman (PvdD):

Aanvullend hierop. De Columbia-universiteit heeft recent studie gedaan naar het ontstaan van het conflict in Syrië en zij concludeert dat dit een droogteconflict, een waterconflict is. Het gaat hier niet om een religieus, een etnisch of een politiek conflict. In die zin lijkt mij dat, waar wij in Europa met TTIP en samen met de Verenigde Staten — wij tegen de rest — die droogte en honger alleen maar verder stimuleren, verwacht ik dat de VVD niet alleen maar zegt dat we de vluchtelingen in hun eigen regio moeten opvangen, wat in 93% van de gevallen al gebeurt. Ik verwacht dat de VVD serieus werk gaat maken van de menselijke invloed op de verdroging en op de klimaatverandering. Daar hoor ik de VVD eigenlijk heel weinig over. Dus wanneer je de voedingsbodem van het conflict, van de problemen en van de vluchtelingenstromen niet wegneemt, heb je weinig recht van spreken. Als je ze verergert, heb je geen recht van spreken. 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Dat is waar. Dat ben ik met u eens, maar u betrekt het nu helemaal op de droogte en de klimaatproblematiek. Het is een combinatie van factoren. Er is inderdaad droogte, klimaat en hongersnood, maar tegelijkertijd is er ook een strijd gaande die maar niet ophoudt in de landen waar we het over hebben. Als we het over droogte en klimaat hebben, weet u ook dat China, als een van de grote spelers in Afrika op dit moment, een acuut waterprobleem heeft. Men moet 200 meter de grond in om water te vinden en dan is het nog verontreinigd. De Jangtsekiang staat droog bij wijze van spreken. Het waterprobleem is daar misschien nog wel groter dan elders in de wereld. Dat geeft aan dat een mondiale aanpak van dat probleem nodig is, willen wij überhaupt niet in een toenemend aantal conflicten om water verzeilen. Eén ding staat immers vast: water is de casus belli van de komende periode. 

De heer Koffeman (PvdD):

Ik ben blij dat collega De Graaf erkent dat water het grote knelpunt gaat worden. Ik hoop heel erg dat de VVD daar ook werk van gaat maken en dat zij niet alleen de vraag stelt hoe de economie en de handel kunnen worden aangejaagd. Wij weten immers dat wij vier aardbollen nodig hebben als ons consumptiepatroon wordt overgenomen door de rest van de wereld. Het aanjagen van de economie is dus niet de oplossing, maar veel eerder het probleem. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik heb ook een vraag aan de heer De Graaf. Hij houdt een duidelijk pleidooi voor een gezamenlijke aanpak van de vluchtelingen- en migratieproblematiek. Neemt hij met zijn woorden ook afstand van het voorstel van zijn collega Azmani in de Tweede Kamer en van zijn partij om de grenzen van Europa te sluiten voor vluchtelingen? 

De heer Fred de Graaf (VVD):

De opmerkingen die in de Tweede Kamer zijn gemaakt over de opvang in de regio acht ik valide. Het zal een combinatie van maatregelen moeten zijn. De opmerking over het sluiten van de grenzen van Europa vind ik niet realistisch om de doodeenvoudige reden dat grenzen altijd te doorbreken zijn. Dit blijkt iedere dag. De maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om de vluchtelingenstromen uit Noord-Afrika te stoppen, werken niet en het aantal vluchtelingen neemt alleen maar toe. Dat heeft ook te maken met de instabiele situatie in Noord-Afrika en met name in Libië. Ook hier moet je weer een gecombineerde aanpak zien te vinden waarbij enerzijds stabiliteit in de landen van herkomst wordt gerealiseerd — maar hoe moeilijk is dat niet met alles wat op dit moment gaande is in het Midden-Oosten en Afrika — en anderzijds mensen in de regio worden opgevangen zonder dat zij daar weer op de vlucht worden gejaagd. Zo ligt het Palestijns vluchtelingenkamp bij Damascus al dagen onder vuur. Die situaties zijn schier onoplosbaar, maar er moet echt iets aan worden gedaan. Dus veilige plaatsen voor de opvang, maar tegelijkertijd moeten wij realistisch zijn. Wij kunnen dat niet voor alle mensen daar regelen en daarom zullen er mensen blijven komen. Daarvoor moeten wij ook een adequate oplossing vinden. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Het is goed te horen dat de heer De Graaf hier veel genuanceerder naar kijkt en dat hij zegt dat de EU hierin ook een verantwoordelijkheid te dragen heeft. Veruit het grootste deel van de mensen wordt al in de regio opgevangen. De heer Koffeman heeft dat ook al gezegd. Wij weten dat 3,2 miljoen Syrische vluchtelingen worden opgevangen in een paar landen in de regio. Libanon, dat maar 4 miljoen inwoners heeft, vangt 1,2 miljoen vluchtelingen op. Het is bijna niet te bevatten hoe dat moet gaan. Daar heerst ook een voedseltekort. Zou de EU naast een toelatingsbeleid voor de mensen die hier spontaan komen, ook een gezamenlijk hervestigingsbeleid moeten vaststellen? Ik doel dan op een uitnodigingsbeleid via UNHCR voor mensen in de kampen die te kwetsbaar zijn om daar te blijven. UNHCR vraagt onder andere aan de EU om een aantal van hen op te nemen. Dat gebeurt nu op vrijwillige basis en dat levert heel grote verschillen op. Duitsland heeft er 30.000 uitgenodigd en Nederland 250. Is de heer De Graaf van mening dat daarover gezamenlijke afspraken op EU-niveau moeten worden gemaakt? 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Absoluut, en dat heb ik ook aangegeven. Ik pleit in mijn inbreng ook voor een meer assertieve opstelling van de Europese Unie bij het zoeken naar een oplossing voor dit probleem. Dat heeft alles te maken met de consequenties van de huidige situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Ik heb al gezegd dat de opvang ter plekke ook niet zomaar kan worden geregeld, maar je zult ervoor moeten zorgen dat die mensen in leven blijven. Ze ergens in een kamp zetten en dan alleen laten, zal ook niet werken, want dan raken zij vanzelf weer op drift. Daarnaast zullen wij op een adequate manier moeten omgaan met de stromen die Europa weten te bereiken. Ik vind dat dit om een Europabrede aanpak vraagt. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dus inclusief ook het uitnodigingsbeleid? Wij moeten dus niet alleen afwachten wie het lukt om … 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Dat kan daarvan onderdeel uitmaken als daarover goede afspraken worden gemaakt tussen UNHCR en de Europese Unie. 

Mevrouw de voorzitter. De urgentie van het dossier over de migratieproblematiek lijkt nog niet ten volle in alle burelen te zijn doorgedrongen. De vraag aan de regering is dan ook welke inzet Nederland kiest. Zou daarbij niet eerst een duidelijke afbakening van categorieën migranten moeten plaatsvinden opdat voor de verschillende groepen ook verschillende oplossingen kunnen worden gezocht? Dit is ook een punt dat hierbij een rol speelt. 

Ten slotte is, alles overziende, de cruciale vraag: quo vadis Europa? Zullen de 28 lidstaten van de EU er uiteindelijk in slagen een politieke punt op de horizon te zetten? De VVD-fractie maakt zich namelijk geen zorgen over de institutionele discussies waarin de EU zich graag onderdompelt, maar wel over de kennelijke onwil om ook in politieke zin stappen vooruit te zetten als gevolg waarvan op cruciale en urgente beleidsdossiers de besluitvorming stagneert of wordt afgezwakt bij gebrek aan consensus. Kortom: acht de regering de EU als economische gemeenschap op den duur houdbaar zonder een verdergaande politieke inbedding? 

De VVD-fractie wenst de regering veel succes bij de voorbereiding en volbrenging van het voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2016. 

De heer Elzinga (SP):

Het is ook mij met de heer De Graaf niet helemaal duidelijk waar wij met Europa en de EU naar op weg zijn. Het is mij echter ook niet helemaal duidelijk welke koers de VVD in dezen voorstaat. Pleit de heer De Graaf nu voor meer politieke inbedding? 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Dat heb ik net gezegd. Ik denk dat de economische gemeenschap in Europa meer politieke inbedding nodig heeft om ook op termijn in stand te kunnen blijven. Wij zien wat de crisis teweeg heeft gebracht. De heer Van der Linden zei dat iedere crisis uiteindelijk meer samenwerking brengt. Ik twijfel daaraan. Met name de aanpak van de crisis heeft ook tot meer verdeeldheid in Europa geleid. Zonder een meer politiek Europa kunnen wij naar mijn mening de economische gemeenschap uiteindelijk niet overeind houden. Het is ook in de politiek begonnen; het was een vredespolitieke inzet die tot een gezamenlijke economie heeft geleid. Die economie houdt Europa overeind en heeft vrede gebracht met alle waarborgen daaromheen, maar wij staan nu op een kruispunt van wegen waar duidelijke keuzes moeten worden gemaakt. Willen wij in politieke zin samen meer doen in Europa of willen wij dat niet? 

De heer Elzinga (SP):

Zeker. Het startpunt van Europa was heel duidelijk een politiek project en ook een heel mooi en nastrevenswaardig project. Op het ogenblik bevinden wij ons inderdaad op een kruispunt van wegen. De heer De Graaf pleit voor een richting die ik van de VVD in de Tweede Kamer nog nooit heb gehoord. Is dit de richting van de VVD, van de VVD-senaatsfractie of een persoonlijke richting? 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Ik spreek namens de VVD-fractie in de senaat. Het is bekend dat die niet altijd exact dezelfde mening verkondigt als de fractie in de Tweede Kamer. Dat is de afgelopen jaren ook wel gebleken. Dat is goed om uiteindelijk tot een juiste beslissing te komen. 

De heer Elzinga (SP):

Dat kan zeker heel goed zijn. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Elzinga. 

De heer Elzinga (SP):

Dank u, mevrouw de voorzitter, tot slot. De premier, een partijgenoot van de heer De Graaf, heeft twaalf dagen geleden bij de behandeling van de Staat van de Unie in de Tweede Kamer gezegd dat niemand meer voorstander is van een ever closer union zoals dat in Maastricht is vastgelegd. Ik wist toen al dat hij buiten de heer Van der Linden rekende, maar kennelijk dus ook buiten de Eerste Kamerfractie van de VVD. 

De heer De Lange (OSF):

Ik zit toch ook met een vraag. De heer De Graaf zet uiteen dat er een spanningsveld is tussen een economisch samenwerkend Europa met alles wat daarbij hoort en een eventuele politieke unie. Hij bepleit een verdergaande politieke unie om de economische samenwerking in stand te houden. Ik hoor hem echter helemaal niet over één, naar mijn gevoel heel cruciaal, onderwerp in dit verband. Als wij kijken naar de stappen die zijn en worden gezet in de richting van een politieke unie, zien wij dat er langzamerhand een breed besef is ontstaan dat wij juist op dat punt kampen met een geweldig democratisch tekort. Ik ben benieuwd hoe de Eerste Kamerfractie van de VVD over dat democratisch tekort denkt. Ik zou toch zeggen dat een partij die zelfs het woord "democratie" in haar naam heeft, zich met name over dat onderwerp grote zorgen zou moeten maken. Ik ben erg benieuwd wat de heer De Graaf daarover te zeggen heeft. Tot nu toe heb ik er nog niets over gehoord. 

De heer Fred de Graaf (VVD):

U hebt het over een democratisch tekort. Kijkend naar de start van de Europese Gemeenschap, later de Europese Unie, en alle verdragen die vervolgens zijn afgesloten, denk ik dat er wel gewerkt is om dat democratische tekort kleiner te maken. Het Europees Parlement heeft duidelijk een belangrijker rol gekregen. Het is een rechtstreeks gekozen parlement, dus daar valt weinig op af te dingen. Daar staat tegenover dat de institutionele opbouw van de Unie op een aantal punten niet voldoet aan, zoals je het zou kunnen noemen, het democratisch model. Ik denk dat dit zo zal blijven, als we alleen maar blijven kijken naar de economische ontwikkeling van de Europese Unie. Pas wanneer je in politiek-bestuurlijke zin stappen durft te zetten en dat ook wilt doen, kun je werken aan het bijstellen van de institutionele organisatie. En daarmee kun je wellicht weer dichter bij dat ideale democratische model komen. 

De heer De Lange (OSF):

Collega De Graaf spreekt over een klein democratisch tekort. 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Ik heb het woord "klein" niet genoemd. 

De heer De Lange (OSF):

Nee, maar u ziet het als een probleem, weliswaar een beetje in de marge, maar in elk geval oplosbaar. 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Dat zijn uw woorden, mijnheer De Lange. 

De heer De Lange (OSF):

Laat mij dan een belangrijk punt naar voren brengen. Als we kijken naar de monetaire politiek, dan zien we dat de Europese Centrale Bank nog eens 1.000 miljard naar voren heeft gebracht. Van die 1.000 miljard is slechts een derde door democratische beslissingen van parlementen onderbouwd. Twee derde is dat dus niet. Er is dus 600 à 700 miljard door de Europese Centrale Bank uitgegeven zonder dat daarop democratische controle heeft plaatsgevonden. Dat is geen peanuts, zou ik denken. Het is een enorm probleem, en ik ben erg benieuwd hoe u daartegen aankijkt. 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Daar kunnen we lang en breed over discussiëren met elkaar. Volgens mij kan in ons eigen land de Nederlandsche Bank beslissingen nemen zonder dat de beide Kamers der Staten-Generaal zich daarover uitgelaten hebben. Zo zit het financieel-monetaire systeem nu eenmaal in elkaar. Dat is ook in Europa zo. Ik zou ook niet weten hoe het anders zou moeten, anders komt er geen besluitvorming tot stand op dit punt. We zitten — dat hoop ik althans — met z'n allen aan het einde van een financieel-economische crisis die op alle mogelijke manieren moet worden bestreden, of wij dat nu linksom, rechtsom, middendoor, onderlangs of bovenlangs doen. De Europese Centrale Bank speelt daar een eigen rol in en heeft daar ook een eigen afweging in gemaakt. Je kunt erover twisten of dat de juiste afweging is, maar vaststaat dat het bedoeld is om Europa blijvend uit de crisissituatie te brengen. En u weet misschien wel beter dan wie dan ook in deze Kamer dat crisis bestrijden met unanimiteit op het punt van de stemmingen en de besluitvorming niet de beste methode is. Daar kan ik ook uit eigen ervaring over meepraten. 

De voorzitter:

Mijnheer De Lange, u mag nog even heel kort reageren. 

De heer De Lange (OSF):

Ik dank collega De Graaf voor zijn antwoorden. In mijn eigen termijn zal ik juist ook op deze problematiek ingaan. Ik hoop dat hij dan van zijn kant zal reageren op wat ik te zeggen heb. 

De heer Fred de Graaf (VVD):

Oké. 

De voorzitter:

En daarmee bent u aan het einde van uw betoog gekomen. 

Het woord is aan mevrouw Faber-van de Klashorst. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Voorzitter. We beslissen iets, we brengen dat dan in en wachten dan enige tijd om te zien wat er gebeurt. Volgt er geen misbaar, breekt er geen opstand uit — de meesten begrijpen toch niet wat er is beslist — dan gaan we weer verder, stap voor stap, tot er geen terugkeer meer mogelijk is. Treffender kan ik het niet schetsen dat de EU niets heeft met democratie dan met deze woorden van Jean-Claude Juncker. Eenieder die de democratie koestert, begrijpt dat wij zo snel mogelijk van dit ondemocratische instituut, genaamd de EU, af moeten. De Europese Unie ligt als een verstikkende deken over Europa, een gebied waar alle Menschen Brüder werden, tenminste volgens het Europese volkslied. Een volkslied dat uitdrukking moet geven aan de Europese idealen van vrijheid, vrede en solidariteit. Een volkslied dat enkel wordt gedragen door de melodie van de negende symfonie van Ludwig van Beethoven en in ieder geval niet door de Europeanen. Een prachtige melodie die de mens meesleept, maar ondertussen wordt de Europese agenda langzaam uitgerold, stap voor stap, tot er geen weg meer terug is. 

Wij hebben de keuze: eurofiel of democraat. Deze begrippen sluiten elkaar trouwens wel uit: de Nederlandse vrijheid of het Brusselse juk. Samenwerking op basis van vrijwilligheid of op basis van bevel. Zelf onze economie weer opbouwen of falende landen, zoals Griekenland, kunstmatig op de been houden. De grenzen sluiten tegen islamisering of buigen voor de islamitische broedplaatsen, de moskeeën die overal binnen de EU uit de grond schieten, gefinancierd door …. Ja, door wie eigenlijk? Misschien kan de minister daar enige duidelijkheid in scheppen? Concreet: heeft de minister zicht op de financiering van deze moskeeën in Europa en in het bijzonder in Nederland? 

Vrijwel alle partijen in dit huis buigen in adoratie voor de EU. Zij proberen andersdenkenden aan hun zijde te krijgen door bangmakerij. EU-kritische geluiden worden gedemoniseerd en geridiculiseerd. De PVV offert de democratie en onze vrijheid niet op aan het grote Europese project, dit in tegenstelling tot de Europese elite die koste wat het kost de Europese federale droom wil verwezenlijken, dit door middel van complexe processen en een enorme stroom aan wet- en regelgeving die ons land verstikt en verstrikt. Vraagt de elite zich wel eens af wat de kiezers willen? Nou, liever niet. De uitkomst van het referendum werd ook niet als prettig ervaren, met als gevolg dat de kloof tussen kiezer en politiek steeds groter wordt. En de kiezer ziet dat, die ervaart dat. De kiezer heeft toegang tot veel informatie via het internet. De kiezer vindt ook gelijkgestemden via het internet en wordt zich steeds meer bewust van het bedrog van de elite. Dat is ook terug te zien in de peiling van de Eurobarometer. Daaruit blijkt dat slechts 31% van de Nederlanders een gematigd positief beeld heeft van de EU. In de peiling staat verder dat de helft van de Nederlanders geen vertrouwen heeft in de EU. Laat dit even tot u doordringen! Dat vertrouwen zou je terug kunnen winnen door de burgers zich in wezenlijke zaken zelf te laten uitspreken in een referendum. Dat is echter wel het laatste waar de eurofiele politici aan denken. Het gevaar bestaat immers dat de Nederlandse bevolking de euro weg zou kunnen stemmen of zelfs dat heel Europa wordt gezien als een schrikbeeld. 

Nederland is al jaren de grootste nettobetaler binnen de EU. De kosten om lid te mogen zijn, waren in 2014 8,4 miljard euro. Deze rekening komt bovenop de miljardenbezuinigingen die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd om Brussel met de 3%-norm te behagen. En dan heb ik het nog niet eens over de garantiestellingen en de leningen aan Griekenland. Griekenland dat zich gedraagt als een dreinend kind: krijgen wij onze zin niet, dan zetten wij de grenzen open voor alle gelukszoekers uit de islamitische wereld die haar oorlogen graag naar Europa zou uitbreiden. Nederland betaalt met de zojuist genoemde 8,4 miljard evenveel aan de EU als Estland, Letland, Litouwen, Tsjechië, Slowakije, Kroatië, Griekenland, Roemenië, Hongarije en Bulgarije bij elkaar. 

De heer Koffeman (PvdD):

Ik hoor een aantal keren Griekenland voorbijkomen. Ik wil vragen of Griekenland nou slachtoffer is van het Europese project of dat het Europese project slachtoffer is van Griekenland in de ogen van de PVV. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dat is een mooie vraag. Zij zijn eigenlijk slachtoffer van de EU, want hun hele monetaire beleid is aan hen opgelegd. Voordat ze in de euro zaten, konden ze, als het slecht ging, hun valuta devalueren zodat ze weer konden concurreren. 

De heer Koffeman (PvdD):

Is collega Faber dan niet met mij van mening dat het eigenlijk niet aardig en netjes is om de Grieken weg te zetten als een stel dreinende kleuters, als zij van mening is dat de Grieken slachtoffer zijn van het Europees project? Wij hebben daar als een soort Wehkamp geleverd in de wetenschap dat er geen betaling zou komen en dat degenen die die rek niet hebben en die ook niet meer kunnen devalueren omdat ze geen eigen munt meer hebben, slachtoffer zijn. Naar mijn gevoel vraagt u aandacht voor het feit dat Europa slachtoffers maakt, waarna u de slachtoffers in de verdachtenbank zet. Dat begrijp ik niet goed. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wat is nu concreet uw vraag? 

De heer Koffeman (PvdD):

Of u niet met mij van mening bent dat het niet netjes is om de Grieken aan te klagen en dat het veel beter is om Europa aan te klagen voor wat het de Grieken aandoet. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Voor alle duidelijkheid: zoals u weet, heeft de PVV niets met de Europese Unie in haar huidige vorm. Daarnaast is het zo dat de Grieken uit eigen beweging lid zijn geworden van Europese Unie. Ze hebben de cijfers op een bijzondere wijze gepresenteerd, om het op een nette manier te zeggen. We weten allemaal in dit huis hoe het in elkaar zit. Ze zijn er dus zelf ingestapt. Niemand heeft ze er met een knuppel ingeslagen. Ze hebben het zelf gedaan. Ze zijn ook zelf al die leningen aangegaan, maar nu hebben ze geen zin om terug te betalen. Dat is eigenlijk ook haast een onmogelijke opgave. Ze zeggen: als wij geen geld krijgen, zetten wij toch lekker de grenzen open! Dat is gewoon je reinste chantage. 

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Koffeman. 

De heer Koffeman (PvdD):

Het is toch overduidelijk dat de Grieken met hun rug tegen de muur staan en dat de betalingen van de EU aan Griekenland niet ten goede zijn gekomen aan de Griekse burgers — u komt op voor burgers — maar vooral aan westerse banken? Ik denk dat het in die zin in uw analyse zou passen om de Grieken met iets meer consideratie te benaderen. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Op dat laatste punt ben ik het niet eens met de heer Koffeman, maar hij geeft hiermee nog een extra reden aan om de EU op te heffen. 

De voorzitter:

Kort graag, mijnheer De Lange. 

De heer De Lange (OSF):

We kunnen natuurlijk heel lang nadenken over wat er in het verleden verkeerd is gegaan. Dat brengt ons echter geen stap verder. De realiteit van Griekenland is dat het land een staatsschuld heeft van 180% van het nationale inkomen. Je mag heel blij zijn als er van die staatsschuld 2% per jaar wordt ingelost. Als er ooit al van inlossing sprake is, spreken we dus over een periode van 90 jaar. Volkomen zinloos! Er is maar één oplossing, namelijk dat er een schuldenconferentie komt waarbij de schulden in belangrijke mate worden kwijtgescholden, niet alleen voor Griekenland maar voor veel meer andere landen. Dat is de enige weg die met realiteitszin te maken heeft. De rest is populistisch gebabbel, zou ik zeggen. 

De voorzitter:

Is dat uw vraag aan mevrouw Faber? Het is een uitlating, begrijp ik. 

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Het is een uitlating, maar ik wil nog wel even met mijn populistische gebabbel doorgaan. De kwijtschelding van Griekenland is al in volle gang. Ze hoeven immers pas over 30 jaar te gaan aflossen en als we een inflatie hebben van 2%, wordt er zo sowieso al 45% kwijtgescholden. Het is dus al in volle gang. 

Ik ga verder met mijn betoog. Nederlanders hoesten bijna twee keer zoveel belastinggeld op als de Spanjaarden, Britten en Italianen. Ook betalen Nederlanders anderhalf keer meer dan de Fransen en de Duitsers. Dat is toch niet meer aan de Nederlandse burger uit te leggen? Dat blijkt ook wel uit de "eindejaarsbonus", die zelfs de minister van Financiën naar eigen zeggen verraste. U weet wel, die naheffing van 642 miljoen, waarover nog steeds geen openheid van zaken is gegeven. Het lijkt erop dat de minister van Financiën het gewoon niet kan uitleggen. 

Zoals ik tijdens het laatste lijsttrekkersdebat hier in de Kamer heb aangegeven, heeft de islam het vrije Westen de oorlog verklaard. De recente aanslagen in Brussel en Parijs en de constante terreurdreiging maken dat uiterst pijnlijk duidelijk. Ondertussen zet de EU de grenzen wagenwijd open voor nog meer islam. Ook schroomt de EU niet om de islam te faciliteren. Dat is bloedlink. Met de islam valt niet te spotten. Charlie weet er alles van en mijn partijleider Geert Wilders ook. De islam is wars van vrijheid en democratie. Wellicht is dat ook de reden waarom de EU en de islam het zo goed met elkaar kunnen vinden. Ondertussen is de Europese bevolking de dupe. De islam brengt wereldwijd immers alleen maar ellende. Bij vrijwel alle conflicten in de wereld is de islam betrokken of, beter gezegd, de directe oorzaak. Ondertussen is de EU in gesprek met het islamitische land Turkije over toetreding tot de Europese Unie. Dat is vragen om nog meer problemen. Een aantal redenen waarom Turkije nooit, maar dan ook nooit zou moeten toetreden tot de EU. 

Turkije is een islamitisch land en lid van de OIC, een organisatie die de zuivere islam wil implementeren. Dat kan niet samengaan met de westerse cultuur in Europa, welke gebaseerd is op jodendom, christendom en het humanisme. Turkije ligt sinds de verovering van Constantinopel voor 3% op het continent Europa. 97% ligt in Azië. Turkije is buurland van Syrië en Irak. U weet wel, waar IS nu gruwelijk huishoudt. Bij toetreding van Turkije tot de EU worden deze twee landen onze buren. Daar moet je toch niet aan denken! IS staat al aan de zuidgrens en nu komt de oostgrens er ook nog bij. 

Turkije met zijn islam zal bij toetreding tot de EU bepalen wat er in Nederland allemaal moet gebeuren, omdat het grote land met minimaal 80 miljoen inwoners in één klap een dominante partij wordt in de EU. Turkije heeft niets met de vrijheid van meningsuiting. Journalisten worden opgepakt, kritiek op Turkije is strafbaar. Alleen al het noemen van de massamoord op de christelijke Armeniërs betekent vele jaren gevangenisstraf. Turkije heeft niets met de gelijkheid tussen man en vrouw. Hoe kan het kabinet na het horen van al deze punten nog inzetten op toetreding van Turkije? Graag een reactie van de minister. 

De EU moet stoppen met haar pro-immigratiebeleid. We moeten de landen weer in staat stellen om de grenzen te sluiten, zodat we van start kunnen gaan met de-islamisering en onze vrijheid kunnen behouden. Juist die vrijheid staat op het spel. Ik wil het in het bijzonder hebben over de positie van de vrouw binnen de islam. 

Binnen de islam wordt de vrouw gezien als een minderwaardig wezen dat vooral als taak heeft, de man te behagen en vooral veel zonen te produceren. Op talloze posities wordt zij achtergesteld. Denk aan uithuwelijking, eergerelateerd geweld, gedwongen isolement maar ook genitale verminking. Een half miljoen vrouwen binnen de Europese Unie zijn besneden. Ieder jaar lopen binnen de EU 180.000 meisjes het risico om besneden te worden. De vrouw heeft binnen de islam geen regie over haar eigen leven, zij is groepsbezit. Wat doet de EU bij dit alles? Die kijkt weg. Dit terwijl de vrijheid van meningsuiting een onderdeel is van de democratie. Zonder de vrijheid van meningsuiting kan de democratie niet bestaan. 

Dat de EU een discutabele positie inneemt tegenover de islam en de Arabische wereld, blijkt ook uit het volgende. Er gaan in de EU steeds meer stemmen op om een Palestijnse staat te erkennen. Weer een poging om de islamitische wereld te behagen. En het blijft niet bij politieke steun alleen. De Palestijnse Autoriteit ontvangt ook financiële steun. Terwijl de Nederlandse pensioenen worden gekort, betaalt de EU met Nederlands belastinggeld pensioenen voor Palestijnse ambtenaren. Laatst liet het Palestijnse nieuwsagentschap WAFA weten dat de Europese Unie op donderdag 2 april 2015 een bijdrage heeft aangekondigd van 31,6 miljoen euro aan de Palestijnse Autoriteit om de lonen en pensioenen van 68.000 ambtenaren uit te betalen voor de afgelopen maand maart. 

Maar het is nog erger. Tussen 2008 en 2012 is er vanuit de EU 2 miljard euro naar de Palestijnse gebieden gegaan. De Europese Rekenkamer heeft aangegeven dat het niet goed duidelijk is waar deze 2 miljard is gebleven en of het geld is besteed waarvoor het was bedoeld. Hoeveel financiële middelen zijn er de afgelopen tien jaar naar de Palestijnse gebieden gegaan? Wordt gecontroleerd hoe deze middelen worden besteed? 

Terug naar het feit dat er steeds meer stemmen opgaan om een Palestijnse staat te erkennen. Laat ik hierover kort zijn. De Palestijnse staat bestaat al en heet Jordanië. Mensen die in de Palestijnse staat willen wonen, kunnen verhuizen naar Jordanië. Voor alle duidelijkheid, Judea en Samaria zijn Israëlisch. 

Eenieder die de democratie omarmt, kan niet het enige democratische land in het Midden-Oosten, Israël, laten vallen. De PVV staat niet aan de kant van Hamas en de Israëlbashers. De PVV kiest voor de democratische rechtsstaat Israël. Dit baken van licht in het Midden-Oosten verdient onze steun. Alle Europese financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit dient onmiddellijk te worden gestopt en een erkenning van de Palestijnse staat moet direct van tafel. Genoeg is genoeg. 

Wat moet er dan wel gebeuren? Om te beginnen moet dit kabinet kiezen voor Nederland in plaats van voor de Europese Unie. Dit geldt niet alleen voor het kabinet, maar ook voor de gekozen parlementsleden. Wier mandaat hebben zij gekregen? Van de Grieken? De Duitsers? De Roemenen? De Spanjaarden? O nee, het zijn de Nederlanders. Wier belang dienen zij? We moeten uit de Europese Unie, uit de euro. We moeten handel drijven met de hele wereld. We moeten weer baas zijn over onze eigen grenzen, dus uit Schengen. We moeten weer baas zijn over ons eigen geld. We moeten weer een eigen economisch beleid gaan voeren. En we moeten vooral blijven wie we zijn. De massa-immigratie en de islamisering zijn rampzalig voor Nederland. Onze identiteit staat op het spel. We willen geen Eurarabië worden. We moeten nooit, maar dan ook nooit onze manier van leven opgeven. 

Wat brengt de Europese Unie Nederland? Verlies aan soevereiniteit en verlies aan politieke onafhankelijkheid. Sinds 15 jaar is er geen enkele economische groei geweest en zijn er ook geen andere onweerspreekbare voordelen geweest. De eigen nationale gebruiken worden geminacht en worden ingeruild voor de multiculturele samenleving, waarin geen gelijke rechten zijn voor iedereen. De burgers verarmen zowel in economisch als in sociaal opzicht. De enigen die baat bij hebben bij de Europese Unie zijn de leden van de elite die zich aan de Europese trog laaft, de elite die weigert te erkennen dat de Staat van de Europese Unie er een is van verval. De elite wil de Europese Unie steeds verder uitbreiden, want hoe groter het territorium is, des te groter de macht. Ja, want alle Menschen werden Brüder. 

De heer De Vries (PvdA):

Voorzitter. Dank u zeer. Dit zijn alweer de vierde Europese beschouwingen in deze kabinetsperiode en we spreken met de derde minister van Buitenlandse Zaken. Het kabinet heeft het tempo van het aantal besprekingen niet bij weten te houden, maar goed, we begroeten minister Koenders natuurlijk graag bij dit debat. 

Als je aan het einde van zo'n zittingsperiode terugkijkt, zie je dat we in 2012 terugkeken op een ontwrichtende crisis rond de euro, waarin de Europese Centrale Bank de besluiteloosheid van de politiek repareerde. Het is maar goed dat banken niet onder controle van de politiek staan, zeg ik tegen een collega. Sedert dat moment heeft de Unie aardig wat orde op zaken weten te stellen, al zijn de zorgen natuurlijk nog lang niet weg. Frankrijk en Italië leven de begrotingsafspraken niet na. Daarover wordt met begrip gesproken en er worden geen sancties op toegepast, maar het lijkt mij zaak om dat toch met argusogen te blijven volgen. Slechte voorbeelden willen namelijk nog wel eens doen volgen, niet alleen goede. 

Als wij de toetreding van Griekenland tot de eurozone ook met argusogen hadden bekeken, was ons veel ellende bespaard gebleven, net zoals Griekenland waarschijnlijk veel ellende bespaard was gebleven. We horen tegenwoordig vaak dat de eurolanden klaar zijn voor een grexit, erop voorbereid zijn. In technische zin zal dat kloppen, maar in de politieke werkelijkheid zou een Griekse exit een enorme nederlaag voor de Europese Unie betekenen en onoverzienbare politieke schade berokkenen. Van enige afstand krijgt men de indruk dat de afloop van het Griekse drama vooral wordt bepaald door een groep van drie instanties "formerly known as troika". De verbale polarisatie tussen Griekenland en de andere lidstaten vergiftigt het klimaat. Gelukkig heeft het bezoek van premier Tsipras aan Berlijn een beetje bijgedragen aan een min of meer normale gesprekstoon. Spelen andere landen nog een rol op een ander vlak dan alleen het financiële om te kijken of de band die de Unie onderling als waardengemeenschap zou moeten hebben, kan worden versterkt en of Griekenland op een andere manier kan worden bijgestaan dan door er samen de begrotingen van te doorlopen? Ik vraag dit omdat ik mij zorgen maak over de houding van de lidstaten ten opzichte van elkaar. Vandaag zag ik een tweet van de heer Brenninkmeijer. Hij zegt op de van hem bekende wijze dat de Europese Unie een vereniging van onbetrouwbare leden is die meer geld willen halen dan brengen. Hij voegt daaraan nog enige tekst toe, maar de essentie is daarin wel vervat. Hij heeft in het jaar dat hij in de Algemene Rekenkamer heeft gezeten kennelijk geen erg hoge opinie gekregen van de samenhang in bindende zin van de Unie, maar vooral gezien dat men daaruit geld wil halen. 

In de afgelopen jaren en vandaag ook weer hebben wij veel aandacht besteed aan de massale werkloosheid. Kan de minister iets vertellen over de Europese bijdrage op dit punt? Heeft die iets opgeleverd? Krijgt Griekenland daarvan ook een deel? 

Ik constateer met enige vreugde dat de bestrijding van belastingontwijking en -ontduiking tot leven lijkt te zijn gekomen. Het is stellig in de ogen van de burgers een enorme verdienste als hiermee nog meer tempo wordt gemaakt. Ik herinner eraan dat de heer Van Rompuy de omvang van het fenomeen belastingontwijking en -fraude op 1.000 miljard per jaar taxeerde. Dat is geen klein bier. De inzet van extra menskracht voor de bestrijding daarvan zou veel extra rendement opleveren. Nu lees ik vandaag in Het Financieele Dagblad echter dat een hoge functionaris van de Europese Unie, vooral belast met belastingzaken, zegt dat landen elkaar alleen maar tegenwerken. Is dat waar? Hoe beoordeelt de minister de voortgang van dit dossier? Kan hij aangeven of dit tijdens het Nederlandse voorzitterschap weer prominent aan de orde komt? Ik vind het soort berichten als ik vandaag van een hoge functionaris hoor, die niets liever wil dan opschieten, toch wel buitengewoon verontrustend. Wat vindt de regering van de twee Europese richtlijnen over fiscale transparantie? 

Er is een nieuwe Europese Commissie aangetreden die natuurlijk inderdaad nog niet veel heeft kunnen laten zien. Duidelijk is wel dat men van plan is om het buitenlandbeleid herkenbaarder te maken. Dat mag een open deur heten. De zwakke kanten van dat beleid zijn in de afgelopen jaren pijnlijk naar buiten getreden. Ik noem als voorbeeld het Oostelijk Nabuurschap maar. Vorig jaar hebben commissies uit de Eerste Kamer een werkbezoek aan de Europese Commissie afgelegd. De leden van deze commissies konden toen met eigen ogen waarnemen dat er binnen de Commissie zeer verschillende inzichten bestonden en dat die moeiteloos geventileerd werden. Nu ben ik voor pluriformiteit en interesseren verschillende opinies mij altijd mateloos, maar de Commissie zou op zo'n belangrijk stuk toch één visie moeten hebben. De een zag het Oostelijk Nabuurschap als een poging om landen te helpen bij hun economische en politieke ontwikkelingen, zodat de kloof met de Unie niet te groot zou worden en die landen natuurlijk geholpen zouden worden, maar de ander vond dat het eigenlijk een uitbreiding van de Europese Unie was en dat daarom een uitbreiding van de NAVO ook wel gewenst zou zijn. Die twee visies conflicteren met elkaar. 

In haar fraaie boek De schaduw van de grote broer, constateert Laura Starink dat het Europese aanbod aan Oekraïne van een associatieverdrag in Moskou alle stoppen deed doorslaan. Nu ken ik de kwaliteit van de stoppen in Moskou niet, maar het heeft in ieder geval grote betekenis gehad. John Mersheimer, die al geciteerd is door de heer Van der Linden, schreef zelfs vorig jaar in Foreign Affairs dat de crisis in Oekraïne eigenlijk helemaal op het conto van het Westen moest worden geschreven. Dat is een extreem eenzijdige benadering, al was het maar omdat Rusland zich als medeondertekenaar van de akkoorden van Helsinki anders had moeten en kunnen gedragen. Het lijkt mij ook al te gemakkelijk om te veronderstellen dat we, als we met Rusland spreken, te maken hebben met een entiteit met dezelfde rationaliteit en waarden als de Europese Unie en de landen van de Europese Unie. Maar goed, als de nabuurpolitiek van de Europese Unie niet geïnteresseerd is in mogelijke negatieve effecten elders, op de buren van de buren, verdient ze de naam politiek niet. 

Peter d'Hamecourt heeft in een interessant boek, Rusland in Oorlog, eraan herinnerd dat Gorbatsjov indertijd de belofte kreeg dat het Westen geen avances zou maken in de richting van de nabuurstaten van Rusland. Maar d'Hamecourt zegt, je hoort dat vaker, dat deze zelfstandige staten hun eigen wil kunnen doorzetten. Ze hebben niets met anderen te maken en hebben het volste recht om te kiezen voor EU en NAVO. Ik ben het daarmee eens, maar de consequentie die d'Hamecourt en velen met hem daaraan verbinden, is dat de NAVO en de EU zouden moeten zeggen "als u dat wilt, dan doen wij dat." Rusland heeft geen droit de regard over wie er lid mag worden van de EU of de NAVO. Dat is een beslissing die de lidstaten zelf moeten nemen op basis van een afweging van belangen, waarbij ook de eigen veiligheidsbelangen en de effecten die een beslissing heeft op de eigen veiligheidssituatie goed moeten worden afgewogen. Het is heel belangrijk om in dat verband de geschiedenis goed te kennen. Zo-even is al gememoreerd dat er onlangs nogal wat relevante geschiedenis is bijgekomen. Ziet de minister ook dat het een afweging moet zijn van de lidstaten van de Unie om dat te doen en dat wensen van andere landen nooit de doorslag kunnen geven? Is hij het met mij eens dat men in het verleden daarin misschien iets te makkelijk is meegegaan? 

Een belangrijk initiatief van de nieuwe Commissie is om te komen tot betere regulering. Soms zegt men dat Europa alleen de hoofdzaken moet doen en de landen de kleine dingen. Ik meen dat de heer Van der Linden dat net zei. Dat lijkt mij helemaal onjuist. Het één is niet belangrijker dan het ander. Doorslaggevend moet zijn of het vanwege grensoverschrijdende problematiek of ontbrekende soevereiniteit noodzakelijk is een probleem gezamenlijk aan te pakken, en dat landen die zaken zelf opknappen die zij zelf aankunnen. 

De heer Van der Linden (CDA):

Even een opmerking voordat hier een misverstand ontstaat. De heer De Vries zegt dat de heer Van der Linden zei dat op het niveau van Brussel de belangrijke zaken worden opgelost en de minder belangrijke zaken op nationaal niveau. Dat heb ik niet betoogd. Ik heb betoogd dat de Europese Unie zich moet beperken tot de kernzaken die grensoverschrijdend zijn en waarbij wij op nationaal niveau niet in staat zijn om effectieve maatregelen te nemen. 

De heer De Vries (PvdA):

Dat hebt u inderdaad gezegd. Ik dacht alleen dat ik u ook hoorde spreken over grote en kleine problemen. 

De heer Van der Linden (CDA):

Ik heb een Eurocommissaris geciteerd: vanuit het grote perspectief kun je stellen dat kleine zaken ook belangrijk kunnen zijn, alleen zijn die kleiner dan de grote. 

De heer De Vries (PvdA):

Dat houdt toch wel appreciatie in van wat belangrijk is; daar ging mijn opmerking over. Ik moet er niet aan denken dat men in Brussel alleen maar over de grote en belangrijke dingen zou gaan nadenken, want ik zou daar vanuit de nationale parlementen toch ook graag bij betrokken willen zijn. 

Goed. Minder Europese regelgeving waar die niet nodig is, zal hopelijk ontmoedigend werken op hen die Brussel graag van bemoei- en bedilzucht betichten. Voor de burgers is het maar een klein stapje en er zal meer moeten gebeuren. De heer Van Rompuy zei indertijd dat hij wakker lag vanwege het gebrek aan draagvlak bij de burgers, maar wakker liggen helpt niet echt. Er is een enorme onbekendheid, daar is vandaag eerder aan gerefereerd door verschillende sprekers, over hoe de Unie eigenlijk werkt en wat de verhouding is van de Unie tot de lidstaten en hoe de parlementen daarbij betrokken zijn. Ik heb al een paar keer namens mijn fractie betoogd dat weloverwogen en goed gestructureerde informatievoorziening over de Europese Unie ontbreekt. In het onderwijs wordt daarvoor te weinig plaats ingeruimd; ik kan daar uit eigen ervaring uren over spreken. Ik heb dit al een paar keer aan de orde gesteld en dat wordt gelukkig heel welwillend aangehoord, want waarom zou je daartegen zijn? Ik zie niet dat dit vorm krijgt. De minister heeft onlangs gezegd dat hij niet tevreden is over wat er op dat gebied gebeurt, maar waarom brengt hij niet een keer in kaart wat er precies op het gebied van informatiebeleid door de regeringen, de Unie en andere instanties verricht wordt en welke middelen daarvoor beschikbaar zijn? Zou hij daar ook een oordeel aan kunnen verbinden of dit wel of niet adequaat is? 

In het kader van het Nederlandse voorzitterschap zal er een publiekscampagne worden gehouden, vertelde minister Timmermans ons. Dat zal wel een voorlichtingscampagne zijn, maar ik hoop dat dit niet een eenmalige eruptie van folders wordt; dat lost het probleem echt niet op. We hebben hier te maken met een structureel probleem en het is voor mensen een enorme stap om te begrijpen en in hun eigen afwegingen te incorporeren dat wij functioneren in een groter geheel. Veel belangrijker dan voorlichting lijkt mij dat burgers zien dat de Unie een evidente meerwaarde heeft. We hebben daar de laatste jaren niet veel geluk mee gehad, maar de Unie kan in veel zaken actief zijn en presteren. Daarmee kan de Unie veel voor haar burgers betekenen. 

De heer De Graaf heeft vanochtend het dossier genoemd van de grensoverschrijdende mogelijkheden voor werknemers. De regering heeft ons daarover een brief gestuurd, waarvoor nogmaals mijn dank. Dat dossier beweegt zich helaas met de snelheid van een slak. Ik zag dat er inmiddels drie ministers bij betrokken zijn, want ook de minister-president heeft in de Tweede Kamer gezegd dat hij ook altijd naar die besprekingen gaat. We hebben dus te maken met hem, met de minister van Buitenlandse Zaken en met de minister van Binnenlandse Zaken. Uit eigen ervaring weet ik dat dat een garantie is dat er niets gebeurt. U zult dat weerspreken, ook dat weet ik uit ervaring, maar waarom worden er niet wat taskforces opgericht? Die zouden als opdracht kunnen krijgen om te bezien wat er nodig is in de fiscale en sociale wetgeving. Met name in de grensregio's zijn er veel ideeën die bij het kabinet bekend zijn en waaraan gewerkt moet worden. De ministers zullen ongetwijfeld constateren dat er in hun apparaat mensen mee bezig zijn en dat het dossier op een stapel ligt, maar bezig zijn met iets is ook heel moeilijk. Waarom kunnen we niet wat meer resultaten zien? Voor mensen in de grensstreken is dat heel urgent, maar ook voor de landen die dat aangaat is het buitengewoon nuttig. 

Europa moet de zaken voor de burgers in ieder geval niet lastiger maken. Wie de afgelopen maanden de aandrang had om van bank te veranderen, heeft gemerkt dat dat nog niet zo simpel is: je kunt je eigen nummer niet meenemen. Waarom niet? Omdat onder druk van een geslaagde lobby van de banken in de Europese IBAN-code de naam van de bank is opgenomen. Daar gaat men wat aan doen. Ik las dat er een voornemen bestaat om dat in 2019 te gaan aanpakken en dan met voorstellen te komen. Als je kijkt naar de gemiddelde duur van een voorstel, dan zijn we nog vijftien jaar bezig voordat er iets gebeurd is. Dat kan toch niet? Burgers hebben er soms genoeg van en willen weg bij hun bank. Dit is een geniale inbreuk op de marktwerking. Echt geniaal! Je hebt in het systeem je eigen rem ingebouwd en dat is voor banken die op andere terreinen reuze voor marktwerking zijn een curieuze zaak. Ik zou graag willen dat we in Europa zouden zeggen: kom op, laten we bekijken hoe we dat probleem eerder kunnen oplossen, want dan kunnen we de burgers iets laten zien. 

Volgend jaar is Nederland voorzitter van de Raad van Ministers. Dat voorzitterschap heeft een iets ander karakter dan in het verleden, maar is daarom niet minder belangrijk. Ook als sommige dingen niet meer mogen, kun je ze natuurlijk wel proberen; je moet wel je stempel op dat voorzitterschap blijven drukken. De regering plaatst haar eigen agenda binnen de prioriteiten van de Europese Raad. Deze Raad heeft een agenda opgesteld voor de Unie in tijden van verandering. Ik heb dat op me laten inwerken. Kennelijk is er ook een agenda voor de Unie niet in tijden van verandering, maar het voorzitterschap van Nederland zal zich daarbinnen situeren. Bij die agenda wordt aangetekend dat zich een toenemend spanningsveld zou aftekenen tussen, ik citeer: "enerzijds vergaande maatregelen die nodig worden geacht om knellende problemen het hoofd te bieden, en anderzijds het draagvlak onder burgers voor deze voortschrijdende maatregelen." Ik vind dat in dat soort formules de burger altijd onrecht wordt gedaan. De burger is waarschijnlijk hier en daar wel tegen dingen maar de burger is waarschijnlijk hier en daar ook wel voor dingen. Ik vind dat er op die manier veel te generaliserend over de gevoelens van burgers wordt gesproken, die noch aan hun zorgen noch aan hun aspiraties rechtdoet. Er is een veelheid aan zaken waar burgers de Unie graag actiever zouden willen zien. Ik noem het bestrijden van de werkloosheid, het tegengaan van belastingontwijking en -ontduiking, het beschermen van de privacy, het bevorderen van vrede en veiligheid en het bestrijden van georganiseerde criminaliteit. Dat zijn allemaal zaken waar je de handen voor op elkaar kunt krijgen als je die zichtbaar zou kunnen maken. 

De Unie maakt wel haast met de TTIP-onderhandelingen. Voor het eind van de ambtstermijn van president Obama moet dat verdrag klaar zijn. Waarom dat het geval is, ontgaat mij. Waarom niet voor het eind van de ambtstermijn van de heer Juncker? Of denkt men dat die korter is? Is men bang dat een volgende Amerikaanse regering dit verdrag niet wil? Maar is het verdrag dan wel duurzaam? Ik zou zeggen: kijk daar eens rustig en verstandig naar, weeg het af en overhaast het niet. Ik kan het ook niet helemaal overzien, maar dat komt omdat wij op grote afstand staan. De positief becijferde economische groei — ik meen 0,5% over tien jaar — valt nogal tegen. Verder zijn het sommetjes die mij een beetje doen denken aan de doorrekening van nationale verkiezingsprogramma's die in de verre toekomst vaak veel positievere effecten lijken te hebben. Maar over de negatieve effecten gesproken, er zijn altijd winnaars en verliezers bij zo'n verdrag. Er is nog maar heel weinig over te zeggen. De sociale gevolgen zijn moeilijk voorspelbaar. Een land met slechtere sociale condities dan Europa kan waarschijnlijk gemakkelijker en goedkoper produceren. Amerika heeft een heel ander belastingsysteem dan Europa. Het heeft zich niet aan een aantal ILO-conventies gebonden. Kortom, er is gerede aanleiding te denken dat het zeer gewenst is om goed te kijken naar het risico van ongewenste druk op het Europese sociaaleconomische systeem. Ook heeft Amerika al een interne markt die ontzettend goed is ontwikkeld, eigenlijk uitontwikkeld, terwijl Europa daar nog steeds mee bezig is. Er wordt ook gevreesd voor milieueffecten. Ik heb het dan niet alleen over de chloorkip. Er is sprake van milieueffecten. Ik zie dus heel graag dat men hier de tijd voor neemt en een en ander niet overhaast. 

De heer Koffeman (PvdD):

Collega de Vries werpt naar mijn gevoel een aantal zeer terechte vragen op over TTIP, maar zijn collega's in de Tweede Kamer lijken een stuk verder te zijn in hun conclusies. Vindt de heer De Vries dat de vragen die hij te berde brengt reden zouden kunnen zijn voor een pas op de plaats, of gaat hij niet verder dan de opmerking dat men er de tijd voor moet nemen en dat er rustig naar moet worden gekeken? 

De heer De Vries (PvdA):

Ik begrijp helemaal niet wat de heer Koffeman wil zeggen. 

De heer Koffeman (PvdD):

De collega's van de heer De Vries in de Tweede Kamer hebben aangegeven dat men TTIP misschien helemaal niet moet willen. Zij gaan daarmee verder dan de heer De Vries. De heer De Vries somt een aantal vragen op en hij pleit ervoor de tijd te nemen. Je mag toch van een grote regeringspartij meer dan dat vragen? Je mag misschien vragen naar de conclusies ten aanzien van TTIP en het tempo waarin een en ander plaatsvindt. Misschien kan de heer De Vries komen tot een pleidooi ten aanzien van TTIP, anders dan het stellen van vragen daarover. 

De heer De Vries (PvdA):

Ik debatteer hier vandaag met de Nederlandse regering. Ik neem aan dat mijn collega's in de Tweede Kamer dat ook allemaal hebben gedaan. Dit zijn de vragen die ik aan de regering wil voorleggen. Ik mag toch van de PvdD verwachten dat men daar een beetje begrip voor heeft. 

De heer Koffeman (PvdD):

Ik begon mijn interruptie met te zeggen dat ik begrip heb voor de vragen van de heer De Vries, maar ik vroeg hem of hij, anders dan het stellen van vragen, ook conclusies trekt ten aanzien van TTIP en de handelwijze ten aanzien van TTIP. 

