29ste vergadering

Dinsdag 18 mei 2010

10.15 uur

Voorzitter: Van der Linden

Tegenwoordig zijn 67 leden, te weten:

Asscher, Van de Beeten, Bemelmans-Videc, Benedictus, Van den Berg, Biermans, Van Bijsterveld, De Boer, Böhler, Broekers-Knol, Doek, Dölle, Van Driel, Dupuis, Duthler, Eigeman, Elzinga, Engels, Essers, Franken, Goyert, Hamel, Haubrich-Gooskens, Hendrikx, Hermans, Ten Hoeve, Hofstra, Holdijk, Ten Horn, Huijbregts-Schiedon, Janse de Jonge, Van Kappen, Kox, Kuiper, Laurier, Leijnse, Leunissen, Van der Linden, Linthorst, Meindertsma, Meulenbelt, Meurs, Noten, Peters, Putters, Quik-Schuijt, Reuten, Rosenthal, Schaap, Schuurman, Slager, Slagter-Roukema, Smaling, Strik, Swenker, Sylvester, Tan, Terpstra, Tiesinga, Vedder-Wubben, Vliegenthart, De Vries, De Vries-Leggedoor, Werner, Westerveld, Willems en Yildirim,

en de heer Balkenende, minister-president, minister van Algemene Zaken, de heer Hirsch Ballin, minister van Justitie, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, minister voor Wonen, Wijken en Integratie, en de heer Donner, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

alsmede de heer Ten Hoopen, mevrouw Van der Burg en de heer Slob, initiatiefnemers.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Lagerwerf-Vergunst, wegens verblijf buitenslands;

Kneppers-Heijnert, Schouw en Thissen, wegens bezigheden elders;

Koffeman, wegens ziekte;

De Graaf en Flierman, wegens persoonlijke omstandigheden.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Aan de orde is de herdenking van de slachtoffers van de vliegtuigramp in Libië.

Ik heet de minister-president welkom in de Eerste Kamer. Ik verzoek de leden om te gaan staan.

Dagelijks stappen miljoenen mensen in een vliegtuig op vakantie, op zakenreis of anderszins. Geliefden nemen afscheid bij het vertrek en zien uit naar de terugkeer op het geplande tijdstip. Afgelopen week hebben we ervaren dat wat zo vanzelfsprekend is plotseling in een nachtmerrie kan eindigen en het afscheid bij het vertrek opeens een definitief afscheid is.

Nog geen maand geleden herdachten wij hier de slachtoffers van het vliegtuigongeluk bij Smolensk. Andermaal deed zich een afschuwelijke vliegramp voor. In de vroege ochtend van 12 mei verongelukte nabij de luchthaven van Tripoli een passagiersvliegtuig van de Libische maatschappij Afriqiyah Airways. Daarbij kwamen 103 inzittenden om het leven onder wie 70 landgenoten.

Bij aanvang van deze vergadering willen wij stilstaan bij het immense leed dat als gevolg van deze ramp is aangericht. Deze ramp vervult onze gehele samenleving met schrik en afschuw. In een aantal gemeenten in ons land zijn gezinnen weggeslagen en betreuren families het verlies van een of meer geliefden. Zij laten een leeg huis of een lege plek vol herinneringen achter.

Op het moment dat de naaste betrokkenen nog een pijnlijke weg hebben te gaan van confrontatie met de vreselijke feiten past ons terughoudendheid en respect. Wij kunnen hier en nu slechts uiting geven aan onze piëteit voor zo veel medeburgers, jong en oud, wier levens zo abrupt werden afgebroken, en onze gevoelens van medeleven met de nabestaanden.

Te midden van het onvoorstelbare verlies van zo velen was er ook het nieuws van één overlevende. Een jongen van negen jaar oud die op miraculeuze wijze de vliegtuigramp heeft overleefd. De grote aandacht voor zijn lot en de vreugde over zijn lichamelijk herstel staan in contrast tot de smart van veel nabestaanden die moeten berusten in het onvoorstelbare. Tegelijk wijst de publieke aandacht voor het lot van deze ene jongen ook op de natuurlijke neiging van onze samenleving om ergens hoop uit te putten. Wij klampen ons vast aan Voorzitterdie ene uitzondering op het noodlot, als een lichtpunt in de duisternis.

Onze gedachten zijn bij de naaste familie, vrienden en bekenden van de slachtoffers. Namens de Eerste Kamer wens ik hen veel sterkte in deze zwaar beproefde tijd. Moge de warmte en zorg die zij in eigen kring ervaren en de vele blijken van medeleven die zij uit alle delen van onze samenleving ontvangen hun verdriet enigszins draaglijk maken en tot steun zijn bij het aanvaarden en verwerken van dit grote verlies. Moge zij kracht putten uit het gegeven dat zo veel medemensen aan hen denken in gebed of anderszins.

Ik geef het woord aan de minister-president.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Op 12 mei verongelukte een toestel van Afriqiyah Airways. 70 Nederlanders en 33 andere slachtoffers verloren bij deze ramp het leven. Wij herdenken hen vandaag met diep respect.

Onze gedachten zijn in de eerste plaats bij de nabestaanden. Ons medeleven gaat naar hen uit. In heel Nederland zijn er families, vrienden en bekenden die plotseling iemand moeten missen. In veel Nederlandse steden en dorpen zijn mensen in diepe rouw gedompeld. En wij rouwen met hen. Het is moeilijk om voor een dramatische gebeurtenis als deze de juiste woorden te vinden. Want hoe troost je een ouder die een kind moet missen? Wat zeg je tegen een kind dat zijn ouders voor altijd kwijt is? Welke woorden passen bij zo'n onvoorstelbaar groot verlies? Die woorden zijn er eigenlijk niet.

Wat wij wel kunnen doen, is luisteren. Luisteren en steun bieden. Zoals we dat op de bijeenkomst op Hemelvaartsdag in Hoofddorp hebben proberen te doen. De verhalen die daar van mensen konden worden gehoord, hebben ons diep geraakt. De onzekerheid en de pijn, het langzame besef dat een geliefde niet meer levend thuiskomt; het was en is niet te bevatten. Namens het kabinet wil ik ook vandaag en ook vanaf deze plek tegen de nabestaanden zeggen dat wij alles zullen doen wat in onze mogelijkheden ligt om hen bij te staan.

Onze eerste prioriteit is nu om duidelijkheid te bieden. De mannen en vrouwen die onder moeilijke omstandigheden bezig zijn met de identificatie van de slachtoffers verdienen ons respect. Ik wil hier ook mijn grote dank en waardering uitspreken in de richting van de Libische autoriteiten die ruimhartig hun medewerking verlenen en die samen met de Nederlanders ter plaatse alles doen wat nodig is.

Ik doe ook hier een beroep op ons allen, waaronder de media, om de nabestaanden hun verdriet te gunnen in de moeilijke tijd die nu volgt; verdriet dat zij samen met de mensen om hen heen moeten verwerken. Ik denk daarbij natuurlijk in het bijzonder aan het aangrijpende verhaal van Ruben, die de kans behoort te krijgen om, in alle rust en samen met zijn familie, te bouwen aan een toekomst zonder zijn ouders en broertje.

Mijnheer de voorzitter. Vandaag gedenken wij de slachtoffers. En wij geven blijk van onze verbondenheid door stil te zijn, door te luisteren, door steun te bieden waar het kan. Ik wens alle nabestaanden de kracht toe om hun grote persoonlijke verlies te dragen en te verwerken.

De voorzitter:

Ik verzoek u allen om een ogenblik stilte.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven