2 Herdenking

Aan de orde is de herdenking van het oud-Kamerlid de heer dr. K. Zijlstra.

De voorzitter:

Op 25 april 2013 jongstleden overleed op 82-jarige leeftijd Kees Zijlstra, oud-senator voor de Partij van de Arbeid. Hij was lid van de Eerste Kamer van 11 juni 1991 tot 8 juni 1999.

Kees Zijlstra werd op 24 januari 1931 geboren in Zeist. Zijn vader was ambtenaar bij de PTT en timmerman. Hij volgde de basisschool in Zeist en Utrecht en ging daarna naar de Hogere Burgerschool in datzelfde Utrecht. Hij rondde deze opleiding af in Den Haag. Van 1949 tot 1955 studeerde de heer Zijlstra economie aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam.

Hij begon zijn werkende leven als ambtenaar bij de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Commissie der Europese Gemeenschappen. Vanaf 1973 tot 1979 was hij journalist voor NRC Handelsblad. Ook was hij in die jaren leraar economie aan de Rijksscholengemeenschap te Sneek. In 1976 promoveerde de heer Zijlstra aan de Rijksuniversiteit Groningen in de economische wetenschappen. Hiertoe schreef hij een dissertatie, in het Frans, over het Europese energiebeleid. De onderwerpen energie en milieu werden de rode draad in zijn verdere carrière.

De politieke loopbaan van de heer Zijlstra ving aan in 1978, toen hij lid en fractievoorzitter werd van de Provinciale Staten in Friesland. Hij werd lid van het bestuur van de PvdA-afdeling Sneek. Een jaar later stapte hij over naar de landelijke politiek en werd Tweede Kamerlid voor de PvdA. Hier was de heer Zijlstra voorzitter van de commissie Economische Zaken van zijn fractie. Hij was milieudeskundige en woordvoerder energiezaken. Ook was hij enige tijd voorzitter van de vaste commissie voor Milieubeleid.

In 1986 slaagde de heer Zijlstra erin om een besluit over de vestigingsplaats van de nieuwe kernenergiecentrales uit te stellen. Kort daarop volgde de ramp in Tsjernobyl, waardoor de beslissende vergadering uiteindelijk nooit meer is gehouden. Zelf beschouwde hij het afstel van het besluit als een wapenfeit in zijn carrière als Tweede Kamerlid. De kwestie van kernenergie lag hem na aan het hart. Hij interpelleerde in 1984 ministers Winsemius en Van Aardenne over dit onderwerp en diende een initiatiefwetsvoorstel in om de rechtspositie van slachtoffers van kernongevallen te verbeteren.

Op 11 juni 1991 maakte de heer Zijlstra de overstap op het Binnenhof naar dit huis. Hier was hij voorzitter van de vaste commissie voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en lid van de vaste commissies voor Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken. Ook was hij lid van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. In zijn maidenspeech sprak de heer Zijlstra zich uit voor het slaan van de eerste paal voor de stormvloedkering bij De Nieuwe Waterweg. In 1996 stemde hij samen met de helft van zijn fractie tegen het toestaan van gasboringen in de Waddenzee. Hij vond de consequenties van de gaswinning voor bijvoorbeeld het wadlopen en het droogvallen met plezierboten niet acceptabel.

In de Eerste Kamer werd de heer Zijlstra gekenmerkt als een deskundig Kamerlid en een goed en trouw collega, die loyaal was aan zowel de fractie als zijn politieke beginselen. Door zijn aangename en vriendelijke karakter wist hij bij zijn collega senatoren steun te werven voor zijn dikwijls sterke overtuigingen. Vermeldenswaard is dat hij in zijn vrije tijd een niet onverdienstelijk schilder was en dat hij zijn werken zelfs een keer in dit huis heeft geëxposeerd.

Bij de invulling van zijn nevenfuncties stonden de onderwerpen milieu en water centraal. De heer Zijlstra was voorzitter van de Stichting Zuiderzeelijn, lid van de raad van commissarissen Waterleiding Friesland, lid van de raad van commissarissen Afvalsturing Friesland en voorzitter van de Friese Milieufederatie. Van 1996 tot 1999 was hij voorzitter van de Waddenvereniging. In die hoedanigheid maakte hij zich onder andere sterk voor een internationaal Waddenverdrag met Denemarken en de Duitse deelstaten langs de Waddenzee.

De heer Zijlstra was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Moge ons respect voor zijn persoon en werk en zijn inzet voor de samenleving en de parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de beëdiging van mevrouw A.M.V. Gerkens.

Ik deel aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrieven van het benoemde lid der Kamer, mevrouw A.M.V. Gerkens: de heer Ester (voorzitter), mevrouw Sent en de heer Bruijn.

Ik deel aan de Kamer mede dat de ingekomen missives van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrief van mevrouw A.M.V. Gerkens inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrieven.

Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.

Ik geef derhalve het woord aan de heer Ester, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van mevrouw Gerkens, tot het uitbrengen van rapport.

De heer Ester, voorzitter der commissie:

Voorzitter. De commissie die de geloofsbrief van het te benoemen lid van de Kamer mevrouw A.M.V. Gerkens heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrief en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden.

Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden.

De commissie adviseert de Kamer om mevrouw A.M.V. Gerkens als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer Ester voor het uitbrengen van rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het volledige rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 1

De voorzitter:

Ik verzoek de griffier, mevrouw Gerkens binnen te leiden. Dat mag overigens sneller dan op 30 april gebeurde.

Nadat mevrouw Gerkens door de griffier is binnengeleid, legt zij in handen van de voorzitter de bij wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Ik wens u van harte geluk met uw benoeming. Ik verzoek u om de presentielijst te tekenen. Ik heet u van harte welkom in de Eerste Kamer. Wij krijgen met u een ervaren Kamerlid erbij. U hebt veel ervaring opgedaan aan de overzijde. Wij hopen met u op een heel plezierige manier te mogen samenwerken en wij hopen dat het u zal bevallen in de Eerste Kamer. Gefeliciteerd. Ik schors de vergadering om de leden de gelegenheid te geven om mevrouw Gerkens te feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven