Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Rijksbrede aanpassing van regels omtrent de reductie en vereenvoudiging van vergunningen teneinde de regeldruk te verminderen (Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen) (30959).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom in dit huis. Ik wens hem veel wijsheid toe, niet alleen voor vandaag maar ook voor de dagen die nog komen.

Ik geef nu het woord aan de heer Asscher, die zijn maidenspeech houdt.

De heer Asscher (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Rijksbrede aanpassing van regels omtrent de reductie en vereenvoudiging van vergunningen teneinde de regeldruk te verminderen ofwel de Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen. Het is duidelijk dat de verkorte titel van deze wet de lading geenszins dekt. In de samenvatting blijft slechts de vereenvoudiging van vergunningen over en wordt al niet meer gesproken over de reductie. Dat geeft op duidelijke wijze een aantal manco's aan die aan deze wet kleven respectievelijk een gebrek aan ambitie van de staatssecretaris. Dit is de wet van de gemiste kansen en een staatssecretaris van gemiste kansen en te weinig ambitie. In de memorie van antwoord vermeldt de staatssecretaris dat na een begin in 2006 met een reductie van circa 10% van alle vergunningen, er in 2007 een reductie was gepland van ongeveer 71%. Is deze reductie ook gehaald? Voor 2008 rest nog slechts 12% en voor het volgende kalender jaar het saldo van 7%. Er is toegezegd dat 22% van de 248 stelsels geschrapt kan worden en 42% van de 1,17 miljoen vergunningen.

Dit leidt dan wel tot een heel bijzondere staatsrechtelijke gang van zaken: aan de Eerste Kamer wordt een verzamelwet voorgelegd waarvan de staatssecretaris zelf mededeelt dat reeds 81% van de voorstellen in die wet vervat, is uitgevoerd. Met een positieve houding ten opzichte van het kabinet zouden we kunnen concluderen dat de staatssecretaris blijkbaar zeer voortvarend te werk is gegaan; met een kritische, respectievelijk staatsrechtelijke blik kunnen wij de staatssecretaris vragen op grond van welke verzamelwet deze schijnbaar goede resultaten dan wel zijn geboekt. Wij willen dan ook gaarne vernemen hoe de staatssecretaris aankijkt tegen deze staatsrechtelijke mosterd na de maaltijd.

Het verwijt dat het project traag loopt en weinig oplevert, wordt door de staatssecretaris niet onderschreven. Maar dat hangt dan wel geheel af van de achtergrond waartegen en de normen waarmee men de metingen verricht en juist daar schiet de ambitie onzes inziens tekort. Als voorbeeld wil ik een horecaondernemer noemen die overweegt een nieuw bedrijf te starten. Hij krijgt nu, in 2008, te maken met 94 wetten, 8 ministeries, 21 inspecties en 55 punten waarop geïnspecteerd gaat worden. Het is dus een illusie te stellen dat 81% van de vermindering en vereenvoudiging van vergunningen en regeldruk reeds bereikt is. Dat hangt helemaal af van wat als beginpunt wordt genomen. Deze Hardwerkende Ondernemer wordt zo bijna de mogelijkheid ontnomen, succes te hebben door het woud van nu nog steeds fungerende regels.

Mevrouw de voorzitter. Ik vraag mij af of de regering, de ministeries en zelfs ook het parlement niet mede vaak de oorzaak zijn van deze enorme bureaucratische regeldruk. Bij elk schijnbaar probleem wordt al snel geroepen om een regel. En zoals bekend komen er steeds meer voorschriften en regels uit "Brussel". Terwijl wij hier vandaag een poging doen regels af te schaffen, naar mijn mening een flauwe poging, voeren wij tegelijkertijd elders weer meer regels in. Een voorbeeld daarvan is het energielabel dat verplicht gesteld is voor alle woningen. Het leidt op termijn dan ook tot 3,5 miljoen te maken labels tegen een geschatte administratieve last van 350 tot 500 mln. En dat terwijl men zich kan afvragen of het meer nut heeft dan het vermelden van het energie verbruik in euro's per vierkante meter. Wij zijn allen gemeenschappelijk verantwoordelijk voor het invoeren van regels met misschien wel een grotere snelheid dan het afschaffen ervan. Van enige zelfbeperking van de kant van de ministeries of gemeenten vind ik heel weinig terug en dat is zeer teleurstellend.

Het is menig ondernemer duidelijk dat er nog veel knelpunten zijn bij de gemeenten. In het bestuursakkoord van juni 2007 worden vier elementen afgesproken: de VNG licht de modelverordeningen door, de gemeenten werken aan een reductie van 25% van de administratieve lasten en lichten de lokale vergunningen door en werken aan verbetering van de dienstverlening. De Taskforce regeldruk gemeenten houdt zich hier vooral mee bezig en er zijn maatregelen voor de procesondersteuning van die gemeenten. Het klinkt allemaal goed bedoeld maar slechts 250 gemeenten zijn ermee bezig. Ik vraag van de staatssecretaris dan ook de toezegging dat hij druk uitoefent op de gemeenten die nog niet meedoen om hen, met behoud van hun autonomie en met kracht van argumenten te overtuigen van de wenselijkheid van het meewerken aan het bestuursakkoord en de reductie van vergunningen. Dat zal vooral nut kunnen hebben indien die gemeenten die nog niet meedoen de Ondernemersgerichte Algemene Plaatselijke Verordeningen invoeren. Om nog eens een voorbeeld te noemen van een makkelijk te corrigeren teveel aan verschillende regels. In Amsterdam hebben 10 van de 14 stadsdelen een eigen en onderling verschillende bomenverordening waardoor er een bureaucratie ontstaat die nergens voor nodig is. Ook in de Flora- en Faunawet zijn verordeningen en gedragsregels opgenomen die elkaar tegenspreken. De door de regering onlangs ingevoerde verpakkingsbelasting verhoogt weer de administratieve lasten voor duizenden ondernemers.

Men kan zich afvragen waarom de VVD-fractie zich zo druk maakt over een wetsontwerp dat blijkbaar al ten dele is uitgevoerd en dat door eenieder als positief bestempeld wordt. Dat heeft toch vooral te maken met het maatschappelijk beeld dat wij hebben over wat politiek gewenst is. Wat voor een maatschappij willen wij eigenlijk? Dat is de achtergrond waartegen dit wetsontwerp getoetst zou moeten worden. Het ligt dus principieel. Het is het beeld waarin de mens zich volledig kan ontplooien, in alle vrijheid kan leven en een ondernemende Nederlander succes kan hebben. Dat is stellig niet een maatschappij die vooral bestaat uit een overheid die regels bedenkt en vervolgens veel ambtenaren aan het werk zet om die regels uit te voeren en te controleren. Dat is ook niet een maatschappij waarin de overheid wel weet wat goed voor de burger is, de betuttelende en bevoogdende maatschappij die nu aan de horizon verschijnt. Nee, dat is een maatschappij met gelijke kansen voor de burger, met gelijkwaardigheid tussen mensen maar geen gelijkheid en één die gebaseerd is op een evenwichtige afweging tussen de vrijheid van handelen en meningsuiting enerzijds en respect voor anderen en hun rechten anderzijds. Een samenleving waarin de overheid de mensen niet overspoelt met regels en de burger niet constant de maat neemt. Een samenleving die in eerste instantie uitgaat van vertrouwen in de burger die het niet nodig maakt voor bijna elke handeling een vergunning te moeten aanvragen. Dat is de achtergrond waartegen ik zelf regelgeving en wetten wil toetsen, zo u wilt het credo van mijn persoonlijke politieke inzet.

Mevrouw de voorzitter, dat is ook waarom ik dit goedbedoelde wetsontwerp tekort vind schieten. Er kan nog zoveel meer gebeuren. Door de ontkenning van de trage gang van zaken doet de regering alsof zij werkelijk wat bereikt heeft. Maar het kan zoveel beter als het aspiratieniveau maar wat hoger lag. Zo krijgen wij weer de indruk, die deze regering zo vaak wekt, van symboolpolitiek. Van het vooruitschuiven van de problemen en van een te laag aspiratieniveau. Na deze beschouwing kan men zich afvragen wat dan wel de mening van de VVD-fractie over deze wet is. Wel, wij zullen dit van harte ondersteunen als het een begin en een aanzet is tot meer. Als het een eindpunt is van een tevreden staatssecretaris dan is het een treurig begin van dit politieke jaar. Wij zien de reactie van de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.

De voorzitter:

Mijnheer Asscher, ik wil u van harte feliciteren met uw maidenspeech over de Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen. De materie van het wetsvoorstel spreekt u duidelijk aan. Het afschaffen van het woud van de regels waarmee het bedrijfsleven wordt geconfronteerd, heeft bij u hoge prioriteit, zo hebt u verleden jaar juli laten optekenen in het VVD-magazine Provincie en Gemeente. Bij uw maidenspeech hebt u zich al een bijzonder kritisch Kamerlid getoond vanuit een herkenbare liberale visie.

