2 Natuurbeleid

Aan de orde is het beleidsdebat over natuurbeleid in het kader van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2011 (32500-XIV);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2011 (32500-F).

Devoorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van harte welkom in de Eerste Kamer.

Het woord is aan de heer Tiesinga, die zijn maidenspeech zal houden.

De beraadslaging wordt geopend.

De heerTiesinga (CDA):

Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de heer Eigeman, die eigenlijk als eerste spreker op de lijst stond, dat wij van volgorde mogen wisselen.

Voorzitter. Vandaag spreken we met elkaar over het natuurbeleid. Het natuurbeleid heeft na het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen veel tongen in beweging gezet. Maar ook tijdens de vorige kabinetten was het natuurbeleid al het gesprek van de dag, veelal verengd tot "Natura 2000". De voorbereiding voor een nieuwe integrale natuurwetgeving is gaande. Een beter moment om hierover met de staatssecretaris van gedachten te wisselen, is nauwelijks denkbaar. Wij doen dat als CDA-fractie vanuit vier invalshoeken. Wij zeggen eerst iets over het begrip "natuur". Wij zeggen dan iets over de christendemocratische wortels van waaruit wij onze visie hebben ontwikkeld. Vervolgens zeggen wij iets over de doelstellingen van het natuurbeleid en ten slotte gaan wij in op de instrumenten van het natuurbeleid.

Allereerst ga ik in op het begrip "natuur". Aristoteles definieerde natuur op twee manieren. Enerzijds is natuur het wezen van iets en anderzijds is natuur het niet-technische en het niet-kunstmatige, datgene wat op eigen kracht verschijnt en bestaat. Het eigene van het natuurlijke bestaat volgens hem hierin, dat het op eigen kracht beweegt en verandert. Veranderlijkheid is wezenlijk voor de natuur. Statische natuurdoelstellingen zijn een contradictio in terminis. Het op eigen kracht bewegen en veranderen is een evolutionaire kracht, die het de natuur mogelijk maakt het vol te houden terwijl de aarde en haar biosfeer in beweging zijn.

Het klimaat verandert. Het wordt in ons land warmer, droger, natter en zouter, terwijl de bodem daalt en de zeespiegel rondom ons stijgt. We maken ons daar terecht zorgen over. Maar op de geologische tijdschaal zijn het slechts onbeduidende gebeurtenissen, want al miljoenen jaren is de aarde constant in beweging. Grote natuurkrachten hebben ook de ondergrond van Nederland gevormd.

Natuur kent zijn tegenstelling in cultuur. Cultuur komt van het Latijnse "colere", dat oorspronkelijk "bewerken van de akker" betekent. De akker is de oervorm en het beeld van de door de mens in bewerking genomen natuur. De mens doet nauwelijks voor de natuurkrachten onder. Wij zijn een geologische factor van betekenis geworden, want vrijwel alles aan de oppervlakte hebben wij in ons land in geologisch opzicht veranderd. Enkele voorbeelden daarvan zijn de landaanwinning en de inpoldering, de afdamming van zeearmen, het bedijken en kanaliseren van rivieren, de kustverdedigingswerken, de veenafgravingen voor brandstof, zoutwinning of kleigrond voor graanproductie, een niet aflatende bodemdaling als gevolg van de waterbeheersing, gas- en oliewinning en niet te vergeten het proces van ruilverkaveling dat in de twintigste eeuw het grootste deel van ons landschap heeft hervormd. Wij leven dus in een cultuurlandschap waarvan natuur een integraal deel vormt. Het is een belangrijk deel bij het bewerken van de "Akker Nederland".

Natuur kent verschillende verschijningsvormen. In de monofunctionele verschijningsvorm spreken we over bos- en natuurgebieden. Agrarische gebieden zijn de verst gecultiveerde vorm van natuur. Bij agrarische activiteiten met een extra natuurdoelstelling spreken we over agrarische natuur. Stedelijke natuur is nog een onderbelichte vorm van natuurontwikkeling. Als laatste verschijningsvorm kennen we wat ik zou willen noemen de "waternatuur".

Mijnheer de voorzitter. Het zal u opvallen dat ik oernatuur niet noem. Dat bestaat in ons land allang niet meer, ook niet in de Oostvaardersplassen. We kunnen stellen dat we niet alleen wonen in de alom erkende veiligste delta ter wereld, met een grote verscheidenheid aan natuur waaronder een deltanatuur die uniek is in Europa, maar dat het ook een cultuurlandschap pur sang is. Is de staatssecretaris dat met ons eens?

Ik wil vervolgens iets zeggen over de christendemocratische visie. Onze minister-president heeft bij de politieke beschouwingen in dit huis in november jongstleden ettelijke malen gesproken over zijn liberaal-confessionele regering. Het CDA is echter geen confessionele partij; niet belijdend aan een kerk- of geloofsgemeenschap. De christendemocratie is gestoeld op en geïnspireerd door de filosofie van Christus, zoals we die kennen uit de Bijbel. De politieke uitwerking van deze filosofie is verankerd in vier uitgangspunten en daarmee toegankelijk en duidelijk in onze seculiere samenleving. Hiermee ontstaat de mogelijkheid om in politieke zin, binnen en buiten de partij verbindingen te leggen met groeperingen die geïnspireerd zijn vanuit andere bronnen maar die dezelfde toekomst kiezen. Die uitgangspunten – gespreide verantwoordelijkheid, publieke gerechtigheid, solidariteit en rentmeesterschap – hebben in een evenwichtig samenspel te maken met het onderwerp van vandaag: natuurbeleid. Daarom sta ik er kort bij stil.

De functie van rentmeester was in de oudheid niet alleen van toepassing, zoals vaak gedacht, op iemand die het financieel beheer had over de bezittingen van een ander, maar hij had juist de verantwoordelijkheid voor de totale leiding en het beheer van een bedrijf. In onze tijd heeft die opdracht een meer uitgebreide betekenis gekregen, namelijk de verantwoordelijkheid voor een zorgvuldig beheer van de wereld waarin wij leven. Die zorgvuldigheid kent geen hiërarchie toe aan de functie natuur, maar vraagt om een veilige inbedding te midden van andere functies en activiteiten. Het richt zich dus op waarden en principes voor een duurzame toekomst, een toekomst die "volhoudbaar is" zoals onze Vlaamse buren het zo mooi zeggen.

Vanuit onze christelijke inspiratie is er bewustzijn en ontstaat er bezieling en beweging om met respect en zorg om te gaan met alle levensvormen. Dat brengt ons bij het uitgangspunt solidariteit, dat is afgeleid van het Latijnse rechtsbegrip "in solidum" dat op een juridische verantwoordelijkheid duidt waarbij verschillende personen niet elk voor een deel maar voor het geheel in staan. Solidariteit vindt haar oorsprong in de fundamentele onderlinge afhankelijkheid van mensen, mensen die op elkaar aangewezen zijn, die een eenheid willen vormen en die gezamenlijk voor een taak staan. In relatie met het thema van vandaag kan solidariteit ook in een bredere context beschouwd worden, namelijk de onderlinge afhankelijkheid van alle leven. Het omvat dan naast de mensheid ook de flora en fauna.

Deze symbiose is een conditio sine qua non om het samen vol te kunnen houden. Maar deze voorwaarden kunnen niet alleen geschapen worden door de overheid, zo stelt ons derde uitgangspunt: gespreide verantwoordelijkheid. Immers, de persoonlijke verantwoordelijkheid van burgers en de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en maatschappelijke organisaties zijn evident en onmisbaar voor gedragen oplossingen. Vraagstukken met een grote maatschappelijke impact – en dat is bij natuur het geval – vragen in de huidige kennis- en netwerkmaatschappij ook om procesinnovatie. Als CDA geloven wij in vormen waarbij de mens individueel en in leefgemeenschappen zijn verantwoordelijkheid kan dragen en deze niet kan afkopen via staatsregeling of marktwerking.

Als het lukt om in een participatief democratisch proces het evenwicht tussen de levensvormen op aarde en in haar biosfeer vorm te kunnen blijven geven, dan is er ook voldaan aan het vierde uitgangspunt: publieke gerechtigheid. In dit geval gaat het dan naast subjectparticipatie ook over objectparticipatie, over objecten die achter de subjecten aanwezig zijn. Met andere woorden, hoe vinden we als belangengroepen het evenwicht tussen de natuur en de economie, de landbouw en de mobiliteit?

Maar voordat we daaraan toekomen, verdiepen we ons eerst in de doelstellingen van het natuurbeleid. Met betrekking tot die doelstellingen ben ik zo vrij om een citaat van Herman Finkers als begin te gebruiken. Het luidt als volgt. "De huidige tijd zou een enorme sprong voorwaarts maken door te stoppen met vernieuwend te willen zijn. Als je een boom met zijn kruin in de grond zet en met zijn wortels in de lucht dan is dat wel erg vernieuwend, maar het levert niet iets op dat hout zal snijden. Het is slechts iets dat we nog niet hebben gehad en het zal snel sterven. Vaak is het niet voor niets dat we iets nog niet eerder hebben gehad. Als we vooral niet iets mogen maken wat op het verleden lijkt dan zijn we krampachtiger en obsessiever met dat verleden bezig dan iemand die gewoon het schone, warme en goede nastreeft en daarbij alle bevindingen uit het verleden meeneemt. Schoonheid kent geen tijd omdat het iets van de eeuwigheid is. Elke tijd geeft slechts nieuw gereedschap om in feite hetzelfde te laten zien."

Mijnheer de voorzitter. Deze parafrase is zo passend voor het natuurbeleid. Immers, de meeste inheemse volkeren wisten al dat als je niet in symbiose met je omgeving leeft, je de evolutionaire kracht van de natuur aantast en je je eigen voortbestaan bedreigt. Het nastreven van deze symbiose is in de kern nog steeds de doelstelling van het natuurbeleid. Maar in de twintigste en eenentwintigste eeuw zijn de omstandigheden nogal veranderd. De grote druk van de landbouw, de economie en de mobiliteit bracht onbalans in wat we tegenwoordig aanduiden als people, profit en planet. Het bewustzijn ontstond dat de natuur in deze ontwikkeling te weinig stem had en dat er nieuw beleid nodig was.

Het CDA stond en staat, volledig achter de doelstelling om waardevolle landschappen en biodiversiteit te behouden. Dat moet echter niet door de bestaande situatie te bevriezen. Dat lijkt te veel op de boom die omgekeerd geplant is. Hij zal sterven. Behoud door ontwikkeling zal het credo zijn. Ontwikkelingen veroorzaakt door de mens, maar ook de geologische en klimatologische veranderingen zijn daarbij een blijvende beweging die al eeuwen plaatsvindt. De laatste eeuw, maar in het bijzonder de laatste decennia, is er voor het natuurbeleid zowel regionaal, nationaal als internationaal veel aandacht geweest. Het heeft geleid tot private initiatieven maar ook tot overheidsregulering. Veel is bereikt. Toch blijkt de implementatie van deze regulering op veel weerstand te stuiten. Een toenemende bron van maatschappelijke ergernis is waarneembaar en belangenconflicten leiden tot juridische procedures.

Volgens de CDA-fractie is de oorzaak daarvan niet gelegen in de doelstellingen van het natuurbeleid. Volgens ons zijn er twee andere oorzaken in het geding, namelijk de vertaling van de doelstellingen in uitvoerbare maatregelen en de financiering ervan. Is de staatssecretaris het met ons eens en – ik zeg het nu eens met de woorden van Finkers – dat we in deze tijd het nieuwe gereedschap moeten gebruiken om in feite dezelfde doelstellingen na te streven? Wij willen graag in dit debat, terwijl er een nieuwe integrale natuurwetgeving wordt voorbereid, met de staatssecretaris over dat gereedschap spreken.

Dat zijn de instrumenten van het natuurbeleid. Vanaf halverwege de vorige eeuw zijn er instrumenten ontwikkeld om de doelstellingen van het natuurbeleid te verwezenlijken. Via rijksbufferzones in de jaren vijftig en relatienotagebieden met beheersovereenkomsten in de jaren zeventig werd in de jaren negentig het begrip ecologische hoofdstructuur (ehs) geïntroduceerd. Dat is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden met verbindingszones.

Milieubeleid heeft ertoe geleid dat de depositie van zwavel en stikstof sterk is afgenomen. Faunapassages zijn aangelegd om versnippering van gebieden tegen te gaan. Als laatste zijn met het aanwijzen van 162 Natura 2000-gebieden de vogel- en habitatdoelstellingen geïmplementeerd. Ondanks de goede bedoelingen van deze instrumenten van gebied- en soortenbeleid blijkt het dat het maatschappelijke draagvlak sterk is afgenomen en momenteel minimaal is. Het lijkt erop dat er in het bijzonder bij de introductie van Natura 2000 iets fout is gegaan. Herkent de staatssecretaris dit beeld?

Mijnheer de voorzitter. Een potpourri van reacties die we in de praktijk tegenkomen reflecteert dat beeld. Zo is er onduidelijkheid over de begrippen significantie, externe werking en het voorzorgsbeginsel, kennen we hierdoor verschillende toepassingen bij provincies, is er verwarring over het aanvragen van vergunningen, soms zelfs bij verschillende provincies voor hetzelfde geval, is er geen integrale afweging vanwege het bestaan van verschillende bevoegde gezagen en wordt het natuurdebat veelal geïsoleerd gevoerd, gedomineerd door deskundigen en is het volgens Econat lang niet in alle landen verplicht om een beheerplan op te stellen. Mijnheer de staatssecretaris, herkent u deze reacties en bent u op de hoogte van het laatste aspect? Hoe verklaart u dat?

In de Eindrapportage van de werkgroep lBO natuur 2008–2009 nr. 2 worden samengevat de volgende vier hoofdoorzaken genoemd waardoor het natuurbeleid is vastgelopen. Bij de operationalisering van de doelstellingen wordt te veel gestuurd op soorten en wordt onvoldoende rekening gehouden met de dynamiek van de natuur. Mede daarmee samenhangend is de gekozen vormgeving van de ehs niet optimaal. Er zijn praktische problemen bij de uitvoering van beleid die leiden tot verlies aan draagvlak. Financiële tekorten zijn een obstakel voor de realisatie van de huidige operationele doelstelling met name door de gestegen kosten van verwerving, inrichting en beheer van de ehs.

Deze potpourri tezamen met de lBO-conclusie bewijst dat het huidige beleid onvoldoende geslaagd is en dat er dus voor de staatssecretaris werk aan de winkel is. Is de staatssecretaris dat met de CDA-fractie eens?

Voor de CDA-fractie heeft dit beleidsdebat de bedoeling om een aantal toezeggingen van de staatssecretaris te krijgen, die kunnen helpen om aan een nieuwe integrale natuurwetgeving te bouwen, waardoor een aantal van de problemen die we nu kennen, opgelost kunnen worden. Wij hebben onze opvattingen daartoe gerangschikt naar: het natuurbeleid; de bevoegdheid over dit beleid en de financiering van dit beleid.

Als eerste het natuurbeleid. Voor het CDA is het duidelijk dat de natuur bij wet beschermd moet worden. Menselijke ingrepen en activiteiten vinden gemakkelijk plaats. Het natuurbeleid moet zich richten op de lange termijn. Net zoals bij het waterbeheer moeten we ons richten op een periode van 50 tot 100 jaar. Deze lange termijn betekent per definitie dat er geologische en klimatologische veranderingen plaats zullen gaan vinden. Daarom moeten we uitgaan van veranderende omstandigheden en moeten we ons dus ook richten op dynamische doelstellingen in het besef dat de natuur niet te beheersen is! Veel "gebeurt" onverwachts. Daarom hebben we ruime en heldere kaders nodig. Daarbij past geen soortenbeleid dat circa 1000 soorten een bevoorrechte positie verschaft en verstikt in gedetailleerde tellingen. Het is tijd voor een terugkeer naar principal based beleid in plaats van rules based beleid.

Het natuurbeleid richt zich op onderscheiden deelgebieden, namelijk natuurgebieden, agrarische natuurgebieden, agrarische gebieden, stedelijke gebieden en maritieme gebieden, waaronder de rivieren, grote meren en de kust wordt verstaan.

De natuur in de stad is een ondergeschoven kindje. Wij doelen dan niet op de parken en plantsoenen, maar op natuurontwikkelingsmogelijkheden op bijvoorbeeld muren, daken, terrassen et cetera. Het harde deel van de stad kent vele natuurkansen. Zo ook staat urban agriculture internationaal sterk in de belangstelling. Voor het stedelijk groen moet veel meer aandacht zijn. Wil de staatssecretaris zich daar sterk voor maken?

De ehs moet met de kennis van vandaag herijkt worden. Buiten de ehs bevinden zich geen Natura 2000-gebieden. Het beleid in de ehs kent geen "nationale kop". Wij verzoeken de staatssecretaris daartoe een buitenlandse organisatie onderzoek te laten doen naar de implementatie van Natura 2000 in ons land. Binnen de ehs is er een beweging waardoor het beheer van natuur meer in handen komt van particulieren, boeren en ondernemers in het landelijk gebied. Onze delta blijft in beweging. Op de langere termijn, zo kunnen we ons voorstellen, zijn verbindingzones, ook al worden ze door de huidige regering geschrapt, alsnog nodig. Is de staatssecretaris dat met ons eens?

Voor het beheer van natuur en natuurgebieden buiten de herijkte ehs worden met name mogelijkheden voor private initiatieven gecreëerd. Deze maatschappelijke dienstverlening oftewel natuurproductie wordt afgestemd met het landbouw- en landschapbeleid. In veel gevallen is er een combinatie mogelijk met de blauwe en groene infrastructuur.

De mogelijkheid van saldering moet zowel geografisch als in de tijd gezien meer benut worden Een voorbeeld: In het Markermeer en IJmeer zijn plannen ontwikkeld voor een toekomstbestendig ecologisch systeem. In dit Natura 2000-gebied is een overmaat aan natuurontwikkeling voorzien, zodat er later ook woningbouw mogelijk is. Deze "preventieve mitigatie" is nu niet mogelijk terwijl er juist verantwoorde ontwikkelingsmogelijkheden door ontstaan. Een tweede voorbeeld: In Europa komt een zeer zeldzame pad voor, de rugstreeppad. In de provincie Flevoland, maar in het bijzonder in de Noordoostpolder, struikel je er over. Vergunningverlening is voor bijna elke ruimtelijke ingreep nu voorgeschreven. De provincie Flevoland heeft samen met zestien partijen een rugstreeppadmanagementplan opgesteld. Goed scrabblewoord! Hierdoor wordt aantasting van de habitat voorkomen en vergunningverlening overbodig gemaakt. Regionale ontwikkeling is daardoor weer mogelijk. Wij verzoeken de staatssecretaris aan saldering veel meer aandacht te besteden.

Mijnheer de voorzitter. Dan komen we nu aan het tweede thema: wie gaat waar over. De CDA-fractie hecht vanuit de gespreide verantwoordelijkheid aan actieve participatie van burgers en bedrijven die vanuit overtuiging hun verantwoordelijkheid persoonlijk of in groepsverband vorm proberen te geven. Betrokkenheid bij de eigen streek en hun natuur wordt daarmee bevorderd. Deze bottum-upbenadering is voor het natuurbeleid essentieel. Nadat het Rijk de watvraag heeft beantwoord, zijn de provincies verantwoordelijk voor de invulling van het natuurbeleid en in de CDA-visie organiseren zij daartoe regionale samenwerkingsverbanden, waarbij publieke en private partijen betrokken zijn. Voorbeelden van zo'n netwerkachtige aanpak van regionale processen kennen we al, bij bijvoorbeeld Ruimte voor de rivier; de Kaderrichtlijn Water en het Deltaprograrnma.

Met betrekking tot de vergunningverlening in het kader van de Nb-wet constateren we dat de zogenoemde habitattoets in de Europese richtlijn als zodanig niet wordt voorgeschreven. Er moet gestreefd worden naar een integrale afweging waarbij procedures en vergunningverlening bij één bevoegd gezag zijn belegd en het is aan te bevelen de procedures, voor zover van toepassing, aan te laten sluiten op de wettelijk voorgeschreven milieueffectrapportage en de daarop volgende wettelijke besluitvormingsprocedure. Is de staatssecretaris dat met ons eens?

Als laatste de financiering van het natuurbeleid. Het natuurbeleid kost veel geld en vergt een solide financiële onderbouwing. Onderzoeken tonen aan dat er ook veel opbrengsten zijn. Eén van de problemen is dat de kosten en opbrengsten veelal niet bij dezelfde partij terechtkomen. De financiering behelst, voor zover nodig, de aankoop, inrichting en beheer van natuurgebieden. De CDA-fractie gaat ervan uit dat de rijksoverheid ook in financiële zin verantwoordelijk is voor de herijkte ehs. De Wet inrichting landelijk gebied, de Wilg, moet als decentralisatie-instrument daarvoor op zijn effectiviteit herbeoordeeld worden. Hoe denkt de staatssecretaris daarover? Wij vragen de staatssecretaris tevens het in het buitenland gebruikte systeem van ecosysteemdiensten te ontwikkelen en te introduceren. Mogelijk kan dit via een pilot.

Zo wordt natuurproductie maatschappelijk financieel gewaardeerd. De financiering kan afgestemd worden met een verschuivend Europees budget van financiering van landbouwproductie naar plattelandsbeleid, van de eerste naar de tweede pijler. Tevens vragen wij de staatssecretaris aandacht te besteden aan "social returns" door bij het natuurbeheer mogelijk mensen met een handicap in te zetten.

De branchevereniging VHG voor hoveniers en groenbedrijven roept ons op om samen na te denken over een nieuwe creatieve toepassing van groen in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen. Die oproep verdient volgens ons ondersteuning.

De CDA-fractie heeft in haar bijdrage de hoofdlijnen van haar natuurbeleid geschetst, aangegeven vanuit welke inspiratie en hoe ze haar politieke keuzes met betrekking tot het natuurbeleid maakt en de doelstelling en instrumenten verwoord. Wij verwachten dat de staatssecretaris onze bijdrage betrekt bij de ontwikkeling van de nieuwe integrale natuurwetgeving.

Mijnheer de voorzitter. Als laatste nog het volgende: wijziging van beleid kan ook ten koste gaan van belangen van burgers en bedrijven. Wij gaan ervan uit dat de staatssecretaris daarvoor aandacht heeft en dat hij het het voorkomt.

Devoorzitter:

Dank u wel, mijnheer Tiesinga. Zojuist voerde u voor de eerste maal het woord in deze Kamer. Met dat feit wil ik u graag feliciteren.

U bent op 3 november 2009 aangetreden als lid van de Eerste Kamer, om de zetel in te nemen die vrijkwam na het vertrek van mijn voorganger mevrouw Timmerman-Buck. Door uw kennis van de agrarische sector, het waterbeheer en landschapsinrichting beschikt u over een brede ervaring en een samenhangende visie die u van pas komt bij het werk als Kamerlid. Uit uw loopbaan blijkt een passie voor bestuurlijk werk, dat u hebt verricht in tal van organen op het snijvlak van landbouw, ruimtelijke ordening en natuurbeheer.

Het beleidsdebat over natuurbeheer dat wij nu voeren, raakt dan ook aan onderwerpen waarmee u zeer vertrouwd bent. Dat is ook gebleken uit uw inbreng. Ook uw nuchtere ervaring als dijkgraaf, waterschapsbestuurder en akkerbouwer komt van pas als het gaat om beleid dat van zo veel invloed is op het landelijk gebied. U bent een man van wind, water en grond. U bent een selfmade man, die via de lagere, middelbare en hogere landbouwschool en vervolgens Wageningen en een rechtenstudie hebt laten zien wat doorzettingsvermogen is.

Vorige week vond in deze zaal een expertmeeting plaats over het natuurbeleid, ter voorbereiding van het debat van vandaag. Aan de voorbereiding en thematische afbakening van die bijeenkomst leverde u een belangrijke bijdrage, die ook vandaag haar vruchten afwerpt. Hoewel nieuw in deze Kamer, was u beslist niet onervaren in de landelijke en regionale politiek. Van 1995 tot 1999 was u lid van het dagelijks bestuur van het CDA, landelijk, en van 1991 tot 1999 voorzitter van het CDA Flevoland. In het CDA zette u uw stempel op meerdere publicaties, waaronder het CDA-verkiezingsprogramma voor de waterschappen. U vervulde meerdere functies binnen de landbouworganisaties en het landbouwbedrijfsleven.

In uw huidige functie als voorzitter van het hoofdbestuur van uitvaartorganisatie Yarden bent u betrokken bij brede maatschappelijke ontwikkelingen. Als lid van de vaste commissies voor LNV, voor Verkeer en Waterstaat en voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking hebben collega's u leren kennen als een breed georiënteerd parlementariër, met een sterk beschouwend element. U bent meer een man van verbinden dan van zaken op scherp stellen.

Een belangrijke zorg, waar u dikwijls aandacht voor vraagt, is de veiligheid van ons nationale waterbeheer en de bijbehorende infrastructuur. Dit vraagt volgens u om een inrichting van lokaal en regionaal bestuur die aansluit bij de reële beheersvragen verbonden met het water. Ik wens u toe dat uw kennis en ervaring tot gelding komen in deze Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heerEigeman (PvdA):

Voorzitter. Ik feliciteer allereerst collega Tiesinga. Hij hield een mooi, fundamenteel verhaal, een stevig CDA-frame. Om het ondeugend te zeggen, klonk daarin meer verantwoordelijkheid dan vrijheid door, en eerlijk gezegd voel ik mij daar aardig bij thuis.

Voorzitter. Het is interessant om vandaag met staatssecretaris Bleeker in debat te gaan. Ik heb daarnaar uitgekeken. Boven mijn verhaal staat wat dramatisch: to be or not to be, that's the question. Natuur of geen natuur, dat is de vraag. Dat is een beetje dramatisch, maar dat moet kunnen met een staatssecretaris die naast andere competenties het theatrale repertoire goed beheerst. Sinds het aantreden van dit kabinet heb ik het gevoel dat elk pleidooi, hoe genuanceerd ook, voor oog houden voor het belang van natuur, landschap, biodiversiteit en dergelijke als een linkse hobby wordt beschouwd. Als grap van Tweede Kamercollega Koopmans kan ik dat nog wel hebben, maar als het als retorische truc tot regeringsbeleid wordt verheven, krijg ik het benauwd. In feite wordt met deze benadering een brede groep mensen geschoffeerd die van natuur en landschap duurzaam werk wil maken. De staatssecretaris lijkt vooral stevig aan de gang te zijn met het afbreken van het beleid van voorgangers als Veerman en Winsemius. Dat roept vraagtekens op over de inhoud, over de toonzetting, over de bestuurlijke rolverdeling en over de vraag of gemaakte afspraken die een periode van zeven jaar besloegen wel door één van de partijen eenzijdig kunnen worden opengebroken. Dat provinciale besturen overwegen om naar de rechter te stappen, is geen teken van harmonieus beleid voeren. Wat dat betreft, kan het kabinet nog wat leren van een breed forum van Gelderse organisaties die met landbouw, natuur en landschap zijn begaan. Op 4 maart hebben zij een manifest getekend waarin ze met elkaar hun nek uitsteken en de provincie vragen om hen te helpen. Zij streven naar een overeenkomst. Zij hebben een presentatie gehouden bij de startvergadering van de nieuwe Staten en de mogelijke coalitie uitgedaagd om in het nieuwe coalitieakkoord onder meer mee te nemen, het geconcentreerd inzetten van middelen van EU, Rijk, provincies en andere bronnen. Ik vind dat een mooi voorbeeld en ik hoor graag de opvattingen van de staatssecretaris daarover.

Maar voorzitter, mijn fractie heeft vooral ook zorgen over het perspectief op termijn, over de koers en de diepgang van het beleid. Met de vorige minister zat mijn fractie niet altijd op één lijn, maar wij waren het wel snel eens over het belang van het debat dat wij vandaag voeren. In feite heeft zij daartoe zelf aanleiding gegeven toen wij spraken over de Natuurbeschermingswet 1998. Het gaat om een poging om de kramp uit het debat te halen, om te nuanceren, op zoek naar middelen om tegenstellingen te overbruggen die ontstaan zijn in het debat over natuur als maatschappelijke opgave. Mijn vraag is of ook deze regering en in het bijzonder deze staatssecretaris mee wil gaan in zo'n soort debat. Ik stel die vraag zo expliciet omdat het er nog wel eens op lijkt dat het maar eens afgelopen moet zijn met de natuur en zeker met het natuurbeleid. Het gaat vooral over geld. Het moet minder, minder hectares, minder euro's, minder overheid, en een inhoudelijke redenering hoor je nauwelijks. Er lijkt een soort vijanddenken te worden opgeroepen waarbij het allemaal anders moet. Meer boer, meer auto, meer Holland en op naar Brussel om de regelaars mores te leren.

Ondertussen gaat het bij de regels wel om regelgeving die op democratische wijze tot stand gekomen is, met volle steun van Nederland. Wat wil deze regering nu eigenlijk met natuurbeleid: hakken, schoppen, snijden, zo veel mensen tegen je in het harnas jagen en lekker op je zelf getrokken strepen blijven staan of binnen het vigerend regelstelsel (nationaal en Europees) met maatschappelijke partners en medeoverheden tot meer effectieve aanpakken komen en tegelijkertijd nagaan hoe regelgeving kan worden aangepast met inbreng van onderop? Wat vindt de regering bijvoorbeeld van de door LTO Nederland, MKB-Nederland, Natuurmonumenten en VNO-NCW overeengekomen richtsnoer voor een zorgvuldige afweging van de sociaaleconomische aspecten bij het opstellen van beheerplannen? Dat is wat anders dan het doorbreken van het beleid inzake de ehs, het zoeken van de grenzen van Europese regelgeving en soms het demoniseren van natuurorganisaties als subsidiemonsters. Dat zijn allemaal vormen van een verwerpelijk soort symboolpolitiek. Dit debat moet helderheid scheppen over de echte basishouding van de regering.

In de voorbereiding op dit debat is het mij opgevallen hoe sterk de vraag is naar het doorbreken van de verkramping. Dat is nog eens versterkt door de expertbijeenkomst die deze Kamer vorige week gehouden heeft. Vrijwel alle spelers waren aanwezig en bereid om ons bij te staan in een zoektocht naar een beter gedragen aanpak. Ik verwijs naar de indrukwekkende inbreng van Anton Vermeer, de voormalig voorzitter van ZLTO. Hij heeft het volgende gezegd. Geef ons nou eens de ruimte om oplossingen te maken. Schep een periode van rust om te experimenteren. Laat dat van onderop komen. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de toekomst geeft nieuwe mogelijkheden om natuur als een opgave voor boeren te financieren. Dit was mijn samenvatting van zijn woorden. Ik verwijs in dit verband ook naar het artikel van Johan van der Gronden, directeur van het Wereld Natuur Fonds Nederland, in Trouw van 10 januari dat dezelfde toon heeft.

De verschillende bijdragen passen ook goed bij het manifest uit augustus vorig jaar; een opmerkelijke alliantie waarin de ANWB, LTO Nederland, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en enkele andere organisaties laten zien dat ze gezamenlijk willen optrekken om verbindingen aan te gaan. Dat lijkt mijn fractie een gouden kans. Dit is geen gezelschap van wildebrassen die maar wat aanrommelen, maar een groep organisaties die sterk maatschappelijk verankerd is. Dit is een gouden kans voor een staatssecretaris die wortelt in gemeenschapsdenken en rentmeesterschap, en voor een kabinet dat maatschappelijke verantwoordelijkheid wil stimuleren. Wat doet de regering met dit manifest? Zo op het oog lijkt het alsof het kabinet er niks mee doet. Kan de staatssecretaris aangeven of mijn indruk juist is en zo ja, waarom hij die maatschappelijke bereidheid in de wind slaat? Zo nee, op welke wijze is het manifest actief als onderdeel van de kabinetsaanpak?

Voorzitter. Natuur is voor een breed gedragen gezelschap van partijen geen kostenpost waar je niks mee kunt. Breed leeft de opvatting dat het anders moet. Breed leeft ook de gedachte dat de traditionele beheerders van ons landschap, de boeren, nadrukkelijk een rol moeten hebben. Breed leeft ten slotte de gedachte dat de regulering minder moet; minder op de procedures, meer op de processen. De overheid in een andere rol. Het is tijd om nieuwe coalities aan te gaan in het belang van een natuurbeleid dat duurzaam is, dat wil zeggen dat de tijd krijgt om bij te dragen aan biodiversiteit, aan herstel van soorten, aan een groene functie die noodzakelijk is om Nederland leefbaar te houden. Het is de kunst om in een klein land waar veel mensen wonen en waar voortdurend strijd geleverd wordt over ruimtegebruik, telkens weer opnieuw de balans te vinden. Dat werkt niet met symboolpolitiek. Daar is beleid voor nodig dat burgers uitnodigt om mee te doen, in houding en gedrag, maar ook door burgers aan te spreken als kennisbron. In Estland heeft een burgerbeweging zonder overheidsinmenging in zes maanden tijd meer dan 50.000 vrijwilligers op de been gekregen om de bossen schoon te maken, dat wil zeggen vrij te maken van een overmaat aan afval dat daar in een reeks van jaren was gestort. Als je googlet op Estonia clean up, dan krijg je een boost in je lijf als je ziet wat mensen kunnen. Het laat zien dat mensen graag meedoen, sterker nog, dat burgers bereid zijn tot verregaand initiatief.

Kenmerk van ons land is dat het een grote verscheidenheid aan natuur laat zien op een klein gebied. Juist daarom zijn kleine gebieden van belang. Grootte mag geen reden zijn om zo'n gebied, soms een belangrijk micro-ecosysteem, maar af te schrijven omdat het boeren in de weg zit. Die verscheidenheid is een gegeven om trots op te zijn. Het kan ook uit de hand lopen, dat weet ik. Collega Tiesinga heeft daarover goede dingen gezegd. Geen land in Europa heeft zo'n grote verscheidenheid aan weidevogels. Die diversiteit staat sterk onder druk, sommige soorten tonen een terugval met bijna 90% in de afgelopen jaren. Ook is sprake van steeds meer eenvormigheid in het landschap en wordt de waterkwaliteit bedreigd. Wat is de staatssecretaris van plan om deze dreigende verloedering aan te pakken?

Biodiversiteit is meer dan een moderne beleidsterm. Het staat voor het belang van het in stand houden van een grote verscheidenheid aan soorten, genen en ecosystemen. Dat is noodzakelijk om de aarde leefbaar te houden en vergt een omslag in houding en gedrag van overheden, maar ook van burgers en bedrijven. De Taskforce Biodiversiteit heeft bij de start van het kabinet een heldere boodschap meegegeven, die ook direct raakt aan de kern van het debat van vandaag. Wat doet de regering daar nu concreet aan? Hoe ver zijn we over drie jaar met de halvering van de ecologische voetafdruk? Nederland legt per inwoner voor 4,4 ha. beslag op de aardbodem. Dat is twee keer zo veel als gemiddeld in de wereld. Als wij een eerlijke verdeling willen, dan moet dat met 50% worden teruggebracht. Dat moet terug te vinden zijn in het natuurbeleid. Mijn vraag is op welke wijze de regering die koppeling wil maken en ook hoe dat een plek krijgt in de natuurwet die de bestaande wetten gaat vervangen.

Voorzitter. Bezuinigingen domineren op dit moment het politieke debat. Dat is een gegeven maar de vraag is of je voor elk beleidsterrein je daarbij neer moet leggen. Dat geldt des temeer als het gevoel bestaat dat te snel en zonder een afgewogen oordeel het mes is gezet in de budgetten voor natuurbeheer. Opvallend is overigens de keuze die dit kabinet in dit verband maakt voor particulier natuurbeheer. Dat is op zich niet verkeerd, maar op termijn veel duurder dan het beheer door terrein beherende organisaties. Wat zijn daarvan de diepere redenen? Uit het heroverwegingsrapport en uit het laatste IBO-rapport blijkt dat de doelstellingen van het beleid met betrekking tot natuur en landschap, waaronder de ehs en Natura 2000, tekortkomen met het toen nog voorziene budget van 4,1 mld. Feitelijk zou er nog 1,2 mld. bij moeten. Het kabinet bezuinigt echter 60% op de oorspronkelijke raming. Welk effect heeft dat op de kwaliteit van het beleid? Als je een fundamentele aanpak van het natuurbeleid voorstaat, is de budgettaire beweging die ik signaleer niet hoopgevend. Minder overheid is het adagium van dit kabinet; meer samen maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus nemen. Dat vraagt vooral ook een andere overheid, een overheid die maatschappelijke verantwoordelijkheid stimuleert als het gaat om het invullen van duurzame ontwikkeling. Dat is in feite de richting die het debat zou moeten opgaan.

Natuurbeleid is geen sectorbeleid, maar maakt nadrukkelijk deel uit van de beleidsagenda voor duurzaamheid. Natuur bestaat niet uit louter autonome delen. Vlinders en bijen maken bijvoorbeeld deel uit van een complex systeem waarin natuur en milieu verbonden zijn met voedsel, gezondheid en een adequaat gebruik van de economische ruimte. Ze zijn indicatoren van de kwaliteit van leven. Het is bekend dat de stand van de bijen hard achteruitgaat en dat is een verontrustende indicatie. Snel onderzoek en snel ingrijpen zijn noodzakelijk. Als de aanwijzingen juist zijn, zou dat te verklaren zijn met een overmaat aan chemische bestrijdingsmiddelen dan wel het gebruik van verkeerde middelen. Wat doet de staatssecretaris daar dan aan? Welke maatregelen mogen wij, en de burgers, verwachten als een indicator zo achteruitboert?

Voorzitter. Natuurontwikkeling is een deel van ruimtelijke planvorming en moet veel meer in de gebiedsontwikkeling meegenomen worden. Dat vraagt om een benadering, waarbij naar natuur als resultaat gekeken wordt. Nu draait het om procedures en instituties en het bijbehorende boekhoudkundig instrumentarium. In die procesmatige aanpak, die wij voorstaan, spelen boeren, burgers, bedrijfsleven en de regionale overheden, gemeenten, provincies en waterschappen, een belangrijke rol. Wij geven veel geld uit aan steun aan het boerenbedrijf: 1,5 mld., waarvan 1 mld. aan inkomenssteun. Mogen wij daar iets voor terugvragen? Het gaat om bodemkwaliteit, waterkwaliteit, ruimtegebruik en een goed beheer. Daar is in alle precisie alleen op te sturen als je er dicht op zit en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zit dat niet. Landelijk moet bestuurlijke ruimte geschapen worden en een hoofdrichting bepaald worden waarin elementen als robuuste natuur, bijdragen aan verbetering van de biodiversiteit en economische waardering van natuur en landschap kleur geven aan het beleid. Dat schept voorwaarden om ook anders naar de rol van boeren te kijken. De staatssecretaris heeft ook een belangrijke stem in programma's gericht op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Als je de basisgedachten uit die programma's gebruikt om een beroep te doen op de ondernemers in de land- en tuinbouw, dan kun je heel andere slagen maken. Is de staatssecretaris bereid om met LTO Nederland, VNO-NCW en organisaties als Vogelbescherming Nederland naar zo'n aanpak te kijken? Ik noem Vogelbescherming Nederland omdat deze organisatie een prachtvoorbeeld gaf in het expertisedebat van vorige week, van een pilot waarin een aantal boeren sterk scoort op de groei van het bestand aan grutto's door een natuurlijker beheer van hun weidegebied. Veel boeren willen bijdragen aan het productief vermogen van de natuur waar dat is aangetast door menselijk ingrijpen. Zij hebben belang bij duurzame natuur en kunnen bijdragen aan een langetermijnperspectief. Het is ook mijn ervaring als voormalig wethouder van een kleine stad in het rivierengebied dat boeren niet de tegenstanders zijn. Met boeren is juist goed zaken te doen, omdat zij als geen ander weten wat de waarde is van goed en zorgvuldig natuurbeheer.

Voorzitter. Het nadenken over een nieuwe natuurwet, een meer samenhangende aanpak in de regulering van landschap, natuur en landbouw heeft een kijk nodig op wat langere termijn. Het ontbreekt nu nog aan een visie op de langere termijn. Maak in de natuurwet ruimte voor gebiedsontwikkeling waarin de integrale benadering de kans krijgt. Laat de nieuwe natuurwet meer zijn dan een nietje door de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet. Laat het een ambitieuze aanpak zijn waarin we natuur beschermen en niet meer aan alle kanten knabbelen aan Europese regels om boeren maar vooral onbeperkt de ruimte te geven. Ik heb er al eerder op gewezen dat het belangrijk is om het natuurbeleid niet al te sectoraal op te vatten. Een interessant onderdeel van het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving is deel zes, waarin de herijking in een breder perspectief wordt geplaatst. Hoe staat de regering tegenover de aanbeveling om in de maatregelen die nu genomen worden, rekening te houden met beleidsmatige keuzevrijheid op langere termijn? Is de regering bereid om daarvoor planologische ruimte te reserveren? Hoe denkt de regering daarover een akkoord te bereiken met de decentrale overheden en andere relevante partners om allianties aan te gaan?

Op sommige plekken in ons land is het handhaven van de landbouwfuncties sec economisch gezien niet verstandig. Dat kost meer dan het oplevert en het vergt al dan niet verhulde subsidiestromen. Het is dus zaak om na te denken over andere oplossingen. Soms liggen die dichtbij. Onlangs stond in de Volkskrant een mooi artikel van Mac van Dinther over Willem&Drees – Hollandser kan het niet, zeker niet voor een sociaaldemocraat – een nieuw bedrijf dat in een aantal regio's ervoor zorgt dat boer en tuinder en supermarkt bij elkaar komen. Het idee is ontleend aan de London Food Strategy. Met de aanslagen in 2005 is de kwetsbaarheid aan het licht gebracht van een voedselsysteem dat gebaseerd is op aanvoer over grote afstanden. Men is toen begonnen met het stimuleren van aanvoer van producten van dichtbij. Dit heeft de oprichters van Willem&Drees geholpen met het opzetten van een bedrijf dat groente en fruit aanlevert aan supermarkten binnen cirkels van 40 tot 45 km., gevoed overigens door eigen ervaring. Je komt langs een appelboer – u snapt dat dit iemand uit de Betuwe aanspreekt – en je vraagt: hoe gaat het, goede vriend? Daarop krijg je een donker verhaal over gebrek aan vraag, waardoor de appels in een schuur blijven staan. Je stapt enkele uren later een supermarkt bij jou in de buurt binnen en ziet alleen maar aanbod van ver weg: Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika; geen Nederlands fruit. Rara, hoe kan dat? Het initiatief van Willem&Drees kan zeer goed worden ingezet om boeren en burgers dichter bij elkaar te houden, zeker als je het combineert met een kwaliteitssysteem waarin gezond en duurzaam worden gekoppeld, terwijl boeren de kans wordt geboden om bijdragen te leveren aan landschap en natuur. Het behoort tot het denken in termen van ecosysteemdiensten en biedt een variëteit aan oplossingen. Boeren, burgers en ondernemers kunnen daar zelf heel veel in doen, maar de overheden moeten nagaan waar ze dat soort processen kunnen faciliteren en vooral de neiging onderdrukken om het te gaan regelen. Uit de bijdrage die Paul Opdam, hoogleraar aan de Wageningen University, voorheen Landbouwuniversiteit Wageningen, op de expertbijeenkomst heeft geleverd, bleek dat Nederland niet echt vooroploopt in het denken over ecodiensten. In zijn korte schets werd duidelijk dat die benadering heel passend is, juist in een bestuurlijk klimaat waarin maatschappelijke en inhoudelijke verbinding belangrijke waarden zijn. Dat is typisch Nederlands, zou je denken, hoewel je daar de laatste anderhalf jaar wel eens over twijfelt, maar ik blijf het typisch Nederlands noemen, zeker als je de vertaling ziet in een integrale benadering van natuur en landschap – de zogenaamde groenblauwe dooradering – vanuit aspecten als bedrijvigheid, water, voedsel en wonen & leven. Wat voor opbrengst is over en weer te genereren? Dit is eigenlijk het oude denken in de polder in een modern jasje. Breng die werkwijze weer tot leven, decentraal. Is de staatssecretaris bereid om eens na te gaan wat die benadering kan opleveren? Is hij vooral ook bereid om daarbij van onderop te werk te gaan, bijvoorbeeld door regionaal te experimenteren en wellicht te faciliteren, bijvoorbeeld vanuit de middelen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, wat prima aansluit bij het pleidooi voor een pilot op dit gebied dat collega Tiesinga hield? Misschien bestaat de kans ook om nog iets te doen in combinatie met programma's als Leren voor Duurzame Ontwikkeling en de vernieuwing van het instrumentarium op het gebied van natuur- en milieueducatie en -communicatie, ook wel duurzaamheidseducatie genoemd. Misschien is zo een nieuwe vorm van duurzaamheidseducatie te bevorderen. Educatie en communicatie maken deel uit van een wijze van sturen op processen die het mensen mogelijk maken om zelf duurzame oplossingen te genereren: duurzame ontwikkeling door participatie. Welke bijdrage in geld en kennis kunnen de verschillende veldorganisaties, maar vooral ook maatschappelijke initiatieven verwachten?

Ik kom nog even terug op mijn kritische opmerkingen over het vooralsnog ontbreken van een visie op de langere termijn. Ik doe dat aan de hand van het rapport van het eerder genoemde Planbureau voor de Leefomgeving "Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur" en begin dan met de opdrachtbrief van de staatssecretaris van EL&I. Wat wil de staatssecretaris met het onderzoek? Waarom is de informatie, zoals gevraagd, nodig? Dat is eigenlijk mijn belangrijkste vraag. Het uitgangspuntenkader dat is afgeleid van het regeerakkoord, spreekt nauwelijks over biodiversiteit maar toch suggereert de brief dat het halen van de doelstellingen met betrekking tot biodiversiteit van groot belang is. Nederland heeft zich vastgelegd en zal nog de nodige inspanningen moeten leveren. Het rapport van het PBL doet bij mijn fractie twijfel rijzen over het in stand houden van de doelstellingen rondom de kwaliteit van natuur en biodiversiteit. De staatssecretaris deelt die twijfels kennelijk niet, getuige zijn brief van vorige week waarin hij het rapport heel losjes uitlegt als ondersteuning van zijn beleid. In hoofdstuk 4 wordt helder welke gevolgen verschillende varianten van beleid hebben. De meeste varianten halen de gekozen referenties niet. Nu vraag ik een beetje plagerig waarom de staatssecretaris dat als ondersteuning van zijn beleid beschouwt. Wil hij die referenties helemaal niet halen? Hoe denkt hij dan aan de Europese regels te voldoen?

Ik rond af. We zijn vastgelopen in geregel, onder meer via wetswijziging op wetswijziging met veel amendementen waardoor de interne logica van de regelgeving is aangetast. Wat dat betreft ligt er een mooie klus voor de staatssecretaris. De wijze van bezuinigen veroorzaakt extra problemen en leidt tot "desinvesteringen", is mijn constatering. Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en andere natuurorganisaties zitten in de beklaagdenbank. Dat leidt tot imagoschade en vervolgens tot afnemende steun van de bevolking. Een kabinet dat vol inzet op maatschappelijke verantwoordelijkheid moet een meer uitnodigende houding tonen en zich verzetten tegen kwaadaardige beeldvorming over subsidieslurpende organisaties. We komen vreemde situaties tegen. Collega Tiesinga heeft hierover al iets gezegd, maar een ander voorbeeld is de gemeente Nijmegen die bij Lent bezig is met de omlegging van de rivier, waarvoor zij een haven moet graven. Zij wil dit compenseren in haar eigen achtertuin, maar wordt gedwongen om in de gemeente Rheden een fantastisch mooi landgoed te ondersteunen met geld van de gemeente Nijmegen, terwijl het haar aan geld ontbreekt om aan compensatie te doen. Dergelijke vreemde situaties moeten niet. Er zijn meer vreemde situaties, maar de korenwolf had nooit het symbool mogen worden van de machteloosheid van adequaat natuurbeleid.

Het is bemoedigend om te constateren dat juist bovengenoemde beklaagden, dus Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, samen met de organisaties van ondernemers uit het landelijk gebied, inclusief de boeren, voor een vereenvoudiging van regelgeving pleiten, dat zij prima alternatieven aandragen en bereid zijn om hun nek uit te steken. Ik verwijs naar het eerder genoemde manifest, maar ook naar de expertbijeenkomst. Ik haalde de heer Vermeer al aan, maar ook uit bijdragen van de provincies blijkt dat het veld, waar het moet gebeuren, vraagt om heldere kaders, beperkt tot hoofdlijnen, gedragen door een scherpe en eenduidige attributie van bevoegdheden, dus doorzettingsmacht te organiseren, naar de regionale overheid en een procesmatige aanpak waarin de betrokken veldspelers het spel mogen en kunnen maken. Zicht op implementatie voor eenieder, terughoudendheid van overheden en zeker van de Rijksoverheid.

Natuurbeleid is voor mijn fractie onderdeel van een overlevingsstrategie, om het wat dramatisch te zeggen. Duurzame ontwikkeling, het gaat in meer dan een opzicht om "to be or not te be". Wij zijn erg benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris. Wil hij zijn of wil hij niet zijn?

De heerSmaling (SP):

Voorzitter. Een kabinetsformatie in Nederland betekent voor veel rijksambtenaren dat de verhuisdozen weer uit de kelder kunnen worden gehaald. Het creëren, combineren en opheffen van ministeries schijnt altijd bij het draaiboek te horen. Deze keer was het wennen aan I&M en aan EL&I. De vraag is of het beleidsterrein "Landgebruik" hiermee beter af is dan in de oude constellatie. Was dat bij LNV al een beetje het geval, bij EL&I lijkt "Natuur" helemaal een vreemde eend in de bijt. En daarmee zijn we meteen bij het onderwerp van vandaag aangeland, want: moet een vreemde eend beschermd worden of juist bestreden? Een PVV-onderwerp dus eigenlijk.

Ik roer in mijn betoog de volgende zaken aan: ten eerste "natuur" als breed begrip, ten tweede de wetgevingsspaghetti, ten derde de ehs en Natura 2000, en ten slotte wat zaken die met sturing, inrichting en beheer te maken hebben. Ik zal bij tijd en wijlen verwijzen naar een door mij met collega's op 23 december 2008 ingediende, aangenomen, maar niet uitgevoerde motie. Zodra mijn toon enigszins verongelijkt wordt, kan de staatssecretaris er gevoeglijk vanuit gaan dat die motie weer wordt opgerakeld.

Ik kom op mijn eerste onderwerp: natuur als breed begrip. "Natuur" neemt vele gedaantes aan. Deskundigen spraken vorige week tijdens een in deze Kamer georganiseerde expertmeeting over functionele, vitale en beleefde natuur. Waar de één geniet van "dé duinen" of "hét bos", let de ander veel meer op diversiteit van soorten. Zo was het de meer algemene natuurliefhebber Remco Campert altijd een gruwel, te worden rondgeleid door de tuin van Jan Wolkers, die elk kevertje en bloemetje, hoe klein ook, voorzag van gedetailleerd lyrisch commentaar. Natuur kan gekoppeld worden aan uiteenlopende begrippen als recreatie, bestuiving, waterberging, woongenot en biodiversiteit. Het gaat hier om ecosysteemdiensten – mijn collega's hebben die al genoemd – zoals ze ook in het Millennium Ecosystem Assessment zijn gehanteerd. Ik contrasteer hier recreatie en biodiversiteit, twee van de belangrijkste ecosysteemdiensten.

Recreatieve natuur is een breed begrip; Nederlanders zijn eraan gewend dat die vaak klein van schaal is. Een groenstrook kan er al onder vallen als je daar een balletje kunt trappen. Niet iedereen recreëert op dezelfde manier in het groen en ook tussen dagrecreatie en het doorbrengen van de vakantie in het landelijk gebied zijn verschillen. Eén ding is zeker: niemand is er tegen en het belang is evident. In Rotterdam schijnt men bijvoorbeeld aanzienlijk korter te leven door gebrek aan groen in en rondom de stad. Natuur ten behoeve van biodiversiteitsbehoud krijgt aanzienlijk minder vat op de gemiddelde burger. In dit iktijdperk moet alles een direct handelingsperspectief hebben, anders spreekt het de burger al snel te weinig aan. De moderniteit laat ook niet toe dat de biodiversiteit in stand blijft. Verspreidingsvectoren zijn weggenomen: de beerkar en de strontschuit zijn verdwenen, van het potstalsysteem getuigen alleen de oude bouwlanden nog, dieren trekken niet meer het hele land door om overal zaden uit te poepen en ga zo maar door. Wie weet nog, behalve onze voorzitter, dat de Limburgse vlaaien ooit bereid werden uit maar liefst 80 kersenrassen?

Devoorzitter:

Ik mag helaas niet interveniëren.

De heerSmaling (SP):

En ik doe de heer Reuten te kort, denk ik.

Devoorzitter:

Ik houd alleen wel heel veel van hoogstambomen.

De heerSmaling (SP):

Natuur is niet los te zien van het overige ruimtegebruik. Er is de laatste jaren wat dat betreft veel wetgeving gepasseerd: de Wro, meerdere Waterwetten, de Monumentenwet, de Milieu-effectrapportage, de Wabo, bestaand gebruik in en rond Natura 2000-gebieden, de bestuurlijke lus, tracés voor hoogspanningsleidingen en ondergrondse bekabeling, een Spoedwet Wegverbreding, die vreselijke Crisis- en herstelwet, maar ook PKB's, ingegeven door bijna-rampen zoals Ruimte voor de Rivier en de daarmee samenhangende Deltawet. Die laatste is nog in aantocht, net als een dierenwet, een natuurwet, waarover wij van de staatssecretaris nog het een en ander hopen te horen, en een tracéwet. Verder moet er nog aan een hele batterij Europese richtlijnen voldaan worden, op het gebied van bodem-, water- en luchtkwaliteit en Natura 2000 zelf.

