Aan de orde zijn:

de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2008 (31200).

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom op deze mooie avond in dit huis.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik wens de minister en de staatssecretaris van Financiën namens de leden van mijn fractie toe, dat hun dezelfde roem en faam ten deel valt als oud-minister Zalm inmiddels al ten deel is gevallen. Door vriend en vijand is hij immers geroemd als een buitengewoon deskundig financieel en fiscaal bewindspersoon. Uit mijn betoog zult u kunnen concluderen dat beide heren in de ogen van de VVD-fractie de juiste financiële en fiscale toon nog niet hebben gevonden.

In de eerste alinea van de Miljoenennota zegt het kabinet het volgende: "Het kabinet heeft grote plannen. Wij willen investeren in kwalitatief hoogstaand onderwijs, in veilige en leefbare wijken, in een ambitieus klimaatbeleid en nog veel meer. Dat alles wordt deugdelijk gefinancierd door meer geld binnen te halen dan uit te geven. Ons huishoudboekje zal ook over 20 of 30 jaar nog steeds op orde zijn."

Mevrouw de Voorzitter, zo lang zal dit kabinet toch niet blijven zitten? Balkenende XI zal er toch zeker niet komen?

Mijn bijdrage bevat een tweetal hoofdstukken. Allereerst geef ik een liberaal oordeel over het voorgenomen financiële beleid en belastingbeleid van dit kabinet. Conform de afspraak in de vaste commissie voor Financiën ga ik ook – zij het kort – in op het vestigingsklimaat, dat dit kabinet creëert.

Toen dit kabinet optrad, waren – dankzij het werk van vorige kabinetten – de overheidsfinanciën gesaneerd. Dat was een ideale uitgangspositie voor deze minister van Financiën. De minister van Financiën heeft slechts tot taak de groei van de collectieve voorzieningen in de hand te houden om geen afwentelingsinflatie door verhoogde belastingdruk te veroorzaken. De Troonrede predikte een verdelingspolitiek, uitgaande van een bestaande en voortgezette welvaart, zo van "de koek kan niet op". Dit is geen gechargeerde stelling van een lid van de oppositie. Het is, integendeel, een nuchtere constatering. Bij de algemene politieke beschouwingen heb ik de minister-president hier in de Kamer horen getuigen, dat het Leitmotiv van dit kabinet was: "spreiding van macht, kennis, vermogen en inkomen". "Juist bij stormtij", zei de kapitein van het staatsschip. Stoer voegde hij er aan toe: "de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen". Ik vind dergelijke uitspraken mooi in een preek.

De voorgaande frases zijn uitgesproken door een van mijn liberale voorgangers, de heer De Wilde, tijdens de algemene financiële beschouwingen van 11 december 1973. In deze Kamer werd toen de eerste miljoenennota van het kabinet-Den Uyl behandeld. L'histoire se repète, concludeer ik vandaag.

Dit is een optimistisch kabinet. Dat optimisme is gebouwd op aannames ten aanzien van de groei van de economie en een hoge olieprijs. Die aannames bieden het kabinet de ruimte om royaal geld uit te geven. "De minister van Financiën moet voor alles de instelling hebben, dat het geheel eerder tegenvalt dan mee", zo zei De Wilde in 1973. Bij deze minister van Financiën groeien de bomen tot de hemel. Terwijl minister Zalm uitging van een voorzichtige groeiprognose van 1,75% noemt deze minister een groeiprognose van 2% realistisch. Een eufemisme voor fantastisch, waarbij dat woord de betekenis heeft van "aan redeloze fantasie ontsproten"? Dat niet zo voorzichtige uitgangspunt levert deze minister van Financiën in elk geval een extra begrotingsruimte van 2 mld. op. De kredietcrisis bracht ons al even akelig dicht bij de realistische aanname van Zalm.

Optimisme ook ten aanzien van de hoge olieprijs. Het geld vloeit de komende jaren – voorlopig slechts op geduldig miljoenennotapapier – door de koppeling van de aardgasprijs aan de olieprijs de schatkist in. De FES-pot wordt automatisch gevuld, dus ook daar kunnen zonder al te veel scrupules grepen in gedaan worden. Als wij naar de uitgaven kijken, zien wij eveneens een optimisme bij dit kabinet, dat eigenlijk de grootste cynicus van het kabinetsbeleid de mond zou moeten snoeren. Helaas, het lukt het kabinet zelfs niet om realistische liberalen te overtuigen. Het kabinet heeft bezuinigingen ingepland tot een bedrag van 3,7 mld. Wij twijfelen zeer aan de haalbaarheid daarvan. De 100 mln. die een doelmatigere overheid moet opleveren, zijn vooralsnog virtueel. De opbrengst van de verkoop van gronden en gebouwen ter grootte van eveneens 100 mln. lijkt harder, maar wij betwisten dat een verkoopopbrengst een bezuiniging is. Voor bezuinigingen in de zorg wordt maar liefst 1 mld. ingeboekt. Dit gegeven of beter de realisatie daarvan maakt oud-collega en minister Ab Klink bij voorbaat tot de Uri Geller van dit kabinet. Kan de hogere opbrengst van 100 mln. van fraudebestrijding en boeten onder de bezuinigingen geschaard te worden? Nee toch. De 200 mln. die het kabinet bij de provincies ophaalt dan? Of de afroming van de vermogens van de woningbouwcoöperaties met een bedrag van 750 mln.? Dat zijn toch ook geen bezuinigingen. En wat te denken van de besparingen door de inkrimping van het ambtenarenkorps? Hoe hard is de inkrimping met 15.000 ambtenaren eigenlijk? Heeft de minister er al zicht op waar de klappen gaan vallen? Heeft hij rekening gehouden met de afvloeiingskosten, die begroot zijn op 0,5 mld.? Hoe verhoudt de idee-fixe van de maakbaarheid van de samenleving zich tot de inkrimping? Meer overheidsbemoeienis betekent immers meer bureaucratie, dus meer ambtenaren.

Dit kabinet freewheelt op de economie. Het kabinet gaat de problemen uit de weg. Het doet niets meer aan de noodzakelijke verdere hervorming van de sociale zekerheid. Het CDA is onder linkse invloeden gestopt met ervoor te zorgen dat iedereen in dit land werk heeft. Terwijl in onze liberale ogen werk toch de beste garantie is voor een gelukkig en sociaal leven. Erger, dit kabinet draait CDA- en VVD-hervormingen terug.

De heer Terpstra (CDA):

Volgens de heer Biermans gaat het met de werkgelegenheid de verkeerde kant op, maar volgens mijn gegevens hebben wij de laagste werkloosheid binnen Europa en ook ten opzichte van eerdere jaren in ons land. Hij zegt dat wij hervormingen terugdraaien. Kan hij aangeven welke dat precies zijn? Volgens mij wordt er niets teruggedraaid.

De heer Biermans (VVD):

De eerste vraag betreft de werkgelegenheid. Inderdaad is de werkloosheid op dit moment lager dan zij lange tijd is geweest. Dat is terecht opgemerkt. Over die werkloosheid spreek ik niet. Ik spreek over de mensen die nog steeds aan de kant staan en die geen werk hebben, waarmee zij hun leven sociaal en in elk geval goed invulling kunnen geven. Voor de voorbeelden ga ik door met mijn betoog.

Wat te denken van de versoepeling van de keuringen van arbeidsongeschikte mensen tussen de 45 en 50 jaar en van het vervallen van de sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders? Wat gaat het kabinet doen aan de grote toestroom van achttienjarigen in de Wajong? Tot de geachte afgevaardigde van de CDA-fractie zeg ik: dit zijn voorbeelden waarin mensen die tot nu toe aan de kant stonden bij sociale activiteiten en arbeidsactiviteiten, door het beleid van dit kabinet aan de kant blijven staan.

Een kabinet met een 180 graden gedraaid CDA, dat via de PvdA wordt gemangeld door de Socialistische Partij. Een links kabinet dat de eerste honderd dagen van zijn regeerperiode niet geregeerd heeft en nu de noodzakelijke versoepeling van het ontslagrecht overlaat aan commissie nummer zoveel. Een commissie die bij voorbaat al monddood is gemaakt, zo lijkt het. Positief is dat het instellen van de commissie ervoor heeft gezorgd dat de in liberale ogen vermaledijde aantasting van de eigenwoningregeling en de aftopping van de aftrekbaarheid van de pensioenpremies, zijn gemitigeerd. Soms levert koehandel ook iets positiefs op.

Een links kabinet dat nog linkser is dan de optelsom van de linkse ideeën van de regeringspartijen rechtvaardigt. De Socialistische Partij regeert flink mee. Het kabinet nivelleert immers ook fors. U vraagt om voorbeelden?

De voorzitter:

Ik heb zelf om niets gevraagd, maar u mag ze gerust noemen.

De heer Biermans (VVD):

Het zou het geval geweest kunnen zijn dat u om voorbeelden had gevraagd en anders zou misschien de afgevaardigde van de CDA-fractie dit hebben gedaan. Vandaar dat ik die voorbeelden maar heb opgeschreven. U vraagt om voorbeelden, zeg ik tot de hele Kamer. Niet? Nou, dan heel snel. De inmiddels gewijzigde aanpassing van de eigenwoningregeling en de ingetrokken aftopping van de aftrekbaarheid van de pensioenpremies, het zwaarder belasten van leaserijders en het belasten van de van en naar Nederland vliegende reiziger. Dan ga ik maar niet in op de armoedevalvergrotende inkomensafhankelijke regelingen die dit kabinet wil introduceren. De hardwerkende Nederlander, waarop in elk geval de VVD-fractie trots is, wordt door dit kabinet als een klein kind gepest. Volgens de PvdA-fractie is dat pesten van de hardwerkende landgenoten, de nivellering, met de begroting van 2008 pas begonnen. Nivellering is in onze ogen de grootste vijand van excelleren, iets wat in elk geval de minister-president zegt na te streven. Feitelijk wordt inzet echter door dit kabinet bestraft. Ook de ouderen, die voor hun oude dag hebben gezorgd, ontkomen niet aan een nieuwe nivellerende belasting van dit kabinet. Zij lopen immers tegen de tijdens de verkiezingstijd door het CDA verguisde Bosbelasting aan.

De heer Reuten (SP):

Hebt u de koopkrachtplaatjes gezien die zijn gepubliceerd in de begroting van Sociale Zaken en in de Miljoenennota?

De heer Biermans (VVD):

Ja.

De heer Reuten (SP):

Noemt u dat nivellering?

De heer Biermans (VVD):

Ik noem een aantal voorbeelden van nivellerende belastingen. Naar mijn idee zijn die voorbeelden heel duidelijk. De mensen die het inkomen in dit land moeten verdienen, moeten die belasting opbrengen. Ook de mensen die het inkomen al hebben verdiend en nu dachten van een oude dag zonder premieheffing te kunnen genieten, moeten de belasting opbrengen. Dat heet in de ogen van de VVD-fractie nivelleren.

"De belastingdruk en de druk van de sociale premies zijn exorbitant hoog en roepen allerlei nieuwe problemen, ook in de loonsector op. Beperking van de uitgaven is daarom een juistere politiek dan verhoging van belastingen", zo sprak De Wilde in 1973 tot de minister van Financiën in het eerste kabinet-Den Uyl. Ik zeg tot deze minister van Financiën: staakt uw pesten en zorg dat iedereen gemotiveerd wordt om weer, meer en hoger gekwalificeerd werk te gaan verrichten.

Mijn fractievoorzitter spreekt graag van een socialistisch, staatspaternalistisch en bevoogdend kabinet. Het kabinet betuttelt niet alleen bij immateriële zaken, zoals de beperking van het aantal koopzondagen, maar betuttelt ook met de belastingen. Dit kabinet gebruikt de belastingheffing meer dan ooit is gebeurd als instrument om het gedrag van vooral hardwerkende Nederlanders te beïnvloeden. Meer belasting om minder auto te rijden, meer belasting om minder te roken, meer belasting om minder te drinken en meer belasting om minder te willen verdienen. Er wordt meer belasting geheven om het wonen in dure huizen te bestraffen.

De heer Terpstra (CDA):

Gaat de heer Biermans ervan uit dat alleen hardwerkende mensen drinken en roken?

De heer Biermans (VVD):

Nee, geachte afgevaardigde van de CDA-fractie, ik ken persoonlijk een aantal mensen die wat minder hard werken en toch drinken en zelfs af en toe roken; ook zij worden door deze heffing geraakt, zeker weten. Ik geloof niet dat er nog één Nederlander is die ongeschonden door dit Belastingplan heen komt.

Streeft het kabinet na dat iedereen in een huurhuis gaat wonen? Dit in navolging van de afstemming van de huurliberalisatie door met name de CDA-fractie? "Wij gaan voor naar een andere, betere wereld, zonder de realiteit te herkennen, lekker brokken makend, maar met een edele inborst. Het is verbazingwekkend hoe knap deze regering en ook de afzonderlijke leden van dit kabinet, al of niet à titre personnel sprekend, in staat zijn tot het scheppen van onzekerheid bij de burgerij", zo zei De Wilde in 1973 naar aanleiding van de uitspraken van de toenmalige kabinetsleden over het niet langer aftrekbaar zijn van de hypotheekrente.

Het consumentenvertrouwen is nog nooit zo snel gedaald als na het aantreden van dit kabinet. De plannen voor de aantasting van de eigenwoningregeling en de invoering van de Bosbelasting voor ouderen, maar zeker ook de onderhavige Miljoenennota, zijn hier debet aan. Niet alleen de vrije val van het consumentenvertrouwen in september jongstleden is in dit kader tekenend. Ook organisaties waarin miljoenen hardwerkende Nederlanders zich hebben verenigd, zoals de Consumentenbond, de Vereniging Eigen Huis en de ANWB, roepen moord en brand bij dit kabinetsbeleid.

De heer Van Driel (PvdA):

De heer Biermans moet het ook weer niet overdrijven. Dat hij een heel rechts betoog nodig heeft, kan ik mij voorstellen, maar wat hij er nu van maakt? Die daling van het consumentenvertrouwen heeft niet veel met dit kabinet te maken, want dan had het in mei of april jongstleden al moeten dalen, toen de plannen verschenen. Als de heer Biermans de kranten een beetje heeft gevolgd en de financiële wereld een beetje volgt, weet hij dat de kredietcrisis in Amerika, die is overgeslagen na het dalen van aandelenkoersen in onder andere Nederland en in Europa, de grote aanjager is. Maak het niet groter dan het is, zou ik bijna zeggen.

De heer Biermans (VVD):

Het is heerlijk, mevrouw de voorzitter. Ik zal het nog eens herhalen. Het consumentenvertrouwen is nog nooit zo snel gedaald als na het aantreden van dit kabinet. Naar mijn idee was september jongstleden na het aantreden van dit kabinet. De plannen voor de aantasting van de eigenwoningregeling en de invoering van de Bosbelasting voor ouderen, maar zeker ook de onderhavige Miljoenennota, zijn hier debet aan. Ik zeg niet, geachte afgevaardigde van de PvdA-fractie, dat dit kabinet de enige oorzaak is. Dat zou nog erger zijn. Het kabinet is een van de oorzaken. De kredietcrisis was ook een oorzaak. En het feit dat organisaties waarin miljoenen hardwerkende Nederlanders zich hebben verenigd, zoals de Consumentenbond, de Vereniging Eigen Huis en de ANWB moord en brand roepen bij dit kabinetsbeleid. Dat mijn pleit misschien niet het door de leden van de VVD-fractie beoogde effect heeft, kan zijn, maar het kabinet kan toch niet doof zijn voor al die uitingen van ongenoegen uit de maatschappij? De hardwerkende Nederlander wil niet dat dit kabinet voor zijn geluk zorgt met 19 nieuwe belastingen en 10 mld. hogere staatsuitgaven! Platte uitgaven onder de noemer investeren. Investeren is een synoniem van beleggen, beleggen in de zin van op rente uitzetten, toekomstig rendement nastreven. Dat doet dit kabinet niet. Wellicht kan de minister van Financiën de toezegging inlossen die de minister-president tijdens de algemene politieke beschouwingen deed aan mijn fractievoorzitter, dat wij tijdens deze beschouwingen horen waar het kabinet het bij investeren over heeft.

Wat doet dit kabinet aan de vergrijzing? De vergrijzing leidt ertoe dat toekomstige generaties met oplopende lasten ten gevolge van de AOW en de zorg worden geconfronteerd. Naar de mening van de leden van de VVD-fractie doet het kabinet te weinig. Zojuist betoogde ik dat dit kabinet te weinig in de toekomst investeert. Het structurele begrotingsoverschot van 1% van het bruto binnenlands product in 2011 is in onze ogen te weinig. Het streven om de arbeidsparticipatie te verhogen van 70% nu naar 80% in 2016 is prijzenswaardig. De haalbaarheid van dat doel is echter geenszins gewaarborgd. Zojuist heb ik al gememoreerd dat het kabinet een aantal arbeidsparticipatiebevorderende maatregel van het vorige kabinet vernietigt. Ook de Raad van State vraagt het kabinet weerstand te bieden aan "de dwingende kracht van het bestaande". Om toe te groeien naar een duurzaam houdbare welvaart is nodig dat "consequent en substantieel het aandeel van consumptieve uitgaven in de overheidsbestedingen" ingeruild wordt "voor investeringsuitgaven", aldus de Raad van State. Investeren in de door mij zojuist geduide betekenis van beleggen in toekomstig rendement opleverende activa en in het aflossen van de staatsschuld, zodat de vrijvallende rente-uitgaven voor noodzakelijke andere uitgaven besteed kunnen worden. Het is natuurlijk verheugend dat de minister van Financiën, afgezien van de voorzichtige norm voor economische groei, de door minister Zalm ontwikkelde begrotingsregels naleeft. De leden van de VVD-fractie hopen dat hij de miljardenmeevallers ten gevolge van de hoge aardolieprijzen, de goedlopende economie en de door de heer Zalm bevochten lagere afdrachten aan de EU gebruikt om de staatsschuld te verlagen. "Dit kabinet zal alleen zijn taak aan kunnen, als de politicus Den Uyl tot een staatsman uitgroeit. Ik ben echter bang dat zijn troon wankelt, indien hij op drastische wijze de bestedingen gaat beperken, het mes zet in de collectieve voorzieningen", zo sprak De Wilde in 1973.

Mevrouw de voorzitter. Wij, liberalen, vrezen dat de troon van Balkenende wankelt, indien hij op drastische wijze de bestedingen gaat beperken, het mes gaat zetten in de collectieve voorzieningen bijvoorbeeld in de zorguitgaven of andere sociaaldemocratische thema's. Voor de minister-president en de hardwerkende Nederlanders is het te hopen dat de economische groei blijft. Het alternatief is immers dat dit kabinet de belastingen voor de hardwerkende Nederlanders en de mensen die hard gewerkt hebben, nog verder verhoogt.

Ik realiseer mij dat ik een kritisch en indringend betoog houd. Van de leden van de grootste oppositiepartij mag worden verwacht dat zij het kabinetsbeleid kritisch tegen het licht houden. Dat zij méér dan de regeringspartijen aandacht vragen voor de indringende geluiden uit de maatschappij om een ander kabinetsbeleid. Dat zij het gevoel van de hardwerkende Nederlanders verwoorden.

De VVD-fractie heeft een tegenbegroting ingediend. De springende punten daarin zijn:

  • - het terugdraaien van onzalige belastingverhogingen;

  • - het niet invoeren van eveneens onzalige nieuwe belastingen;

  • - het verlagen van de inkomstenbelasting;

  • - fors investeren in filebestrijding, beter openbaar vervoer, veiligheid en defensie;

  • - verlagen van de overheidsschuld;

  • - verlagen van de overheidsuitgaven, waaronder die voor de zorg;

  • - geen nivelleren maar prikkels geven tot presteren;

  • - koopkrachtbehoud voor uitkeringsgerechtigden en koopkrachtverbetering voor de hardwerkende Nederlander.

"Beperking van de uitgaven is een juistere politiek dan verhoging van belastingen. (...) Er zou moeten worden gewezen op de noodzaak van een zo goed mogelijk ondernemingsklimaat, want daar wordt de koek gemaakt en daar wordt de werkgelegenheid gecreëerd. En ten slotte zouden die bestedingen moeten worden beperkt, die niet ten dienste staan van het primaire doel: koek maken. Wij moeten uit onze welvaartsroes ontwaken". Een mooie overgang met woorden van De Wilde naar de liberale inbreng over het vestigingsklimaat.

Ons vestigingsklimaat is de laatste weken veel in het nieuws geweest. Allereerst naar aanleiding van een aantal onderzoeken. De Wereldbank heeft Nederland op de 21ste plek geplaatst op een lijst van 178 landen, verspreid over de wereld. Vorig jaar bezette Nederland de 23ste plaats. De ranglijst is gebaseerd op tien onderwerpen die sterk bepalen hoe gemakkelijk het is om in een land zaken te doen. Onderwerpen als: hoe snel heb je een bedrijf gestart en, vreemd genoeg: hoe gemakkelijk is het om een faillissement aan te vragen, hoe gemakkelijk is de kredietaanvrage en hoe soepel is de handel met andere landen.

Nederland scoort slecht op punten als vergunningverlening en de procedures die ondernemers moeten volgen om werknemers te ontslaan. Minister Donner ziet het dus toch goed. Nederland is met name gestegen door de verbeteringen in het belastingsysteem, met dank aan oud-minister Zalm.

Het tweede onderzoek is gedaan door PricewaterhouseCoopers. Drie soorten belastingen zijn meegenomen: de vennootschapsbelasting, de btw en de loonbelasting. Nederland eindigt op het punt van de hoogte van de belastingdruk op plaats 88! Van de 178 onderzochte landen eindigt Nederland op plaats 60 voor wat betreft de tijd voor het voldoen aan de belastingplicht. Het toenemend aantal fiscale heffingen, met name milieuheffingen maakt het belastingstelsel voor ondernemingen te ingewikkeld en onduidelijk.

De heer Reuten (SP):

Kent de heer Biermans het onderzoek waarop dit lijstje is gebaseerd? Weet hij of daarin ook de aftrekposten zijn meegenomen, bijvoorbeeld de aftrek hypotheekrente, pensioenaftrek enzovoorts.?

De heer Biermans (VVD):

Ja, ik ken het onderzoek en ik weet dat die posten niet zijn meegenomen. Overigens staat er niet bij welke invloed het zou hebben als de hypotheekrenteaftrek wel zou worden meegenomen. Misschien kan ik dit zo uitrekenen, want ik ga ervan uit dat dit niet zo moeilijk is.

De heer Reuten (SP):

Weet de heer Biermans dat het totaal van de Nederlandse inkomstenbelasting net zo groot is als het bedrag dat aan hypotheekrenteaftrek wordt uitgedeeld?

De heer Biermans (VVD):

Ja. Weet de heer Reuten dat het totaal aan belasting dat wordt geheven van eigenaren, dat wil zeggen de btw, de overdrachtsbelasting, het eigenwoningforfait en zo kan ik er nog een paar noemen, ongeveer de helft is van de aftrek van de hypotheekrente? Wist hij dat?

De heer Reuten (SP):

Nee, dat wist ik niet en volgens mij klopt het ook niet.

De heer Biermans (VVD):

Ik zal de heer Reuten aan de hand van de bijlage bij de Miljoenennota laten zien dat dit klopt. En dan heb ik het nog niet over alle overige voordelen die eigenwoningbezit kan bieden. Ik denk dat de eigenwoningbezitters de enige bewoners zijn die, alles opgeteld, zonder subsidies in hun huis kunnen wonen.

De heer Reuten (SP):

Ik wil nu niet in deze gedetailleerde discussie terechtkomen. Als wij die later zullen voeren, graag. Ik wil alleen uw lijstje relativeren: wij zijn het erover eens dat dit niet volledig is.

De heer Biermans (VVD):

Ik vind het bijzonder jammer dat wij nu niet tot in detail kunnen praten over de renteaftrek voor de eigen woning. Ik had mij daarvoor geprepareerd – al was dat niet nodig, want ik ben een groot voorstander van de hypotheekrenteaftrek. Maar als ik niemand meer heb om mee te discussiëren, stop ik er ook maar mee.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter. Ik wist al die cijfertjes ook niet, vandaar dat ik een wat algemene vraag stel. De heer Biermans citeert heel wat vergelijkingen van landen. Nederland zou beter kunnen scoren dan nu, maar zijn de gegevens van 2008 meegenomen? Of heeft men een eerder jaar genomen, bijvoorbeeld toen minister Zalm nog regeerde?

De heer Biermans (VVD):

Het is in ieder geval een historisch onderzoek, dus 2008 is er zeker niet in betrokken. Maar ik ga nog even door met het citeren van onderzoeken. Daarin komen overigens ook positieve dingen naar voren en die noem ik uiteraard ook.

Het toenemend aantal fiscale heffingen, met name milieuheffingen, maakt het belastingstelsel voor ondernemingen te ingewikkeld en onduidelijk – en in de nieuwe Miljoenennota staan er nogal wat nieuwe milieuheffingen! Het aantal belastingen, de tijd die is gemoeid met het betalen van belastingen en de totale belastingdruk leveren ons land plaats 36 op. Van de EU-landen bezet Nederland de elfde plaats. Fiscale besluiten worden in de ogen van ondernemers te snel herzien; dat tast de geloofwaardigheid van onze overheid aan. Landen die het eenvoudig maken om belastingen en sociale premies af te dragen, hebben volgens het onderzoek een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen. Zware belastingeisen schaden met name kleine dienstverlenende bedrijven, waar traditioneel veel vrouwen werkzaam zijn: te denken valt aan catering- en schoonmaakbedrijven.

Het derde onderzoek is van Mercer. Uit dat onderzoek kan geconcludeerd worden dat de belastingdruk in Nederland voor particulieren met 40% een van de hoogste ter wereld is. Voor internationale bedrijven en hun werknemers is de belastingdruk een belangrijk aspect bij tijdelijke uitzending of permanente verhuizing. Een voorbeeld van de hoge belastingdruk voor werknemers betreft de fiscale bijtelling voor de auto. Voor een VW Passat betaalt de zakelijke rijder in Portugal niets, in Spanje € 330, in Frankrijk € 700, in Groot-Brittannië € 1000, in Duitsland € 2000. Nederland spant de kroon met € 3400 op dit moment. De aangekondigde belastingverhogingen maken dit cijfer des te wranger, temeer ook daar de belastingopbrengst door dit kabinet niet gebruikt wordt om de mobiliteit te verbeteren. De vermaledijde kabinetsplannen om de eigenwoningregeling aan te tasten en de aftrekbaarheid van pensioenpremies af te toppen, hebben bij de grote internationale bedrijven kwaad bloed gezet. Ten aanzien van de pensioenmaatregel heeft zelfs de FNV de trom geroerd. Dat die plannen inmiddels door het kabinet zijn gemitigeerd, is in de ogen van de leden van de VVD-fractie terecht. Toch heeft het kabinet het vestigingsklimaat met die voorstellen al sterk negatief aangetast; en dan gaat het niet alleen om de concrete maatregelen, maar ook om de perceptie. Bovendien zijn eenmaal aangebrachte plafonds snel verlaagd om te voldoen aan de onbeperkte nivelleringslust van de PvdA.

De steun van dit kabinet aan de oprichting van de Stichting Holland Financial Centre achten de leden van de VVD-fractie een goede zaak. Het kabinet onderstreept daarmee het belang van de financiële sector voor Nederland. Thema's die in de visie van de leden van de VVD-fractie door de stichting in beeld moeten worden gebracht, zijn, naast de promotie- en marketingdoelstelling: het stringente verblijfs- en werkvergunningenbeleid ten aanzien van hoogopgeleide buitenlanders die in Nederland willen komen werken; de slagkracht van de overheid bij het maken van afspraken; het verstrekken van zekerheid vooraf. Ook naar het van toepassing zijn van de deelnemingsvrijstelling is een studie op haar plaats. Natuurlijk is het flexibiliseren van de arbeidsmarkt een item. Een studie naar de verbetering van Nederland als vestigingsplaats, of misschien beter als blijvende vestigingsplaats, voor pensioenfondsen is gewenst. De buitenlandse concurrentie is groot, mede door de hoge dekkingsgraad, de regeldruk en de btw op dienstverlening aan pensioenfondsen. De gehele afschaffing van de toch al binnen de EU onder vuur liggende dividendbelasting is een goede zaak. Dat het ministerie van Financiën met een projectgroep deze thema's eveneens in beeld brengt, juichen wij toe. Ook het verder aanpakken van de administratieve lasten in lijn met het vorige kabinet juichen de leden van de VVD toe.

Tot slot. De leden van de VVD-fractie prijzen de liberale houding van de minister van Financiën in de discussie over het durfkapitaal en de overname van ABN AMRO; hij kiest voor de nuance en de realiteit. Ten aanzien van de exorbitante beloningen van bestuurders vinden zij dat de commissarissen in dezen hun taak serieuzer moeten nemen. In elk geval dienen aan ingrijpende transacties verbonden bijzondere en af en toe zelfs exorbitant hoge beloningen – of met andere woorden: perverse prikkels – vooraf bekend te zijn. Het pas achteraf bekend worden van dergelijke beloningen kan de integriteit van de betreffende bestuurders alsnog discutabel maken.

De leden van de VVD-fractie wensen de aanwezige kabinetsleden en hun ambtenaren, mede gelet op het tijdstip waarop wij vanavond ons werk beëindigen, veel sterkte bij het formuleren van hun reactie.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter. De laatste algemene financiële beschouwingen in deze Kamer zijn gehouden in december 2005; bijna twee jaar geleden. Wij verheugen ons alleen daarom al op het debat met deze beide nieuwe bewindslieden van Financiën. Wij hebben grote waardering voor de vorige minister van Financiën, minister Zalm. Om deze minister een faire kans te geven om te zijner tijd dezelfde waardering te verwerven, lijkt het mij goed om hier alvast te melden welke elementen bij ons een grote rol hebben gespeeld:

  • - een groot gevoel voor humor;

  • - het uitgaan van behoedzame ramingen;

  • - het rust brengen in het begrotingsproces;

  • - het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen;

  • - het meedenken over moeilijke dossiers.

Mijn fractie hecht zeer aan een sterke minister van Financiën. Sociaal beleid is niet mogelijk zonder degelijk financieel beleid. Of omgekeerd geformuleerd: een minder solide financieel beleid is altijd nadelig voor de armen, in welke maatschappij dan ook. Vandaar dat de minister van Financiën altijd op mijn volle steun kan rekenen bij het voeren van een degelijk financieel en sociaal beleid.

Wij bespreken vandaag de financiële vertaling van het kabinetsbeleid in de Miljoenennota 2008. Naast de Miljoenennota noem ik ook de Macro Economische Verkenningen van het CPB voor 2008. Deze publicatie is altijd lezenswaardig. Bij mijn beschouwing volg ik de MEV: eerst de wereld, dan Europa en ten slotte Nederland. Hiervoor heb ik een aantal argumenten. Ten eerste is ons land afhankelijk van de ontwikkelingen in de rest van de wereld. Volgens het CPB deinen wij nu weer gelijk op met de wereld en met Europa. Ten tweede voelt Nederland zich verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de wereld. Vandaar dat wij meedoen met vredesmissies en een internationaal relatief hoge bijdrage leveren aan ontwikkelingssamenwerking. Ten derde wijs ik op onze rol in het IMF en in de Wereldbank.

In het licht van deze argumenten maak ik mij grote zorgen over het feit dat steeds meer partijen en bewegingen zich van de wereld en Europa afwenden. Of om met oud-minister Ruding te spreken: zij trekken zich met een rekenmachientje terug achter de duinen. Voordat ik verder ga met de wereld nog enkele algemene opmerkingen over de Miljoenennota.

Net als vorige jaren is de Miljoenennota vlot geschreven. Wel is het taalgebruik hier en daar iets meer gezwollen. Bijna alles wat de regering doet, heet investeren! Met de vorige minister heeft mijn fractie een debat gevoerd over het begrip bezuinigen. Wij zijn voorstander van heldere begrippen. Volgens de burger is bezuinigen minder uitgeven. Voor de overheid gaan wij uit van de definitie "minder uitgeven dan in de meerjarenraming is opgenomen".

Ook het begrip investeren wil ik graag zuiver houden. Volgens mij is investeren het verhogen van het productief vermogen van een land. Ik ben mij daarbij bewust van het bestaan van een grijs gebied. Is de minister bereid deze definitie over te nemen en steeds met duidelijke definities te werken? Hierbij een citaat uit de Miljoenennota om het verheven taalgebruik te illustreren: "De voorraden economisch, sociaal en ecologisch kapitaal moeten goed en integraal beheerd en verdeeld worden, zodat iedereen er voldoende gebruik van kan maken en volgende generaties niet zonder komen te zitten." Graag verneem ik van de minister wat hier nu precies staat.

Opvallend is ook het grote aantal Engelse woorden. Dat is totaal in strijd met de wens van velen, het Nederlands in de Grondwet op te nemen en met de voorstellen van mijn collega in de Tweede Kamer, de heer Haverkamp, om op Schiphol Engelse aanduidingen, zoals het woord bus te vervangen door een Nederlands equivalent, in dit geval het woord bus. En dit terwijl het aantal Engels sprekende bezoekers op Schiphol hoogstwaarschijnlijk vele malen groter is dan het aantal Engels sprekende lezers van de Miljoenennota!

Bij de algemene politieke beschouwingen heeft mijn fractievoorzitter vragen gesteld over de inzichtelijkheid van de financiële verwerking in de diverse begrotingen van de pijlers en de projecten. Ook de Raad van State vindt het moeilijk goed zicht te krijgen op de onderlinge relatie tussen zeventig doelen, de tien projecten en zes pijlers. Mag ik ervan uitgaan dat de minister van Financiën zal zorgen voor een dusdanige presentatie van de cijfers dat de Eerste Kamer haar parlementaire controlewerk goed kan vervullen? Graag een duidelijk antwoord, want als zowel mijn fractievoorzitter als de Raad van State iets niet kunnen volgen, moet het wel heel erg onduidelijk zijn geformuleerd.

Volgens het CPB deint onze economie sinds 2004 weer volledig mee op de golven van de internationale economie. Ook lopen wij weer in de pas met het Eurogebied. In de periode 1995 tot 2003 deden wij het in het begin relatief beter door een stijgende arbeidsparticipatie en door het aanwenden van vermogenswinsten op huizen en aandelen voor consumptieve bestedingen. Toen deze effecten waren uitgewerkt en de kosten extra stegen, deden wij het relatief slecht.

Azië blijft de trekker van de wereldhandel. Ook de nieuwe EU-lidstaten doen het goed. In 2007 doet Europa het voor het eerst sinds jaren beter dan Amerika. Ook was in 2007 de uitvoer vanuit China naar Europa voor het eerst groter dan de uitvoer vanuit China naar Amerika. Uit alle cijfers blijkt de voortgaande groei in de nieuwe economieën en vooral in China. Volgens de gegevens van de Nederlandsche Bank wordt het herstel van de wereldhandel breed gedragen, zowel door sectoren als door landen.

Gelukkig doen ook steeds meer Afrikaanse landen het goed, zoals blijkt uit zowel de groeicijfers als uit de Ibrahimindex. Deze index noem ik in het bijzonder om aan te geven dat Afrika zich steeds meer zelf wil redden. En dat is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van Afrika. Alhoewel het in Europa goed gaat, blijft de werkloosheid relatief hoog. Amerika blijft verder worstelen met zijn handelsbalans en Japan met zijn overheidsfinanciën.

In de Macro Economische Verkenningen staan interessante gegevens over de financiële onrust als gevolg van de Amerikaanse hypotheekmarkt. Banken beperken hun risico's en daardoor zullen bedrijven en particulieren meer rente moeten gaan betalen. Daardoor wordt de economie afgeremd. Indien hierdoor de wereldhandel met 2% minder groeit, valt de groei van het Nederlandse nationale product 1% lager uit. Het overschot op de begroting daalt dan met 0,5%. Zelf heb ik vaak het idee dat het CPB via de onzekerheidsvarianten een realistischer beeld probeert te schetsen. Naast de olieprijs en de waarde van de dollar is de Amerikaanse hypotheekmarkt een belangrijke bijkomende onzekerheid. Hoe schat de minister dit probleem in en wat zijn volgens hem de gevolgen voor ons land? Hoe staat het verder met het internationaal overleg op dit punt?

Particuliere banken hebben grote risico's genomen met niet-gedekte leningen. Welke rol hebben de centrale banken hierbij gespeeld. Hebben zij eigenlijk wel gezien wat er allemaal gebeurde?

Terwijl wij ons jaren zorgen maakten over het feit dat grote delen van de wereld achterbleven in ontwikkeling, maken velen zich nu grote zorgen over het feit dat dit nu niet meer het geval is. Nu gaat de ontwikkeling in de rest van de wereld weer te snel. Het is ook nooit goed. Globalisering als uiting van het feit dat steeds meer landen meedoen met de wereldeconomie vind ik positief. Niet voor niets heeft Nederland zich jaren ingespannen voor een stevig budget voor ontwikkelingssamenwerking.

Uit alle cijfers van het CPB blijkt dat de globalisering voor ons land met zijn zeer open economie van groot belang is en positieve effecten heeft. Toch hoor je ook veel kritiek. Voor zover het hierbij gaat om mensenrechten, sociaal beleid en milieu steun ik de pogingen van de regering om deze elementen zwaarder te laten wegen. Nederland mag daarmee echter niet vervallen in protectionisme of in een nieuw soort progressief imperialisme. De Amazone ligt immers nog niet in Nederland, om een artikel van mijn hand te citeren.

Globalisering is in zekere zin zo oud als de wereld. In de jaren twintig van de vorige eeuw kreeg Europa te maken met de opkomst van nieuwe landen als Japan en Amerika. Nu worden Europa, Japan en Amerika geconfronteerd met de opkomst van nog grotere landen: India en China. De oud-premier van Ierland en oud-ambassadeur van de EU in de VS, John Bruton, noemde in 2004 op een seminar van de Europese Unie van Christen-Democratische Werknemers, de werknemersorganisatie binnen de EVP, het reageren op deze ontwikkelingen de belangrijkste uitdaging voor Europa. De kardinale vraag is volgens hem: doet Europa het nu beter dan in de jaren twintig? Toen verviel Europa in protectionisme en politiek extremisme.

Antiglobalisten, anders-globalisten en de groei van extreem links en extreem rechts in de politiek stemmen mij niet vrolijk. Een en ander impliceert voor mij dat Europa en de regering de bevolking perspectief moeten bieden in het kader van de onvermijdbare verschuiving van macht in de wereld. Ik steun in dit verband het pleidooi van de staatssecretaris van Economische Zaken om het draagvlak voor globalisering en een open economie in ons land te verbreden. Hoe ziet de minister van Financiën zijn rol hierbij? Hij is immers lid van de Ecofin, het IMF en de Wereldbank. Binnen het Internationaal Monetair Fonds wordt ook gesproken over de aanpassing aan de nieuwe verhoudingen. Wat is de stand van zaken op dit punt en wat is de houding van ons land? Naar mijn mening is het nooit verstandig, te traag te reageren op noodzakelijke aanpassingen. Een aantal landen onder leiding van Venezuela werkt aan een soort alternatief. Gelet op het beleid binnen Venezuela verwacht ik hier zelf niet veel van. Is het positief reageren van landen als Brazilië op dit initiatief alleen maar een drukmiddel op het IMF of moeten wij hier iets serieuzer op letten?

Zoals gezegd, doet Europa het na jaren weer goed. Vooral de nieuwe lidstaten laten een positieve ontwikkeling zien. Duitsland heeft lang getobd met de overheidsfinanciën mede door zijn grote bijdrage aan de eenwording van Europa. Volgens het Centraal Planbureau zal Duitsland het tekort op de begroting van bijna 4% in 2003 in 2008 geheel hebben weggewerkt, een knappe prestatie. Frankrijk is en blijft een groter probleem, zowel op het gebied van de werkloosheid als de overheidsfinanciën. Volgens de Franse premier François Fillon is het land zelfs bankroet! Tevens dreigt dat land weer te vervallen in vormen van protectie. In dit kader wil ik de minister een vraag stellen over de positie van de Europese Centrale Bank in het Verdrag van Lissabon. Volgens een artikel in FEM van 3 november jongstleden is het de Franse president gelukt, zowel het uitgangspunt van de vrije markt als de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank in het nieuwe verdrag af te zwakken. Daar wij zeer veel waarde hechten aan de onafhankelijkheid van de Centrale Bank, hoor ik graag de reactie van de minister op het punt van de ECB.

Bij de start van de euro hebben velen zich zorgen gemaakt over de zwakte van deze nieuwe munt. Deze vrees zal nu wel verdwenen zijn. De lage waarde van de dollar is nu het grootste probleem. In het Centraal Economisch Plan van 2007 heeft het Centraal Planbureau een beschouwing opgenomen over de monetaire verhoudingen in de wereld. Het pluspunt zou zijn dat iedereen het eens is over het probleem; het minpunt zou volgens dat hoofdstuk in het CEP 2007 zijn dat er niets gebeurt. Wat is de stand van zaken op dit moment behalve dat Sarkozy zich heeft gemengd in de vraag hoe de Chinezen hun munt waarderen? Ik krijg hier graag een integrale visie op. Zowel in ons land als in Europa is er veel aandacht besteed aan de rol van hedgefondsen. Door de stijging van de rente wordt tot op zekere hoogte hun rol op natuurlijke wijze beperkt. Dat geeft ons tijd om beter na te denken, vooral in Ecofin-verband. Nederlands beleid alleen op dit punt lijkt mijn fractie zinloos. Wij steunen dan ook de reactie van de minister van Financiën op het onderzoek van de Erasmus Universiteit. Overhaast tot maatregelen overgaan, lijkt ons niet geschikt.

Duitsland en Frankrijk werken ook aan maatregelen op het gebied van investeringen van staatsfondsen in strategische bedrijven. De minister van Economische Zaken heeft dit thema ook een paar keer aan de orde gesteld. Wat is het standpunt van de minister van Financiën in dit debat? Bij de discussie zouden wij wel onderscheid willen maken tussen echte staatsfondsen en pensioenfondsen. Terwijl wij de wet hebben gewijzigd om het ABP ook in het buitenland te laten beleggen, is het vreemd dat wij zelf bezwaar maken tegen beleggingen van pensioenfondsen uit andere landen. Veel staatsfondsen, die van Rusland, China en andere landen, hebben zeer veel geld als gevolg van hun langdurige handelsoverschotten. Indien de wereld principieel bezwaar maakt tegen deze staatsfondsen, zou je het probleem van de handelsoverschotten moeten oplossen. Je kunt andere landen niet verbieden, geld te verdienen en dat te beleggen.

Het gaat goed met ons land, mede door het hervormingsbeleid van het vorige kabinet. Wij zijn dan ook wel een beetje trots op het feit dat wij dat beleid hebben gesteund en niet te veel hebben geluisterd naar de PvdA en de ChristenUnie, laat staan naar de andere toenmalige oppositiepartijen! De werkloosheid is in 2008 met 4% laag, de economie groeit met 2,5% en het tekort op de begroting van 0,3% in 2007 slaat om in een overschot in 2008. De goede ontwikkeling wordt dus gewoon voortgezet. Daarover verschil ik dus van mening met de heer Biermans.

Punten van zorg zijn naast de reeds genoemde internationale onzekerheden het stijgende aantal moeilijk te vervullen vacatures, waardoor de lonen sneller zouden kunnen gaan stijgen.

De heer Reuten (SP):

Wil de senator dit punt verduidelijken? Wat bedoelt hij precies met "niet te veel geluisterd naar de PvdA en de ChristenUnie"? Doelt hij op de huidige regeringsperiode of op de periode daarvoor?

De heer Terpstra (CDA):

Het gaat over het vorige kabinet, dus gaat het per definitie over de periode daarvoor.

De heer Reuten (SP):

Dus u bent blij dat het vorige kabinet niet heeft geluisterd naar de oppositie. Ja, ja, ja.

De heer Terpstra (CDA):

En ook niet naar de toenmalige oppositie. Ten aanzien van dat laatste aspect trekken wij die lijn dus hoogstwaarschijnlijk door. Dat merk ik alleen pas als ik uw bijdrage heb gehoord.

De heer Reuten (SP):

Heeft het CDA nu wel geluisterd naar de PvdA en de ChristenUnie?

De heer Terpstra (CDA):

Uiteraard. Je kunt geen regering vormen als je niet luistert, maar dit geldt voor alle drie de partijen onder elkaar. De vraag wie het best luistert, vind ik niet zo geweldig interessant. Het CDA luistert altijd heel goed.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. Ik vind het fijn, te horen dat het CDA zo goed luistert. Ik ben wel benieuwd. Op dit moment zit de VVD in de oppositie, zoals u, mevrouw de voorzitter, ongetwijfeld weet. Blijkbaar is er iets veranderd in de ideeën van de VVD of in de ideeën van het CDA. Dat zou ook kunnen, want in het vorige kabinet kon het CDA goed zaken doen met de VVD. Nu vervult de VVD blijkbaar ineens dezelfde rol als de Socialistische Partij. Dat kan toch niet waar zijn?

De heer Terpstra (CDA):

Het hangt er natuurlijk helemaal vanaf hoe de heer Biermans zichzelf gedraagt. Dat is de bepalende factor.

De heer Biermans (VVD):

Misschien lokte mijn vraag dit uit. Ik bedoelde gewoon te vragen waar de inhoudelijke verschillen bij de VVD zitten tussen de vorige kabinetsperiode en deze kabinetsperiode.

De heer Terpstra (CDA):

Ik heb hier tijdens de beschouwingen van de heer Biermans diep over zitten nadenken, want hij stond bekend als een van de meest positieve sprekers in de Kamer. Vandaag viel hij mij op als minder positieve spreker, om het zo maar te zeggen. Hij zag veel meer zorgen dan hij ooit in het verleden zag. Dat kan geen gevolg zijn van de toestand van de economie, want die blijft gewoon de goede kant op gaan. De heer Biermans is dus van mening veranderd zonder economische basis. Hij is dus geen marxist. Wat hij wel is, weet ik ook niet precies!