Uw lidmaatschap van deze Kamer is helaas bijzonder. Waarom helaas? In dit huis hebben maar weinig ondernemers zitting. U constateerde dat zelf ook in eerder genoemd artikel. U bent al ruim 30 jaar president-directeur van de Koninklijke Asscher Diamantmaatschappij in Amsterdam: een echt familiebedrijf van naam en faam, al 153 jaar. U vervult naast uw hoofdfunctie een groot aantal bestuursfuncties in diezelfde sector. Zo bent u voorzitter van het Diamantcollege, voorzitter van de Dutch Diamond Manufacturers Association en vicevoorzitter van de European Diamond Manufacturers Council. Ik wil hier echter niet onvermeld laten dat u ook buiten de sfeer van die werkkring bijzonder actief bent in het Amsterdamse maatschappelijke en politieke leven. Zo bent u bestuurslid van het Olympisch Stadion in Amsterdam en van dierentuin Artis. Eerder was u ook lid van het dagelijks bestuur van het Joods Historisch Museum en voorzitter van onder meer de Amsterdamse en Buitenveldertse Montessorischolen, de Stichting Werkgemeenschap Orthopedagogische Zorg, de Japan Trade Council en Jumping Amsterdam.

In uw partij was u al jong actief, met name als voorzitter van de JOVD, afdeling Groningen, maar u was ook lid van de selectiecommissie van de VVD-fractie voor de Tweede Kamerverkiezingen en van 1994 tot 2000 voorzitter van de VVD-kamerkring Amsterdam. Mensen die u kennen, dichten u een goed politiek inzicht toe.

Als ik de vergelijking mag maken tussen uw werk als diamantair en uw lidmaatschap van deze Kamer, dan zie ik een mooie overeenkomst tussen die twee. Bij beide kan een groot aantal facetten tot schittering en glans worden gebracht. U bent nauw betrokken geweest bij de uitzonderlijke ontwikkeling van de zogenoemde Royal Asscher Cut: een werkwijze waardoor een diamant maar liefst 16 facetten meer heeft dan een gewone briljant en die haar schittering nog diverser en mooier maakt. Als de daar toegepaste werkwijze model staat voor de vervulling van uw lidmaatschap van deze Kamer, staat ons nog veel moois te wachten. Ik wens u bij die werkzaamheden alle succes toe.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Sylvester (PvdA):

Voorzitter. Na deze feestelijke onderbreking komt de inbreng van de PvdA, mede namens de fractie van D66. In de Meibrief Vereenvoudiging Vergunningen van 28 april 2006 aan de Tweede Kamer kondigde het toenmalige kabinet aan, de vergunninglast aanzienlijk te willen reduceren. Voor veruit de meeste voornemens die in de Meibrief zijn opgenomen, is de implementatie ter hand genomen middels wetswijzigingstrajecten.

Ter behandeling in dit huis ligt een dergelijk traject nu weer voor; vijftien relatief eenvoudige wetswijzigingen van zeven verschillende departementen zijn opgenomen in een verzamelwet. Na inwerkingtreding van deze verzamelwet kan het bedrijfsleven ruim 65.000 vergunningen minder aanvragen en bedraagt de reductie van de administratieve lasten 2,7 mln. op jaarbasis.

De fracties van de PvdA en D66 steunen dit wetsvoorstel van harte. Overbodige vergunningen zijn nergens goed voor en dienen te worden geschrapt. Nu we, na het uitbrengen van een blanco verslag, toch besloten hebben om dit wetsvoorstel vandaag plenair te behandelen, willen onze fracties van de gelegenheid gebruikmaken om een viertal vragen te stellen aan de regering.

Een van onze zorgen betreft de aanpak van de gemeenten en provincies in het kader van de uitvoering. Eind 2008 zullen tussen de 100 en 220 van de ongeveer 450 gemeenten hun vergunningenstelsels hebben doorgelicht. De bandbreedte is opvallend, het Rijk kan gemeenten niet dwingen. Overweegt de regering, naast de procesmatige en de financiële ondersteuning die zij biedt, andere prikkels in te bouwen? Welke problematiek is aan de orde bij de gemeenten en provincies en verklaart in feite het tempo?

