3 Herdenking van het oud-Kamerlid mevrouw Korte-van Hemel

Aan de orde is de herdenking naar aanleiding van het overlijden van het oud-Kamerlid mevrouw mr. V.N.M. Korte-van Hemel.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Op 3 april jongstleden overleed op 84-jarige leeftijd Virginie Korte-van Hemel, oud-senator voor het Christen-Democratisch Appèl. Zij was lid van de Eerste Kamer van 11 juni 1991 tot 1 november 1992.

Op 8 mei 1929 werd Virginie Norbertina Maria van Hemel geboren in Bergen op Zoom, als vierde in een gezin van uiteindelijk tien kinderen. Haar vader was de uit België afkomstige componist Oscar van Hemel. Haar moeder was onderwijzeres. Na de oorlog ging zij naar het gymnasium in Roosendaal. Deze opleiding rondde zij af aan het rooms-katholieke Lyceum voor meisjes in Amersfoort.

Van 1950 tot 1955 studeerde mevrouw Korte-van Hemel Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hierna was zij ruim twintig jaar advocaat en procureur in Bussum. In die tijd werd zij politiek actief voor de Katholieke Volkspartij. Van 1966 tot 1978 was zij voor deze partij lid van de gemeenteraad in Bussum. Ook was zij hier vier jaar lang wethouder.

In 1977 werd mevrouw Korte-van Hemel beëdigd als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hier hield zij zich vooral bezig met justitieaangelegenheden, welzijns- en emancipatiebeleid en aangelegenheden inzake het defensiepersoneel. Ook was zij voorzitter van de bijzondere commissie voor de ontwerpwet Bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen. De onderwerpen jeugd- en familierecht gingen mevrouw Korte-van Hemel bijzonder aan het hart. Haar belangstelling voor wat mensen beroert, in familiekring en ver daarbuiten, bleek binnen en buiten de Kamer niet alleen in hartelijke onderlinge relaties, maar ook in haar grote betrokkenheid op het terrein van de jeugdzorg.

In november 1982 werd mevrouw Korte-van Hemel benoemd tot staatssecretaris van Justitie in het eerste kabinet-Lubbers. Ook in het tweede kabinet-Lubbers vervulde zij deze functie. Tot haar portefeuille behoorden onder meer het vreemdelingenbeleid, internationale rechtshulp, jeugdbescherming en het gevangeniswezen.

In 1984 bracht mevrouw Korte-van Hemel een nieuwe Wet op het Nederlanderschap tot stand, ter vervanging van een wet die stamde uit 1892. In de nieuwe wet behoefden naturalisaties niet meer bij afzonderlijke wet te worden geregeld en werd een inburgeringsplicht geïntroduceerd. Zij beschouwde dit als een wapenfeit, met name omdat het een versteviging van de positie van de vrouw betekende. Kinderen van een Nederlandse moeder verkregen voortaan automatisch de Nederlandse nationaliteit, ook als de vader deze niet bezat.

In 1986 bracht mevrouw Korte-van Hemel met de ministers Hans van den Broek en Elco Brinkman de Nota Vreemdelingenbeleid uit, waarin maatregelen werden aangekondigd om de asielprocedures te verkorten en om economische vluchtelingen te weren. Dit beleid werd onder druk gezet door een enorme toestroom van vluchtelingen uit Sri Lanka en door versterkte media-aandacht rondom het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Syrië. Het vreemdelingenbeleid werd door mevrouw Korte-van Hemel als gecompliceerd en emotioneel ervaren. In een publicatie aan het einde van de jaren negentig zegt zij hierover: "De glasbak was mijn redding. Om de zoveel tijd flessen kapot gooien was mijn therapie."

Mevrouw Korte-van Hemel vond dat zij in haar functie als politica betrouwbaar moest zijn en zo consequent mogelijk. Zij hechtte er sterk aan dat mensen elkaar eerlijk en integer behandelden. Daarnaast had zij een sterk relativerend vermogen, ook ten aanzien van het politieke werk in Den Haag.

In juni 1991 werd mevrouw Korte-van Hemel beëdigd als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. In dit huis hield zij zich bezig met de onderwerpen Justitie en Defensie. In haar maidenspeech sprak zij zich uit voor een hechte verankering van de NAVO in het Europese en Nederlandse veiligheidsbeleid. Haar lidmaatschap van deze Kamer was slechts van korte duur. Op 1 november 1992 werd mevrouw Korte-van Hemel lid van de Raad van State in buitengewone dienst.

Gedurende haar werkzame leven vervulde mevrouw Korte-van Hemel een groot aantal maatschappelijke functies. Zo was zij lid van de Gewestraad Gooi- en Vechtstreek, voorzitter van het Catharijne-Convent, bestuurslid van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep en bestuurslid van het Instituut voor doven in Sint-Michielsgestel.

Mevrouw Korte-van Hemel was Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau. Moge ons respect voor haar persoon en haar grote verdiensten voor onze parlementaire democratie tot steun zijn voor haar familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven