3 Herdenking

Aan de orde is de herdenking van het oud-Kamerlid M. Pit.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Op 1 februari jongstleden overleed op 82-jarige leeftijd Meine Pit, oud-senator voor de Partij van de Arbeid. Hij was lid van de Eerste Kamer van 23 juni 1987 tot 11 juni 1991 en van 28 september 1993 tot 8 juni 1999.

Meine Pit werd geboren op 9 november 1931 in Steenwijkerwold in Overijssel. Zijn vader was zilversmid. In Steenwijk ging hij naar de lagere school en later naar de openbare mulo. Op 18-jarige leeftijd ging de heer Pit aan het werk als administratief medewerker. Al snel werd zijn interesse gewekt voor het vakbondswerk. Vanaf 1955 was hij vijftien jaar lang districtsbestuurder van de Algemene Metaalbedrijfsbond. In 1970 werd de heer Pit hoofd personeelszaken bij de firma Simmonds Precision te Brummen en Arnhem, een bedrijf dat precisiemeet- en weeginstrumenten vervaardigt. Hiertoe volgde hij de opleiding personeelswerk aan de Openbare Sociale Academie te Hengelo. De heer Pit vervolgde zijn loopbaan als hoofd personeelszaken bij SAAB-Scania Nederland in Zwolle en Meppel. Van 1975 tot 1991 was hij directeur van het Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden, een instelling die zich, na belangrijke wijzigingen in de Wet op de ondernemingsraden in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toelegde op de wettelijk gewaarborgde scholing van leden van ondernemingsraden.

In de jaren tachtig heeft hij door de aansturing van de opleidingsinstituten een grote bijdrage geleverd aan de kwaliteit van de medezeggenschap en het deskundig functioneren van ondernemingsraden.

De politieke carrière van de heer Pit ving aan in 1970, toen hij werd verkozen tot bestuurslid van het PvdA-gewest Gelderland. Uiteindelijk was hij elf jaar lang voorzitter van dit gewest. In de jaren zeventig en tachtig was de heer Pit op diverse niveaus zeer actief binnen zijn partij. Hij was lid van verschillende werkgroepen over arbeidsverhoudingen en medezeggenschap, lid van de partijraad en lid van de Provinciale Staten van Gelderland.

Op 23 juni 1987 werd de heer Pit beëdigd als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. In dit huis was hij woordvoerder voor sociale zaken, economische zaken en landbouw. In zijn maidenspeech bij de behandeling van een wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet bepleitte hij meer veiligheid, betere gezondheid en groter welzijn voor werknemers.

In 1991 verliet de heer Pit enige tijd de Eerste Kamer, om er twee jaar later met voorkeursstemmen weer terug te keren. De vergaderzaal van de Eerste Kamer werd in die tijd grondig gerenoveerd, waardoor de vergaderingen waren verplaatst naar de Ridderzaal.

De heer Pit was een zeer loyale partijman, maar niet bang om af te wijken van het partijstandpunt. Zo stemde hij in 1994 als enige van zijn fractie tegen de komst van de Betuwelijn. In 1998 voerde hij een verhit debat met toenmalig minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Jozias van Aartsen, over een omstreden wetsvoorstel voor de sanering van de varkenshouderij. De heer Pit stond weliswaar achter het doel van de wet, maar achtte deze zonder schaderegeling juridisch onhoudbaar. Hij pleitte sterk voor een gestuurde herstructurering van de sector, waarbij extra geld beschikbaar werd gesteld voor een sociaal plan. Ondanks zijn pleidooi werd de wet aangenomen met steun van de meerderheid van zijn fractie.

De heer Pit wordt door de mensen die hem goed gekend hebben beschreven als een gestaalde vakbondsman, maar ook als een nuchtere rasonderhandelaar. Hij wordt geroemd om zijn enorme maatschappelijke betrokkenheid en zijn inzet om zo veel mogelijk gewone mensen te betrekken bij democratie en sociale verandering. Zijn partij kende hij tot "in de haarvaten". Hij stond bekend als loyaal en betrokken en toch vooral als een heel hartelijk bewogen partijgenoot.

Moge ons respect voor zijn persoon en werk en zijn inzet voor onze samenleving en de parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(Alle aanwezigen nemen een moment stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

Naar boven