Daarnaast willen wij wijzen op het volgende. De Vereniging Nederlandse Gemeenten, de VNG, ontwerpt in specifieke gevallen modelverordeningen, bijvoorbeeld de algemene plaatselijke verordening, de APV, de woonruimteverordening et cetera. In hoeverre bevordert de regering ook dat er blijvend kritisch wordt gekeken naar het regime van de modelverordeningen van de VNG? Onze fracties hebben begrepen dat op dit gebied al het een en ander is gebeurd, maar de strekking van onze vraag is of ook bij de regering blijvende aandacht voor de modelverordeningen van de VNG bestaat, die er immers voor zorgen dat vele vergunningen moeten worden aangevraagd. Graag een reactie van de regering.

Mijn tweede vraag luidt als volgt. Is de regering voornemens, de reductie en vereenvoudiging van de onderhavige vergunningen te evalueren? En zo ja, op welk moment?

Nu mijn derde vraag. De fracties van PvdA en D66 zijn van mening dat dit wetsvoorstel naar meer smaakt. Is de regering voornemens om de regeldruk verder te verminderen door de vergunningen verder aan te pakken? Kan de regering deze voornemens toelichten? Op welk moment kan in deze Kamer een wetsvoorstel met een dergelijke strekking worden behandeld?

Tot slot mijn vierde vraag. Op 27 juni 2006 vond in de Eerste Kamer het MKB-debat plaats. Tijdens dat debat werd de motie-Terpstra ingediend. De motie verzocht de regering om in overleg met het mkb een experiment te starten waarbij voor een aantal wetten het vergunningensysteem tijdelijk wordt afgeschaft en de resultaten na één jaar te evalueren. Op advies van de toenmalige regering werd de motie, die naar mijn indruk breed door deze Kamer werd gesteund, aangehouden. Mijn fractie steunde de motie destijds, juist omdat deze gericht was op bedrijfstakken en daarmee praktisch van aard was. Kan de regering aangeven of het gedachtegoed van deze motie-Terpstra inmiddels is uitgewerkt in verdere plannen?

Ik rond af. Zoals aangegeven, steunen de fracties van de PvdA en D66 dit wetsvoorstel. Zij wachten de beantwoording van de regering af.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter. Namens de gehele CDA-fractie wil ik mij aansluiten bij de felicitaties aan het adres van de heer Asscher. Het is een goede zaak dat een praktiserend ondernemer in de Eerste Kamer actief wordt. Hij heeft blijk gegeven van een brede visie en gaf voorbeelden uit zijn eigen omgeving, van ondernemers, van de horeca en van de bomenproblematiek in de stad Amsterdam. Ik wilde eerst mijn felicitaties uitbrengen namens de gehele Eerste Kamer, maar ik wist niet zeker of de Partij voor de Dieren zo blij is met zijn nevenactiviteiten op het gebied van de dierentuinen en Jumping Amsterdam. Maar ik denk dat ze wel met de felicitaties kan instemmen.

In grote lijnen steunen wij dit wetsvoorstel, evenals de inbreng van de heer Asscher, afgezien van het woordgebruik af en toe. Het was heel netjes, maar een regeringspartij moet toch een andere versnelling hanteren. Wij zijn het wel met hem eens dat alles in Nederland op dit gebied iets sneller zou kunnen.

Het CDA heeft zich al een poosje druk gemaakt over de regeldruk in dit land, al is het zich ervan bewust dat het aan alle regels ooit wel eens heeft meegewerkt – afgezien van de acht jaar Paars, toen juist de partij van de heer Asscher actief meewerkte aan die regels. Voor een deel is alles wat ik zeg dus ook zelfkritiek. Toch heeft het CDA zich druk gemaakt over het teveel aan regels in dit land. Bij de behandeling van de begroting voor Economische Zaken in 2004 heb ik namens onze fractie voorgesteld om na te denken over de automatische verlening van een vergunning, indien de overheid zich niet aan de termijnen houdt; in dat geval wordt de vergunning dus automatisch verstrekt. Wordt binnen het departement nog aan dit lumineuze idee van ons gedacht?

Mevrouw Sylvester sprak uitgebreid over de zeer waardevolle motie in het mkb-debat. Ik heb deze motie aangehouden om haar eeuwigheidswaarde te vergroten. Daarin werd voorgesteld om niet per regio de vergunningen en regels te verminderen, maar per bedrijfstak. Wij hadden namelijk de indruk dat het binnen een bedrijfstak overzichtelijker is en snel duidelijk is over welke vergunningen het gaat; er is immers maar één sector van het bedrijfsleven bij betrokken en er zijn ook minder overheidsdiensten dan wanneer alles regionaal wordt gedaan. De voorganger van de staatssecretaris heeft dat meegenomen. Nu heb ik begrepen dat als staatssecretarissen iets "meenemen", er altijd iets blijft liggen voor hun opvolgers. Ziet de huidige staatssecretaris nog iets in het idee om niet alleen regionaal, maar ook bedrijfstakgewijs te gaan oefenen?

Hoe gaat het met de discussies over de regelvrije zones? Zit er schot in? Voor een aantal sectoren zijn aparte taskforcegroepen ingesteld: voor het vervoer de commissie-Noordzij en voor de gemeenten de commissie-Wallage. Kan de staatssecretaris ons informeren over de voortgang?

Ik heb al gezegd dat wij de staatssecretaris steunen in deze voorzichtige start van deze wet. Alle begin is moeilijk. Net als de heer Asscher vinden wij dat dit pas het begin is en niet het eind, alleen zijn wij voor 100% zeker dat ook de staatssecretaris dit ziet als een minimaal begin en dat hij bezig is met de start van een schitterende sprint naar een toekomst met minder regels. Graag horen wij ook van de staatssecretaris hoe hij op dit dossier verder wil.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter. Ik voer het woord namens de SGP-fractie en de fractie van de ChristenUnie. Ik sluit mij aan bij de felicitaties van de heer Terpstra aan de heer Asscher. De heer Terpstra stelt zich over het algemeen in het midden van de politiek op. Toen hij net zijn bijdrage deed, dacht ik echter even: hij haalt de heer Asscher rechts in. Mijn bijdrage ligt in het midden; dat is dan weer een correctie op de heer Terpstra.

Voorzitter. Onze fracties steunen de gedachte in het voorliggende wetsvoorstel dat vergunningstelsels niet onnodig in stand gehouden moeten worden. Zij ziet dat als de juridische uitwerking van een aantal aanbevelingen van de Taskforce vereenvoudiging vergunningen. De wijzigingen die onderdeel uitmaken van dit verzamelwetsvoorstel dragen bij aan de 20% reductie van vergunningstelsels en de 42% reductie van vergunningen die volgen uit genoemde taskforce. Wij kunnen dus constateren dat de taskforce heeft geleid tot goede resultaten, die nu worden doorgevoerd en voor een deel al zijn doorgevoerd. Hoe gaat het nu echter verder? Uit het kabinetsplan aanpak regeldruk krijgen wij de indruk dat het vervolg minimaal is. Is de staatssecretaris het eens met die indruk? Er wordt gewerkt aan verdere bundeling van vergunningen, maar ook aan een ruimer gebruik van de zogenaamde "lex silencio". Wat zijn de resultaten tot nu toe? Ook zijn twee commissies bezig met een fundamentele verkenning van bouw- en transportvergunningverlening en regeldruk. Onze fracties vernemen graag wanneer de werkzaamheden zijn afgerond.

Het beleid is gericht op het schrappen van administratieve verplichtingen. Wij geven de staatssecretaris daarom in overweging om een tweede uitgangspunt te kiezen namelijk om ruimte te geven voor een eigen initiatief en voor vertrouwen. Uitgaan van regelgeving is een benadering waardoor de ondernemer wordt benaderd met wantrouwen. Het moet mogelijk zijn om uit te gaan van standaardsituaties waarbij maatschappelijke risico's goed beheersbaar zijn. Deze kunnen door middel van algemene regels afgedekt worden. Vergunningen zijn dan enkel nodig voor complexe situaties met meer maatschappelijke impact. Wij horen graag of de staatssecretaris het met deze zienswijze eens is en of hij bereid is om daaraan te werken.

In gesprekken met ondernemers worden steeds de problemen met gemeentelijke vergunningen benadrukt. De uitvoering is verre van uniform, de procedures duren veelal lang en leiden nogal eens tot klachten over de dienstverlening. Het kabinet geeft aan dat het bestuursakkoord tussen VNG en Rijk voldoende ambitie toont en wij twijfelen daar ook niet aan. Toch heeft de ervaring van jaren ons geleerd dat vrijblijvendheid niet leidt tot gewenste resultaten. Wij hebben er waardering voor dat het kabinet investeert in positieve prikkels. Zoekt het kabinet echter naar manieren om de "achterblijvers" onder de gemeenten ook te prikkelen om mee te doen? Is de staatssecretaris bereid, te bevorderen dat gemeentelijke vergunningverleners komen tot een regiobrede afstemming van vergunningverlening? Door een gezamenlijke aanpak kunnen de deskundigheid en de dienstverlening sterk worden verbeterd.

Voorzitter. Wij wachten de beantwoording door de staatssecretaris af.

De beraadslaging wordt geschorst.

Naar boven