Als we landbouw en natuur even typeren, zien we een paar hoofdlijnen. Aan de ene kant zien we dat het aantal bedrijfssluitingen in de agrarische sector zeer hoog is, namelijk zes tot zeven per dag. Hierdoor komt, met name in de grondgebonden sector, voortdurend land vrij dat in handen komt van buurman, overheid of projectontwikkelaar. Het LEI laat in een van zijn onvolprezen studies zien dat vooral middelgrote bedrijven verdwijnen. Hierdoor ontstaat een tweedeling tussen de grotere boer die ondernemer wil blijven en wat kan "schaalvergroten" door de buurman over te nemen, en de kleinere boer die ook inkomsten uit andere activiteiten genereert. Wat de niet-grondgebonden landbouw betreft, constateren we een toenemende weerzin tegen intensieve dierhouderij, tegen megastallen, tegen nertsenfokkerijen en tegen de beelden van ruimingen bij weer een epidemie. Als gevolg van een van die epidemieën werd de Reconstructiewet concentratiegebieden in de zandgebieden in het leven geroepen, die landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) fysiek moet scheiden van extensiveringsgebieden.

Aan de andere kant lijkt "natuur" vrijwel gelijk te staan aan de ehs en haar Europese broertje Natura 2000. Dat broertje is hardnekkiger, want de Europese Habitatrichtlijn schrijft voor dat hij moet worden ingevoerd en uitgevoerd. De richtlijn is streng, gekenmerkt door soortgerelateerde instandhoudingsdoelen, door lastige begrippen als significantie, externe werking en cumulatie, dat alles in 162 gebieden, waaronder talloze postzegels van één of een paar vierkante kilometer. Wettelijk geborgd zijn verder de Nationale Parken, meestal erg de moeite waard, en de Nationale Landschappen die een veel vagere status hebben. Zo heeft het Nationaal Landschap Noordoost-Twente bijvoorbeeld een kernkwaliteit kleinschaligheid, maar als je het de gedeputeerde vraagt, mag grootschaligheid daar ook. Alle voorbeelden die ik heb gegeven, vallen onder de verantwoordelijkheid van EL&I, maar de geschetste dynamiek vertaalt zich in de noodzaak, bestemmingsplannen aan te passen, omgevingsvergunningen te verstrekken of te weigeren, ontheffingen te verlenen, milieueffectrapportages uit te voeren en toezicht en handhaving op orde te hebben. Dat valt weer grotendeels onder I&M. Hier is duidelijk sprake van wetgevingsspaghetti; dan heb ik het nog niet eens over de verschillende bestuurslagen. Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Zou het niet zinvol zijn om RO-instrumenten en natuurwetgeving enigszins te integreren? Een voorzet hiertoe werd al gedaan in de in 2008 aangenomen maar nooit uitgevoerde motie om Natura 2000-gebieden als provinciale inpassingsplannen aan te wijzen.

Ik kom op de ehs. Er is al veel over gezegd in de Tweede Kamer, dus dat ga ik niet herhalen. De minister gaat bezuinigen op de ehs, vrij stevig zelfs, om niet te zeggen heel erg stevig. Het budget daalt van 485 miljoen in 2007 naar 190 miljoen in 2015, waarvan slechts tussen de 75 en de 100 miljoen beschikbaar is voor beheer. De staatssecretaris ziet een deel van de oplossing in agrarisch en particulier natuurbeheer. Je kunt ook zeggen dat wat je eerst landbouw noemde, nu natuur noemt; dan haal je je areaal vanzelf. Volgens hem moeten we landbouw en natuur meer verbinden. Dat is op zich natuurlijk geen slecht idee, maar toch moeten we vaststellen dat agrarisch natuurbeheer, zoals het ooit is bedacht, gewoon niet heeft gewerkt. Slechts zo'n 30% van de boeren die aanvankelijk meededen, heeft zich ingeschreven voor de tweede cyclus van zes jaar en dat terwijl het toch een subsidie betreft. Hier en daar een akkerrand beheren werkt niet, de boeren in kwestie opzadelen met een enorme massa papierwerk en pottenkijkers werkt nog minder. Wat wel een heel aardig concept is, zonder de rompslomp die boeren zo murw maakt, is het concept "Boeren voor Natuur", thans uitgevoerd in een paar proefprojecten. Hierin worden drie bedrijfsstijlen onderscheiden: gangbaar, landschapsgericht en natuurgericht. In de laatste staat een gesloten kringloop voorop. Welk type agrarisch natuurbeheer staat de staatssecretaris voor ogen? Die van de met lange tanden beheerde akkerrand of die waarbij boeren de handen ineenslaan voor natuurbeheer? Valt bijvoorbeeld de variant "Natuurgericht boeren" binnen het enthousiasme van de staatssecretaris? Zou deze vorm kunnen worden toegepast in de bufferzones rond Natura 2000-gebieden, zoals gesuggereerd in de aangenomen maar niet uitgevoerde motie uit 2008? Ongeveer de helft van de ehs valt onder het regime van Natura 2000. De EU-27 heeft ruim 13% van de totale landoppervlakte aangewezen als Natura 2000. Nederland zit op ruim 8% en is daarmee vierde van onderen. Bulgarije is koploper met bijna 30%. Omgerekend naar relatief areaal cultuurlandschap en bevolkingsdichtheid wordt het plaatje voor Nederland uiteraard anders. Natura 2000 wordt daardoor in Nederland meer als een last dan een lust ervaren, getuige ook het amicebriefje van de vorige premier aan de heer Barroso. Ook de staatssecretaris heeft Natura 2000 in Brussel aangekaart als zijnde een dwangbuis.

Hoe moeten we er nu tegenaan kijken? Zitten we werkelijk met een probleem of zijn sommige belangengroepen gewoon erg effectief in het steken van spaken tussen wielen? Heeft de voorzitter van LTO gelijk en is er nu wel genoeg natuur? De heer Maat kan het zo mooi zeggen: er is nu wel genoeg natuur! Dan denk je: hij heeft nog gelijk ook. Of zijn we gewoonweg niet bereid om de consequenties te aanvaarden van het feit dat Nederland, inclusief het hele zandgebied, ondanks alle verloren diversiteit nog altijd een uniek ecologisch gebied is, met een grote hoeveelheid soorten die alleen hier voorkomen? Zie het recente werk van Joop Schaminee en zijn collega's.

Of wringt het toch breder? Als het gaat om behoud van hoogvenen, stuifzanden, libellen en hagedissen wordt er door velen nog inschikkelijk geknikt, maar als het voortbestaan van de groenknoporchis, de tonghaarmuts of het kruipend moerasscherm te berde wordt gebracht, slinkt de verzamelde hoeveelheid begrip al snel. Wolkers doet nog mee, maar Campert is afgehaakt en schrijft een ridiculiserende column.

Moet er dan rek en ruimte gevonden worden, zoals de vorige minister bepleitte? Vaak hoor je over een onsje minder, vorige week nog tijdens de expertmeeting. Maar houdt dat "onsje minder" stand bij de rechter wanneer afgesproken instandhoudingsdoelen niet worden gerealiseerd? Een parallel is niettemin te trekken met armoedebestrijding, het eerste millenniumdoel. We willen een miljard arme mensen uit de misère halen. Dan is het bereiken van de eerste paar armen altijd een stuk eenvoudiger dan het bereiken van de laatste. Zo zou je ook naar het realiseren van Natura 2000 kunnen kijken. Je kunt het jezelf ook moeilijker maken dan noodzakelijk door een hele serie piepkleine gebiedjes aan te wijzen. Of nog moeilijker door 162 groepen belanghebbenden rond de tafel te zetten om een beheerplan voor die gebiedjes op te stellen.

Ik kom op een van de hete hangijzers – er zijn er vele – van Natura 2000: de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Zonder PAS geen beheerplan, lees ik. En aangezien de experts het er nog niet over eens zijn – ik ben blij dat ik daar niet bijhoor – zijn er geen functionerende beheerplannen. Stikstof is, zo lees ik, met stip het grootste probleem bij de implementatie van Natura 2000. Land- en tuinbouw is verantwoordelijk voor 90% van de ammoniakemissies en voor 46% van de stikstofdepositie; bij dit laatste spelen ook het verkeer en de industrie een rol. Het LEI heeft berekend dat de emissies dalen van 116 miljoen kilo in 2010 naar 102 miljoen kilo in 2020. Dit is het gevolg van technologische aanpassingen, veelal end-of-pipe: luchtwassers en mestvergisters, maar ook eiwitarm voer.

De PAS geeft echter behoorlijk wat problemen, onder andere door het belang van de factor "afstand tot". Een voorbeeld uit de Brabantse praktijk: een familiebedrijf met 60 koeien dat op 50 meter van een Natura 2000 gebied ligt, moet door de toets op de kritische depositiewaarde gesaneerd worden, omdat het boven de 50% van die waarde uitkomt en daarmee een piekbelasting vormt. Een veel grotere houderij op een afstand van bijna een kilometer kan door middel van salderen echter uitbreiden met 10.000 varkens, puur doordat het bedrijf door de factor "afstand tot" onder de 50%-norm blijft.

Dit beetje naargeestige verhaal leidt bij mijn fractie tot een conclusie: er is gewoon te veel mest. Wanneer geven wij eens een keer toe? Je kunt rapporten volschrijven, maar daar moet je beginnen. Er zijn dus ook gewoon te veel dieren. Neem evenwichtsbemesting als uitgangspunt. Dat moet toch al voor de nitraatrichtlijn. De derogatie is eindig. Kan de staatssecretaris mij uitleggen waarom deze oplossing zo angstvallig wordt vermeden?

Ik kom op sturing en beheer. Er is in Nederland veel kennis op het gebied van landgebruik en belangentegenstellingen. Er zijn scenariostudies uitgevoerd door planbureaus en andere kennisinstellingen, maar tot een echt integrale visie en aanpak is het nooit gekomen. Zo zou de ehs eigenlijk onderdeel moeten zijn van een hoofdstructuur voor het landelijk gebied, waardoor je de ehs en Natura 2000 altijd in relatie tot ander landgebruik kunt beoordelen. Dit kan de vorm van een structuurvisie hebben, maar dan met meer diepgang dan de Nota Ruimte. Provincies waren daar aanvankelijk niet enthousiast over. De Raad voor het Landelijk Gebied heeft daar negatief over geadviseerd, maar is het voor Statenleden en Gedeputeerden bedreigend als je op nationaal niveau iets verzint? Ik vraag de staatssecretaris om hier op in te gaan.

Wat betreft Natura 2000 is het Rijk verantwoordelijk. Het betreft wetgeving die voortvloeit uit een Europese richtlijn. De uitvoering is belegd bij de provincie, maar via alle beheerplannen ook bij een mozaïek aan belanghebbenden en experts. Ik nodig de staatssecretaris uit om iets over zijn sturingsfilosofie te zeggen. Geeft het Rijk aan "wat" en de provincie "hoe", zoals vorige week tijdens de expertmeeting werd bepleit door de Brabantse gedeputeerde Marly Bloem? Of ligt het "hoe" bij burger en bedrijfsleven, zoals de staatssecretaris in een debat met de Tweede Kamer aangaf? Wat blijft er dan nog over voor de provincie? De energiebedrijven zijn al verkocht, bestemmingsplannen hoeven niet meer te worden goedgekeurd, regionale uitvoeringsdiensten moeten gaan handhaven en als de hoevraag neergelegd wordt bij burger en bedrijf, lijkt de provincie definitief te hebben afgedaan. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris dit ziet.

Op het terrein van beheer kwam ik prikkelende teksten tegen in Spil, die kom je wel vaker tegen in dat blad. De aankoop van de ehs gebeurt met belastinggeld, de grondprijs wordt daarmee opgedreven, waarna het terreinbeheer wordt uitbesteed aan Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, weer grotendeels met belastinggeld. Noodt dit tot meer particulier beheer? Staatsbosbeheer via rigide bezuinigingen nu dwingen de 20.000 hectare grond te verkopen die buiten de ehs valt aan de best biedende, is een open uitnodiging aan free riders en andere gelukszoekers. Dat lijkt ons niet de weg. Zouden we meer via burgerinspanningen moeten doen? Ik heb me laten vertellen dat in Zuid-Limburg hakhoutbeheer door Natuurmonumenten wordt uitbesteed tegen hoge tarieven, terwijl in België de gemeenschap dat zelf doet in het weekend. Dat spreekt de SP wel aan. Wat is de beheersvisie in dezen van de staatssecretaris?

Wat betreft inrichting en sturing rond Natura 2000 heeft de SP geen bezwaar tegen enige bundeling om tot minder maar wat grotere gebieden te komen, zodat minder mensen erdoor worden getroffen in de uitoefening van hun beroep. De gedeeltes van het gebied waar de bedreigde habitat niet voorkomt, kunnen dan worden aangemerkt als bufferzones, waar niet wordt uitgebreid in significant verstorende zin, maar waar bewoners betaald worden voor het leveren van ecologische diensten. Met hulp van de provincie en programma's zoals "boeren voor natuur" kunnen akkerbouw en melkveehouderij rondom deze gebieden extensiever en kleinschaliger en de intensieve varkenshouderij eventueel uitgefaseerd worden. Gezien de hoeveelheid uittreders en de door het LEI geconstateerde tweedeling tussen groot en klein sluit dit grotendeels aan bij de realiteit.

Verder weg van de Natura 2000-gebieden kan de wat grootschaliger akkerbouw en melkveehouderij blijven bestaan, maar wel met de aantekening dat op nationaal niveau de koedichtheid zo'n 10% tot 20% zal moeten afnemen om het mestoverschot definitief weg te werken en aan de nitraatrichtlijn te voldoen. Hoewel de SP tegen het rondpompen van geld van en naar Brussel is, zou de tweede pijler van het GLB – in de nieuwe vorm, wanneer daar meer middelen voor zijn – hiervoor mogelijkheden bieden, maar het kan ook uit het ILG gefinancierd worden als dat adequaat gevuld is. Rijke provincies kunnen wat ons betreft ook gepusht worden, hun grote reserves hiertoe aan te wenden. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit unieke plan.

Tot slot toch nog een actuele zaak waarin de sturing op rijksniveau ons inziens niet de juiste kant opgaat. Het temporiseren van de aankoop en inrichting van de ehs is een politieke keuze. Het is niet de keuze van de SP, maar dit kabinet heeft ook recht op een visie. Daarbij wringt altijd het feit dat je als nieuw kabinet niet zomaar alle lopende zaken overboord kunt zetten. Het kabinet-Van Agt/Wiegel heeft veel linkse wetgeving ingevoerd, puur omdat die in de tijd van Den Uyl was voorbereid. Dit rechtse gezelschap loopt nu tegen hetzelfde probleem aan, maar kiest er toch voor, zaken stop te zetten die reeds lang in gang zijn gezet of zijn toegezegd.

De aanschaf van een kaneelstok op de kermis kan altijd heroverwogen worden met in het slechtste geval een huilend kind tot gevolg, maar gebiedsontwikkeling met talloze belanghebbenden stopzetten, dat snapt niemand. Landinrichting stopzetten op reeds aangekochte grond: dat snapt niemand. Ook ondernemers die niet zo veel met natuur hebben snappen dat niet. Die willen duidelijkheid. Ik heb het over het grote afhaken van deze staatssecretaris bij de inrichting van het Oostvaarderswold, een project van 1800 hectare, waarvan twee derde al verworven is of dat er overeengekomen is om dat te verwerven of al in bezit was. De totale kosten van het project zijn geraamd op 400 mln. en voor 160 mln. zijn verplichtingen aangegaan.

Hier overrulet het Rijk de provincie en laat dat nou net een provincie zijn die niet op een gouden berg zit na de verkoop van een energiebedrijf. Wij volgen diverse bijdragen, zoals van Joost van Kasteren – ook weer in Spil, wat een goed blad is dat toch – die de oernatuur van Frans Vera op de korrel neemt. Wij zijn ons bewust van het risico dat het permanent houden van grote grazers kaalslag en honger kan veroorzaken, met negatieve effecten op kleiner grut zoals muizen en dat weer op foeragerende kiekendieven. Zo werkt ecologische dynamiek. Daar is in de Tweede Kamer ook over gesproken. De heer Ormel heeft daar verstandige dingen over gezegd. Moeten we terug naar seizoensbegrazing, zoals je toch al veel ziet in gebieden in beheer bij Natuurmonumenten? De corridor door de Flevopolder naar de Veluwe en de rivieren klinkt magnifiek, maar gaat het ook werken? Die discussie loopt nog. Er zijn voor- en tegenstanders. Als ik de literatuur daarover lees, dan blijkt dat ik een beetje in het midden zit. Maar het proces is vergevorderd. Het wordt hoe dan ook een toeristische trekpleister. Het wordt hoe dan ook een leerschool voor natuurbeheer in dichtbevolkte regio's met alle exportmogelijkheden van dien voor onze expertise op dit terrein, zie de vraag naar onze waterkennis na de overstromingen in New Orleans. Almere en Lelystad krijgen wat ruimte om uit te breiden, mocht dat nog wenselijk zijn. De Kamer van Koophandel is voor. De provincie unaniem. Ingrijpen in een dergelijk proces waar zo veel aantrekkelijke kanten aan zitten, is voor mijn fractie onbegrijpelijk en staat voor ons gelijk aan onbehoorlijk bestuur. Mijn collega Van Gerven uit de Tweede Kamer vroeg de staatssecretaris wat hij vond van het gegeven dat de provincie Flevoland unaniem heeft besloten, het inpassingsbesluit tot het aanleggen van de Oostvaarderswold te nemen. Zijn antwoord: ik neem dit voor kennisgeving aan. Een gepaste stilte is op zijn plaats bij een dergelijk antwoord. De SP-fractie vraagt de staatssecretaris met klem, de provincie Flevoland de hand te reiken en alsnog te helpen Oostvaarderswold te voltooien. Mijn fractie overweegt een motie op dit punt.

Ook los van Oostvaarderswold lopen allerlei gebiedsprocessen vast en dat doet mijn fractie echt pijn. Het vertrouwen tussen partners, soms nog zo pril, wordt zwaar op de proef gesteld. Partijen zoals LTO en ANWB zitten eindelijk aan tafel met terrein beherende organisaties en natuurorganisaties. Als je de lijstjes ziet met initiatieven die allemaal moeten stoppen, wordt het je droef te moede. En dan te bedenken hoeveel je had kunnen laten doorgaan door dat vliegtuig niet te kopen. Waarom zo veel mensen raken, terwijl je voor hetzelfde geld heel weinig mensen hoeft te raken? Ik begrijp het niet en ik denk de staatssecretaris ook niet, maar dat merken wij wel bij de beantwoording.

De heerSchaap (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Het debat rond het natuurbeleid is actueel. Het regeerakkoord heeft de knuppel in het hoenderhok gegooid. De bezuinigingen op de rijksbegroting dwingen tot herbezinning op het natuurbeleid. De VVD-fractie meent dat het hoog tijd is voor een herbezinning. Tijdens het debat over de Natuurbeschermingswet hebben we hierop al aangedrongen. De urgentie moet alle betrokkenen duidelijk zijn. Het beleid zoals dit tot nog toe is geformuleerd, heeft zijn grenzen bereikt. De ambities zijn onhaalbaar en onbetaalbaar geworden. En dit geldt voor beide hoofdcompartimenten van dit beleid, de ecologische hoofdstructuur en Natura 2000. Het kabinet lijkt vooral in te steken op het onbetaalbaar, maar het onhaalbaar is evenzeer aan de orde. Het is goed als de staatssecretaris dit vandaag bevestigt en hierop dieper ingaat. Dat voorkomt dat het debat verzandt in financiële discussies.

Ook ons beleidsdebat zou een bijdrage moeten leveren aan een vernieuwde opzet van het natuurbeleid. Een verdedigende, reactieve houding helpt al evenmin als verontwaardiging of boosheid over de bezuinigingen; het is beter, nieuwe wegen te zoeken. Ik wil hierbij een opmerking maken om misvattingen te voorkomen. De VVD-fractie staat achter de aangekondigde bezuinigingen op de rijksbijdrage aan het natuurbeheer. Dit betekent echter beslist niet dat wij iets tegen natuur en natuurbeheer zouden hebben, integendeel. De VVD-fractie heeft slechts problemen met het vigerende beleid. Het debat vandaag bouwt dan ook voort op onze inbreng bij de behandeling van de Natuurbescherrningswet.

Om onze positie te markeren, eerst enkele opmerkingen over de plaats en betekenis van de natuur in Nederland. Eigenlijk zou ik moeten zeggen: over het eigene van natuurwaarden in het Nederlandse landschap. Dit landschap is in hoge mate ingericht door de bewoners om het land bewoonbaar en leefbaar te maken. Het Nederland van eeuwen geleden was voor een groot deel onleefbaar: een doods en ongezond moerasgebied. Daar is door de eeuwen heen een leefbaar en aantrekkelijk cultuurlandschap van gemaakt, uiteraard aangepast aan harde kenmerken van de oorspronkelijke fysieke omgeving. Als je dit deltalandschap vergelijkt met vele rivierdelta's in de rest van de wereld, valt een verschil op. Terwijl vele delta's snel verstedelijken en dichtgroeien met vaak vele tientallen miljoenen inwoners, kenmerkt de Nederlandse delta zich door een open inrichting. Een relatief kleinschalige bebouwing wordt omgeven door een zeer afwisselend agrarisch en natuurlijk platteland. Nederland bestaat uit een open, nagenoeg geheel door de mens ingericht cultuurlandschap. Vrijwel alles is hier kleinschalig, ook de wat typischer zogenaamde natuurgebieden. Ook de thans zo gewraakte megastallen zullen aan dit typische landschap geen afbreuk doen. In dit cultuurlandschap komen we dus ook natuurwaarden tegen, maar pas op: alle verweven in dit door de mens ingerichte gebied. De natuur zoals deze hier ooit bestond, komt hier nagenoeg niet meer voor. En deze naargeestige, sompige moerasnatuur wil ook niemand terug. Onze natuurwaarden hebben zich met de mens ontwikkeld en deze met de mens verweven natuur valt gemiddeld genomen ook nog goed te genieten. Uiteraard wordt het een en ander bedreigd en zijn maatregelen nodig om bijzondere waarden te beschermen. Er is echter ook veel dynamiek, zodat zich ook weer nieuwe waarden ontwikkelen. Overdreven pessimisme is dus niet nodig, overigens ook niet dienstig.

Dit beeld zegt iets zeer fundamenteels over de zogenaamde natuur in het Nederlandse natuurbeheer: Nederland kent geen natuur. Er bestaat hier nagenoeg geen natuur meer zoals deze er was voordat de mens op zijn omgeving ingreep; wij kennen geen oorspronkelijke natuur. Het is voor ons land dus in zeker opzicht onzinnig, te spreken over "natuur", dat wil zeggen een oorspronkelijke fysieke omgeving met de daarbij behorende flora en fauna. In nagenoeg alle natuurwaarden hier is de hand van de mens zichtbaar. Dit is in extremis van toepassing op de zogenaamde nieuwe natuur: wat daar natuur heet, is het product van intensieve landinrichting. Ook in deze natuurgebieden zijn natuurwaarden een effect van menselijke gebiedsinrichting. Als voorbeeld wil ik verwijzen naar het alom bejubelde natuurreservaat Oostvaardersplassen: ingepolderd, een kunstmatig peilbeheer, een geïmporteerde fauna, weinig natuurlijks aan. Voor oorspronkelijke, min of meer ongerepte natuurgebieden moet je buiten Nederland zijn. Eigenlijk is "natuur" in Nederland een paradoxaal begrip: het suggereert iets oorspronkelijks, buiten de mens om, maar is hier in feite verweven met menselijke ingrepen. Dat bepaalde processen in dit cultuurlandschap ook bedreigend zijn voor verschillende natuurwaarden, lijdt geen twijfel. Ik doel op een eenzijdig doorgeslagen landinrichting of milieuverontreiniging. Dan zijn correcties wenselijk. En ook daarin blijken we redelijk succesvol te kunnen zijn. Geen reden dus voor paniek, wel voor aanpassingen, vernieuwingen, dus verdergaande ontwikkelingen in ons cultuurlandschap. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om op dit beeld te reageren en duidelijk te maken hoe hij de samenhang van mens en natuur ziet.

Het natuurbeleid van de afgelopen decennia is strijdig geworden met het hier door mij geschetste beeld. De natuur is als romantisch droombeeld en beleidsdoel deel geworden van een uitgesproken en breed ingezette cultuurvijandigheid.

De heerSmaling (SP):

Betekent wat de heer Schaap zegt dat de habitattypes die wij nu moeten beschermen, bij een natuur horen die niet meer bij de natuur zoals thans in Nederland zouden moeten horen?

De heerSchaap (VVD):

Nee hoor. De natuurwaarden hier zijn ontwikkeld met de mensen en met de inrichting van het landschap, ons leefgebied. Die twee horen behoorlijk bij elkaar. Die samenhang moet ook gewaardeerd worden. In het oorspronkelijke Nederlandse landschap kwamen geen weidevogels voor, maar omdat wij hebben ingepolderd en weilanden hebben aangelegd, hebben we hier ook weidevogels. Die symbiose moet je waarderen.

De heerSmaling (SP):

U legt niet de link dat wat Natura 2000 beoogt, eigenlijk onhaalbaar is omdat Nederland allang geen land met originele natuur meer is?

De heerSchaap (VVD):

De doelstellingen van Natura 2000 zouden ook in het licht van de integratie mens en natuur moeten worden bekeken.

Voorzitter. De natuur is dus inzet geworden van een reactief verzet tegen snelle ontwikkelingen in het cultuurdomein. Dit is veel verder gegaan dan nodige correcties op een doorschietende verstedelijking, een te eenzijdige inrichting van het agrarisch gebied, of een riskante milieubelasting. De natuur is ingebracht als een tegenbegrip, een reactief begrip, een verzet tegen alles wat als onwenselijk werd beoordeeld, zoals de verstedelijking, de uitbreiding van de fysieke infrastructuur, de intensiverende landbouw en de recreatiedruk. Natuurbeleid moest de natuur redden uit de klauwen van deze bedreigende ontwikkelingen. Er is dan ook sprake van een groeiend dualisme tussen, wat ik voor het gemak maar noem, cultuur en natuur. En dat terwijl beide in Nederland zo onvermijdelijk bijeen behoren. Wat onder dit reactieve begrip natuur valt, moet nu beschermd worden tegen de bedreigingen van de landbouw, de techniek, de chemie, de verstedelijking, de infrastructuur – dus eigenlijk bedreigingen van de mens – en dat terwijl het natuurdomein grotendeels ontwikkeld is door en dus verweven is met diezelfde mens. Uit naam van de natuur is er dan ook niet alleen sprake van een defensieve, beschermende instelling, maar ook van een offensieve houding, een aanval op alles wat de natuur bedreigt.

Dit zie je terug in de aanpak rond de beide hoofdcomponenten van het natuurbeleid, de inrichting van de ehs en de invulling van Natura 2000. Het beleid tot nog toe is sterk gericht op verwerving van gronden: het redden van zo veel mogelijk hectares uit de greep van alle bedreigende ontwikkelingen. Dit mocht veel kosten. Dat er na de verwerving ook nog kosten voortvloeien uit inrichting en een eeuwigdurend beheer werd maar al te gemakkelijk uit het oog verloren. Dat de te redden natuur zich niet altijd het nodige aantrekt van de definities deed er ook minder toe. Het ging immers niet om verweving, maar om scheiding. Paradoxaal is wel dat deze nieuwe natuur weer sterk gedomineerd werd door de maakbaarheidideologie: je maakt de natuur ondergeschikt aan je planning. Deze scheidingsfilosofie kenmerkt ook de invulling van Natura 2000. De instandhoudingsdoelstellingen zijn vaak strikt behoudend. Daarbij hebben ze naar buiten toe ook nog agressieve consequenties. Ik wijs op de significante effecten van een bedreigende buitenwereld en de daaruit voortvloeiende rigide vergunningseisen. Natura 2000 biedt ons straks grote aantallen natuurenclaves, afgeschilderd als bedreigde oasen in een vijandige buitenwereld. Zet je dus schrap. Omdat er vanuit de vijandige buitenwereld met scherp wordt geschoten op deze enclaves, schiet men alvast zelf met scherp terug. Natura 2000 ontketent op deze wijze een nieuwe vorm van burgeroorlog. Dit heeft als risico dat velen straks een hekel hebben aan de natuur, daarbij vergetend dat het gaat om een specifieke definitie van de natuur en het daarbij behorende beleid.

De heerLaurier (GroenLinks):

De heer Schaap spreekt steeds over de natuur, omringd door vijanden. Ik krijg zo langzamerhand de indruk dat hij de natuur, weliswaar in zijn termen tussen aanhalingstekens, als vijand beschouwt.

De heerSchaap (VVD):

Helemaal niet. Ik heb warme woorden gesproken over natuurwaarden, maar dan wel in de context van de inrichting van dit land. Ik wil doorgaan met het waarderen van de natuur in deze context.

Voorzitter. Waarom die rigide instandhouding in een wereld die in alle opzichten dynamisch is, een wereld waarin ook de natuur zelf vol dynamiek zit, getuige bijvoorbeeld de effecten van een veranderend klimaat? De natuur is zelf al volop in beweging en dit temeer waar natuurwaarden verweven zijn met menselijke activiteiten.

De heerKoffeman (PvdD):

De heer Schaap uit kritiek op het Natura 2000-beleid, maar we hebben helemaal niet de vrijheid, om te gaan met Natura 2000 zoal wij willen, want wij hebben daarover afspraken gemaakt. Ik ken de VVD als een partij van afspraak is afspraak.

De heerSchaap (VVD):

Jazeker.

De heerKoffeman (PvdD):

Vindt u dat die afspraken opgezegd moeten worden?

De heerSchaap (VVD):

Opzeggen is wel heel rigide. Je zou nog eens goed naar het huidige Natura 2000-beleid moeten kijken. Ik heb het dan niet alleen over het aantal gebieden, maar ook over de definities die we hierin hebben opgenomen, met name het vergunningtraject dat eraan is gekoppeld.

De heerKoffeman (PvdD):

Bent u het met mij eens dat je dit in Europeesrechtelijk verband zou moeten doen, omdat Nederland niet het risico moet willen lopen om door het Europese Hof ter verantwoording te worden geroepen vanwege het niet nakomen van de gemaakte afspraken?

De heerSchaap (VVD):

Zoals ik nog zal zeggen, vind ik dat wij terug moeten naar Brussel om nog eens een goed gesprek te hebben over de opzet van Natura 2000. Ik zeg dat met name omdat, als dit beleid doorgaat zoals het nu wordt opgepakt, straks te veel mensen een hekel krijgen aan de natuur. Dat gun ik de natuur ook niet.

De heerKoffeman (PvdD):

Maar als onze reis naar Brussel niet oplevert wat u hoopt – ik hoop dat wel – en Brussel ons zal houden aan de afspraken, vindt u dan dat het kabinet moet terugkomen op de bezuiniging op de ehs?

De heerSchaap (VVD):

Helemaal niet. Ik heb al gezegd dat wij achter de bezuinigingen staan en dat wij van deze nood ook een deugd willen maken, namelijk een herbezinning op het natuurbeleid.

De heerKoffeman (PvdD):

Als Brussel niet toestaat om af te wijken van de gemaakte ehs-afspraken, vindt u dan dat wij die afspraken moeten nakomen?

De heerSchaap (VVD):

Dat is speculatief. Ik vind dat eerst goed naar het Naturabeleid moet worden gekeken. Daarover moeten we in Brussel in gesprek gaan. Wat daaruit voortvloeit, behandelen we dan.

Voorzitter. Vragen bijzondere natuurgebieden dan geen bescherming? De VVD-fractie pleit zeker voor het beschermen van bijzondere natuurgebieden, waardevol in de zin van de daar voorkomende flora en fauna, maar ook waardevol in de zin van landschappelijke waarden. Punt is dat vele van deze waardevolle gebieden niet te eenzijdig als natuurgebied moeten worden gedefinieerd. Dergelijke gebieden zijn vaak oude cultuurlandschappen met allerlei bijzondere waarden, waaronder natuurwaarden. Weer een voorbeeld. Noordwest-Overijssel heet een prachtig natuurgebied te zijn, maar is grotendeels door de mens aangelegd en ingericht, dankzij agrarische of andere economische activiteiten. Ik wijs bijvoorbeeld op de turfwinning en de rietteelt. Behoud van deze waarden vraagt dus beheersactiviteiten: inrichting, onderhoud, verweving met economische activiteiten, waaronder agrarische. Spreek dan ook openlijk van cultuurlandschappen met natuurwaarden. Vraag je daarbij af hoe dergelijke gebieden zodanig kunnen worden beheerd dat deze waarden overeind blijven en het beheer ook nog betaalbaar blijft. Geen natuurbeheer dus zonder verweving met andere menselijke activiteiten, die overigens ook weer hun dynamiek kennen. Geen onbetaalbare geïsoleerde enclaves dus.

Dat er dan natuurwaarden verloren gaan, hoeft niet zomaar tot groot alarm of pessimistische conclusies te leiden. Natuurwaarden gaan immers ook van nature verloren. Door inrichting en beheer kunnen trouwens ook weer waarden worden gewonnen. Sta dynamiek en verweving toe en verlies je niet in krampachtige behoudzucht.

De heerEigeman (PvdA):

Een interessant betoog van collega Schaap, maar ik mis de zelfstandige afweging. De verweving van cultuur en natuur is prachtig, dat past hem. Het is een mooi filosofisch betoog, maar waar zit de zelfstandige afweging die de liberale fractie in deze Kamer maakt, zeker in termen van biodiversiteit? Ik heb de taskforce biodiversiteit al aangehaald. De ecologische voetafdruk in Nederland is te groot, of dit nu wordt beschouwd vanuit geregel in Brussel of vanuit de regelgeving in Nederland. Je moet dus een nieuwe zelfstandige afweging maken. Waar zoekt de heer Schaap de kernwaarden van die afweging?

De heerSchaap (VVD):

Een afweging waar velen die zich verantwoordelijk voelen voor de natuur bij betrokken moeten zijn. Bij die afweging moeten ook de bevoegdheden duidelijk verdeeld zijn. Ik kijk dan uiteraard vooral naar de overheden: Rijk, provincies en in hoge mate de waterschappen, maar daar kom ik nog op.

Devoorzitter:

Ik dring bij de leden aan op korte interventies, want we hebben vandaag een lang programma. Er is ook een tweede termijn.

De heerEigeman (PvdA):

Ik mis opnieuw de referentie aan een begrip zoals biodiversiteit. Daar moet het in feite om gaan.

De heerSchaap (VVD):

Het gaat bij natuurwaarden inderdaad ook om diversiteit, maar die moet je niet statisch definiëren, onderworpen aan een veel te vergaande behoudzucht. Nederland ontwikkelt, de natuur ontwikkelt mee en er is in die zin ook sprake van nieuwe natuur en nieuwe natuurwaarden die zich met de menselijke activiteiten kunnen ontwikkelen; liever integreren dan scheiden.

De heerEigeman (PvdA):

De heer Schaap heeft het over Noordwest-Overijssel. Volgens mij is daar al een nationaal park. Ik zoek naar zijn argumentatie om te benoemen wat daar dan niet goed aan zou zijn.

De heerSchaap (VVD):

Nee, prima.

De heerEigeman (PvdA):

U zegt dat gebieden niet geïsoleerd dienen te zijn, maar volgens mij is heel Nederland, op een paar Defensieterreinen na, heel toegankelijk.

De heerSchaap (VVD):

In die zin geïsoleerd dat je er als het ware een wettelijk hek omheen slaat en elke andere activiteit bedreigend is voor wat zich binnen het hek moet ontwikkelen. Daar gaat het mij om.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

De heer Schaap maakt zich over het verlies van biodiversiteit niet zo vreselijk veel zorgen, merk ik. Kent hij de rapporten van het Wereld Natuur Fonds en het enorme verlies, wereldwijd, aan planten- en diersoorten?

De heerSchaap (VVD):

Ja.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Dat bedreigt de samenhang in de natuur, waardoor ons leven als mensen ook veel schade kan worden toegebracht. Mijnheer Schaap, waarom toch niet enige bezorgdheid?

De heerSchaap (VVD):

Ik maak me zeker in mondiale zin zorgen over wat er zo allemaal gebeurt. Natuurlijk maak ik me daar zorgen over, ook in Nederland. Alleen waarschuw ik ervoor om dat niet met een al te reactieve en behoudzuchtige stemming te lijf te gaan, maar gewoon te onderkennen dat we nu eenmaal met grote aantallen mensen op deze wereld wonen en dat een integrale benadering van deze kwestie vaak veel meer oplevert dan een angstige. In mijn betoog had ik het vooral over Nederland en heb ik het mondiale aspect buiten beschouwing gelaten. Ik heb ook gezegd dat echte natuurgebieden vooral buiten Nederland moeten worden gezocht en dat die een heel andere bescherming verdienen dan de natuurwaarden hier in Nederland.

Mijnheer de voorzitter. Ik had het over de verweving. Ik wil in dit verband een voorbeeld noemen van een beleidslijn die thans met behoorlijk succes wordt geïmplementeerd: de Kaderrichtlijn Water. Na een stormachtige aanloop, met veel bureaucratie en pessimistische schattingen van de kosten, is de uitvoering nu zogezegd in rustig vaarwater gekomen. Hoe kan deze geruisloos verlopen, ondanks de resultaatsverplichting en harde data? Dit lukt omdat de ecologische doelstellingen van deze richtlijn open zijn gehouden, wat de inrichting van het waterdomein dynamisch en uitdagend maakt. De richtlijn erkent de verweving van wateren in het cultuurlandschap, getuige bijvoorbeeld de richtlijndefinitie: sterk veranderd. Deze definitie geeft niet alleen ruimte voor aanpassingen, inpassingen en compromissen, maar ook voor verweving met andere inrichtingsdoelstellingen, zoals waterberging, de inrichting van de ehs, agrarische gebiedsinrichting en recreatie. Dus verwerft deze richtlijn draagvlak onder burgers met hun uiteenlopende belangen. Omdat werk met werk kosten bespaart, kunnen de kostenramingen voortdurend worden bijgesteld. De Kaderrichtlijn Water erkent dus dat de waterecologie deel is van een breder scala aan inrichtingsactiviteiten. Wat voor het water geldt, gaat ook op voor de natuur. Erken dat de natuur in Nederland verweven is met menselijke activiteiten en dat bij deze verweving dynamiek hoort en niet een verkrampte vlucht in natuurenclaves. Deze dynamiek vraagt ook de bevrijding van de verstikkende bureaucratie waarmee de natuur nu tot volksvijand wordt gemaakt. Wil de staatssecretaris deze beschouwing van commentaar voorzien?

De VVD-fractie presenteert vandaag geen simpele blauwdruk van een nieuw natuurbeleid. Wat wij willen inbrengen is een veranderde benadering van dit beheersdomein. Graag wil ik een aantal componenten daarvan nog eens op een rij zetten. Dit heeft uiteraard implicaties voor de vraag, hoe met dit beheer om te gaan en wie daarvoor bij uitstek verantwoordelijk zouden moeten zijn.

Ten eerste moeten we ophouden met de treurig makende uitstraling dat de natuur alleen maar bedreigd wordt en dat bij het verloren gaan van een natuurwaarde het einde der tijden zo ongeveer nabij is. Bijstelling van die houding maakt het geloofwaardiger als er werkelijk iets unieks verloren dreigt te gaan en er dus specifieke reddingsoperaties nodig zijn. We moeten ook ophouden, alles wat de moeite waard is uniek te noemen. Een wat genuanceerder benadering verhoogt alleen maar de kracht van argumentatie. We moeten ook erkennen dat de natuur zelf bedreigend kan zijn en niet alleen maar liefelijk. Dat geldt niet alleen de dreiging van natuurrampen, maar bijvoorbeeld ook het gevaar van natuurbranden. Dit als gevolg van te veel naaldbomen, dood hout en een gebrek aan evacuatiemogelijkheden voor bewoners. Wil de staatssecretaris ook op dit punt duidelijk maken wat voor beleid hij hiervoor ontwikkelt?

De heerKoffeman (PvdD):

De heer Schaap vraagt naar werkelijk unieke waarden die te betreuren zijn. In de afgelopen 100 jaar zijn we 85% van de soorten in Nederland kwijtgeraakt. Zitten daar wat de heer Schaap betreft unieke soorten bij of zegt hij: nee, we leven nog; het gaat goed; geen probleem, we kunnen door op de ingeslagen paden.

De heerSchaap (VVD):

Er zijn inderdaad unieke soorten verloren gegaan in Nederland. Ik kom bij mijn tweede punt op een andere benadering van dit probleem.

De heerKoffeman (PvdD):

Wat had u daaraan willen doen in het kader van het voorzorgsbeginsel? Hadden we daar iets aan kunnen doen?

De heerSchaap (VVD):

Vaak niet. U kunt de verstedelijking niet tegenhouden. U kunt de noodzakelijke agrarische ontwikkelingen om ons te voeden niet tegenhouden. U kunt daar wel genuanceerd mee omgaan. Maar dat er iets verloren gaat in Nederland is onvermijdelijk.

De heerKoffeman (PvdD):

U vindt dus eigenlijk dat Nederland de verplichting om biodiversiteitsverlies te beperken niet hoeft aan te gaan, omdat dit het noodlot is dat ons treft.

De heerSchaap (VVD):

U trekt het een beetje rigide in het andere extreme. Ik maak me daar wel zorgen over en ik vind dat we er wel het nodige aan moeten doen. Ik zeg alleen: niet alles kan behouden blijven. Dat is niet het einde der tijden. Dat blijkt als ik bij mijn tweede punt kom, namelijk: beschouw Nederland niet als een autonoom eiland waar zo ongeveer alle denkbare natuurwaarden moeten worden teruggevonden. Dit land is deel van Europa. Bij het definiëren van de te beheren natuurwaarden moet de ruime Europese context worden meegenomen. Stel eens voor dat we Natura 2000 hadden moeten invullen als een deelstaat van de Bondsrepubliek Duitsland. Hoe zou de kaart er dan hebben uitgezien? Waarschijnlijk veel meer spreiding van de in stand te houden of te ontwikkelen waarden, zeker met grotere gebieden en een globalere invulling van de doelstellingen. Zo zou je de invulling van de Europese richtlijnen moeten oppakken, meer afgestemd op de wijdere regionale context. Dat is de eigenlijke zin van de Europese richtlijnen. Wat dit betreft mag de inbreng van het Wereld Natuur Fonds in het natuurdebat verfrissend worden genoemd: de beschrijving van Nederland in een aantal globale karakteristieke natuur- of cultuurlandschappen en een daarop afgestemd beleid is minder defensief en bureaucratisch en staat robuustheid en dynamiek toe.

De heerSmaling (SP):

Ik heb een vraag naar aanleiding van het Duitslandvoorbeeld. Dat vind ik heel interessant. U zegt dat u dénkt dat het zo zou zijn. Of heeft u uitgezocht dat het zo is?

De heerSchaap (VVD):

Ik probeer hier een benadering te geven, waarbij Nederland iets minder als een klein eilandje wordt gezien, losgekoppeld van de ons omringende gebieden. Daarom heb ik als voorbeeld Duitsland genoemd.

De heerSmaling (SP):

U hebt niet de kaart van Noordrijn-Westfalen bestudeerd om te bekijken waar de Natura 2000-gebieden liggen?

De heerSchaap (VVD):

Wel zo ongeveer. Stel eens voor dat je dat in gezamenlijkheid had gedaan, dan had je andere afwegingen kunnen maken omdat op dat moment een veel groter gebied in kaart wordt gebracht.

Devoorzitter:

Mijnheer Schaap, u vervolgt uw betoog. Ik verzoek de leden op hun tijd te letten, anders komen we in tijdproblemen.

De heerSchaap (VVD):

Mijn derde punt: verlaat de oorlogstelling die voortvloeit uit de harde tegenstelling van de natuur en menselijke activiteiten in het ruimtelijke domein. Erken dat Nederland in zeer grote mate een product van menselijk handelen is. Haak aan op de Kaderrichtlijn Water en typeer ons land als sterk veranderd. Bij de dynamiek van deze inrichting past een dynamisch natuurbeleid. Naast deze hoofdmoot kun je dan bijzondere gebieden aanwijzen en deze, vanwege hun echte uniciteit, wat meer conserverend beheren. Dit dwingt wel tot een kritische heroverweging van het huidige naturabeleid. In een sterk veranderd en veranderend ruimtelijk domein moet veel dynamischer worden omgegaan met de instandhoudingsdoelstellingen uit de richtlijnen. Dus terug naar Brussel; dat is toch al nodig onder de kop onhaalbaar en onbetaalbaar. Een dynamischer benadering leidt tot meer draagvlak, in plaats van de kramp waarmee het natuurbeleid nu wordt gepresenteerd. Wil de staatssecretaris de Kamer duidelijk maken hoe hij om wil gaan met het vigerende beleid voor Natura 2000? Is hij bereid beleidswijzigingen in Brussel aan te kaarten?

Dan het vierde punt: leg veel minder nadruk op verwerving als reddingsoperatie. Veel belangrijker is de nadruk op het beheer en de daartoe benodigde verweving. Reken bij het inrichten van gebieden eerst even uit wat het beheer op lange termijn kost en ga dan pas over op verwerving. Verwerving en conservering moeten beperkt blijven tot bijzondere gebieden. Voor het overige moet de natuur als deel worden gezien van een dynamisch ingericht cultuurlandschap. Daarbij mogen natuurwaarden uiteraard ook worden meegenomen in inrichtingseisen. Verweving maakt haalbaar en betaalbaar.

Voorzitter. Tot zover het wat en hoe van het natuurbeleid. Nu nog enkele woorden over het wie, ook in globale termen, niet als blauwdruk. Dat het Rijk zich vergaand terugtrekt uit het natuurbeheer heeft consequenties voor de vraag hoe anderen verder moeten. Dit geldt allereerst de natuurbeschermingsorganisaties. Hier geldt eigenlijk een dubbele waarschuwing. Niet alleen het Rijk trekt zich terug, ook het draagvlak van de Nederlandse burger neemt af; zie de teruglopende ledentallen. Een snelle en indringende herbezinning op het eigen beleid en de financiering daarvan kan niet uitblijven. Verontwaardiging en zelfbeklag hebben weinig zin. De hoop dat het Rijk wel weer snel tot inkeer zal komen is een illusie. Er is een scherpere concentratie nodig op wat echt uniek en beschermwaardig is. Daarbij moet scherp worden gelet op kostenbeheersing. Dus moeten ambities worden bijgesteld.

Dan het Rijk en de provincies. De kaders van het beleid horen uiteraard bij het Rijk. Er moeten echter heldere keuzes worden gemaakt over de afronding en het beheer van de ehs en de bijbehorende implementatie van Natura 2000. De VVD-fractie is van mening dat het primaat van deze beheerstaak bij de provincies hoort. Zij zijn in staat om voor specifieke gebieden specifieke afwegingen en verwevingen in te vullen. Dit primaat vraagt echter om provinciale autonomie, ook in financiële zin. Ik overweeg hierover in tweede termijn een motie in te dienen. Wellicht kan een bestuursakkoord helderheid verschaffen over de inhoudelijke aspecten van het beheer, aangevuld met verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Dat vraagt ook om een indringende bijstelling van de natuurwetgeving.

Voorzitter. Het is een goede zaak dat het natuurbeheer onder het nieuwe ministerie van EL&I valt; landbouw, natuur en economie horen bijeen. Dit moet het mogelijk maken om grote delen van het natuurbeheer, gericht op ecologische diversiteit, te verbinden met landbouw en andere economische activiteiten, zoals recreatie. Dezelfde verweving kan ook worden bereikt door de koppeling van natuurbeheer aan waterbeheer, bijvoorbeeld via de KRW. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij denkt over de institutionele componenten van natuurbeheer.

De heerLaurier (GroenLinks):

Voorzitter. Natuur maakt emoties los. Ik kan daar vanuit de praktijk over meepraten. In de tijd dat ik wethouder was in Leiden, met "groen" in mijn portefeuille, werd op bijvoorbeeld het kappen van bomen heel emotioneel gereageerd. Ook het bebouwen van stukjes groen lag gevoelig. Het natuurlijk beheer van kanten en bermen werd echter soms beschouwd als slordigheid. In elk geval zat daaromheen veel emotie. Natuur maakt echter ook op een heel andere manier emoties los. Bij grote bouwprojecten of infrastructurele trajecten wordt de natuur wel eens afgeschilderd als hinderlijk, belemmerend en vijandig. Vaak wordt het in karikaturen getrokken en gaat het over dassenburchten en wat dat al niet kost, en beschermde kikkersoorten. Er wordt in relatie tot de natuur dan bijna een vijandbeeld opgeroepen. Het is daarom goed om hierbij stil te staan in een debat over natuurbeleid.

Het beleid dat in de afgelopen van de jaren gevoerd is, is tot op zekere hoogte een succes te noemen. In het eindrapport van IBO Natuur 2008–2009 staat dat de Natuurbalans 2009 concludeerde dat het huidige natuur- en milieubeleid de gestelde natuurdoelen weliswaar dichterbij brengt, maar dat die vooruitgang nog onvoldoende is. Ondanks stappen in de goede richting bij de realisatie van Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur, de ehs, zullen de operationele doelen van het rijksbeleid bij voortzetting van het huidige beleid niet tijdig worden gehaald. Enerzijds wordt dus gezegd dat er vooruitgang is en anderzijds staat er dat de doelen niet worden gehaald. Er wordt ook een aantal bedreigingen geconstateerd. Men constateert dat natuurgebieden versnipperd zijn en ingebed zijn in intensief gebruikte stedelijke gebieden en landbouwgebieden. Er is een bedreiging in relatie tot verdroging en bemesting. Verder wordt klimaatverandering als bedreiging genoemd. Ook het afkalvende draagvlak is soms een bedreiging. In het licht van deze analyse is de vraag van de GroenLinksfractie hoe de staatssecretaris de doelen van het oude beleid waardeert, die deels voortvloeien uit internationale verplichtingen.

Uit het IBO komt naar voren dat er voldoende redenen zijn om het natuurbeleid tegen het licht te houden. Wij hebben de afgelopen weken een expertmeeting gehad en daaruit kwamen eigenlijk drie oplossingsrichtingen voort. De eerste was de benadering van ecosysteemdiensten; waarden zichtbaar maken die ecosystemen voortbrengen. Daarmee wordt duidelijk dat investeringen in natuur waarden voortbrengen. Ik miste die kant in de heer Schaap zijn betoog een beetje. Hij legde wel de nadruk op de relatie tussen mens en natuur. Die kan ook in positieve zin veranderen door in natuur te investeren. Die benadering bevat interessante kenmerken, maar herbergt ook het risico van een economiserende benadering die de intrinsieke waarde van de natuur wat teloor doet gaan.

De tweede benadering is die van de robuuste natuur. Functies en belangen worden gescheiden waardoor er minder conflicten ontstaan. Er worden grotere eenheden gecreëerd en daarmee ruimte voor natuurlijke processen. Je creëert als het ware ruimte voor natuurlijke processen, waarmee de druk op de omgeving kleiner wordt. Daaromheen kunnen dan beïnvloedingsgebieden liggen, waarin het gebruik afgestemd is op de doelen van het kerngebied. Het nadeel van die benadering is dat die sterk top-down gericht is. Bovendien wordt daarbij altijd de vraag gesteld naar het feitelijk draagvlak, ook in de beïnvloedingsgebieden.

De derde benadering is die van de zelfrealisatie, waarbij het echt van onderop moet komen, de zogenaamde "participatieve benadering". Daarbij zijn er weinig grenzen van bovenop en buitenaf. Degenen die erbij betrokken zijn, zijn geen toeschouwer van de natuurontwikkeling maar deelnemer. Dat zijn drie benaderingen. Het is logisch dat in het kader van een beleidsdebat als dit gevraagd wordt naar de positie van de staatssecretaris ten opzichte van die drie benaderingen. Aan die zelfrealisatie zit wel een nadelige component; het optimisme is groot dat het allemaal van onderop gedragen wordt en iedereen eraan meedoet zodat doelen gemakkelijk gedeeld kunnen worden. Desalniettemin is mijn fractie van mening dat vanuit die drie richtingen een duidelijke aanvulling kan worden gegeven op het beleid. Het een prevaleert daarbij niet boven het andere. Het moet vooral gezocht worden in de complementariteit van de richtingen.

Voor de volledigheid geeft het eerder aangehaalde IBO ook nog twee andere oriëntaties: Nederland als bolwerk van deltanatuur in Europa, internationaal georiënteerd qua biodiversiteit maar zich vooral concentrerend op de waarden in Nederland, en de hoog-en-droogvariant waarin een robuuste nationale ruggengraat met een klimaatbestendige ecologische hoofdstructuur. Mijn fractie is ook op dit punt nieuwsgierig naar de visie van de staatssecretaris.

Alles overziend – het IBO-rapport en de verschillende oplossingen die aangedragen worden voor knelpunten – valt er wat te kiezen en te doordenken op het terrein van natuurbeleid, het liefst natuurlijk in de volgorde van eerst doordenken en daarna pas kiezen. Mijn fractie heeft de indruk dat het aangetreden kabinet voor een andere richting heeft gekozen, namelijk vooral voor bezuinigen. Het beleid is vooral gericht op minder; ik geloof dat de heer Eigeman daarop ook al doelde. Minder geld, minder regels, minder overheid, minder Europa. Mijn fractie mist de inhoudelijke oriëntatie op waarheen wij nu eigenlijk toe willen. In dat verband stel ik de vraag naar de inhoudelijke richting van de staatssecretaris. Ik verzoek hem om daarbij aan te geven hoe dat zich verhoudt tot de doelen waaraan Nederland zich in internationaal verband verplicht heeft.

Voorzitter: Dupuis

De heerLaurier (GroenLinks):

In dat kader vraag ik hoe de staatssecretaris reageert op de vraag van onder anderen de heer Vermeer tijdens het expertdebat om meer tijd te geven voor het ontwikkelen van alternatieven binnen de kaders die er liggen. Om de heer Vermeer te citeren: "Het slechtst wat kan gebeuren, is een snelle deal over financiën op het oude beleid." Probeer die ruimte dus te scheppen. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

Wij praten over natuurbeleid in Nederland. Een element dat ik tot nu toe eigenlijk heb gemist, is dat Nederland sinds 10 oktober 2010 niet meer hetzelfde Nederland is als daarvoor. Wij hebben er een deel Nederland bij gekregen, de zogenaamde BES-eilanden, waar we veel belangrijke natuur vinden. Hoe kijkt de staatssecretaris daar in feite naar?

Lezing van de stukken maakt duidelijk dat er nogal eens kritiek op de sectorale aanpak van natuurbeleid is. Is dat op alle niveaus wel terecht? Op een aantal terreinen zie je ontwikkelingen waar verschillende belangen elkaar juist weten te vinden. Zo wees de heer Eigeman al op het richtsnoer bij afwegingen van het beheerplan, dat is opgesteld door LTO Nederland, MKB-Nederland, Natuurmonumenten en VNO-NCW. Je ziet ook op provinciaal niveau dat juist die natuurdoelstellingen worden gekoppeld aan andere doelstellingen die van groot belang zijn. Soms is dat waterbeheer. Het OostvaardersWold is al genoemd, waar verbinding en natuurwaarden worden gezocht met tegelijkertijd ruimte voor recreatie in relatie tot de verstedelijking van dat gebied. In dat licht is met name de vraag wat de bezuinigingen die op het gebied van de ehs zijn bedacht, voor consequenties hebben waar al die dingen in feite zijn samengebald om projecten te realiseren waarin verschillende doelstellingen gecombineerd zijn. Ik vind het OostvaardersWold daar een prachtig voorbeeld van. Is het in dat verband dan de sturingsfilosofie van de staatssecretaris dat overheden procederend tegenover elkaar moeten komen te staan? Dat is natuurlijk de kant waarop het in Flevoland wel gaat. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik rond af. De heer Tiesinga refereerde in zijn maidenspeech aan Herman Finkers, die zei dat een boom niet omgekeerd moet worden geplant, omdat die dan niet meer groeit. Als voormalig wethouder Groen kan ik zeggen dat daarop een uitzondering is: de wilg. Die kan je wel omgekeerd planten, die groeit dan door. Bij mijn afscheid hebben ze zo'n wilg voor mij geplant, omdat iets soms ook tegen de verdrukking in kan groeien. Zo'n wilg groeit, al steek je die met zijn kop in het zand, maar je kop in het zand steken helpt het realiseren van belangrijke natuurwaarden niet; duidelijk moet zijn dat daaraan nog veel moet gebeuren. Mijn fractie wacht de beantwoording door de staatssecretaris met belangstelling af.

De heerTiesinga (CDA):

Om alle onzekerheid te voorkomen: bedoelt de heer Laurier met "wilg" een boom of een wet?

De heerLaurier (GroenLinks):

Ik heb nog nooit een wet op zijn kop zien groeien, dus het zal wel een boom zijn.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag voer ik mede namens de fractie van de SGP het woord, maar allereerst wil ik collega Tiesinga met zijn maidenspeech feliciteren en hem feliciteren met zijn bijdrage met inhoud. De aanleiding van dit beleidsdebat is de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 op 22 december 2008. Voor mij was de kritische bijdrage over de uitgangspunten van natuurbeschermingsbeleid van mijn gerespecteerde collega Schaap toen aanleiding om hem meerdere keren te interrumperen. Eigenlijk had ik dat vandaag ook wel willen doen, maar omwille van de tijd heb ik mij daarin beperkt. Hoe dan ook, in 2008 waren wij het er aan het eind wel samen over eens waren dat we in ons land eigenlijk geen ongerepte natuur hebben. De Wadden, met hun zandplaten en geulen daartussendoor, vormen eigenlijk het enige gebied in ons land waar de natuur nog vrij spel heeft; de rest is cultuurlandschap. De heer Tiesinga heeft daar in zijn bijdrage veel voorbeelden van gegeven. Het probleem is dat de door cultuur gevormde natuur enorm onder druk staat vanwege de omvang en dynamiek van menselijk ingrijpen, waardoor het potentieel aan natuurlijk herstel in groot gevaar is gekomen. Vandaar dat natuurbeschermingsbeleid nodig is. Ten diepste gaat het, naast het ontwikkelen van Gods schepping, ook om het bewaren ervan. De natuur moeten en willen we beheren, maar tegelijkertijd kunnen we haar daarmee bedreigen, zodat van bewaren geen sprake meer is. Hoe kunnen we dat in het natuurbeschermingsbeleid verantwoord voorkomen?

Met het aantreden van dit kabinet is een nieuwe lijn met betrekking tot milieu- en natuurbeheer ingezet. Oud-minister Winsemius sprak kortgeleden van een trendbreuk, die hij als oud minister van milieu en natuur zeer betreurde. Oud-minister Veerman van Landbouw steunde hem daarin. Daar kan ik in meekomen. Het is bijzonder spijtig dat de ehs niet kan worden afgemaakt. De onderlinge verbindingen tussen delen van die structuur laten nu op zich wachten. Is dat nu echt nodig? Acuut en ondoordacht bezuinigingen doorvoeren op een beleidsterrein dat zo diep geworteld is in andere ruimtelijke plannen, lijkt ons onverstandig. Het zorgt ervoor dat plannen niet verder kunnen worden uitgewerkt en afgerond. Dit verzwakt het vertrouwen in de overheid. Ook zorgen dergelijke eenzijdig afgekondigde bezuinigingen voor onzekerheid. Onzekerheid frustreert beleidsprocessen en gefrustreerde beleidsprocessen werken niet alleen vertragend, maar zorgen ook voor afnemend draagvlak bij de diverse partijen. We kunnen dus vermoeden dat eenzijdig en van bovenaf besluiten nemen over integrale beleidsterreinen die een lokale uitwerking hebben, negatief uitpakt voor een beoogde participatie van partijen bij de realisatie van het natuurbeleid.

De heerSchaap (VVD):

Suggereert u hiermee dat het ledenverlies van bijvoorbeeld Natuurmonumenten het gevolg is van een onbetrouwbare opstelling van onze rijksoverheid?

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Die relatie laat zich in eerste instantie niet zomaar leggen; er zijn vele oorzaken van. Ik denk met name aan de verminderde inkomens van lagere …

De heerSchaap (VVD):

Het klonk een beetje alsof de burger het vertrouwen verliest als de overheid zich niet strikt aan ooit ingezet beleid houdt.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Dat is waar. Er is enorm veel frustratie over de laatste wijzigingen die zijn voorgesteld. Dat merk je allerwegen. Je hoeft dagelijks de kranten maar te lezen en je kunt die constatering doen.

De heerSchaap (VVD):

Ik zou er toch ook rekening mee houden dat de burger op dit ogenblik zelf in beweging komt en dat dit ook gevolgen heeft voor, laten we zeggen de ambities in het natuurbeleid.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Dat zal best, maar ik stem mijn beschouwingen niet af op wat de burger allemaal beweegt en hoe die verandert, maar op de visie die de fracties van de ChristenUnie en de SGP op dit probleem hebben.

De staatssecretaris voert in zijn beleid aan dat bezuinigingen op natuurbeleid nodig zijn en dat hij en dus het kabinet tegen het onteigenen van landbouwgrond zijn. Dat laatste is nodig om die ehs af te maken. Voorstanders van het niet afmaken van de ehs zeggen dat landbouwgronden ook kunnen zorgen voor verantwoorde verbindingen tussen delen van de ehs. In het NRC Handelsblad van 8 februari jongstleden stond in een hoofdartikel dat de staatssecretaris voor samenwerking tussen agrariërs en natuurbeschermers pleit. Deze stelling lijkt meer ingegeven door bezuinigingen dan dat het beleid ook daadwerkelijk inhoud krijgt. Dit betekent voor de staatssecretaris dat hij geen landbouwgrond meer wil afstaan om nieuwe natuur te winnen, maar boeren wil interesseren voor natuurbeheer op hun eigen akker- en grasland. Om dat waar te maken zegt hij dat burgerzin en sociale controle volstaan. Over inzet van nieuw inhoudelijk landbouwbeleid zwijgt hij echter. Hij suggereert daarmee te veel dat landbouw en natuur onderling uitwisselbaar zijn. Aan dat probleem zou ik vanmorgen allereerst speciale aandacht willen geven.

Generaal gesproken – ik doe dat omdat anderen dit in mindere mate hebben gedaan, wat ik ook wel verwachtte – kun je zeggen dat de staatssecretaris het heeft over intensieve of industriële landbouw. Maar kan de moderne, industriële landbouw samengaan met natuurbeheer? Nee, misschien op enkele uitzonderingen na in het weidevogelbeheer. De grote vraag is of de intensieve landbouw grootschalig herstel van natuurlijke dynamiek kan bewerkstelligen. Diezelfde landbouw maakt de hoognodige interactie tussen dieren uit verschillende natuurgebieden onmogelijk. En daar ligt het grootste bezwaar tegen het voorgestane beleid. Daarom deze vraag: waarom bepleit de staatssecretaris niet dat in de overgangsgebieden tussen de verschillende delen van de ehs industriële landbouw moet worden afgebouwd en overgegaan moet worden, eventueel op termijn, op biologische landbouw? Dan is zijn voorstel veel geloofwaardiger. Anders blijft hij steken in mooie woorden en zal de samenwerking tussen landbouwers en natuurbeschermers niet worden bevorderd.

De heerSchaap (VVD):

U zegt dat moet worden overgegaan op biologische landbouw. Is het invullen van dat "moeten" een taak voor de overheid?

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Laten wij het dan houden op "stimuleren". Is die term voor u bevredigend?

De heerSchaap (VVD):

Niet helemaal, maar stimuleren is wel iets gematigder dan moeten.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

U kunt "moeten" ook opvatten als behoren en dan zit er minder dwang in. Wij kunnen "moeten" in allerlei varianten gebruikten.

Ik wil het voorgaande kort toelichten: de industriële landbouw – zo zou je kunnen samenvatten – ziet de natuur in lijn met het overheersende westerse denken meer als een mechanisch systeem. Terwijl landbouw in een levende werkelijkheid moet functioneren, zien we steeds meer dat hij als een anorganische werkelijkheid wordt gehanteerd of gemanipuleerd. Een wetenschappelijk-technisch beheersingsideaal heeft greep op de landbouw en maakt hem los van de ecologische, biotische en culturele context. Het gebruik van chemische kunstmest en bestrijdingsmiddelen, het ontwikkelen van monoculturen en straks ook nog een voortgaan op de weg van genetische modificatie – zonder principiële begrenzing – leiden weliswaar aanvankelijk tot verhoging van landbouwproductie, maar tegelijk ook tot schaalvergroting en nivellering van variatie in de natuur. Landbouw is een activiteit waarin grond, planten, dieren, technische objecten en mensen samenwerken.

Door de overheersende invloed van de wetenschap – vooral chemie en fysica – is de industriële landbouw ontstaan. Dat heeft in de opbrengst van de landbouwproducten veel succes gehad. Maar die successen hebben door de in de natuur geprojecteerde abstracties van de wetenschappelijke kennis eraan meegewerkt, dat aan de integriteit van dieren en planten te weinig recht wordt gedaan en de landschappen worden genivelleerd. Het maatschappelijk plattelandsleven ondergaat daardoor bovendien een verdunning, om niet te zeggen een verarming. De industriële landbouw heeft geleid tot vervuiling van het oppervlakte- en grondwater, het verdwijnen van insecten, vogels, vissen en intern tot verlies van dierenwelzijn. Alleen al door de intensieve landbouw zijn we 85% van de biodiversiteit in de plantenwereld kwijtgeraakt. De hoedende en zorgende functie van de boer is vervangen door een wetenschappelijk-technische relatie. En dat alles naast verhoging van productie, ook onder het motto "to make money".

Het is beter om een landbouw te ontwikkelen waarin chemie en fysica als hooggekwalificeerde wetenschappen ondergeschikt worden gemaakt aan de betekenis van hooggekwalificeerde biologische kennis voor de landbouw. Dat zou een lijn voor landbouwontwikkeling zijn waarbij de onderlinge verhoudingen niet uit het lood worden getrokken. Milieu, planten en dieren zouden daar wel bij varen. Kwalitatieve productie, veilige producten en winst voor het milieu kunnen hand in hand gaan. De vruchtbaarheid van de gronden wordt er zelfs door bevorderd. Bovendien dienen we daarmee een bloeiende plattelandsontwikkeling. Daarmee zou ook een inhoudelijke bijdrage aan duurzaamheidspolitiek worden geleverd. Kortom, het machinemodel in de landbouw zou zeker in overgangsgebieden ingeruild moeten worden voor het tuinmodel. Herkent de staatssecretaris daarin iets van het christendemocratisch gedachtegoed? En zo ja, hoe integreert hij dat in zijn beleid?

De heerTiesinga (CDA):

De heer Schuurman zegt dat de 85% reductie van de biodiversiteit alleen door de industriële landbouw komt. Heeft die reductie ook niet allerlei andere oorzaken? Ik denk daarbij aan de mobiliteitsontwikkeling en de niet-landbouwkundige industriële ontwikkelingen. Die twee factoren zijn toch mede oorzaak van die reductie? Ik wijs ook op de industriële mens. Wij gebruiken zelf ook nogal wat chemische middelen.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Ik zou ook naar het verkeer kunnen wijzen en naar de toenemende verstedelijking. Dat is allemaal waar, maar dat leidt ertoe dat het percentage nog hoger wordt.

De heerTiesinga (CDA):

Volgens mij wordt het percentage niet hoger, want dat is vastgesteld op 85%. Het percentage dat alleen toe te schrijven is aan de landbouw is wel lager denk ik. In die zin is een nuancering nodig.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Dat wil ik u wel toegeven. Wij zullen het er in elk geval over eens zijn dat het een hoog percentage is en dat de industriële landbouw een groot deel van de oorzaak is.

De heerSchaap (VVD):

U suggereert dat de schaalvergroting in de landbouw alleen komt door de technisch-chemische industrialisatie. Een groot deel van de schaalvergroting in de landbouw komt echter gewoon omdat de gezinnen te klein zijn waardoor er geen bedrijfsopvolging is. Bedrijven worden dan automatisch samengevoegd.

De heerSchuurman (ChristenUnie):

Dit gaat helemaal voorbij aan het probleem. Daar heb ik het niet over. Ik heb het niet over kleinere, soms biologische landbouwbedrijven die samengaan. De industriële landbouw komt pas na de Tweede Wereldoorlog tot ontwikkeling. Wij zouden ons erover moeten verbazen dat dit het laatste gebied in onze cultuur was dat onder beheer kwam van het wetenschappelijk-technisch beheersingsideaal, terwijl dit het eerste gebied is dat ons overduidelijk confronteert met de negatieve kanten ervan. Ik kom nog wel eens in het oosten van het land waar veel monocultuur is. Je verbaast je over de eenzijdige benadering vergeleken met de beleving van de landbouw die ik vroeger had, tot schade van velen.

Terug naar de problemen van de ehs: als er geld genoeg was, zouden de plannen niet zijn gewijzigd. Om toch te bereiken wat we oorspronkelijk van plan waren, zijn verschillende suggesties mogelijk. We zitten met de vele zogenaamde "postzegels" van Natura 2000. Kunnen die niet voor een deel worden uitgeruild om de verbindingen in de ehs – zij het gewijzigd – te kunnen uitvoeren? Natura 2000-gebieden kunnen niet op zichzelf bestaan. Om versnippering tegen te gaan en uitwisseling tussen gebieden mogelijk te maken, is het van belang dat er niet afgestapt wordt van het idee van verbindingszones. Dit is ook vanuit het oogpunt van consistentie en vertrouwen van belang, afmaken waar je mee begonnen bent. Oplossingen worden door de regering tot op heden echter vooral gezocht in het verlagen van natuurambities en naar mijn overtuiging is dat voor de natuur, maar ook voor ondernemers en overheden, geen verstandige weg. De natuurdoelstellingen zullen daarmee namelijk verder onder druk gezet worden, waarmee de kans op juridische discussies en belemmeringen voor ondernemingen en overheden juist verder zullen toenemen. De ontwikkelingen in de jurisprudentie ondersteunen dit.

Er moeten andere alternatieven ontwikkeld worden. Op de expertmeeting van vorige week bleek dat er bij natuurbeschermingsorganisaties een behoorlijk innovatief vermogen aanwezig is. Wordt daar wel voldoende gebruik van gemaakt? En meer algemeen: misschien moet meer de les ter harte worden genomen om niet in termen van het overbruggen van tegenstellingen en het tegengaan van segregatie te denken, maar meer in termen van verwevenheid. De leefwerelden van de mens en de natuur moeten niet van elkaar gescheiden worden. Het is mijns inziens beter om de werkelijkheid te benaderen als één geheel waarin je twee polen kunt onderscheiden, die niet van elkaar gescheiden kunnen worden: een sterk natuurlijke pool en een sterk culturele pool. Geen scheiding van functies, maar integratie van belangen. Laat stad en land organisch in elkaar overlopen: van natuurlandschap bestaande uit een, al dan niet in sommige gevallen beschermd, nationaal netwerk via multifunctioneel landschap naar een beperkt aantal geconcentreerde gebieden met door maatschappelijk verantwoord ondernemen, gelimiteerde of georiënteerde – wellicht werkt een stimuleringsstrategie beter dan een nalevingsstrategie – industrie. Ik versta hieronder ook bepaalde vormen van intensieve landbouw. Met andere woorden: verbindt functies – dat impliceert wel het onderkennen van deze functies – meer met waarden.

Tot slot: om draagvlak voor het natuurbeleid te behouden of opnieuw te verkrijgen zal de basis meer moeten komen te liggen bij de beleving van de natuur. De centrale vraag die in het natuurbeleid leidend zal moeten zijn, is niet primair deskundig-wetenschappelijk van aard – hoe behouden we de biodiversiteit – maar samenleving georiënteerd – wat verbindt een mens en de natuur. Antwoorden hebben dan te maken met gevoelens van verbondenheid en traditie, schoonheid en verwondering, ontspanning en fascinatie. Het zal in het natuurbeleid en de communicatie daarover niet moeten gaan over de ecologische hoofdstructuur en robuuste verbindingen alleen, maar ook over de groene longen en de groene en blauwe aderen van Nederland. Zonder het verlies aan biodiversiteit te ontkennen, moeten we terug naar de begintijd van de natuurbescherming in Nederland, naar hoe iemand als Jac. P. Thijsse het deed: het accent lag bij de verwondering over hoe mooi alles was, denk maar aan de Verkadealbums, en niet zozeer op ecologische waarden. Zo krijgt het natuurbeleid een nieuwe impuls en wordt wellicht de dichotomie tussen mens en natuur overbrugd en het draagvlak voor de natuur vergroot en krijgen de natuurbeschermingsorganisaties misschien weer meer leden. Kortom, overstijg de wetenschappelijke retoriek en maak natuur concreet, zichtbaar en beleefbaar, zonder te vervallen in Veronicanatuur, waarbij natuur ten dienste staat aan de beleveniszoekende mens. Organisaties zoals het Wereld Natuur Fonds laten zien dat enthousiasmeren van mensen, met name kinderen, voor de natuur mogelijk is en voor ons een opdracht om te realiseren.

Met belangstelling wacht ik de reactie van de staatssecretaris af.

De heerKoffeman (PvdD):

Voorzitter. Wie spreekt over wat we ons kunnen veroorloven ten aanzien van de natuur in Nederland, zou niet in eerste aanleg aan geld moeten denken. Veroorloven zou betrekking moeten hebben op het kostbaarste wat we hebben: schone lucht, schone grond, schoon water en biodiversiteit. Respect voor onze leefomgeving. Dat is ver te zoeken in het natuurbeleid van dit kabinet. Een oud Indiaans gezegde luidt dat pas wanneer de laatste boom gekapt is, de laatste rivier vervuild en de laatste vis gevangen, de mens zal begrijpen dat je geld niet kunt eten.

Het uitgangspunt van dit kabinet is van geheel andere aard. Economie is belangrijker dan ecologie, we zullen eerst geld moeten verdienen om het te kunnen uitgeven aan natuur. En volgens de VVD is een koe in de wei ook natuur. Ik heb collega Schaap tijdens het beleidsdebat horen zeggen dat de natuur eeuwenlang de vijand is geweest van de mens. Als ik het goed begrijp, is één van de doelstellingen van het kabinet om die vijand eronder te krijgen. Het cultuurlandschap moet het gaan winnen van de natuur. Weg met het onkruid, weg met het ongedierte, weg met die takkezooi in onopgeruimde bossen. De mens staat centraal in het ideale plaatje van CDA, VVD en PVV, en dan met name de zeer kortetermijnbelangen van de met name westerse mens. Kappen met linkse hobby's en als daarvoor ook de natuur gekapt moet worden, biedt dat nieuwe ruimte voor uitbreiding van de vee-industrie ten koste van bestuurlijke en internationale afspraken, de volksgezondheid en de belangen van komende generaties zoals gezonde lucht en water.

Het is de onstuitbare ambitie van met name het CDA om Nederland de slager en de melkboer van Europa te laten zijn. En als de volksgezondheid, de natuur en de biodiversiteit daaronder moeten lijden, dan moet dat maar. Van alles wat de Nederlandse veehouderij produceert, wordt 70% geëxporteerd ten laste van de belangen van de Nederlandse burgers en de Nederlandse natuur. Het verlies aan biodiversiteit wordt voor 30% veroorzaakt door de veehouderij, maar het kabinet kiest er op geen enkele wijze voor om de veestapel in te krimpen. Die veestapel produceert 70 miljard kilo mest, dat is 4000 kilo mest per Nederlander. Probeert u zich dat eens voor te stellen, voorzitter. 60 keer het eigen gewicht van alle Nederlanders in mest in je voortuin.

Het wonderkind Niels Lentjes, die als een eigentijdse Hans Brinker zijn duim in de mesttsunami stak, startte op 12-jarige leeftijd een mestmakelaardij. Geweldig, een jongen van 12 jaar die het Nederlandse mestprobleem oplost en ook nog even miljonair wordt. Totdat de Dienst Regelingen en de VWA bij wijze van hoge uitzondering een keertje gaan controleren en erachter komen dat de jonge mestmakelaar de spil is van grootschalige mestfraude. Het blijkt kinderlijk eenvoudig om de Nederlandse toezichthouders jarenlang om de tuin te leiden. Wanneer je vervolgens aan een minderjarige 800 boetes oplegt met een gezamenlijke hoogte van 1 mln., geeft dat meteen het failliet van het Nederlandse toezicht op de naleving van de Meststoffenwet aan. Graag een reactie van de staatssecretaris op de vraag hoe dat heeft kunnen gebeuren.

De staatssecretaris riep afgelopen november nog tijdens het jaarsymposium van de LLTB op tot agrarische ongehoorzaamheid om de natuurwetgeving te omzeilen. Hij zei letterlijk, over de naleving van de Europese Natura 2000-voorschriften: "Limburgers zijn meesters in het zoeken van praktische en pragmatische oplossingen in dit soort situaties. Ik zou zeggen: zoek die creatieve oplossingen. Doe het. En doe het vooral in stilte. Ik wil niet weten hoe u het doet, als het maar gebeurt." Een duidelijker oproep tot wetsovertreding bij monde van het bevoegd gezag is nauwelijks denkbaar. Een duidelijke aanslag op de bestuurlijke integriteit, die al vaker in dit verband ter discussie gestaan heeft. Het Korps Landelijke Politiediensten constateerde in het door het ministerie van LNV geheim gehouden rapport uit 2004 "dat de bestuurlijke integriteit structureel gevaar loopt, waarbij corrumperende handelingen voortvloeien uit de verwevenheid van de veehouderijsector met de politiek".

Ook op het gebied van megastallen speelt deze erosie van de bestuurlijke integriteit. In de uitzending van Zembla "Het stinkt in Brabant" van afgelopen zaterdag bleek dat een ambtenaar uit Oirschot die nauw betrokken was bij de vergunningverlening voor megastallen privé een adviesbureau runde om boeren te adviseren. En ook de staatssecretaris laat zich in nogal uiteenlopende bewoordingen uit over megastallen. De ene keer zeg hij dat hij ze niet wil, maar kennelijk is dat afhankelijk van het publiek waar hij voor spreekt. Tijdens het genoemde LLTB-symposium zei hij daar letterlijk over: "Als we straks de effecten weten, moeten we een nationaal debat over de megastallen starten. Voor het dierenwelzijn en het milieu zijn die stallen vaak beter. Als blijkt dat er ook geen gevolgen voor de volksgezondheid zijn, hebben we alle feiten op een rij en moeten we nationaal de discussie aangaan en afronden." De staatssecretaris neemt alvast een voorschot op het nationale debat, dat kennelijk een hoog Willy Alfredogehalte moet gaan krijgen. Roept u maar, we doen toch gewoon wat we zelf willen.

Het beleid van dit kabinet is geheel en al gericht op de belangen van de industriële landbouwlobby. In plaats van afspraken met buurlanden na te komen om de Haringvlietsluizen op een kier te zetten, zodat zalmen naar zee kunnen zwemmen, besluit het kabinet te bezuinigen door 60% van het natuurbudget te schrappen. Met name het niet openzetten van de Haringvlietsluizen is een onverwachte teleurstelling. Vele vissoorten zoals de zalm, de zeeforel, de fint en de elft kunnen hierdoor niet van zee naar het binnenwater trekken om zich voort te planten en worden op die manier ernstig in hun voortbestaan bedreigd. Ook voor herstel van de met uitsterven bedreigde paling is het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen essentieel. Dit nieuwe kabinetsbeleid staat haaks op tal van internationale afspraken en vele miljoenen aan binnen- en buitenlandse investeringen in de bovenstroomse gebiedsdelen dreigen erdoor verloren te gaan. Graag een reactie van de staatssecretaris op de vraag hoe wij dit moeten zien in lijn met het adagium van dit kabinet: afspraak is afspraak.

Als klap op de vuurpijl besloot de staatssecretaris onlangs drie Natura 2000-gebieden te schrappen, omdat zij volgens hem een beperkte ecologische waarde hebben. Een gotspe! 20 jaar lang al weigert de overheid onder leiding van CDA en VVD om maatregelen te nemen om de natuur te beschermen tegen de industriële landbouw en de vee-industrie. Daardoor is de natuur steeds verder overbelast geraakt. 60% van de natuur is inmiddels verdroogd, ondanks alle regen en rivieren die wij in ons land kennen. Daardoor wordt in ons land 40% van de plantensoorten bedreigd. Vlinders en kikkers verdwijnen. Door de ammoniak in de mest van die honderden miljoenen landbouwdieren veranderen paarse heidevelden in eentonige graslanden en ruilen we orchideeën in voor bramen en brandnetels. Tijdens de hoorzitting van vorige week zei de heer Brink van LTO Nederland dat hij best bereid was mee te denken over de oplossing van het ammoniakprobleem. Maar op de vraag wie dat dan zou moeten gaan betalen gaf hij aan dat boeren geen filantropen zijn en dat zij het dus niet gaan betalen. Dat is de wereld op zijn kop, voorzitter. Niet: de vervuiler betaalt, maar: de vervuiler, die aangesproken wordt op zijn gedrag, komt ermee weg door te zeggen dat hij geen filantroop is. Kan de staatssecretaris klip en klaar aangeven of het kabinet inderdaad van mening is dat in het geval van de landbouw niet de vervuiler hoeft te betalen, maar de burger, en dat de kosten van externaliteiten door de belastingbetaler moeten worden opgehoest in plaats van door de veroorzaker? Graag een reactie.

In zijn haast om de landbouw ter wille te zijn door natuurlijke restricties te schrappen, dreigt de staatssecretaris zijn hand ernstig te overspelen. De vraag is of het Europees Hof akkoord zal kunnen gaan met het schrappen van het Natura 2000-beleid waaraan wij ons gewoon hebben te houden. Wij hebben ons daaraan gecommitteerd, in het belang van de biodiversiteit die we nodig hebben voor schone lucht, schoon water, een schone bodem en onze voedselzekerheid.

Neem bijvoorbeeld het Teeselinkven, dat de staatssecretaris nu wil schrappen. Dat gebied is aangewezen om een libellensoort en allerlei plantensoorten te beschermen. Dat is lastig, omdat er veel boerenbedrijven omheen gevestigd zijn, die allemaal willen groeien. Het argument van de staatssecretaris is: we hebben al veel gebieden aangewezen en een groot deel daarvan is te klein om goed te kunnen beschermen. Dat is een verkeerd beeld. Nederland zit in de middenmoot als het gaat om beschermd oppervlak. Landen als Malta, Duitsland, België en Bulgarije hebben relatief veel meer aangewezen beschermde natuur.

Bijna 90% van de Nederlandse ammoniakuitstoot komt voor rekening van de veehouderij. De Nederlandse natuur wordt continu zwaar bemest, met desastreuze gevolgen voor de biodiversiteit. Er komt dus geen natuur meer bij in ons land wat dit kabinet betreft. En wat nog erger is: de natuur die we hebben, gaan we verliezen omdat dit kabinet liever de vee-industrie ruim baan geeft dan het algemeen belang. Dit natuurbeleid druist dwars in tegen de eerder gemaakte afspraken tussen Rijk en provincies en tussen Rijk en gemeenten. Ook onze handtekening onder internationale natuurverdragen is hiermee in strijd. Wij trekken daardoor ons land in een juridisch moeras dat heel veel geld zal gaan kosten. Dat staat haaks op de doelstelling van bezuinigen.

Nederland heeft zich verplicht aan de doelstelling om het wereldwijde verlies van plant- en diersoorten te stoppen. Wij hebben inmiddels nog maar 15% over van de biodiversiteit die we 100 jaar geleden hadden. De staatssecretaris laat geen gelegenheid onbenut om erop te wijzen dat 92% van onze doelstelling gehaald gaat worden en dat hij als ondernemer dik tevreden was wanneer hij 92% van zijn doelstelling haalde. Daarmee gaat hij echter volledig voorbij aan het feit dat die 8% die wij missen, cruciaal is. Dat zijn de verbindingen die het hele beleid maken of breken. Zonder die 8% is die 92% niets waard. Nederland behoort in Europa tot de 8 landen met het grootste aantal bedreigde zoogdieren, vogels en vissen. Door die laatste gebieden niet te beschermen, zitten bedreigde dieren en planten nu al op kleine eilandjes. Juist door de verbindingen is er nog een kans dat we zeldzame bedreigde soorten, zoals de boommarter, de otter en vleermuizen kunnen behouden voor de toekomst.

De staatssecretaris wijst er ook graag op dat we nu eenmaal moeten bezuinigen, en zegt dan: "Als ik moet kiezen tussen bezuinigen op de zorg en bezuinigen op de natuur, dan weet ik het wel." Dat is het soort populisme dat we al kennen uit de Bijbel. In Marcus 14:5 lezen we: "Deze olie had verkocht kunnen worden voor meer dan 300 schellingen die we aan de armen hadden kunnen geven." Het kabinet wil de bezuinigingen helemaal niet besteden aan de zorg of aan de zwakken. Gisteren werd bekend dat op het speciaal onderwijs, zoals aan kinderen met een rugzakje, geen 50 mln. bezuinigd gaat worden, zoals eerder aangekondigd, maar 100 mln., en dat ondanks alle draconische natuurbezuinigingen. Dieren zullen hun leefomgeving niet snel verwoesten, maar mensen doen alles om hun kortetermijnbudget op orde te krijgen. We mogen de rekeningen niet doorschuiven naar toekomstige generaties, is het adagium van dit kabinet. Welnu, we doen niet anders, wanneer deze natuurbezuinigingen hier vandaag worden goedgekeurd.

Investeren in natuur is de best denkbare belegging: € 1 inleg levert tot € 100 return on investment op. Natuurgebieden zijn ook nog veel geld waard; de verhouding tussen opbrengsten en kosten van natuurgebieden ligt tussen de 25:1 tot zelfs 100: 1. Dat is lucratiever dan investeren in goud, zelfs in onzekere tijden als de onze.

Kan de staatssecretaris aangeven, hoe hij denkt om te gaan met de in dit huis aangenomen motie voer de ehs en het Oostvaarderswold? Denkt de staatssecretaris werkelijk dat wij de internationale afspraken die wij hebben gemaakt om natuur tegen ammoniak te beschermen wel even kunnen afzeggen? Graag een reactie.

We zijn getuige van een kapitaalvernietiging zonder weerga. Wat we in decennia hebben opgebouwd aan natuurwaarden en draagvlak voor de natuur, wordt met de motorzaag van deze staatssecretaris om gemaaid zonder enige vorm van mededogen. Die meedogenloosheid komt ook tot uitdrukking in het jaarlijkse afschot van acht van elke tien zwijnen in ons land. Let wel, we spreken over een soort die in het recente verleden op de rode lijst stond, die wettelijk beschermd en dus niet bejaagbaar is. Toch worden complete familieverbanden aan flarden geschoten, net als het geval is bij andere beschermde soorten, zoals de knobbelzwaan, het ree, het edelhert en de gans. Wat heb je aan wettelijke bescherming als er geen sprake is van werkelijke bescherming? Kan de staatssecretaris daar een helder antwoord op geven? Waarom meent de staatssecretaris de gemaakte natuurafspraken van de provincies rücksichtslos aan de kant te kunnen schuiven, terwijl hij zich in de zwijnenafschotdiscussie en de discussie over een moratorium op megastallen verschuilt achter het feit dat het om provinciale bevoegdheden zou gaan? Waarom laat de staatssecretaris in het geval van de robuuste verbindingszones en de ehs de verantwoordelijkheid van de provincie niet bij de provincie, maar overruled hij de plannen van de provincie?

Voorzitter. De staatssecretaris neemt de kleur van zijn omgeving aan. Hij is de Henk die het Ingrid onmogelijk maakt om van de natuur te genieten, omdat de kiloknaller nu eenmaal voorrang heeft boven natuurwaarden; die rentmeesterschap heeft vertaald in rendementscijfers voor de korte termijn. Dit natuurbeleid is onacceptabel. Als we onze natuur willen redden voor toekomstige generaties, zullen we die kans vandaag moeten grijpen. Dat is tegen de gewoonte van dit huis in, maar er is ook sprake van een zeer uitzonderlijke en zeer bedreigende situatie voor het meest kostbare en tegelijk meest kwetsbare wat we hebben. Als de staatssecretaris niet met een plausibele verklaring komt voor nut en noodzaak van dit afbraakbeleid, rest slechts het afbreken van dit beleid. Die zware verantwoordelijkheid mogen we niet uit de weg gaan! Dank u wel.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.44 uur tot 14.15 uur geschorst.

Voorzitter: Van der Linden

Devoorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het einde van deze editie.)

Devoorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal houdende aanwijzing van de heer Kortenoeven tot lid van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad.

Ik deel aan de Kamer mee dat ik:

  • - mevrouw Huijbregts-Schiedon heb benoemd tot voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin (BKZ/AZ) als opvolger van de heer Hermans;

  • - de heer Knip heb benoemd tot lid van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin (BZK/AZ) ter vervanging van de heer Hermans.

Naar boven