Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 34, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 34, item 9 |
Aan de orde is het debat over het verslag van de tijdelijke commissie GRECO-rapport (CX).
De voorzitter:
I would like to bid a special welcome to Mr. Jagland, the Secretary-General of the Council of Europe, who happens to be here in the senate for a meeting later today with the Dutch delegation to the Parliamentary Assemblee of the Council of Europe.
(Applaus)
De voorzitter:
Mr. Jagland, I am very pleased that you are able to attend part of our debate on our own findings concerning the recommendations as adopted by GRECO, the Group of States against Corruption, of the Council of Europe.
Ook heet ik de leden van de tijdelijke commissie GRECO-rapport, die achter de regeringstafel hebben plaatsgenomen, van harte welkom.
Mr. Jagland, our debate will be in Dutch. I am sorry.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie wil allereerst haar dank uitspreken aan de leden van de tijdelijke commissie GRECO-rapport voor het werk dat aan dit verslag ten grondslag ligt. Het is goed om te lezen dat het GRECO-rapport complimenten aan het adres van Nederland bevat voor zijn tamelijk effectieve systeem voor de bewaking van integriteit van parlementariërs. Vervolgens bevat het GRECO-rapport nog vier aanbevelingen. Over die vier aanbevelingen heeft de tijdelijke commissie zich gebogen. Het resultaat ligt vandaag ter tafel. De uitgangspunten die de tijdelijke commissie hanteerde, worden gedeeld. Kort gezegd: het lidmaatschap van de Eerste Kamer zijnde een deeltijdfunctie; de individuele verantwoordelijkheid in relatie tot het gezamenlijk belang bij de reputatie van de Eerste Kamer als geheel; de verschillende manieren om integriteit te waarborgen, in het bijzonder op fractieniveau.
Net als voor de leden van de commissie staat voor de Eerste Kamerfractie van het CDA vast dat het goed is dat leden van de Eerste Kamer doorgaans andere functies naast het lidmaatschap van de Kamer uitoefenen. Dat stelt hen immers in staat om met een andere bril naar wetsvoorstellen en beleidsdossiers te kijken dan de leden van de Tweede Kamer. In tegenstelling tot het Tweede Kamerlidmaatschap is het Eerste Kamerlidmaatschap immers geen fulltimefunctie, sterker nog, voor veel leden is het lidmaatschap van de Eerste Kamer een nevenfunctie. Juist door het bekleden van andere functies staan Eerste Kamerleden midden in de maatschappij. Met hun voeten in de modder, zou je kunnen zeggen. Deze vrijheid betekent in onze ogen echter ook een grote verantwoordelijkheid om er goed en zuiver mee om te gaan. Aandacht hiervoor in fractieverband vinden wij dan ook vanzelfsprekend. Daar waar dit nog beter kan, zullen wij dit doen. De reminder om de nevenfuncties eens per jaar te actualiseren, is daarbij een prima hulpmiddel.
De aanbevelingen uit het verslag ten aanzien van het Reglement van Orde en de fractieleidraden ondersteunen wij van harte. Het CDA kent overigens al een leidraad op dit punt. Aan gewetensvol omgaan met integriteitsvraagstukken in fractieverband wordt al sinds jaar en dag, voor zover dat binnen ons vermogen ligt, inhoud gegeven. Waar nodig zullen wij de adviezen van de commissie volgen. Dit alles in het volle besef dat integriteit niet alleen een kwestie van regels is, maar ook een kwestie van de juiste houding en de juiste mentaliteit.
We vonden het waardevol dat nog weer eens werd geschetst dat grondwettelijk bezien het mandaat van parlementariërs, en dus van Eerste Kamerleden, vrij is. Dit, uit het verbod van last (artikel 67, derde lid Grondwet) voortvloeiende vrije mandaat, brengt met zich dat senatoren niet kunnen worden verplicht volgens de partij- of fractielijn te stemmen, zoals we al wisten en nu nog eens lazen. Zonder op voorhand een waardeoordeel uit te spreken, is het wellicht goed om met alle gesloten en te sluiten akkoorden van partijen in de Tweede Kamer daar nog eens bij stil te staan. Heeft de commissie erover nagedacht wat dit betekent voor de integriteit en reputatie van de Eerste Kamer als geheel? De reputatie van de Eerste Kamer als geheel was immers een van de uitgangspunten. Natuurlijk is de Eerste Kamer niet apolitiek, maar de ogenschijnlijke gevolgen van de in de Tweede Kamer gesloten akkoorden voor de eigen afwegingsruimte die fracties in de Eerste Kamer lijken te hebben, lijken ons toch op gespannen voet te staan met het grondwettelijk verbod van last.
Kort gezegd, de CDA-fractie vindt het goed dat we ons in de Eerste Kamer in het GRECO-rapport verdiepen. "Integrity is doing the right thing, even when no one is watching", zoals zo mooi in het verslag geciteerd staat. Vier aanbevelingen in het GRECO-rapport resulteren in negentien adviezen van onze tijdelijke commissie onder leiding van de heer Bröcker. Mijn fractie sluit zich er graag bij aan. De vraag of integriteit en reputatie van de Eerste Kamer als geheel aan de orde is geweest in relatie tot de veronderstelling van binding op voorhand van Eerste Kamerfracties aan in de Tweede Kamer gesloten akkoorden zien wij graag beantwoord. Mocht dit niet aan de orde zijn geweest, dan vernemen wij graag of dit in de ogen van de commissie een goed onderwerp als vervolg op deze integriteitsdiscussie zou kunnen zijn.
Namens de leden van de CDA-fractie nogmaals dank voor de gedane arbeid. Wij wachten de beantwoording met belangstelling af.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
De kwestie van de integriteit wordt door mevrouw De Vries verbonden met de akkoorden die worden gesloten. Ik zou haar willen vragen of zij een groot verschil ziet tussen de akkoorden die in de Tweede Kamer over onderwerpen worden gesloten en een regeerakkoord dat met partijen in de Tweede Kamer wordt gesloten.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
Deze discussie wilde ik nu juist niet aangaan. Ik heb dit heel zorgvuldig geformuleerd. Ik denk echter dat het verschil erin zit dat er op dit moment aan de overkant akkoorden worden gesloten waarover op voorhand de suggestie wordt gewekt — laat ik het zo zeggen — dat partijen in de Eerste Kamer zich eraan verbonden hebben. Dat heeft in het verleden niet plaatsgevonden.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Hoe zorgvuldig mevrouw De Vries het ook aanvoert, ik voel me toch aangesproken. Zij verbindt dit met de kwestie van integriteit, en dat is natuurlijk nogal een grote kwestie. Ik zou mevrouw De Vries willen meegeven dat de suggestie waarvan zij vindt dat die uitgaat van de akkoorden, ook uitgaat van regeerakkoorden.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
Bij regeerakkoorden in het verleden en in het heden is te zien dat op verschillende punten verschillende afwegingen worden gemaakt, ook in de Eerste Kamer. Dat is het verschil met datgene wat nu met gesloten akkoorden gebeurt, daar waar het lijkt — ik heb twee keer het woord "lijkt" gebruikt — dat wanneer er een akkoord wordt gesloten aan de overkant, per definitie de Eerste Kamerfractie zich daaraan zou moeten binden. Of dat zo is, weet ik niet, maar dit is de suggestie die ervan uitgaat. Daarvan en van de vraag wat dat betekent voor de functie van de Eerste Kamer, vind ik dat het een debat verdient, en mijn fractie vindt dat met mij. Daarbij gaat het dus allereerst om de vraag óf het zo is en, zo ja, wat dat dan betekent voor de functie van de Eerste Kamer.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik ben het met mevrouw De Vries eens dat wij nu natuurlijk met een politieke benadering zitten die inderdaad uniek is en die ook de positie van de Eerste Kamer raakt. Deze is echter begonnen met een regeerakkoord en een formatie. Hier hebben wij voortdurend gezegd dat de weeffout daarin lag. De keuze was: het land regeerbaar houden, regeren, of de boel laten klappen. Ik zou mevrouw De Vries ook nog dit willen meegeven: een akkoord betekent niet dat Eerste Kamerfracties gebonden zijn. Ik heb me er zelf altijd voor gehoed dat die suggestie zou ontstaan. Ik vind het dus ook heel vervelend dat die suggestie ontstaat. Ik denk ook dat er veel voorbeelden zijn waarbij fracties aan de overkant een akkoord hebben gesloten, terwijl verbonden partijen hier op punten hun positie heel anders hebben bepaald.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
Dan zou het dus heel goed zijn om daarover een debat te voeren. Zo kunnen wij ervoor zorgen dat die indruk wordt weggenomen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik ben het eigenlijk wel met de heer Kuiper eens dat, hoe zorgvuldig mevrouw De Vries haar woorden ook kiest, de verbinding van het vraagstuk van de onafhankelijkheid van de Eerste Kamer met het thema integriteit best ingewikkeld is. Het een gaat namelijk over een politieke werkelijkheid en het ander gaat precies over datgene wat mevrouw De Vries zei, het vertonen van goed en transparant, controleerbaar gedrag van parlementariërs en de Eerste Kamer als geheel. Ik ben heel graag bereid om het debat over de politieke positie met haar aan te gaan. Overigens: onze fractie onderhandelt nooit mee met de overkant over dit soort akkoorden en acht zich ook niet gebonden. Elke suggestie dat dit wel zo zijn, vinden wij staatsrechtelijk verwerpelijk. Als die suggestie dus ergens door iemand wordt gedaan, schendt die wat ons betreft de staatsrechtelijke afbakening tussen de Eerste en Tweede Kamer, laat daar geen misverstand over bestaan. Desalniettemin zou ik best dit debat met mevrouw De Vries willen aangaan. Ik vind echter de combinatie met het onderwerp van vandaag niet helemaal goed getroffen; laat ik het maar zo zeggen.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
Het woord "integriteit" werd er even uitgehaald. In het rapport wordt nadrukkelijk als een van de uitgangspunten gesteld: integriteit én reputatie van de Eerste Kamer, en zo heb ik het ook benoemd. Voor de rest ben ik het alleen maar eens met datgene wat mevrouw Barth zegt. Zo zou het moeten zijn. Die indruk wordt echter niet altijd gewekt. Bij media moet je nooit regeren, zeg ik, maar die indruk wordt niet altijd gewekt en komt niet altijd op die manier naar buiten. Dat is mijn zorg voor de reputatie van de Eerste Kamer.
De voorzitter:
Kort nog, mevrouw Barth.
Mevrouw Barth (PvdA):
Dan hoop ik dat ik mevrouw De Vries zojuist in elk geval op dat punt gerustgesteld heb.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
In woorden zeker.
De heer Van Boxtel (D66):
Ik sluit me graag aan bij de heer Kuiper en mevrouw Barth, en vraag mevrouw De Vries of zij dan nog enige reden ziet om daarover nog een debat te voeren. Niemand hier zal zeggen dat wij onze onafhankelijkheid inleveren. Worden wij gekend? Ja, wij worden gekend. Maar wij geven geen stempel van goedkeuring. Mevrouw De Vries suggereert iets waarvan zij vervolgens zegt dat het in de media is terug te vinden. Zij is hier echter spreekbuis daarvan, terwijl eigenlijk alle collega's zeggen dat er geen sprake is van datgene waarvan zij hier de suggestie wekt dat het de reputatie van de Eerste Kamer raakt. Ik neem aan dat mevrouw De Vries dan ook zegt: dan hoef ik er geen debat meer over te voeren.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
Dat ga ik nog niet zeggen, maar ik denk wel dat datgene wat de heer Van Boxtel zegt, gecombineerd met datgene wat mevrouw Barth zonet zei, mij in ieder geval qua woordkeus heel erg geruststelt.
De heer Van Boxtel (D66):
Dat doet me deugd. Misschien in tweede termijn dan.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Aan de orde is de reactie van de commissie GRECO van deze Kamer op een of ander rapport van een of andere commissie van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, dat gaat over de integriteit van deze Kamer. In deze assemblee praten mensen ...
De heer Kox (SP):
Je kunt niet alles weten, maar zeker als je naar Brussel gaat verhuizen, zoals collega De Graaff gaat doen, is het niet onverstandig om te weten dat de Raad van Europa de oudste en de grootste verdragsrechtelijke organisatie van dit continent is, al opgericht kort na de Tweede Wereldoorlog, waarvan 47 landen van Europa, dus alles behalve Belarus en het Vaticaan, lid zijn. Het gaat dus niet over een of ander rapport van een of andere commissie. Het is een verdragsrechtelijke organisatie waarmee dit parlement heeft ingestemd, de heer De Graaff dus ook, want ik heb hem er nog nooit tegen horen ageren. Als hij zo badinerend begint, durf ik eigenlijk al te voorspellen wat de rest van zijn betoog wordt. Het doet ook geen recht aan de aanwezigheid van de secretaris-generaal om zo te beginnen. De heer De Graaff kan ook gewoon zakelijk beginnen.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Dat zou ik kunnen, maar ik ga over mijn eigen woorden, en ik doe het met opzet badinerend en hopelijk ervaart u het ook als denigrerend.
In deze assemblee praten mensen mee uit landen als Marokko, Azerbeidzjan, Kirgizië, waar corruptie in de politiek net zo gewoon is als illegalen in Nederland. Net als in Nederland is dat probleem onoplosbaar door de persoonlijke belangen van politici bij het in stand houden ervan.
Wat betreft de PVV, moet deze Kamer helemaal niet reageren op een rapport van een volstrekt ongeloofwaardige instelling. De reactie van de commissie GRECO op dit rapport, getuigt van geen enkel zelfrespect, van geen enkele nationale trots op ons democratisch stelsel, waarvan deze Kamer al 200 jaar deel uitmaakt.
De heer Kox (SP):
Je mag natuurlijk nooit uit het Seniorenoverleg klappen, maar ik begrijp wel dat mevrouw Faber, die u gaat opvolgen als fractievoorzitter, komende week, net zoals ik en zoals collega Van Dijk en meerderen van ons, afwezig zal zijn om deel te nemen aan de vergadering van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa in Straatsburg. Als dit, naar uw woorden, een volstrekt onbetekenend, corrupt en vreemd orgaan is, betekent dat dan ook dat wij zullen moeten afzien van de aanwezigheid van de toekomstige fractievoorzitter en van collega Van Dijk in Straatsburg, of zegt u zomaar wat?
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik hoop dat mijn collega's die in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa vertegenwoordigd zijn, daar dezelfde soort woorden zullen spreken als ik op dit moment doe met deze spreektekst. Ik hoop dat u dat een beetje geruststelt, mijnheer Kox.
De heer Kox (SP):
Nee, dat stelt me niet gerust, want ik zie uw twee collega's als waardevolle leden van de Parlementaire Assemblee. Zij zijn altijd aanwezig en zij doen mee aan debatten, maar ik heb hen dit nog nooit horen zeggen en ik denk ook niet dat zij dat gaan zeggen. Ik hoop dan ook dat u hierop in tweede termijn terugkomt — dan kunt u misschien even overleg hebben gehad met uw collega's — om op dit punt even te nuanceren. Choqueren, het is geweldig, mijnheer De Graaff, zo zeg ik via de voorzitter, maar je kunt soms ook een toontje te hoog zingen. Dit lijkt me geen goede start voor iemand die in Brussel Nederland gaat vertegenwoordigen.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Dank u voor uw woorden, zou ik willen zeggen via mevrouw de voorzitter. Als u het goed vindt, mevrouw de voorzitter, ga ik nu verder met mijn betoog. Wellicht dat ik in tweede termijn nog terugkom op de woorden van de heer Kox.
Ik was gebleven bij: geen enkele nationale trots op ons democratisch stelsel waar deze Kamer al 200 jaar deel van uitmaakt. Deze commissie heeft uitsluitend belastinggeld verkwist. Het rapport beveelt na lang doordrammen van de PvdA-afgevaardigde Ruud Koole aan om een gedragscode op te stellen per fractie en een effectief systeem van toezicht en handhaving in het leven te roepen. Ik beschouw deze aanbevelingen als een schoffering van deze Kamer en haar leden, alsof ons politieke system geen zelfreinigend vermogen zou hebben. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de casus-Van Rey.
De voorzitter:
Naar welke casus verwijst u?
De heer Marcel de Graaff (PVV):
De casus-Van Rey. Mijn vraag aan de heer Koole is of hij vindt dat de fractie van de Partij Voor de Vrijheid een senator uit zijn partij, de PvdA, had moeten aanspreken op statutaire onverenigbaarheid van een voorzittersfunctie bij een instelling met het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Waarschijnlijk kan en wil de heer Koole dat niet omdat het niet gepast is dat de ene parlementariër de andere de maat neemt. Is het niet zo, zo vraag ik de heer Koole, dat bij de PvdA vooral anderen de maat moet worden genomen? Kennen wij de PvdA niet van het meten met twee maten?
De voorzitter:
Ik zou het heel plezierig vinden als u zich richt op de aanbevelingen van het rapport.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Dat doe ik aanstonds. Dat is namelijk de volgende alinea in mijn tekst. Het meest griezelige aan deze aanbeveling is dat een systeem van toezicht en handhaving vanuit deze Kamer feitelijk betekent dat het ene Kamerlid iets over het andere te zeggen kan krijgen en de ene fractie over de andere. Deze Kamer kan in meerderheid iets te zeggen krijgen over een minderheid. Mijn vraag aan de voorzitter van de commissie is: kan de heer Bröcker uitleggen hoe een systeem van toezicht en handhaving van de integriteit van Kamerleden vorm kan worden gegeven zonder dat dit leidt tot het monddood maken van een democratisch gekozen minderheid, zonder dat dit leidt tot het oordeel van een politieke meerderheid over een politieke minderheid? Hoe denkt hij dat een dergelijk systeem zonder politieke beïnvloeding kan bestaan wanneer blijkt dat zelfs het Centraal Planbureau al politiek bedrijft, zoals onlangs bleek uit de bekentenis van de heer Teulings ten aanzien van de verzonnen voordelen van de euro?
Daar wil ik het bij laten, voorzitter.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik hoor de heer De Graaff een aantal dingen roepen. Het rapport bevat gedetailleerde aanbevelingen over de noodzaak van openbare gedragscodes, over meer gedetailleerde openbaarheid over belangen, over een effectief systeem van toezicht en handhaving en over maatregelen om het bewustzijn over integriteit te verhogen. Begrijp ik dat de fractie van de PVV tegen meer openbaarheid en tegen meer gedetailleerd inzicht in de belangen is, dat de fractie van de PVV niet het gesprek met collega's aan wil gaan over de vraag hoe je omgaat met soms lastige belangenafwegingen? Begrijp ik ook dat de PVV-fractie er geen enkele behoefte aan heeft om met elkaar te spreken over de vraag hoe wij het belangrijke punt integriteit tot onderwerp van bespreking kunnen maken?
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Eerlijk gezegd meen ik dat Kamerleden, dus ook de vragenstelster, daar helemaal niets mee te maken heeft. Integriteit is ten eerste een zaak van het Kamerlid zelf, ten tweede een zaak van de fractie, ten derde een zaak van de media en ten vierde een zaak van de rechter die zich daarover kan uitspreken. In deze Kamer dient de onafhankelijkheid van elk Kamerlid gerespecteerd te worden.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Het interessante van dit rapport en ook van GRECO is dat het om de cultuur gaat. Het gaat in eerste instantie om de individuele verantwoordelijkheid van Kamerleden. Dat wordt met nadruk gesteld. Er wordt ook gezegd dat het geen zin heeft om uniforme afspraken voor de hele Kamer te maken. Ga juist met de eigen fractiegenoten hierover spreken. Dat is de geest van dit rapport. Wat vindt de heer Graaff van de geest van het rapport? Ik krijg het idee dat hij een totaal ander rapport heeft gelezen dan mijn fractie.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
In antwoord op deze vraag wil ik zeggen dat wat mij betreft het rapport nooit geschreven had hoeven worden voor deze Kamer. Wij zijn een fantastisch democratisch land waar integriteit hoog in het vaandel staat. Wij zitten helemaal niet te wachten op een rapport uit Europa. Wat ons betreft had dit de prullenbak in gemogen.
De heer Kox (SP):
Het is een groot goed dat wij in deze Kamer open met elkaar kunnen spreken en alle posities in kunnen nemen die wij maar willen. Collega De Graaff kent mij als een groot verdediger daarvan. Wij hebben echter wel een tijdelijke commissie ingesteld. Daar zit ook een lid van de fractie van de heer De Graaff in. Dat is de aanstaande fractievoorzitter van de PVV. Ik was ervan op de hoogte dat de PVV afstand nam van dit rapport. Dat is keurig meegedeeld. Dat mag ook. Omdat je in een commissie vertegenwoordigd bent, hoef je je niet vervolgens achter het resultaat te scharen. Maar om nu te zeggen dat het rapport nooit geschreven had hoeven worden, dat het de prullenbak in moet en dat het een verspilling van belastinggeld is … Wat dacht u, mijnheer De Graaff: ik ga mijn opvolger een vliegende start in deze Kamer bezorgen met dit soort opmerkingen? Zou u er misschien ook een keer over na kunnen denken of het wel nodig is om dit soort grote woorden te gebruiken, terwijl u gewoon uw mening moet geven over de inhoud van het rapport, zoals collega Vos zei. Als u het daarmee oneens bent, soit, helemaal niets aan de hand. Waarom alles bagatelliseren, denigreren en uw eigen opvolger een vliegende start bezorgen? Ik zal maar niet zeggen hoe wij dat in Brabant noemen. Waarom doet u dat allemaal?
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik begrijp dat dit een vraag naar mijn persoonlijke drijfveren is. Mijn persoonlijke drijfveren zijn de heer Kox wel bekend, denk ik. Ik sta voor een sterk en onafhankelijk Europa. Wij hebben helemaal geen behoefte aan wat voor inmenging van de Raad van Europa dan ook. Daarnaast ben ik ook nog een keer trots op ons parlementair democratisch stelsel. Wij hebben dit soort aanbevelingen van buiten helemaal niet nodig.
De voorzitter:
Ik hoorde u zeggen dat u voor een sterk en onafhankelijk Europa staat. U bedoelde waarschijnlijk Nederland.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Natuurlijk, Nederland. Sorry. Ik word helemaal in de war gebracht door de heer Kox.
Mevrouw Barth (PvdA):
Voorzitter. Het is jammer dat door uw adequate ingrijpen deze opmerking van de heer De Graaff niet in de Handelingen blijft staan. Het was een mooie afronding van deze discussie geweest. Ik wil de heer De Graaff een vraag stellen. Ik hoorde hem zeer warme woorden spreken over de Nederlandse democratie, het belang van een parlementaire democratie en transparantie. De media moeten ons controleren. Waarom is hij dan lid van een partij die de interne democratie van de eigen organisatie zo treurig en beperkt geregeld heeft?
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Dat is een interessante vraag van mevrouw Barth, zeker omdat zij van de PvdA is. Wij weten hoe het met de democratie daar gesteld is.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik ben lid van een politieke partij die een vereniging is met een ledenraad die in het openbaar vergadert en waar alle bestuurders weggestemd kunnen worden door het congres. U bent lid van een stichting met maar een mijnheer aan het roer die een soort absolute positie heeft en die door niemand kan worden aangepakt.
De voorzitter:
Mevrouw Barth, ik onderbreek u. Deze discussie wil ik hier niet hebben naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie inzake het GRECO-rapport. Dit is nu gezegd en daar houden wij het bij. Dank u wel.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik zou toch graag antwoord op mijn vraag willen.
De voorzitter:
Ik wil deze discussie hier nu niet hebben naar aanleiding van het onderwerp dat wij nu behandelen. Het woord is aan de heer Kuiper.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik ben wat verrast door de reactie van collega De Graaff. Hij zegt dat het rapport niet geschreven had hoeven worden. Er is al gememoreerd dat een lid van zijn fractie heeft meegewerkt aan het rapport. Er wordt ook gezegd dat dit lid het verslag niet kan ondersteunen vanwege principiële bezwaren met betrekking tot de aanbevelingen betreffende openbaring van afspraken binnen de fracties over integriteit. Dat is een deel van de aanbevelingen. Er zijn ook aanbevelingen die verandering van het Reglement van Orde betreffen. Kan de heer De Graaff die wel steunen? Kon het lid van zijn fractie die wel steunen? Misschien kan hij daar iets over zeggen.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Laat ik het volgende zeggen. Ten eerste. Wat in het rapport staat en voor rekening is van mijn collega uit mijn fractie, is allemaal prima. Als daar vragen over zijn, kan de heer Kuiper die rechtstreeks aan mijn fractiegenoot Faber stellen. Ten tweede kan ik in zijn algemeenheid namens mijn fractie zeggen dat wij noch zaten te wachten op het rapport van de commissie van de Raad van Europa, noch op een reactie van deze Kamer daarop. In die zin verwerpen wij dat rapport integraal. Dat wil niet zeggen dat er soms wat zinnige zaken in dat rapport staan. Dat zal ongetwijfeld zo zijn. In al zijn algemeenheid zeggen wij: dit rapport, nee bedankt.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Waarom heeft uw fractie dan een lid afgevaardigd naar de commissie die hier achter me zit?
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Elke fractie in deze Kamer heeft het recht om zitting te nemen in een dergelijke commissie. De aanwezigheid van mijn zeer gewaardeerde collega en opvolger Faber heeft wellicht erger voorkomen.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Kuiper.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Mijnheer De Graaff, u vindt deze commissie dus niet nodig, u vindt het rapport ook helemaal niet nodig, maar u hebt wel een lid van uw fractie afgevaardigd om deel te nemen aan die commissie? Dat lijkt mij hoogst inconsistent.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik zei al: om erger te voorkomen.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
Ik heb de heer De Graaff horen zeggen dat integriteit een zaak is van het lid in zijn algemeenheid. Hij gaat vervolgens nog drie trapjes omhoog tot aan de rechter. Mijn vraag aan de heer De Graaff is de volgende. Een andere aanbeveling en een ander uitgangspunt van het rapport zijn integriteit en reputatie van de Eerste Kamer in het geheel. Vindt de heer De Graaff dan niet dat wij daarin als senatoren een verantwoordelijkheid hebben die we gezamenlijk moeten dragen?
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik denk dat elke senator zich elke ochtend in de spiegel moet kunnen zien en moet kunnen zeggen: hier staat een integere senator. Daar begint integriteit: bij de individuele persoon. Echter geldt dat de geest gewillig is, maar het vlees zwak. Ik erken dat dat in de menselijke aard ligt. Het kan dus zijn dat iemand zijn integriteit op een bepaald moment wat minder hoog weet te houden. In dat geval kunnen zijn of haar collega's daarover als eerste iets zeggen. Het allerbelangrijkste is evenwel dat als zoiets aan de orde is in een fractie, die fractie daaraan iets kan doen via maatregelen. Daar ligt voor mij allereerst het primaat als het gaat over intercollegialiteit. Als het gaat om iets wat juridisch niet kan, dan is er de rechter. Als zaken in het verborgene blijven en een fractie iets niet wil openbaren, dan is de media heel goed in staat om alle mogelijke details boven tafel te krijgen. Hoe vervelend en kritisch die luis in de pels af en toe ook is, hebben we de media heel hard nodig om ons democratisch systeem overeind te houden. Ik zet daar heel veel vertrouwen op.
Verder geldt dat alles wat hier gebeurt, politiek is. Als fracties elkaar onderling moeten gaan aanspreken op integriteit, dan is het onvermijdelijk dat daar een politieke component in zit. Dan is het ook onvermijdelijk dat een minderheid en een meerderheid tegenover elkaar komen te staan. Daarom pleit ik vurig voor die onafhankelijkheid die elk Kamerlid op dit moment nog steeds heeft. Laten wij niet gaan naar een systeem van toezicht en handhaving vanuit de Eerste Kamer als orgaan. Dat lijkt mij een weg die het democratisch gehalte van onze Kamer zal verminderen.
De voorzitter:
Mijnheer De Graaff, u was inmiddels klaar met uw betoog. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Lange.
De heer De Lange (OSF):
Mevrouw de voorzitter. Ik zou u bijna verzoeken om een korte time-out te nemen zodat we met elkaar, collectief, kunnen zuchten. Voor velen zou de overgang van de vorige bijdrage naar mijn bijdrage anders mogelijk te groot zijn om rustig te kunnen verwerken.
Mevrouw de voorzitter. De Group of States against Corruption (GRECO) van de Raad van Europa heeft in juni 2013 een evaluatierapport met betrekking tot Nederland vastgesteld over de preventie van corruptie onder parlementariërs, rechters en leden van het Openbaar Ministerie. Het GRECO-rapport bevat aanbevelingen die onder andere betrekking hebben op het functioneren van de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft daarom op 8 oktober 2013 een bijzondere tijdelijke commissie ingesteld en heeft deze opgedragen een reactie van de Eerste Kamer op het GRECO-rapport voor te bereiden. Vandaag bespreken we het verslag en de aanbevelingen van
deze tijdelijke commissie.
Laat me allereerst de commissie complimenteren voor het snelle en degelijke werk en voor het evenwichtige verslag dat zij geleverd heeft. Allereerst stelt de commissie vast dat het GRECO-rapport over Nederland complimenten bevat die tot vreugde stemmen. Daarnaast zijn een aantal aanbevelingen gedaan. De tijdelijke commissie is op die aanbevelingen ingegaan en in het verslag staan vervolgens de eigen aanbevelingen van de commissie aan de Eerste Kamer. Zij behelzen onder meer de toevoeging van een apart hoofdstuk in het Reglement van Orde over integriteit. Daarin dienen bepalingen te worden opgenomen over: belangenconflicten, het registreren van geschenken en bepaalde reizen, het geven van gedetailleerdere informatie over de functies naast het lidmaatschap van de Eerste Kamer, en het omgaan met vertrouwelijke informatie. De commissie beseft dat bepalingen in het Reglement van Orde niet alles kunnen regelen. Ook benadrukt de commissie de belangrijke rol die fracties kunnen spelen ten aanzien van de problematiek, door het opstellen en handhaven van eigen interne richtlijnen. Veel van de aanbevelingen moeten gezien worden in het licht van het feit dat het lidmaatschap van de Eerste Kamer een functie in deeltijd is. De voordelen van de deeltijdconstructie worden door de commissie benadrukt en door mijn fractie gedeeld. Zonder in detail op alle aanbevelingen apart in te gaan, is mijn fractie van oordeel dat zij logisch en verstandig zijn, en dus integraal overgenomen moeten worden.
Eigenlijk wil ik in het korte debat van vandaag een nogal teer punt aan de orde stellen. De commissie gaat in het verslag uitsluitend in op kwesties van integriteit die direct verbonden zijn met het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Dat is begrijpelijk, want daar lag ook de taak van de commissie. Maar juist omdat het lidmaatschap van de Eerste Kamer in deeltijd vervuld wordt, speelt ieder lid van de Eerste Kamer via zijn nevenfunctie — die dus doorgaans gewoon zijn hoofdfunctie is — een maatschappelijke rol waarbij issues op het gebied van integriteit eveneens zwaarwegend kunnen zijn. Voor de burger die de politiek van de nodige afstand beziet, is het erg lastig om onderscheid te maken tussen integriteit die direct verbonden is met het functioneren van iemand in zijn hoedanigheid van lid van de Eerste Kamer en integriteit die te maken heeft met zijn andere maatschappelijke functies. Het is voorstelbaar dat iemand zich in zijn functie als Eerste Kamerlid integer gedraagt, maar dat in zijn nevenfunctie niet doet. Dan ontstaat een dilemma, omdat het niet-integere gedrag in aangelegenheden die losstaan van de activiteiten in de Eerste Kamer niettemin zeer negatief kan bijdragen aan de publieke meningsvorming over de Eerste Kamer. Helaas is wat ik beschrijf geen theoretische fictie, maar een situatie waarbij iedereen helaas concrete voorbeelden kan bedenken. Een beperkt aantal rotte appels in de politieke fruitmand kan gemakkelijk de politiek als geheel in diskrediet brengen.
Het is eenvoudiger het probleem aan de orde te stellen dan het is om adequate oplossingen aan te dragen. Men kan betogen dat het aan de politieke partijen zelf is om aan allen die een politieke functie vervullen intern heldere eisen op het punt van integriteit te stellen en die zorgvuldig te handhaven. Vaak gebeurt dat natuurlijk ook, maar helaas niet altijd. Men kan zijn vertrouwen stellen in de media en in de kritische onderzoeksjournalistiek die op dit punt een evidente taak heeft. Helaas moeten we constateren dat de financiële middelen die voor diepgravende onderzoeksjournalistiek beschikbaar zijn, in de afgelopen jaren bepaald niet gegroeid zijn, evenmin als de broodnodige pluriformiteit van diezelfde media trouwens. Wat overblijft, is een situatie die ernstige zorgen oproept, maar waar geen definitieve oplossing voor bestaat. Er rest ons weinig anders dan de ogen open te houden. Aan ieder van ons persoonlijk legt het de verantwoordelijkheid op om problemen met integriteit, of ze zich nu binnen of buiten de Eerste Kamer voordoen, aan de kaak te stellen. Nalatigheid om dit te doen, vormt op zichzelf al een ernstig integriteitprobleem. Dank u wel.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank u voor het woord en ik dank de commissie voor haar degelijke en buitengewoon zorgvuldige werk. Naar mijn mening is het van belang dat wij als Kamer dit GRECO-rapport serieus nemen en dat goed wordt overwogen op welke manier de aanbevelingen van het GRECO-rapport kunnen leiden tot activiteiten en maatregelen in de Eerste Kamer. Daarvoor dus zeer veel dank.
De commissie heeft naar mijn idee terecht gezegd: we moeten dit rapport van de Raad van Europa, het GRECO-rapport, bekijken in het licht van een aantal belangrijke uitgangspunten die voor de Eerste Kamer van belang zijn, dus in de context van de Eerste Kamer. Mijn voorgangers in dit debat hebben er al op gewezen dat het natuurlijk cruciaal is om te beschouwen dat het lidmaatschap van de Eerste Kamer een deeltijdfunctie is. Leden van de Eerste Kamer vervullen daarnaast nog een of meer andere maatschappelijke taken. Juist het gegeven dat je daarnaast op andere plekken in de samenleving actief bent, betaald of onbetaald, in welke vorm dan ook, geeft een bijzondere meerwaarde aan het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Daardoor sta je midden in de samenleving en kun je met de kennis en ervaring die je elders opdoet wetsvoorstellen beoordelen. Dat heeft een bijzondere meerwaarde, ook in vergelijking tot de collega's die in de Tweede Kamer hun rol vervullen.
Tevens stelt de commissie terecht dat het dan wel zaak is om goed in de gaten te houden in hoeverre dit kwetsbaarheden oplevert, zoals mogelijke belangenverstrengeling en dubbele petten of de schijn daarvan, en om met elkaar daarover te spreken. De commissie zegt: sta daar regelmatig bij stil. Wij vinden dat belangrijk. Wij onderschrijven ook de aanbeveling van de commissie om dit aan de orde te stellen en een structurele reflectie in te vullen, zowel binnen de Eerste Kamer als geheel als binnen de fracties.
Het GRECO-rapport bevat een viertal aanbevelingen, te weten over de noodzaak van openbare gedragscodes, over meer en meer gedetailleerde openbaarheid over de belangen van de diverse leden, over een effectief systeem van toezicht en handhaving en over maatregelen om het bewustzijn over integriteit te verhogen. Wij vinden het interessant dat de GRECO constateert dat het Nederlandse systeem voor preventie van integriteitsschendingen onder parlementariërs weinig formele regels kent en voor een groot deel is gebaseerd op openheid, wederzijds vertrouwen en publieke controle. Dit systeem blijkt behoorlijk effectief te zijn en het publieke vertrouwen in de integriteit van parlementariërs is in Nederland aanzienlijk hoger dan in een aantal andere lidstaten. Dit is een belangrijk winstpunt van de situatie waarin wij op dit moment in onze parlementen met het onderwerp "integriteit" omgaan. De commissie ziet dit dan ook als bevestiging van haar idee dat integriteit niet alleen een kwestie is van regels, maar juist ook een kwestie van cultuur, van de juiste houding en de juiste mentaliteit. Mijn fractie onderschrijft dit van harte.
Daarnaast constateren wij met de commissie dat de GRECO aangeeft dat op een aantal punten aanscherping nodig is en verbeteringen kunnen worden aangebracht. De tijdelijke commissie beveelt aan om de aanbevelingen van de GRECO op deze vier hoofdpunten te verwerken in onze parlementaire omgang en onze parlementaire afspraken. Zij zegt onder meer: verwerk het in een apart hoofdstuk van het Reglement van Orde over integriteit. Ook zegt de commissie — dat steunen wij ook — dat het Reglement van Orde niet alles zal kunnen regelen en dat fracties aanvullende leidraden zullen moeten opstellen. De commissie zegt dan ook: fracties, ga inventariseren welke afspraken u hebt over integriteit, of deze voldoende kenbaar zijn, ook buiten uw fractie of buiten de Kamer, leg deze afspraken schriftelijk vast en zorg ervoor dat ook het publiek weet dat u die afspraken hebt gemaakt. Wij vinden dat een belangrijke aanbeveling. Dat betekent dat er echt werk aan de winkel is voor alle fracties in deze Kamer.
Ik wil nog een aantal woorden wijden aan de wijze waarop de commissie de aanbevelingen van de GRECO heeft verwerkt in aanbevelingen voor deze Kamer. Ze zegt allereerst, wat wij van harte steunen, dat het Reglement van Orde moet worden uitgebreid met bepalingen over belangenconflicten, over registratie van geschenken en reizen zoals nu in de Tweede Kamer gebeurt, over meer gedetailleerde informatie over de functies die leden vervullen naast het lidmaatschap van de Eerste Kamer en over het omgaan met vertrouwelijke informatie. Ons lijkt dat zeer zinnig. Ook daar is dus werk aan de winkel voor deze Kamer.
Wij zijn het ermee eens dat een volledig uniforme gedragscode voor alle Eerste Kamerleden haar doel voorbijschiet; ik heb er net al iets over gezegd. Wij steunen zeker het idee van de commissie dat het gaat om morele oordelen over persoonlijke belangen en dat die kunnen veranderen in de tijd. Het is met name belangrijk om voortdurend een debat te voeren over hoe wat je buiten de Kamer doet zich verhoudt tot wat je binnen de Kamer doet en hoe je hier je standpunten inbrengt en je oordelen velt over wetsvoorstellen. Wij vinden het dan ook heel goed om per zittingsperiode minstens één vergadering van het College van Senioren volledig aan integriteit te wijden. Wat ons betreft, moet dit dan wel een substantiële vergadering zijn. Dit behandel je niet in een kwartier of een halfuur, maar hier moet tijd voor worden uitgetrokken. Wij vinden het belangrijk dat de verschillende aanbevelingen en ook de activiteiten van de fracties aan de orde komen in deze vergadering.
Wat het onderwerp "belangenconflicten" betreft, zijn wij het met de commissie eens dat er geen aanleiding is om comptabiliteiten aan te scherpen voor leden van de Eerste Kamer. Wij zijn het ook met de commissie eens dat het niet gewenst is dat Eerste Kamerleden worden verplicht om het inkomen dat zij naast het lidmaatschap van de Eerste Kamer hebben ook openbaar te maken, omdat dat niet zou passen bij het gegeven dat wij hier een deeltijdfunctie uitoefenen.
Wij hebben een vraag over het lobbyregister. Wij begrijpen heel goed de overwegingen van de commissie op dit punt, maar zouden er toch nog eens verder over willen spreken. Is er niet toch na te denken over een zekere vorm van een lobbyregister? Dat zou wellicht een onderwerp kunnen zijn in die vergadering van het College van Senioren die gepland zal worden.
Wij vinden het goed dat ook op het punt van openbaarmaking een aantal dingen wordt aangescherpt, onder meer ten aanzien van de adviesfuncties die leden vervullen, zodat duidelijker wordt wat een functie precies inhoudt. Dat lijkt ons zeer zinvol.
Ten aanzien van toezicht en handhaving ...
De voorzitter:
Mag ik u vragen zo langzamerhand af te ronden, mevrouw Vos?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik moet afronden en dat ga ik ook doen.
Wij kunnen ook de voorstellen van de commissie steunen ten aanzien van toezicht en handhaving.
Ik heb nog een vraag over de bewustwording. De commissie doet geen concreet voorstel naar aanleiding van het idee in het GRECO-rapport over een training in het omgaan met integriteit. Zou het niet toch zinvol zijn om zo'n training aan te bieden, bijvoorbeeld in de introductiebijeenkomst voor de nieuwe Eerste Kamerleden, en te vragen of men daar behoefte aan heeft? Het is nu op zich vrij normaal om dat soort trainingen te doen, bijvoorbeeld in gemeenteraden. Dat wil ik de commissie in overweging geven.
Ik sluit af. Wij zijn zeer te spreken over dit rapport. Wij zouden het iets meer handen en voeten willen geven. Ik heb daar een aantal dingen over gezegd en vraag uitdrukkelijk aandacht voor een gedegen en stevige jaarlijkse bespreking in het College van Senioren over de verschillende onderwerpen die de commissie in haar rapport naar voren brengt.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):
Voorzitter. De fractie van de VVD dankt de collega's die samen de tijdelijke commissie GRECO-rapport vormen voor hun inspanningen en complimenteert hen met het resultaat. Het verslag en de conclusies zijn wat ons betreft glashelder. Niet alleen die, maar vooral ook de overwegingen waarop ze zijn gebaseerd kan mijn fractie zonder meer onderschrijven. De notie — het is hier al herhaaldelijk gezegd — dat de Eerste Kamer juist is samengesteld uit leden die verankerd zijn in de maatschappij met velerlei functies en activiteiten, is essentieel bij de beschouwing van de aanbevelingen van deze commissie. Wel is het juist daardoor van belang transparant te zijn over de maatschappelijke posities die achter de individuele deskundigheid schuilen.
Integriteit is geen absoluut begrip en laat zich ook moeilijk vangen in voor de eeuwigheid in beton gegoten definities. De interpretatie en de daaraan gehechte betekenis veranderen mee met de maatschappelijke veranderingen en morele oordelen. Met andere woorden, wat vroeger normaal was, is dat nu niet meer en ongetwijfeld staat ook de huidige, dus onze werkelijkheid ook in de toekomst op enigerlei manier weer ter discussie. Daarom ziet de VVD-fractie GRECO-aanbeveling 4 als de leidraad van ons handelen. Awareness is een constant proces dat levend gehouden moet worden. Regels, gedragscodes en structuren zijn daarvoor slechts een steun in de rug, een middel en zeker geen doel. Niet wegkijken, maar aanspreken is daarin het parool. Daarbij hoort echter ook een houding van onderling respect en verdraagzaamheid. Openheid mag niet ontaarden in openbare beschuldigingen of onveiligheid. Ook bij het voorkomen van die mogelijk negatieve effecten voor het persoonlijk functioneren moet Kamerbreed worden samengewerkt. Want ook dát behoort bij integriteitsbeleid.
De gelaagdheid die de commissie aanbrengt in verantwoordelijkheid is bijna vanzelfsprekend. Zonder van hiërarchie te spreken, gaat het hier over een verantwoordelijkheidsvolgorde van individu, fractie en Kamer. Ook binnen politieke partijen krijgt het onderwerp veel aandacht. Zo is er bijvoorbeeld binnen de VVD een integriteitsbeleid, maar er is ook een integriteitscommissie aan het werk en zijn voor de beide Kamerfracties vertrouwenspersonen beschikbaar. Zo komen beide lijnen op fractieniveau bij elkaar.
De VVD dankt nogmaals de tijdelijke commissie en hecht eraan, het belang van deze breed samengestelde commissie, alsook haar aanbevelingen, te duiden als een bewijs van awareness van deze Kamer dat integriteit ons allemaal aangaat.
De heer Van Boxtel (D66):
Voorzitter. Mag ik beginnen met het danken van de tijdelijke commissie voor het werk dat zij heeft verricht in het kader van het door GRECO opgestelde evaluatierapport over de preventie van corruptie onder parlementariërs, rechters en leden van het Openbaar Ministerie in Nederland.
Het gaat vanmiddag over het systeem voor bewaking van de integriteit van parlementariërs, met name van de Eerste Kamer. Dat is een belangrijke aangelegenheid. Mijn fractie is het eens met de constatering van de commissie dat GRECO positieve bevindingen heeft gedaan over de effectiviteit van ons systeem. Maar mijn fractie kan zich ook vinden in een aantal van de aanbevelingen uit het GRECO-rapport om deze effectiviteit verder te vergroten en het integriteitsbewustzijn te verhogen. Dan heb ik het met name over de aanbevelingen van GRECO in het kader van belangenconflicten, het openbaar maken van nevenfuncties en de aanbevelingen op het punt van awareness. Mijn fractie is ook content met de terechte en relevante aanbevelingen van de commissie op deze punten en met de gedane voorstellen voor toe te voegen bepalingen aan het Reglement van Orde van de Eerste Kamer.
Wanneer we het hebben over integriteit en integer handelen door Kamerleden is mijn fractie, met de commissie, van mening dat het vooral een kwestie is van een juiste houding en mentaliteit van ons allemaal. De primaire verantwoordelijkheid met betrekking tot het omvangrijke begrip "integriteit" ligt bij de individuele senatoren en daarna uiteraard bij de fracties en politieke partijen, die controlerend én handhavend kunnen optreden bij niet-integer handelen van Kamerleden. Mijn fractie is het met de commissie eens dat deze individuele verantwoordelijkheid van de leden met zich meebrengt dat zij zich daadwerkelijk openstellen om aangesproken te worden op hun optreden. Wij als D66-fractie zien de eigen verantwoordelijkheid van de Kamerleden, alsook de fracties en partijen, als dé kern van de parlementaire democratie. Integriteit moet ingebouwd zijn in onze democratische systematiek. Het is niet iets dat slechts kan worden afgedwongen door regels en instituties. Het verantwoordingsproces naar de kiezer toe zien wij als fundamentele waarborg voor het behoud van de integriteit van het politieke proces in ons land.
Los van het feit dat voorbeeldig en betrouwbaar handelen, het hebben van moreel besef en een juiste houding en mentaliteit niet altijd is vast te leggen in formele regels, zou een teveel aan regels juist ook de suggestie kunnen wekken dat we niet kunnen of willen vertrouwen op de eigen verantwoordelijkheid van leden, fracties en partijen. Ons systeem voor de bewaking van integriteit en voor de preventie van corruptie onder volksvertegenwoordigers is juist gebouwd op dat wederzijds vertrouwen. Dat zien wij als een groot goed. Formalisering in integriteitsregels alleen is in onze ogen geen alomvattende waarborg voor de bewaking van integriteit van parlementariërs. Het kan uiteraard wel een toetssteen zijn. Daarbij kan ook het grondwettelijk vastgelegde vrije mandaat van Kamerleden als een waarborg werken voor integer handelen, zoals de commissie eveneens heeft opgemerkt in haar verslag. Mijn fractie dicht, wanneer we spreken over de systematiek van toezicht en handhaving van integriteitskwesties, aan deze beide kaders een groot belang toe.
Dat gezegd hebbende ziet mijn fractie het GRECO-rapport en het verslag van de tijdelijke commissie als een gelegenheid om te reflecteren over ons interne integriteitsbeleid en integriteitsbewustzijn. Wij zullen als D66-fractie de aanbevelingen van de commissie uiteraard opvolgen en in eigen kring onze afspraken en spelregels over nevenfuncties en woordvoerderschappen in de komende tijd weer opnieuw formuleren en publiceren. Landelijk is ook mijn partij met het thema integriteit bezig en wordt er een richtsnoer opgesteld voor al onze vertegenwoordigers op verschillende niveaus.
Ook wil ik graag kort iets zeggen over de nevenfuncties. Zoals de commissie heeft opgemerkt, is het Eerste Kamerlidmaatschap zélf in de meeste gevallen een nevenfunctie. Dat is immers de kern van het Eerste Kamerlidmaatschap zoals we dat in het Nederlandse bestel kennen. Wij zijn geen fulltime politici. Veel Kamerleden hebben een betaalde hoofdfunctie. Voorwaarde is dat er absolute transparantie bestaat over de hoofd- en nevenfuncties die elk lid vervult. Elke fractie en elke partij zal daarbij zelf moeten afwegen of, en in hoeverre, deze maatschappelijke functies verenigbaar zijn met bepaalde woordvoerderschappen in de Kamer. Mijn fractie gaat daarbij uit van vertrouwen in onze eigen mensen en hun vaardigheid om belangen uit elkaar te houden en weg te blijven bij vermenging van functies of de schijn ervan. Oud-voorzitter van de Tweede Kamer Anne Vondeling schreef hierover al decennia geleden het prachtige boekje "Schijn des Kwaads". Vondeling vond overigens toen al extra regels overbodig.
Ten slotte heb ik nog een vraag aan de tijdelijke commissie. Het is belangrijk dat zaken zoals het actualiseren van nevenfuncties, het organiseren van introductiebijeenkomsten over integriteit en het bijwerken van het Reglement van Orde daadwerkelijk opgepakt worden. Is de commissie van mening dat haar taak er nu op zit of wil de commissie betrokken blijven bij de naleving van de gedane aanbevelingen, bijvoorbeeld in de vorm van toezicht op de voortgang ervan? Wat zijn in de ogen van de commissie nu de eerste vervolgstappen en binnen welke tijdsspanne ziet de commissie het een en ander bij voorkeur gebeuren? Graag een reactie daarop.
Voorzitter. Ik rond af. Mijn fractie neemt de aanbevelingen van de commissie ter harte en zal, ook in de toekomst, altijd blijven waken voor de integriteit van haar leden. Ik dank de tijdelijke commissie nogmaals voor haar werkzaamheden.
Mevrouw Barth (PvdA):
Voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat wij graag in het verslag vastgelegd willen hebben dat wij het ongepast vinden dat u de heer De Graaff toestaat om beschuldigen aan het adres van leden van mijn fractie te uiten en ons vervolgens de mond snoert, als wij vragen stellen bij het democratisch gehalte van de PVV.
De voorzitter:
Mag ik daar meteen op reageren? Ik heb de heer De Graaff terechtgewezen toen hij de heer Koole persoonlijk aanviel, omdat dat buiten de orde was.
Mevrouw Barth (PvdA):
Voorzitter, ik heb u niet horen zeggen dat het buiten de orde was. Maar dan heb ik misschien niet goed opgelet. In elk geval vonden wij de vragen die wij aan de heer De Graaff stelden over het democratisch gehalte van de PVV in dit debat heel passend en niet buiten de orde, omdat juist het praten over macht en tegenmacht en hoor en wederhoor een wezenlijk onderdeel vormt van het praten over integriteit.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik heb de heer Koole een vraag gesteld, ik heb hem niet beschuldigd.
Mevrouw Barth (PvdA):
U hebt hem wel beschuldigd, mijnheer De Graaff, loopt u nou niet weg van wat u net hebt gezegd, want dan bent u niet alleen bezig om dit debat te bederven met de toon die u hebt gekozen in uw inbreng, maar dan bent u ook nog een beetje laf, omdat u wegloopt van wat u gezegd hebt.
De voorzitter:
Mijnheer De Graaff, nog een korte reactie.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Voorzitter. Ik constateer dat mevrouw Barth niet via u spreekt, maar rechtstreeks tot mij. Opmerkelijk toch. Verder gebruikt ze heel ongepaste woorden. Ik vind dat niet integer.
Mevrouw Barth (PvdA):
Volgens mij moet je een debat heel hard kunnen voeren en niet met de staart tussen je benen weglopen als je een keer wat kritische woorden terugkrijgt.
Oud-minister len Dales sprak ooit de gevleugelde woorden: "Een beetje integer bestaat niet". Mag ik daaraan toevoegen: "Een beetje democratisch en een beetje transparant bestaat ook niet." Een boude uitspraak, die grote waarde heeft gehad om het debat over integriteit in Nederland aan te zwengelen. Tot die tijd waren we snel geneigd te denken dat integriteit in de publieke zaak in ons land geen issue was. Veel affaires en een aantal parlementaire onderzoeken verder weten we helaas wel beter. Hoewel GRECO van de Raad van Europa Nederland veel complimenten heeft gemaakt over de integriteit van ons politiek-bestuurlijke bestel, was er volgens onze fractie alle reden om de aanbevelingen van GRECO serieus te nemen en op te volgen. Niet omdat wij grote problemen zien, dat zijn we met GRECO eens. Wel omdat de beste garantie voor integriteit een permanente dialoog over het onderwerp is. Integriteit zit hem niet alleen in regels die netjes worden afgevinkt. Integriteit is een attitude: je leeft als parlementariër voorbeeldig, betrouwbaar en transparant. Die attitude blijft het best bij de tijd en actueel als wij als leden van dit huis het gesprek met elkaar over dit onderwerp nooit uit de weg gaan.
Onze fractie wil de commissie-Bröcker, die namens ons allen met de aanbevelingen van GRECO aan de slag is gegaan, graag complimenteren met haar werk. Haar verslag is een uitstekende bijdrage aan de blijvende dialoog over integriteit van Kamerleden. Wat onze fractie betreft nemen we met zijn allen de conclusies van de commissie-Bröcker integraal over. Laten we hopen dat de Tweede Kamer snel met haar verslag volgt, dan kunnen beide worden samengevoegd en opgestuurd naar de Raad van Europa.
We zijn blij dat in het verslag de bijzondere positie van Eerste Kamerleden als deeltijdpolitici wordt benadrukt. Politici in deeltijd zijn in Nederland overigens de regel, de fulltimers van de overkant zijn de uitzondering. Dat vinden wij heel waardevol. Eerste Kamerleden staan namelijk midden in de samenleving. Maar die positie vereist ook dat we extra aandacht besteden aan mogelijke verwijten van belangenverstrengeling. Zelfs de schijn daarvan moeten we als Eerste Kamer niet op ons willen laden. Vanzelfsprekend staat de individuele verantwoordelijkheid van Kamerleden daarbij voorop, maar het is ook een collectieve verantwoordelijkheid. Want grensoverschrijdend gedrag van een van ons straalt negatief af op ons allen en op het instituut Eerste Kamer.
Wij zijn het dan ook zeer eens met de aanbeveling van de commissie-Bröcker om als fracties onze eigen afspraken over integriteit op papier te zetten en openbaar te maken. De commissie stelt dat het aan de fracties zelf is om dergelijke leidraden vast te stellen. Wat onze fractie betreft horen afspraken over woordvoerderschappen en maatschappelijke activiteiten daar bij. Juist daarop moeten wij als Eerste Kamerleden in alle openbaarheid aanspreekbaar willen zijn. Wij zullen als PvdA-fractie daarom de goede suggestie van de commissie volgen en onze interne afspraken over woordvoerderschappen en maatschappelijke activiteiten zo snel mogelijk op papier zetten en publiceren. We roepen al onze collega's op om hetzelfde te doen. Nogmaals, niet omdat zaken niet zouden deugen, maar omdat de essentie van een integere attitude is dat je geen enkele vraag uit de weg gaat en bereid bent om openheid te verschaffen over de criteria die je intern gebruikt. Immers, bij een echt waardevol gesprek over integriteit is niet alleen een debat over de uitkomst van metingen van belang, maar ook een debat over de meetlat zelf.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. De schaduw van oud-minister Ien Dales is al over dit debat gevallen; "een beetje integer kan niet". Het is een citaat uit alweer 1992. Integer ben je wel of niet en dienaars van de publieke zaak moeten in dit opzicht boven iedere verdenking staan. Niet alleen omdat ze zichzelf recht in de spiegel moeten kunnen aankijken, maar ook en vooral om het gezag van het publieke ambt hoog te houden. Jammer dat de PVV wel aan dat eerste deel wil meewerken, het in de spiegel kijken, maar niet aan dat tweede.
Voor het hooghouden van het publieke ambt is transparantie vereist, zodat duidelijk wordt wie je bent, waarom je dingen doet en hoe je je werk hebt ingericht. Het is dan ook prima om het te hebben over enkele gedragscodes en richtlijnen, zoals wij vandaag doen, en daarover in het openbaar te spreken met elkaar. Die gedragscodes vervangen echter niet de noodzaak van een eigen moreel oordeel — niemand suggereert dat natuurlijk ook — maar onderstrepen deze juist.
Onze fractie kan zich goed vinden in de aanbevelingen van de tijdelijke commissie van deze Kamer, die wij alvast bedanken voor haar gedegen werk. De aanbevelingen zijn een reactie op het GRECO-rapport. Het is goed dat die nu op deze wijze een vertaling vinden naar onze situatie. Het is een verstandige benadering. De commissie probeert aan te sluiten bij de soms ongeschreven codes die we al kennen. Daarbij neemt zij in aanmerking hoe de Eerste Kamer in het Nederlandse parlementaire stelsel functioneert.
Niettemin bepleit de commissie explicitering van gedragscodes op een aantal punten. Wij onderschrijven dat. Ook in onze partij, de ChristenUnie, zijn dergelijke codes de laatste jaren geëxpliciteerd. Dit is natuurlijk een trend die zich in tal van sectoren in de samenleving voordoet. Wij als leden van de Eerste Kamerfractie van de ChristenUnie onderschrijven de gedragscode die in 2008 is vastgesteld en die elementen bevat die ook in het rapport van deze tijdelijke commissie worden genoemd. Overigens zullen wij ook een eigen reglement maken, een integriteitsdocument voor onze fractie in de Eerste Kamer, net zoals de Partij van de Arbeid dat gaat doen, zo hoorde ik zojuist.
Er worden nu concrete voorstellen gedaan voor een wijziging van het Reglement van Orde. Ik heb in dat kader een vraag aan commissielid Faber. Niet alleen ben ik benieuwd wat zij heeft weten te voorkomen door haar lidmaatschap van deze commissie. Daar word ik nu toch wel nieuwsgierig naar na de uitingen van de fractievoorzitter van de PVV. Ik wil ook weten of zij de overige aanbevelingen in het rapport deelt. Ik stelde die vraag zo-even al bij interruptie aan de fractievoorzitter van de PVV. Uit de voetnoot op bladzijde 1 begrijp ik dat het lid Faber bezwaar maakt tegen openbaarmaking van afspraken binnen fracties. Dat raakt echter niet aan al die andere voorstellen met betrekking tot wijziging van het Reglement van Orde. Van het lid Faber zou ik willen horen hoe zij daar zelf tegenover staat.
De voorstellen die door de commissie worden gedaan, lijken ons zinvol. Ze illustreren de toegenomen aandacht voor transparantie en integriteit in de praktijk van het parlementaire werk. We kunnen ons daarmee verenigen, maar het lijkt ons goed dat er nog eens wordt gekeken naar alle formuleringen, bijvoorbeeld door een daartoe in te stellen commissie. Daarna kan de Kamer hierover een finaal besluit nemen. Dat zou het beste kunnen in het kader van een bredere herziening van het Reglement van Orde. Ik merk hierbij op dat een van de aanbevelingen in het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie betrekking heeft op het Reglement van Orde, namelijk om de eigen onderzoekswerkzaamheden van deze Kamer een duidelijke plaats te geven in het reglement.
Helemaal tot slot een enkele opmerking over de telkens terugkerende aanduiding van de Eerste Kamerleden als parlementariërs met een deeltijdfunctie. Verscheidene woordvoerders hebben dat gezegd. Op een enkele plaats in het rapport wordt het werk in de Eerste Kamer zelfs omschreven als nevenfunctie. Ik snap wat er wordt bedoeld en ik weet ook dat dit een functie is die niet een hele werkweek in beslag neemt en dat deze functie wordt uitgeoefend naast andere werkzaamheden. Maar toch protesteer ik tegen het beeld dat dit parlementair werk is dat erbij wordt gedaan. Zo is het voor velen van ons allang niet meer, zeker niet voor leden van kleine fracties.
De heer Van Boxtel (D66):
Ook ik was een van degenen die dat memoreerden. Ik heb echter geenszins willen suggereren dat je het niet volwaardig uitoefent. Het accent dat u nu legt, wil ik onmiddellijk wegnemen. Iedereen die hier zit doet het werk naar behoren, maar het is en blijft een nevenfunctie. Het is een hoofdfunctie in het parlementaire bestel, zij het voor één dag in de week.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik heb beslist niet willen suggereren dat leden van deze Kamer hun werk niet volwaardig doen. Dat bedoel ik natuurlijk niet te zeggen. Ik bedoel te zeggen dat het gewicht van dit ambt is veranderd en dat er zo langzamerhand sprake is van een uitbreiding van de werkzaamheden. Sinds 2007 ben ik lid van deze Kamer en in die toch betrekkelijk korte tijdspanne heb ik het werk zien toenemen. Het werk groeit en daarover wil ik een opmerking maken. Het voortdurend benadrukken van het werk in de Eerste Kamer als nevenfunctie zou de uitoefening van deze functie immers weleens tekort kunnen doen, zeker voor leden van kleine fracties. De werkdruk is vaak heel hoog. Overigens is er in het verleden ook weleens onderzoek gedaan naar de werkbelasting van Eerste Kamerleden. Volgens mij was dat nog voor 2007. Toen werd al geconstateerd dat de werkbelasting zeer aanzienlijk is, zeker meer dan één dag. Voor mij betekent een dag hier een dag van 's morgens negen tot soms 's avonds twaalf. Dat is al twee werkdagen ineen. Het lidmaatschap van de Eerste Kamer is niet alleen een volwaardig parlementaire functie, maar door de toegenomen complexiteit van het wetgevingsproces — dat is mijn argument — en uitbreiding van werkzaamheden, onder meer in Europees verband, doet het een steeds groter beroep op onszelf. Het tijdsbeslag dat met dit ambt is gemoeid, de keuzes die senatoren moeten maken, ook met betrekking tot hun overige werkzaamheden en de manier waarop het werk hier wordt verricht, doen een toenemend beroep op ons allemaal. De vraag die ik in dit verband aan de orde wil stellen, en die misschien een beetje over het hoofd van de tijdelijke commissie heengaat, maar die ik toch aan de orde wil stellen vanwege de repetitie van het woord nevenfunctie is: is de huidige werkwijze van deze Kamer nog wel in overeenstemming met die toegenomen werkbelasting van dit ambt? Het zou goed zijn als wij het ook eens over dat aspect hebben van ons werk, op dezelfde manier als wij het nu hebben over het integriteitsaspect.
De heer Van Boxtel (D66):
Hoor ik mijn collega nu pleiten voor een zwaardere functie van het lidmaatschap van de senaat in tijd, dus twee, drie of vier dagen per week of fulltime?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik heb nog geen pleidooi ergens voor gevoerd, maar mijn gedachten gaan wel die kant op. Ik denk dat het werk dat wij nu in één dag proberen te doen —het woord "proppen" komt nu bij mij op — en de manier waarop wij daarmee onszelf beperkingen opleggen, in tijd en in voorbereiding, zou beslist nog eens bezien moeten worden. Als wij een tweede dag zouden hebben, bijvoorbeeld ook in verband met Europees werk dat gedaan wordt, zou dat het werk hier beslist ten goede komen. Dat is mijn opvatting.
De heer Van Boxtel (D66):
Daarmee neemt u afstand van het idee dat wij in Nederland altijd gekoesterd hebben, namelijk dat senaatleden op afstand en met twee benen in de samenleving in een deel van hun beschikbare tijd de controlerende functie ook op het wetgevingsproces van de Tweede Kamer en de Staten-Generaal uitoefenen.
De voorzitter:
Mijnheer Van Boxtel en mijnheer Kuiper, ik zou ook u willen vragen om u te beperken tot de aanbevelingen van het rapport.
De heer Van Boxtel (D66):
Maar voorzitter, dit raakt me. Ik vind dat de heer Kuiper het recht heeft om die vraag op te roepen, maar ik vraag hem dit expliciet, want dit zou wel eens kunnen noden tot een vervolgdebat of een initiatief van de ChristenUnie om het karakter van de senaat wezenlijk te veranderen.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik zou niet het karakter van de senaat willen veranderen, ook niet als wij één dag erbij zouden nemen, wat even nu het hypothetische geval is. Er liggen helemaal geen voorstellen. Stel je voor, wij zouden er een dag bijnemen. Dan zouden wij hier twee dagen zijn tegen over de Tweede Kamer steeds drie of vier dagen. Er zijn dan nog allerlei nevenfuncties mogelijk naast het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Dat zal blijven. Het waardevolle van met één been in de samenleving blijven, onderschrijf ik van harte.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik heb misschien nog een heel kleine aanvulling. Ik zat eigenlijk te wachten tot de heer Kox de opmerking zou maken, want dat doet hij altijd, maar nu doet hij het niet. Wij worden voor anderhalve dag in de week betaald en niet voor één dag in de week.
De heer Kox (SP):
Volgens mij worden wij betaald als lid van de Eerste Kamer. Daar staat een bedrag voor. Het staat iedereen vrij om daar zo veel of zo weinig tijd in te steken als men zelf wil. Daarom is de discussie over nevenfuncties niet zo heel relevant. Je bent volksvertegenwoordiger voor 24 uur en zeven dagen in de week en daar krijg je geld voor. Nou, dat is nog mooi meegenomen ook. Dat is overigens ooit een voorstel van Troelstra geweest. Dus wij bevinden ons in goed gezelschap.
De voorzitter:
Dit was geen vraag aan de heer Kuiper. Ik geef het woord aan de heer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter. Dank u wel. Het heeft iets ongemakkelijks, in een gezelschap van louter nette mensen de eigen integriteit te bespreken en daar vijf minuten per fractie voor te hebben. Allereerst wil ik de collega's van de commissie GRECO hartelijk bedanken voor de intensieve wijze waarop ze het rapport met betrekking tot Nederland over de preventie van corruptie van commentaar en adviezen hebben voorzien. Ze hebben dat uiterst serieus gedaan. Dank daarvoor.
We doen het nog niet zo heel gek, lijkt de hoofdconclusie. Toch is dat te weinig om met louter vreugde te kijken naar een groot taboe. Oud-minister Dales — ze is al twee keer voorbijgekomen vandaag — was de eerste politica die geprobeerd heeft, dit taboe te doorbreken. In 1992 wees zij erop dat we ons niet moeten blindstaren op duidelijke gevallen van fraude en corruptie, die strafrechtelijk te vervolgen zijn. Dales vond dat ook moest worden gekeken naar een minder tastbaar probleem dat zij machtsbederf noemde. Machtsbederf, zei Dales, is breder. Het draagt het element van ontbinding, verval en vervaging van normen in zich.
Het element van ontbinding kwam letterlijk aan de orde in 2005 in een rapport van het Korps landelijke politiediensten, waarin gesproken werd over de verwevenheid van de politiek en de veesector. De politiedienst sprak over "structurele lucratieve criminaliteit in de veesector, waardoor de bestuurlijke integriteit in het geding was". We dronken een glas, we deden een plas en we lieten de zaak zoals die was. Inmiddels zijn we verschillende schandalen verder en moet nota bene de Onderzoeksraad voor Veiligheid de noodklok luiden over de veiligheid van ons voedsel.
Natuurlijk neemt de kans op machtsbederf toe naarmate de relatie tussen overheid en bedrijfsleven inniger en dieper wordt. De markt is lang gezien als oplossing voor alle maatschappelijk kwaad waarmee zelfregulering en privatisering een enorme vlucht genomen hebben. Steeds meer overheidsorganen gaan zich ook gedragen als waren zij bedrijven. De baas van de Nederlandse Zorgautoriteit vond het heel normaal dat zijn zakenreizen werden betaald door instanties waarop hij toezicht moest uitoefenen. Hij is vandaag teruggetreden. De schatkistbewaarders van Vestia vinden het maar raar dat je geen 10 miljoen in eigen zak mag steken bij de bemiddeling van aanschaf van derivaten.
Natuurlijk is het prachtig wanneer wij in de Eerste Kamer een geschenkenregister hebben, waarin cadeautjes aan senatoren van meer dan €50 gemeld worden, maar veel meer dan symboolpolitiek is dat niet. Ooit besteedde de Amsterdamse gemeenteraad twee vergaderingen aan een besluit om vrijkaartjes voor Artis voor het gemeentebestuur terug te sturen om de integriteit van het gemeentebestuur te waarborgen. Het zo prudent omgaan met giften en gunsten is binnen het openbaar bestuur niet meer gebruikelijk.
De commissie GRECO begint haar aanbevelingen met een aantal belangrijke uitgangspunten. Dat het lidmaatschap van de Eerste Kamer een deeltijdfunctie is, is een waarheid als een koe, maar nergens is vastgelegd met hoeveel andere deeltijdfuncties of voltijdfuncties het lidmaatschap van de Eerste Kamer te verenigen valt. De Tweede Kamer kent een meldingsplicht voor bijverdiensten, maar in de Eerste Kamer kan in andere hoofd- of nevenfuncties ongelimiteerd verdiend worden, zonder dat daar enige opgave van hoeft te worden gedaan. Ook het aantal commissariaten is vooralsnog niet aan enige limiet gevonden. Je kunt nog zo veel cadeautjes en reisregisters voor leden van de Eerste Kamer bijhouden, maar als leden van de Eerste Kamer straks uit hoofde van een van hun andere nevenfuncties kosteloos naar de finale van het WK voetbal gaan om Van Persie en Robben toe te juichen, blijft het reisregister van de Eerste Kamer leeg.
Of, dichter bij huis: ik kon de afgelopen weken kiezen uit: een onderzeeboottochtje op de Noordzee, met een vliegdekschip de zee opgaan of met een helikopter naar Duitsland gevlogen worden. Hoe functioneel is dat voor de uitoefening van onze taken? Dat zullen we ons moeten afvragen.
Er geldt een individuele verantwoordelijkheid voor de leden van de Kamer, maar er bestaat tevens een gezamenlijk belang van deze leden bij de reputatie van de Kamer als geheel. Ook hier is sprake van een vaststelling op zeer vrijblijvende basis. Hoe moet je de individuele verantwoordelijkheid wegen wanneer er via koehandel en fractiedisciplines akkoorden gesloten worden tussen oppositie en kabinet in ruil voor niet openbare tegenprestaties. Collega De Vries duidde daar als op en met name het niet openbare karakter van die tegenprestaties maakt een groot verschil met wat normaal gesproken in regeerakkoorden plaatsvindt.
Er zijn verschillende manieren om integriteit te waarborgen en dit kan op verschillende niveaus. Gelet op de Grondwet zijn de mogelijkheden voor dwang en sancties jegens senatoren beperkt, maar niettemin aanwezig, vooral op fractieniveau volgens de commissie. Juist die mogelijkheden van dwang en sancties op fractieniveau zouden wel eens kunnen wringen met de individuele verantwoordelijkheid van leden in dit huis. Daar zegt de commissie te weinig over naar mijn smaak. De focus zou niet alleen moeten liggen op de beïnvloeding van individuele parlementariërs; aangenomen moet worden dat ook politieke partijen als geheel zich laten beïnvloeden door financiële steun van ondernemers en pressiegroepen. De wijze waarop grote partijen hun verkiezingsprogramma's financieren is bijzonder intransparant en zelfs riskant, zei een oud-partijvoorzitter nog maar twee jaar geleden. De Partij voor de Dieren pleit voor een bredere discussie over integriteit van de politiek, een discussie die wat ons betreft langer mag duren dan dit debat. Ik zou daar ook graag de mening van de leden van de commissie over horen. Ik zou daar ook graag de mening van de leden van de commissie over horen.
De heer Kox (SP):
Mevrouw de voorzitter. Laat ik beginnen om de tijdelijke commissie van harte te bedanken voor het rapport dat nu voorligt, naar aanleiding van het evaluatierapport dat we kregen van GRECO, de corruptiewaakhond van de Raad van Europa, over het voorkómen van corruptie onder leden van het parlement. Ik ben blij met het verslag en ik ben blij met dit debat dat meer is dan een ietwat obligaat aftikken van het verslag. Ook ben ik blij dat we dit konden starten in aanwezigheid van de secretaris-generaal van de Raad van Europa, zodat hij ook eens kon zien hoe dat het hier gaat.
Wie andere rapporten van GRECO vanaf 1999 leest, weet dat het streven naar het voorkómen van corruptie onder meer voortkomt uit het vóórkomen van corruptie onder parlementariërs in Europese landen, in de breedste zin van het woord. De heer De Graaff noemde al een paar van die verdachte landen die door GRECO aan de schandpaal zijn genageld. Er zijn helaas veel te veel voorbeelden van hoe volksvertegenwoordigers volksverlakkers werden, die hun eigen belang schaamteloos boven het algemeen belang zetten. Het dalende vertrouwen van de bevolking in haar volksvertegenwoordigers in zowat heel Europa, houdt daar ook zeker verband mee.
Vooraleer aan de conclusies en aanbevelingen van de tijdelijke commissie te komen, wil ik GRECO prijzen voor zijn activiteiten als Europese corruptiewaakhond. Ik vind het een mooi voorbeeld — dat zeg ik ook in de richting van de heer De Graaff — van effectieve Europese samenwerking. Corruptie is, zoals de huidige secretaris-generaal van de Raad van Europa keer op keer beklemtoont, het gif dat de rechtsstaat, de mensenrechten en de democratie dodelijk bedreigt in de lidstaten van de Raad van Europa en daarbuiten evenzeer. Maud de Boer, tot voor kort vicesecretaris-generaal van de Raad van Europa, vergeleek de strijd tegen corruptie van GRECO eerder met de strijd van Herakles tegen Hydra, de veelkoppige zeeslang, die voor elke kop die Herakles afhakte, twee nieuwe gifspuwende koppen baarde en in stelling bracht. Het verschil, zo zei de toenmalige vicesecretaris-generaal, was dat Herakles uiteindelijk won terwijl GRECO wel strijdlustig is en daardoor ook zeker successen behaalt maar zich nooit kan laten voorstaan op een definitieve overwinning op de corruptie. Die steekt immers steeds weer, in nieuwe gedaanten, de kop op om de omgeving te infecteren en de samenleving te destabiliseren.
Altijd waakzaam blijven en optreden waar maar nodig, is dan ook het devies dat ons in alle lidstaten van de Raad van Europa zou moeten leiden. De werkelijkheid is helaas anders. Ook dat zeg ik de heer De Graaff na. Het heeft er de schijn van dat de corruptie eerder toeneemt dan afneemt en dat moet ons grote zorgen baren, dat moet ons brengen tot meer activiteit en strijd en dat moet ons ertoe brengen — daar lopen de visie van de heer De Graaff en die van mijn partij totaal uiteen — om als Nederland waar mogelijk het goede voorbeeld te geven. Met de bespreking van het verslag van de tijdelijke commissie en met de implementatie van de aanbevelingen doen we dat en daar mogen we dan ook tevreden over zijn. Als we anderen in Europa willen aanspreken op hun verplichtingen die zij door aansluiting bij de Groep van Staten tegen Corruptie op zich genomen hebben, is het fijn dat we niet nederig het hoofd hoeven te buigen als er wordt geantwoord "kijk naar je eigen!" maar we met opgeheven hoofd dan kunnen zeggen: dat doen we ook, neem er een voorbeeld aan!
De commissie heeft zich beperkt tot het functioneren van onze Kamer en dat is op zijn plaats. Het GRECO-rapport behandelt ook het voorkómen van corruptie in de rechterlijke macht, maar een reactie daarop is niet in eerste instantie aan ons. Uiteindelijk zal de gezamenlijke Nederlandse reactie door GRECO gewogen worden en gekoppeld worden aan de implementatie van de gedane aanbevelingen in het evaluatierapport. Dat zal in de eerste helft van komend jaar gebeuren. Dat betekent dat we er dus niet zijn met het reageren op de GRECO-aanbevelingen en het aannemen van de aanbevelingen van de tijdelijke commissie. We moeten daarna de daad bij het woord voegen, als gehele Kamer wat betreft het aanpassen van het Reglement van Orde en het monitoren van de naleving daarvan, als fracties wat betreft het opstellen en bij de tijd houden van aanvullende leidraden inzake integriteit van de fracties en de fractieleden, en als individuele leden, die, zoals de tijdelijke commissie naar de mening van mijn fractie terecht opmerkt, de primaire verantwoordelijkheid voor hun handelen dragen.
Dan nog een laatste opmerking. In het nu voorliggende verslag zegt de commissie dat het GRECO-rapport ons heeft aangezet ons eigen handelen kritisch in ogenschouw te nemen en waar nodig verbeteringsvoorstellen te doen. Ik zou willen voorstellen het daar niet bij te laten. Dit GRECO-rapport heeft gekeken naar hoe het parlement zelf zijn integriteit probeert te borgen en heeft daar commentaar op geleverd en aanbevelingen over gedaan. In de achterliggende decennia heeft het parlement echter ook ingestemd met een verregaande uitbesteding van zijn directe verantwoordelijkheid aan verzelfstandigde bestuursorganen, geprivatiseerde bedrijven en andere overheden. Deze Kamer heeft daar haar eerste echte parlementaire onderzoek naar gedaan. Ik zou het een goede zaak vinden als wij GRECO daarop attenderen en ons bereid verklaren na te gaan of en hoe we als nationaal parlement daarbij ook aandacht hebben gehad voor het borgen van integriteit op die niveaus. De nu lopende parlementaire enquête naar het handelen van woningcorporaties laat zien dat dat zeker niet altijd het geval is geweest. Achteraf nagaan wat er gebeurd is, is nuttig; vooraf nagaan hoe we voorkómen dat we zaken en taken uit handen geven zonder voldoende borging van integer handelen van degenen die het werk overnemen, is evenzeer van groot belang.
Dat gezegd hebbend, zegt mijn fractie nogmaals dank aan de tijdelijke commissie en geeft zij haar steun aan de voorliggende conclusies en aanbevelingen.
Dit is waarschijnlijk de laatste keer dat ik in deze Kamer kan debatteren met collega De Graaff. Hij blijft bij ons tot 1 juli, maar ik moet volgende week samen met de secretaris-generaal van de Raad van Europa en met diverse collega's onder wie collega Van Dijk en collega Faber naar Straatsburg om daar te debatteren over allerlei zaken die wij als Kamer van belang achten. Daarom hoop ik toch echt dat hij er in tweede termijn duidelijkheid over verschaft of het nu echt de mening van de fractie van de PVV in de senaat is dat we niet alleen uit de Europese Unie en de Verenigde Naties moeten stappen maar dat we ook uit de Raad van Europa zouden moeten stappen. Dat geluid had ik namelijk nog niet gehoord. Als dat geluid er niet is, betekent het dat de PVV in ieder geval niet a priori alles wat uit de Raad van Europa komt, veroordeelt en verwerpt. Als dat laatste wel het geval is, zou ik dat betreuren. Het zou ook het werk van de twee collega's die ik noemde erg moeilijk maken. Wellicht kan collega De Graaff mij een plezier doen en er in tweede termijn op reageren.
De heer Nagel (50PLUS):
Mevrouw de voorzitter. De fractie 50PLUS kan zich op hoofdlijnen vinden in de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de tijdelijke commissie GRECO-rapport. Daardoor kunnen wij volstaan met speciaal het punt deeltijdfunctie van het Eerste Kamerlidmaatschap nog eens te belichten.
Onomstreden is het feit dat het toegejuicht wordt als Eerste Kamerleden ook professioneel contacten in het maatschappelijk leven onderhouden. Dat dient gepaard te gaan met meer openbaarheid over de belangen van senatoren, zo stelt de commissie. Verder is het voor onze fractie een interessant punt om de discussie te openen over twee vragen: kan en mag het totale inkomen van een Eerste Kamerlid aan een bovengrens gebonden worden en zijn er grenzen aan de hoeveelheid andere betaalde functies die een Eerste Kamerlid kan vervullen?
Vooropgesteld en met grote nadruk dat de fractie 50PLUS deze vragen principieel benadert en niet het oog gericht heeft op bepaalde leden of vroegere leden van dit huis. Het gaat ons nadrukkelijk om het principe. En ook beseffen we heel goed dat wij geen zeggenschap hebben over hoe bepaalde functies in de commerciële wereld worden gehonoreerd. Toch willen wij dit punt vanuit een bepaalde invalshoek benaderen. Stel een Eerste Kamerlid verdient elders €400.000 of €500.000 per jaar naast de vergoeding voor het Eerste Kamerlidmaatschap. En laten we er van uitgaan dat hij dat Kamerlidmaatschap goed vervult en er vanwege vergaderingen en andere zaken gemiddeld anderhalf à twee dagen per week aan besteedt. Dan zou dit Kamerlid met drie dagen in de week op basis van een volledige werkweek een jaarsalaris of inkomsten hebben van 7 à 9 ton. En dat geeft op zijn minst een bepaald gevoel als je kijkt naar de onzes inziens redelijke beloningen en de voorbeeldfunctie die volksvertegenwoordigers toch hebben. Natuurlijk kennen wij het argument dat het bedrijfsleven nu eenmaal andere normen kent en dat we ook met de beloningen, zoals die in het buitenland bestaan, rekening moeten houden en dat de publieke functie in de Eerste Kamer slechts een beperkte deeltijd vergt. Maar in Nederland kennen we al de balkenendenorm, die gehanteerd wordt in de publieke sector en waarbij iedereen zijn blikken richt op bijvoorbeeld de publieke omroep.
Ten slotte nog een opmerking over iets wat al een aantal keren hier is opgevoerd, onder andere door de leden Van Boxtel en Barth. Daarbij is gewezen op het feit dat als er akkoorden worden gesloten in de Tweede Kamer, de fracties in de Eerste Kamer daar niet gebonden aan zijn. Mijn gezond verstand zegt me dat die akkoorden in de Tweede Kamer helemaal niet hoeven te worden gesloten omdat twee partijen daar een ruime meerderheid hebben. Die akkoorden worden gesloten omdat er geen meerderheid in de Eerste Kamer is. Daar worden andere diensten, politieke tegemoetkomingen tegenover gesteld, maar dat wordt niet zomaar gedaan. Nee, dat wordt gedaan om de zekerheid te hebben dat die wetten er ook in de Eerste Kamer doorkomen. Zo vatten de media het op, zo vat het publiek het op en mijns inziens is dat ook zo.
De heer Holdijk (SGP):
Voorzitter. Dat ik mij heb losgemaakt van de commissie achter de regeringstafel vormt geen symbolische aanwijzing dat ik voornemens zou zijn om mij te distantiëren van het rapport of onderdelen van het rapport van de commissie. Duidelijk moge ook zijn dat ik thans uitsluitend voor mijn eigen fractie het woord voer. In de commissie heb ik zitting gehad als vertegenwoordiger van de kleine fracties. Met genoegen heb ik aan de werkzaamheden van de commissie deelgenomen. Mijn dubbele positie geeft mij tevens de gelegenheid om vanaf deze plaats de fracties die ik naast de SGP-fractie mocht vertegenwoordigen dank te zeggen voor het geschonken vertrouwen. De voorzitter van de commissie zal straks ongetwijfeld de medewerkers voor hun buitengewoon waardevolle bijdrage bedanken.
Aan deze prealabele opmerkingen die uit mijn dubbele positie voortvloeien moge ik nog het volgende toevoegen. In het spraakgebruik is de uitdrukking "dubbele petten" gangbaar, iets dat een Kamerlid kwetsbaar kan maken voor verwijten. Ik heb het altijd een merkwaardige uitdrukking gevonden. Van een "dubbele pet" kan ik mij geen voorstelling maken; wel van twee of meer petten. Hoe dit ook zij, het verschijnsel is mij vanuit een eerdere verantwoordelijkheid bekend, maar voor zover ik dat ooit als een bezwaar heb ervaren, heb ik daar al enkele jaren geen last meer van, aangezien het Kamerlidmaatschap al geruime tijd mijn enige betaalde functie is, en dus geen nevenfunctie maar een hoofdfunctie, zij het een deeltijdfunctie. Worsteling met twee petten wordt mij dus bespaard.
Ik kom ter zake. Het is goed dat los van de mediahypes van alledag, het thema integriteit opnieuw ter hand is genomen. Het GRECO-rapport vormde daarvoor een goede aanleiding. Dat rapport, hoewel op het eerste gezicht gericht op preventie van corruptie, gaat over het veel bredere begrip integriteit. Het is een zaak van groot belang voor alle politieke partijen en hun vertegenwoordigers en voor alle staatsorganen. Politici, maar ook bestuurders, hebben in onze maatschappij een voorbeeldfunctie. Het is daarom buitengewoon betreurenswaardig als bij burgers de gedachte postvat dat men in deze kringen maar wat aanrommelt. Bovendien moeten kiezers erop kunnen vertrouwen dat de personen die zij afvaardigen in het lokale bestuur of het parlement het algemeen belang dienen, en zich niet laten leiden door persoonlijke financiële of andere belangen. Of integriteitskwesties tegenwoordig vaker voorkomen, dan wel dat zij tegenwoordig meer aandacht krijgen dan voorheen, is niet duidelijk. Dat ze die aandacht krijgen is begrijpelijk, maar de beeldvorming dat politici ondertussen tevens met de behartiging van hun eigen privébelangen bezig zijn, is funest.
De Eerste Kamer kende reeds een gedragscode integriteit voor Kamerambtenaren, bestaande uit kernwaarden, integriteitsregels, voorzieningen en procedures. Het is niet meer dan voor de hand liggend dat bezien wordt of de bestaande wetgeving en reglementen voor de Kamerleden alsmede fractierichtlijnen, aanscherping of uitbreiding behoeven.
Intussen blijft integriteit een lastig begrip, over de betekenis waarvan onder geleerden, constateer ik, nog altijd geen overeenstemming bestaat. Dat het iets met heelheid, zuiverheid, rechtschapenheid en onomkoopbaarheid te maken heeft, staat wel vast. Deze noties hebben behalve een morele ook een karakterologische connotatie. Maar het gaat niet zozeer om integer zijn als persoonlijke deugd, maar om een kwaliteit van handelen, een van de kwaliteiten van handelen. Men moet bijvoorbeeld ook doeltreffend en rechtmatig handelen. Het gaat bij integer handelen om handelen overeenkomstig geldende morele waarden, normen en regels. De inhoud van morele normen valt vrijwel nooit volledig in wettelijke redacties te vangen, vast te leggen en op die manier afdwingbaar te maken. Integriteit zie ik allereerst als een persoonlijke opdracht en attitude, maar mag niet worden versmald tot een persoonlijke deugd. Het gaat evenzeer om de integriteit van de totaliteit, het orgaan waarvan men deel uitmaakt. Niet uitsluitend de eigen, persoonlijke moraal telt als toetssteen, ook de collegiale en publieke moraal.
Iedereen wil vermoedelijk graag voor integer bekend staan, maar iedereen kan ook aan de verleiding bloot komen te staan om het even niet zo nauw te nemen, vooral als de kans nihil lijkt dat het wordt opgemerkt. Mensen zijn geen goden en ook geen heiligen maar zondaars. Niemand heeft volstrekt schone handen. Een eenpersoonsfractie is daarom misschien wel extra kwetsbaar.
De voorzitter:
Dank, mijnheer Holdijk.
Ik zie aan de voorzitter van de commissie dat hij graag een schorsing van vijf minuten wil.
De vergadering wordt van 15.27 uur tot 15.33 uur geschorst.
De heer Bröcker (VVD):
Voorzitter. Ik dank allereerst eenieder die hier vanmiddag een bijdrage aan dit belangrijke onderwerp heeft geleverd en ik dank eenieder ook voor de overall positieve reacties op ons werk en ons rapport. Ik heb mijn betoog over een aantal elementen van het rapport natuurlijk al voorbereid. De thema's die we benoemen zijn ook allemaal consistent en herkenbaar. Toch lijkt het me goed, ook als een soort afhechting namens de commissie, als ik even heel kort langs een aantal zaken loop en daarbij waar mogelijk wat opmerkingen maak naar aanleiding van de discussie en de inbreng van de leden. Daarna kom ik tot een afronding. Ik ken mezelf, maar ik hoop dat toch van de kant van de commissie in de komende twintig minuten te kunnen doen.
De commissie, even ter herinnering, is op 8 oktober 2013 door deze Kamer ingesteld en heeft in totaal elf maal vergaderd. Elf lijkt een groot aantal, maar we doen dat allemaal als nevenfunctie en in deeltijd, dus het moest op dinsdagen gebeuren. Over het algemeen waren onze vergaderingen, in een periode van een aantal maanden, dan ook vrij kort en zakelijk. Op 13 mei 2014 hebben we het rapport aan de Kamervoorzitter aangeboden. Iedereen had vanuit zijn fractie zijn eigen beelden bij het onderwerp. Daarom is er in de commissie als begin principieel gesproken over de verschillen tussen het lidmaatschap van de Eerste en Tweede Kamer, de autonomie van de fracties, de verantwoordelijkheid van het individu en de verdeling van de verantwoordelijkheid over individu en fractie. Ook hebben we de ontwikkelingen binnen politieke partijen erbij betrokken. Uiteraard hebben we ook gereflecteerd op de Eerste Kamer als instituut en de rol van wetgeving daarbij.
Het is al genoemd: het lidmaatschap van de Eerste Kamer is een deeltijdfunctie. Daarin ligt een toegevoegde waarde, maar het brengt ook, wat voor iedereen duidelijk is, risico's met zich mee wat betreft de schijn van belangenverstrengeling. Centraal in onze discussies — die zijn best stevig geweest — stond het uitgangspunt en het grondwettelijk gegeven dat een gekozen Kamerlid een vrij mandaat heeft, met daaraan gekoppeld een verbod van last. Daarbij verwijs ik naar artikel 67, lid 3 van de Grondwet. Dit gegeven beperkt uiteraard de mogelijkheden van dwang en sancties jegens een individueel Kamerlid. De heer Van Boxtel bracht het ook in: in zekere zin is het vrije mandaat ook een waarborg voor integer handelen, in die zin dat het voorkomt dat senatoren gedwongen kunnen worden om in strijd met hun overtuiging te handelen.
Daarmee raak ik aan het punt dat mevrouw De Vries van het CDA inbracht. Zij vroeg zich af hoe een dergelijk vrij mandaat en de rol van de Eerste Kamer zich verhouden tot deelakkoorden die in de Tweede Kamer zijn gesloten. Dit onderwerp is als zodanig uiteraard niet binnen onze commissie aan de orde geweest. Ons werk was primair een reactie op de aanbeveling, maar het moge duidelijk zijn dat politieke binding van fracties en leden van de Eerste Kamer aan politieke afspraken die elders worden gemaakt uiteindelijk altijd op eigen afwegingen en vrijwilligheid gebaseerd zijn. We hebben in de Eerste Kamer voldoende incidenten en avonden meegemaakt waarbij een individueel Kamerlid zijn eigen afweging over zijn stemgedrag wenste te maken. In die zin kan de commissie toch zeggen dat dit soort politieke processen, en de wijze waarop individuen en fracties daarin handelen, naar onze mening primair niets te maken hebben met het onderwerp "integriteit".
Over integriteit wil ik wel nog het volgende opmerken. We kennen het mandaat van individuele Kamerleden en de autonomie van fracties. De commissie heeft unaniem geconcludeerd dat de leden een gemeenschappelijk belang hebben bij de reputatie van de Eerste Kamer. Als een lid van deze Kamer wordt betrokken in een publieke discussie over het wel of niet integer handelen, raakt dit niet alleen het betrokken lid of zijn of haar fractie, maar ook de Eerste Kamer als geheel. Ons rapport is gericht op integriteit in de rol als Kamerlid. Dat is een deeltijd- of nevenfunctie en maatschappelijk zijn de leden allemaal op vele fronten, betaald en onbetaald, actief buiten de Eerste Kamer. In reactie op wat de heer De Lange heeft gezegd, denk ik dat integriteit buiten de Eerste Kamer natuurlijk haar invloed heeft op de beeldvorming rond de reputatie van de desbetreffende persoon in zijn of haar hoedanigheid van Eerste Kamerlid. Als je doorredeneert, denk ik dat de vraag hoe daarmee om te gaan uiteindelijk geen zaak is voor de Eerste Kamer als geheel, maar voor politieke partijen en fracties. Op zich maakte de heer De Lange daarover echter een heel terecht punt. Integriteit is breder, zoals door velen is gezegd. Het gaat verder dan het voorkomen van corruptie, wat toch een beetje de insteek van het GRECO-rapport is. Het gaat ook om betrouwbaarheid en transparantie. Mevrouw De Vries noemde het citaat al: "Doing the right thing, even when no-one is watching". Het gaat niet alleen om adequate regels, maar ook om de juiste houding en mentaliteit van het individuele Kamerlid. Het gaat ook om de juiste cultuur binnen en tussen fracties. Ik wil nadrukkelijk zeggen dat wij een cultuur moeten hebben waarin wij elkaar durven aan te spreken binnen fracties. Als individu en als fractie moeten wij ons openstellen om door anderen te worden aangesproken. Het gaat er niet om, zoals mevrouw Huijbregts van de VVD-fractie zei, dat het verwordt tot naming and shaming, tot schandpalen. Het gaat om een respectvolle en veelal vertrouwelijke dialoog, die bij serieuze kwesties eventueel in het College van Senioren kan worden gevoerd. De commissie ziet daarbij nadrukkelijk een rol voor de Kamervoorzitter. Zij kan waar nodig in vertrouwelijke setting discreet advies geven.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik heb een vraag aan de heer Bröcker. Wil hij een en ander iets concreter maken, zeker als het gaat om het elkaar aanspreken als Kamerlid dan wel als fractie? In de afgelopen maanden heb ik campagne gevoerd voor het Europees Parlement. Ik heb onder meer de volgende termen naar mijn hoofd gekregen: racist, xenofoob, homofoob. Gaat dit zo ongeveer het onderling aanspreken in deze Kamer worden? Of moet ik mij er iets anders bij voorstellen?
De heer Bröcker (VVD):
Ik weet niet hoe ik dit moet beantwoorden. De commissie heeft gesproken over belangenverstrengeling en integriteit. Gezien de nevenfuncties van Kamerleden kan die mogelijke belangenverstrengeling periodiek een punt van discussie zijn. Wij adviseren nadrukkelijk om die discussie op een goede manier binnen fracties te voeren. Het begint bij het individuele lid. De discussie kan binnen fracties worden gevoerd. Waar nodig kan het op een respectvolle en discrete manier — zo zal het in praktijk gaan — tussen fracties worden besproken en desnoods in het College van Senioren. Ik herken de opmerking van de heer De Graaff. Wat hij in de campagne heeft meegemaakt, kan ik echter heel slecht relateren aan de manier waarop wij hier met elkaar omgaan.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik vind het jammer dat ik niet echt een helder antwoord krijg op mijn vraag, die blijkbaar niet duidelijk genoeg was. Integriteit is meer dan een individueel Kamerlid dat mogelijk al dan niet om financiële redenen corrupt genoemd kan worden. Wij praten hier over het rapport van de commissie GRECO. Het gaat om een onderdeel van de Raad van Europa die het EVRM als centraal punt heeft. Daar is de Raad van Europa op gebaseerd, daar hangt de raad nauw mee samen. Het gaat dus om veel meer dan corruptie in financiële zin. Waar ligt de grens tussen wat wij nog wel en wat wij niet meer integer noemen? Wat valt erbinnen en wat valt erbuiten? Waarom zouden deze kwalificaties erbuiten vallen en zouden alleen de financiële aspecten erbinnen vallen?
De heer Bröcker (VVD):
Ik heb in antwoord op de heer De Graaff helemaal geen beperkingen aangegeven voor kwalificaties die erbinnen of erbuiten vallen. Het onderwerp "integriteit" heeft heel veel aspecten. Het kan belangenverstrengeling zijn, het kan de schijn van belangenverstrengeling zijn, het kan verdergaan tot het gedrag buiten de Eerste Kamer. Ik heb geen kwalificaties of beperkingen aangebracht. Ik meen dat het gewoon heel breed is neergelegd. Nogmaals, ik begrijp dus niet waar de heer De Graaff op doelt als hij zegt dat er dingen uitgesloten worden.
In ons rapport hebben wij een tekstvoorstel gedaan voor aanpassingen van het Reglement van Orde. In de praktijk zijn regels voor belangenconflicten vaak het belangrijkste onderwerp. Wij hebben daarvoor een korte tekst aangeleverd. Ik noem ook het registreren van geschenken en bepaalde reizen. In de praktijk zal het wel meevallen wat wij aan geschenken en reizen aangeboden krijgen in onze hoedanigheid van Eerste Kamerlid, maar mocht het aan de orde zijn, dan moet dat gemeld worden. De heer De Lange, de heer Nagel of de heer Koffeman ging in op geschenken die Kamerleden krijgen in hun hoedanigheid van vervuller van een nevenfunctie. Dat is een zaak die primair geregeld wordt in de context waarin men die nevenfuncties vervult. Voor commissarissen bij een familiebedrijf of bij een semipublieke instelling worden geleidelijk aan de nodige regels en governanceafspraken ontwikkeld. De commissie richt zich met name op geschenken en reizen die wij aangeboden krijgen in onze hoedanigheid van Kamerlid.
Uiteraard is er gesproken over een parlementaire gedragscode. Het GRECO-rapport spreekt over het parlement en maakt geen onderscheid tussen Tweede en Eerste Kamer. Dan komt natuurlijk de vergelijking op met de House of Lords in Engeland, waar men een dergelijke systematiek hanteert. De commissie is unaniem van mening dat een dichtgetimmerd Reglement van Orde met integriteitsregels vanuit de Eerste Kamer als instituut geen recht doet en in strijd is met de autonomie en vrijheid van individuele leden en de fracties. In reactie op datgene wat de heer De Graaff inbracht of suggereerde: fracties hebben de volledige vrijheid om zelf hun integriteitsbeleid vorm te geven. De commissie doet echter wel een aantal aanbevelingen. Fracties moeten niet alleen inventariseren wat zij al hebben, maar ook kijken waar zaken verbeterd en aangevuld kunnen worden. Ook doet de commissie de aanbeveling dat de regels op schrift komen en openbaar worden gemaakt.
Op dit punt, de aanbeveling met betrekking tot het openbaar maken van die interne afspraken, had ons gewaardeerde lid Faber van de PVV principiële bezwaren. Zij kon daarom uiteindelijk ook het rapport van de commissie niet steunen. Daarvan hebben wij melding gemaakt. Kijkend naar de werkwijze van de commissie en alle onderwerpen die zijn behandeld, moet ik zeggen dat dit het enige onderdeel van onze aanbevelingen is waarover wij geen consensus konden bereiken.
De commissie doet ook een aantal concrete aanbevelingen om het integriteitsbewustzijn te vergroten en, met name, te onderhouden; dit punt werd ook opgebracht door mevrouw Vos. Een start maken met dit soort dingen is goed, maar uiteindelijk is het zaak om dit duurzaam aan de gang te houden en te onderhouden. Een start stelt de commissie in ieder geval voor in de vorm van een introductiebijeenkomst over integriteit voor de volgend jaar nieuw te kiezen Eerste Kamer. Dat is een goed moment om dat te doen. Wij stellen voor om dat bij elke nieuwe Kamer te doen. Daarbij denk ik dat het goed is om de regels die wij straks met zijn allen hebben, wat nadrukkelijker bij elkaar te zetten. Voor mij persoonlijk was het toch een beetje zoeken om de regels die nu op ons, als leden van de senaat, van toepassing zijn, in verschillende wetten, de Grondwet en andere wetten, als een geheel neer te zetten. Het zou goed zijn om volgend jaar bij die introductiebijeenkomst een document te hebben waarin dit niet alleen wat betreft de regels maar ook wat betreft de spirit van ons rapport, op een goede manier wordt verwoord. Ik kijk hiervoor namens de commissie ook naar de Griffie.
Dit onderwerp, evenals de naleving van de regels, dienen naar onze mening periodiek nadrukkelijk in het College van Senioren geagendeerd te worden, structureel ten minste eenmaal per zittingsperiode. Hiervoor moet ook kwaliteitstijd worden vrijgemaakt; dit moet dus niet slechts een van de punten op de agenda zijn. Minimaal één keer per zittingsperiode, logischerwijs ergens in het midden van de periode, zouden wij in het College van Senioren tijd moeten maken om integraal te bekijken hoe de aanbevelingen en onze regels in de praktijk uitwerken. Wij kunnen dan ervaringen uitwisselen en eventuele knelpunten aan de orde stellen. Desgewenst kan dit weer leiden tot bijstelling van het Reglement van Orde en/of aanpassing van de interne afspraken binnen fracties. Het blijft immers een dynamisch proces, zoals door een aantal van de woordvoerders werd opgemerkt. Het aanpassen van die interne fractieafspraken is overigens, zoals gezegd, aan de fracties zelf.
Volgens het voorstel van de commissie zal de Griffie de leden van deze Kamer halfjaarlijks rappelleren om de openbare gegevens over de nevenfuncties te actualiseren. Hierbij zou dan ook — dat vergat ik zonet te noemen — een wat scherpere duiding kunnen komen van de inhoud van de nevenfuncties of, generiek, de inhoud van advieswerk, evenals eventueel de activiteiten van het bedrijf waar men commissaris of toezichthouder is. Met de benamingen en afkortingen die wij nu soms hanteren, is een en ander soms niet helemaal duidelijk voor de buitenwacht. Dit zou dus per halfjaar moeten gebeuren en niet meer per jaar.
Een aantal punten volgt de commissie niet. Een daarvan betreft een lichtere vorm van aanbeveling. Er staan aanbevelingen in het rapport, maar daarnaast biedt het Engels de mogelijkheid om te spreken van opmerkingen "to give consideration". Dat is het knappe van de Engelse taal; die nuances missen wij soms een beetje in het Nederlands. Die hebben wij in dankbaarheid aanvaard. Zo'n opmerking "to give consideration", zo'n lichtere aanbeveling, is om informatie te geven over echtgenoten en afhankelijke familieleden, samen met de "consideration" om die openbaar te maken. Daarbij staat tussen haakjes dat dit niet "necessarily" hoeft. De commissie heeft daarnaar gekeken en, zoals wij hebben toegelicht in ons rapport, hebben wij geconcludeerd dat dit echt een stap te ver is in ons bestel. Nogmaals, wij hebben hier in de Eerste Kamer deeltijdbanen of nevenfuncties. Wij motiveren ook waarom wij denken dat dit niet zo'n verstandig idee is. Dit wil overigens niet zeggen dat dit onderwerp waar nodig niet aan de orde kan komen in fractieoverleg. Wij adviseren echter niet om de suggestie over te nemen om dit openbaar te maken.
Door mevrouw Vos werd nog een ander onderwerp aangekaart waarover wij in de commissie hebben gesproken. Dit betreft voorstellen die worden gedaan door lobbyisten en contacten met lobbyisten. Wij hebben allereerst geïnformeerd wat wij op dit gebied überhaupt hebben rond het Binnenhof. Daarbij hebben wij ook gekeken naar het systeem van de Tweede Kamer. Daar bestaat een lobbyistenregister, maar naar de informatie die de commissie heeft gekregen, staat daarin slechts een beperkt aantal mensen geregistreerd. Het is meer een pasjessysteem; je moet je registreren om een pas te krijgen voor het Tweede Kamergebouw. Dit weerhoudt lobbyisten, hoe je "lobbyist" ook zou willen definiëren, er niet van om contacten te onderhouden met Tweede Kamerleden binnen of buiten het gebouw. Wij hebben dit in de context van de Eerste Kamer bekeken en, misschien een beetje praktisch, geconcludeerd dat contacten met derden horen bij het werk van Eerste Kamerleden. Het ligt naar de mening van de commissie dan ook niet voor de hand om gedetailleerde regels te ontwikkelen voor contacten met derden, inclusief lobbyisten. Daarmee omzeilen wij ook een beetje de definitiekwestie wat een lobbyist is. Een pasjessysteem lijkt ons ook niet opportuun. Wij zijn één dag per week in het gebouw en vier dagen lopen wij buiten rond. Alle leden zullen in de praktijk meemaken dat zij regelmatig door derden, inclusief lobbyisten, worden aangesproken.
Ik hoop dat ik het punt dat mevrouw De Vries maakte met betrekking tot de impact van akkoorden, onder meer op het stemgedrag hier, en integriteit, adequaat heb behandeld. De heer De Graaff maakte een opmerking over systeemtoezicht en handhaving. Hij zei dat in de Eerste Kamer de meerderheid toezicht houdt op de minderheid. Dat staat echter niet in ons rapport. Wij hebben heel nadrukkelijk de individuele verantwoordelijkheid van een Kamerlid benoemd, evenals de autonomie van de fractie. Wel hebben wij aangegeven dat wij een gezamenlijk belang hebben bij de reputatie van de Eerste Kamer. Er is dus totaal geen sprake van dat meerderheden hier minderheden gaan aanspreken. Zoals ook door mijn collega van de VVD werd aangegeven, is dit een proces dat primair binnen de fractie zal moeten plaatsvinden. Vervolgens zou hierover, mocht dit inderdaad echt noodzakelijk zijn, tussen fracties en eventueel in het College van Senioren gesproken kunnen worden. De verwachting van de commissie is echter dat dit alleen bij uitzondering zal gebeuren.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Het rapport spreekt expliciet van "een effectief systeem van toezicht en handhaving". Dat is toch iets heel anders dan wat ik de voorzitter van deze commissie GRECO nu hoor zeggen. Wellicht kan hij uitleggen wat dat effectieve systeem van toezicht en handhaving daadwerkelijk zal inhouden.
De heer Bröcker (VVD):
Doelt de heer De Graaff met de quote over een effectief systeem op de aanbeveling van GRECO op dit punt?
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik doel op het verslag van de commissie.
De heer Bröcker (VVD):
Ik denk dat dit de woorden zijn die GRECO ook hanteert. Nogmaals, het punt dat de commissie heel nadrukkelijk maakt — dat moet de heer De Graaff aanspreken — is dat het primair de verantwoordelijkheid van een individueel lid van deze Kamer is, vervolgens van zijn fractie en ten slotte mogelijk van zijn partij. De kernaanbeveling is dat hierover binnen fracties heldere regels ontstaan, vuistregels of hoe je ze ook zou willen noemen. Veelal zullen die worden ingebouwd in regels rond integriteit die binnen partijen worden ontwikkeld. Vervolgens moet er binnen de fracties een cultuur worden onderhouden waarin je elkaar op die onderwerpen kunt aanspreken. Dat kan buitengewoon effectief werken.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Het gaat mij erom dat dit uiteindelijk zijn weerslag vindt in het Reglement van Orde. Daar moeten wij ons dan aan houden. Ik hoor graag van de commissie dat wij zeer terughoudend moeten zijn met het aanpassen van het Reglement van Orde.
De heer Bröcker (VVD):
De commissie doet een suggestie. De voorzitter zal straks aangeven wat de volgende stappen zijn met betrekking tot de aanpassing van het Reglement van Orde. Ten aanzien van belangenverstrengeling doen wij de volgende tekstsuggestie. "Ieder lid geeft zich rekenschap van de belangen die hij anders dan als lid van de Kamer heeft en waakt ervoor dat deze belangen niet leiden tot het op oneigenlijke wijze uitoefenen van zijn of haar functie. Dat is de kern en die willen wij graag inbrengen in de fractie. Elke fractie kan die regels naar eigen inzicht verder ontwikkelen, rekening houdend met de integriteitsregels die ontwikkeld worden binnen politieke partijen." Omdat die regels openbaar zijn, hoop ik dat wij van elkaar leren. Wij streven naar een goed, actief en respectvol systeem om elkaar af en toe aan te spreken als dat nodig mocht zijn.
Ik ben ingegaan op de opmerkingen van de heer De Lange. Mevrouw Vos deed een suggestie in verband met awareness, bewustzijn. Wij maken een start met de introductiebijeenkomsten. Dat wordt volgend jaar een bijeenkomst die voorzien is van goede documentatie. Ik kan niet overzien of er bij individuele leden behoefte is aan verdere training. Dat kan wellicht geïnventariseerd worden. Ik kan mij ook voorstellen dat er binnen politieke partijen het nodige gebeurt. Dat laat de commissie graag aan het College van Senioren en aan individuele Kamerleden.
De heer Van Boxtel vroeg naar de vervolgstappen. Deze commissie is klaar zo vermoed ik. In de pauze heb ik dit even gecheckt. Het is een tijdelijke commissie en daar komt nu een eind aan. Uiteindelijk zal de Kamer ons rapport moeten omarmen. Een en ander zal bij de minister van Binnenlandse Zaken ingebracht moeten worden. Het GRECO-rapport heeft ook betrekking op de Tweede Kamer, die op dit punt een beetje achterloopt bij de Eerste Kamer. Er is ook gekeken naar de rechterlijke macht en naar het Openbaar Ministerie. De Nederlandse regering zal voor het eind van het jaar een integraal verhaal moeten sturen in reactie op de aanbevelingen van GRECO.
Een ander traject is dat wij als Kamer aan de gang moeten. Met een zekere voortvarendheid moeten wij het Reglement van Orde oppakken. Er zijn misschien nog ander onderwerpen die meegenomen kunnen worden. Mevrouw Barth heeft al gezegd dat men in de fracties snel aan de gang moet gaan. Wij moeten ervoor zorgen dat dit echt op orde is voordat de nieuwe Eerste Kamer volgend jaar aantreedt.
In reactie op het betoog van de heer Kuiper het volgende. Ik gebruikte het woord "deeltijd" en niet "nevenfunctie". In de praktijk zijn wij allemaal hier in deeltijd actief. Soms is er een duidelijke hoofdfunctie buiten de Kamer, maar soms ook niet en is er meer sprake van een mandje van activiteiten. Het is een heel palet aan mogelijkheden. Ik onderken het tijdsbeslag van het Kamerlidmaatschap, zeker als je een kleine fractie moet runnen. Ik moet nog even zeggen dat de ondervoorzitter, de heer Holdijk, bij alle vergaderingen op de dinsdag aanwezig is geweest. Daarvoor mijn waardering. Het door de heer Kuiper ingebrachte punt moet breder worden opgepakt. Het viel niet in de scope van de commissie.
Ik kom op het betoog van de heer Nagel. Wij hebben gesproken over het publiceren van een lijst met betaalde functies met de inkomens die daarbij horen. De Tweede Kamer kent het systeem van het melden van nevenfuncties, inclusief de beloning daarvoor. Daar zijn het ook vaak nevenfuncties, dus is het functioneel. Dat hangt samen met de vergoeding, de schadeloosstelling van leden van de Tweede Kamer. Bij ons is die functionaliteit er niet. Wij praten over deeltijdfuncties. De commissie is tot de conclusie gekomen dat voor de transparantie de noodzaak van het publiceren van functies en inkomens van de leden van de Eerste Kamer niet aanwezig is. Wij hebben wel discussie gehad over de vraag of moet worden aangegeven of het een betaalde of onbetaalde functie is. Het lijken soms zeer lange lijstjes maar daar blijken dan heel veel onbetaalde functies op te staan. Dat is dan nog steeds een disproportioneel tijdsbeslag, maar om vragen over de balkenendenorm te voorkomen, kan het helpen om aan te geven dat het onbetaalde functies zijn. Er zijn ook senatoren met een hoofdfunctie die qualitate qua een bestuursfunctie vervullen binnen een groep of een sector. Wij hebben gezegd dat er alle vrijheid is om dat aan te geven. Dat is een vorm van transparantie die prima inzicht biedt.
Ik kom tot een afronding in eerste termijn, maar misschien is het wel de gehele afronding. Dat laat ik aan u, voorzitter. Voor het geval de Kamer besluit dat dit de afrondende termijn is, wil ik zeggen dat de commissie in een goede sfeer en zakelijk heeft samengewerkt. Het was voor mij een eer en een genoegen om deze commissie te mogen voorzitten. Ik dank al mijn medeleden hartelijk voor de loyale support die zij mij als voorzitter hebben gegeven bij de diverse, soms netelige, onderwerpen die wij hebben besproken.
De commissie heeft heel veel complimenten gekregen en daar is zij natuurlijk buitengewoon erkentelijk voor. Ik noem ook de uitstekende ondersteuning van de Griffie. De medewerkers hebben zeer veel geduld met ons gehad en hebben ongelooflijk veel teksten geproduceerd. Zij zijn ook politiek bedreven hetgeen zich uit in de redactionele subtiliteiten die de commissie steeds een stap verder brachten. Heel veel dank aan Christward Gradenwitz, Laurens Dragstra die er ook heel veel tijd in heeft gestoken, en Myrna Prenger voor de ondersteuning. Zonder hen hadden wij dit stuk niet binnnen deze termijn kunnen aanleveren.
(Geroffel op de bankjes)
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik heb het lid Faber van de commissie gevraagd of zij kan toelichten of zij de overige aanbevelingen van het rapport wel kan onderschrijven.
De heer Bröcker (VVD):
De PVV heeft aangegeven dat zij het rapport niet heeft onderschreven. Het breekpunt was het openbaar maken van fractiegedragsregels. Het staat mevrouw Faber overigens vrij om mij aan te vullen als ik haar niet goed citeer. Namens de PVV kon zij niet met die regels akkoord gaan. Dat hebben wij gerespecteerd en geaccepteerd. Op grond daarvan heeft mevrouw Faber aangegeven dat de PVV het rapport als zodanig niet kan steunen. Zo is het feitelijk gelopen. De samenwerking binnen de commissie, ook met mevrouw Faber, was prima. Het was alleen dit specifieke punt van het openbaar maken. Sowieso was dit een punt van discussie binnen de commissie. Met die aanbeveling aan de fracties kon mevrouw Faber uiteindelijk niet leven.
De voorzitter:
In het College van Senioren is afgesproken dat in principe geen tweede termijn wordt gehouden. Voor de goede orde vraag ik toch of er bij een van de leden nog behoefte bestaat aan een tweede termijn.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Mevrouw de voorzitter, ik denk dat ik de heer Kox nog een antwoord schuldig ben. Hij heeft mij expliciet gevraagd naar de positie van de PVV op het punt van het lid willen zijn van de Raad van Europa.
De voorzitter:
Ik stel u in de gelegenheid om die vraag te beantwoorden. Dit is echter geen tweede termijn maar een antwoord op de vraag van de heer Kox en daar laten we het dan bij.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Mijn antwoord op de vraag van de heer Kox over de positie van de PVV op het punt van de Raad van Europa is als volgt. Wij zijn als PVV helemaal niet gecharmeerd van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wij zouden het liefst zien dat Nederland daar geen lid van was. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens doet aanbevelingen en uitspraken in zaken waarbij nationale lidstaten uiteindelijk ernstig worden beperkt in hun autonomie. Dat heeft op heel veel terreinen betrekking, met name op immigratie en gezinshereniging en dat soort aspecten. Dat betekent dat wij afstand willen nemen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zonder overigens te zeggen dat wij mensenrechten niet toejuichen; dat is een andere discussie. Wij zien het instituut echter niet zitten, dat verdrag zien we daardoor niet zitten en de Raad van Europa zien wij om die reden evenmin zitten. Het betekent niet dat we er geen leden naar afvaardigen. Dat doen wij wel, juist om heel duidelijk het PVV-geluid en het PVV-standpunt ten aanzien van deze aspecten te laten horen.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer De Graaff. Ik denk dat we het hierbij kunnen laten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik concludeer dat de Kamer, met uitzondering van de fractie van de PVV, de conclusies en aanbevelingen van de tijdelijke commissie GRECO-rapport overneemt. Het rapport zal worden toegezonden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op zijn beurt zal de minister de Nederlandse reactie geven aan GRECO. De Kamer zal uitvoering geven aan de aanbevelingen die zij heeft overgenomen, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan de aanbevelingen tot wijziging van het Reglement van Orde van deze Kamer op het punt van integriteit. Dit staat naast de aanbevelingen die zijn gericht aan de fracties en de individuele leden.
Mij rest de commissie hartelijk te danken voor haar werkzaamheden. Ik verleen de commissie decharge. Heel veel dank voor uw werk.
(Geroffel op de bankjes)
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20132014-34-9-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.