De heer De Vries (PvdA):

Als de heer Koffeman goed naar mijn vragen had geluisterd, had hij daar waarschijnlijk uit opgemaakt dat ik vind dat je, gelet op het feit dat er van alle kanten grote bezwaren worden opgeworpen, misschien niet aan zo'n enorm avontuur moet beginnen. Het gebeurt vaak met grote stelselwijzigingen — dit is een stelselwijziging — dat men er wel aan begint maar er nooit meer uitkomt. Het is heel moeilijk om zoiets terug te draaien. We hebben bijvoorbeeld de liberalisering van de financiële markten gehad. Dat was in de negentiger jaren een geweldig idee, maar het heeft goud gekost. Als we nu terugkijken en ons afvragen of we die kwestie verstandig hebben aangepakt indertijd, zeggen waarschijnlijk veel mensen dat we het misschien beter niet hadden kunnen doen. Misschien is zo'n enorme verbreding van je markt ook iets waarvan je moet zeggen: even niet doen. Ik heb echter het gevoel dat wij met een verstandige regering te maken hebben en dat ik haar een aantal vragen in dit opzicht prima kan voorleggen. 

De heer Koffeman (PvdD):

Het heeft enige moeite gekost, maar ik hoor collega De Vries nu zeggen dat je er misschien helemaal niet aan moet beginnen. De radicalisering die afgelopen weekend op het congres van de PvdA was te horen, klinkt nog niet helemaal door in zijn woorden maar ik ben erg blij dat de heer De Vries niet volstaat met het stellen van vragen en ook aangeeft dat je het misschien niet moet doen. Ik leg zijn woorden toch uit als een wat radicalere afwijzing dan ik in eerste instantie meende te beluisteren. 

De heer De Vries (PvdA):

Nou, kijk eens aan. Men verwijt mij vaak dat ik te weinig woorden gebruik maar volgens mij zat dit allemaal impliciet in de vragen die ik stelde. 

Terug naar het Nederlandse voorzitterschap. We hebben daar vertrouwen in. Het lijkt ons dat dit goed wordt voorbereid, maar ons viel wel erg het gebrek aan ambitie op als het gaat om de in het kader van de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken te behandelen onderwerpen. Daarover wordt vermeld dat Nederland "voortvarend zal inzetten op consolidatie en implementatie als het gaat om de bestrijding van georganiseerde criminaliteit." Wie zit er nu te wachten op "consolidatie" van de bestrijding van georganiseerde misdaad en op "implementatie"? Wij dachten dat dit al voor elkaar was! Wat zijn de problemen wat dit betreft? Kennelijk laat de implementatie zelfs te wensen over. Wat gaan wij daaraan doen? Hoe gaan wij dat aanpakken? De georganiseerde misdaad heeft een ongelooflijke omvang en groeit als kool. Nederland is zelf nauwelijks in staat om de onstuimige groei van de productie van verdovende middelen, bijvoorbeeld in de provincie Brabant, adequaat te bestrijden. Ik vernam, maar dit terzijde, dat de minister van Binnenlandse Zaken aan burgemeesters, die hierover ernstig verontrust zijn, cursussen gaat aanbieden om hun weerbaarheid te verhogen. Ik denk niet dat daar het probleem zit. Het probleem lijkt eerder dat justitie en politie de bestrijding niet aan kunnen, althans niet met de inspanning die op het ogenblik wordt verricht. Maffia's onder vele namen rukken op in Europa en ondermijnen de rechtsstaat. Ik schrijf dat met hoofdletters. Het houdt mij al jarenlang bezig dat men daar maar niet hard op wil inzetten. Met betrekking tot jihad-strijders wist Europa snel een gevoel van urgentie te ontwikkelen en terecht, maar waar is de urgentie met betrekking tot de georganiseerde misdaad? "Consolidatie en implementatie". Het is toch verschrikkelijk. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen. 

Tijdens het voorzitterschap zullen twee ministeriële conferenties worden gehouden, een over de Urban Agenda en een over de samenwerking met de VS op het gebied van Binnenlandse Zaken en Justitie. Mijn fractie juicht dit toe. Nederland heeft op het gebied van de Urban Agenda veel te bieden. In de beschrijving wordt echter alleen aandacht gegeven aan wat ik de "sunny side of the street in the urban environment" noem. Steden zijn inderdaad motoren van economische groei en broedplaatsen van innovatie. Maar ik mag hopen dat er ook aandacht wordt besteed aan de problematiek van grote steden. In de Nederlandse grote steden is het beeld vaak nog heel erg gunstig, maar wie in Parijs of andere steden komt, moet over de bedelaars en de mensen die op straat slapen heenstappen. Er zijn enorme problemen in wijken waar de criminaliteit ook woekert, waar de armoede en werkloosheid verwoestende effecten hebben. Wordt ook daaraan aandacht besteed of kijken wij alleen maar naar de sunny side? Dan is er een conferentie tussen Europa en de VS op het gebied van Justitie en Binnenlandse zaken. Die gaat over onderwerpen als gegevensbescherming. Dat lijkt mij een uitgelezen gelegenheid om van Europese kant eindelijk de praktijken van de Amerikaanse overheid op het gebied van de aantasting van onze privacy nog eens goed gemotiveerd naar voren te brengen. Aan zoete broodjes — en die zijn er te veel gebakken — bestaat wat ons betreft geen behoefte. Hoe denkt de minister dat gesprek met de Verenigde Staten aan te gaan? 

Ik heb een vraag over de toetreding door de Europese Unie tot het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het Europese Hof heeft daarover een kritische opinie uitgebracht, die eindigt met de conclusie dat het ontwerp voor een toetredingsregeling onverenigbaar is met de wetgeving van de Europese Unie. Overigens is een interessant onderdeel van die toetredingsregeling dat de Unie als een staat wordt behandeld. En dat is natuurlijk finalité in optima forma. Wat vindt de regering van de door het Hof geconstateerde bezwaren? Denkt zij dat die op te lossen zijn? Is Nederland in staat om een bijdrage te leveren aan de oplossing van die problemen of gaat het hier om een olifant die vastzit in een deur en niet voor- of achteruit kan, zoals collega Schrijver het in het Nederlands Juristenblad uitdrukt? 

In Addis Abeba vindt een derde conferentie van de VN plaats van 13 tot 16 juli 2015 over financing for development. In 2005 hebben de lidstaten van de Unie zich gecommitteerd in de European Consensus on Development, aan een bijdrage van 0,7% van het bnp aan Official Development Aid. Men gaat er nu heen met de boodschap dat men maar 0,43% heeft gerealiseerd. Op de agenda staan ook onderwerpen als het belang van internationale samenwerking op belastinggebied, eerlijke belastingsystemen en de strijd tegen belastingfraude en -ontwijking. Ik ben heel benieuwd wat wij daar gaan inzetten. In algemene zin begint het beginsel dat belasting betaald moet worden waar het geld verdiend wordt, door te breken, maar of dat in Nederland of in Europa in het algemeen zo is en of men dat ook wil gunnen aan de ontwikkelingslanden weet ik niet. Wat gaat de Nederlandse regering tijdens die conferentie daarover zeggen? 

Tot slot is er de adviesaanvraag aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Die gaat studeren op variatie in het lidmaatschap van de Unie. Is dat finalité of is dat pluriformité? Wij weten het niet. Kan de minister zeggen waarom de regering behoefte heeft aan dit advies en in welke richting de regering zelf denkt? Meestal vraag je dat soort adviezen niet als je een idee hebt. 

De beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer de Vries. Ik kijk naar de klok. De minister heeft gezegd dat hij zich uiterlijk om 13.30 uur moet verontschuldigen. Het lijkt mij dan ook dat wij beter nu kunnen schorsen. Ik schors de vergadering tot 14.25 uur voor de lunchpauze. De minister zien wij later terug. 

De vergadering wordt van 13.14 uur tot 14.32 uur geschorst. 

Naar boven