De heer Biermans (VVD):

Ik kan dit heel eenvoudig verklaren. Niet de economie maakt dat mijn fractie zo veel zorgen heeft, maar dit kabinet maakt dat zij zo veel zorgen heeft.

De heer Terpstra (CDA):

Dan is de heer Biermans ondanks de economische toestand politiek van mening veranderd. Dat kan uiteraard. Mijn fractie is politiek stabiel gebleven, net zoals de economie stabiel is. Mijn fractie is dus een zekere weerspiegeling van de economische toestand. De fractie van de VVD is flexibeler dan mijn fractie, zou je kunnen zeggen. Zij gaat van himmelhoch jauchzend naar zu Tode betrübt. Zij verandert in een jaar tijd. Dat is dus een beetje jammer.

Volgens het Centraal Planbureau is het opvallend dat de moeilijk te vervullen vacatures wel in de bouw en de zakelijke dienstverlening bestaan, maar veel minder in het onderwijs en in de zorg. Dat vindt dat bureau vreemd, omdat de politiek over het algemeen heel veel aandacht besteedt aan onderwijs en zorg, terwijl in die twee sectoren minder moeilijk te vervullen vacatures zijn dan in de sectoren waar zij minder aandacht aan besteedt. Het Centraal Planbureau roept ons eigenlijk op om beter te kijken. Dat is altijd goed.

Samen met de hoge olieprijs en de stijgende voedselprijzen zou deze schaarste aan arbeidskrachten kunnen leiden tot een stijgende inflatie. Daarover hoor ik graag de mening van de minister.

Uit de werkgelegenheidscijfers per sector blijkt dat de zorg ook volgend jaar blijft groeien met 2,75%, waardoor de werkgelegenheid in de zorg vanaf 2003 op bijna 15% komt. Al die kabinetten hebben dus achter elkaar goede dingen gedaan. Daar gaat men gewoon mee door. Het lijkt mij goed dit op te merken, omdat men in het land vaak denkt dat de belangrijkste taak van welke minister er ook in Den Haag zit, het pesten van de zorg is, maar kijkt men naar de cijfers, dan blijkt dat de zorg elk jaar groeit. Dat is een goede zaak.

Nu kom ik eindelijk bij het onderwerp waar het eigenlijk om gaat: de begroting zelf. Het gaat bij de begroting om de begrotingsregels, de inkomsten, de uitgaven en het saldo. Op al deze punten wil ik hier ingaan. In de Miljoenennota wordt heel veel aandacht geschonken aan de begrotingsregels. Daarvoor dank ik de bewindslieden. Deze dank geldt uiteraard ook voor de rest.

Het kabinet verlaat het behoedzame scenario. Dat zouden wij niet uit onszelf hebben voorgesteld. Toch kunnen wij hiermee leven omdat het kabinet tegelijkertijd besloten heeft bij een dreigende ontsporing van de overheidsfinanciën sneller in te grijpen. In de inleiding van de heer Biermans is het mij opgevallen dat hij alles heeft behandeld, behalve de verbeteringen van de begrotingsregels. Ik ga ervan uit dat hij daarop in tweede termijn nog diepgaand ingaat. Dit kabinet is hier iets minder behoedzaam maar is strenger in de leer als het erom gaat in te grijpen als het misgaat.

Wij hebben het trendmatig begrotingsbeleid steeds gesteund omdat wij niet geloven in de mogelijkheid van een minister om een anticyclisch beleid te voeren. Veel critici hebben tijdens het bewind van minister Zalm hier wel voor gepleit, met name in de periode van het remmen omdat de grens van 2,5% negatief saldo zou worden overschreden.

In de Miljoenennota staat dat het kabinet besloten heeft in 2008 veel lasten te verhogen, mede om de economie wat af te remmen. Dat klinkt een beetje anticyclisch. Ziet de minister voor Financiën wel de mogelijkheid voor een anticyclisch beleid?

De heer Biermans (VVD):

Uiteraard remt men de economie af door de lasten te verhogen. Daarbij hoort dat de overheid niet diezelfde afgeroomde middelen in veelvoud uitgeeft. Dat is bij dit kabinet en bij deze kabinetsplannen wel de lijn. Hoe kijkt de afgevaardigde van het CDA daartegenaan?

De heer Terpstra (CDA):

Men haalt veel geld op, maar men geeft niet nog meer geld uit, zoals u suggereert. Anders zou het saldo op de begroting niet kleiner kunnen worden. Per saldo houdt de regering geld over omdat de stijging van de belastingen groter is dan de stijging van de uitgaven. Het tekort op de begroting slaat daardoor om in een overschot. Dat is ook altijd wat minister Zalm heeft beoogd.

De heer Biermans (VVD):

Om de discussie op dit punt kort te houden is het misschien goed dat de minister hierover helderheid geeft, met name over de gevolgen in 2008. In dat jaar is naar ik verwacht juist sprake van een hoogconjunctuur. Ik wil weten wat het kabinet daaraan concreet doet in het licht van afkoeling van de economie, zoals de heer Terpstra stelt.

De heer Terpstra (CDA):

Die afkoeling stellen wij helemaal niet. Wij zijn voor een trendmatig begrotingsbeleid. Daarmee is minister Zijlstra ooit begonnen. Minister Zalm heeft dat omgezet in begrotingsregels, die nu nog beter zijn geworden. Daarin zit een permanent stijgende lijn. Als je in een structureel begrotingsbeleid gelooft, geloof je niet dat de overheid de conjunctuur direct kan beïnvloeden. Dat was een van de kritiekpunten van veel oppositiepartijen op minister Zalm, die procyclisch werkte door te remmen toen het mis ging met onze economie. Wij geloven daar niet in. Het kabinet – niet het CDA – schrijft dat het de lasten in 2008 extra heeft verhoogd omdat het vindt dat de economie moet worden afgeremd. Ik vraag de minister of hij vindt dat het kabinet wel een anticyclisch beleid kan voeren en of hij op basis van de afspraken die zijn gemaakt eventueel bij een tekort van 2% ook zal moeten ingrijpen. Dan krijg hij hetzelfde probleem als zijn voorganger, namelijk dat hij dan ook procyclisch gaat werken. Hij gaat dan de negatieve trend in de economie versterken door op de rem te trappen. Dat is niet een standpunt van het CDA maar van het kabinet.

De heer Biermans (VVD):

Ik probeerde de afgevaardigde van het CDA te steunen in zijn vraagstelling aan de minister. Ik vroeg namelijk of de minister hierop zou kunnen reageren. Nu reageert de CDA-afgevaardigde zelf. Ik had natuurlijk ook een vraag aan hem moeten stellen maar dat deed ik niet. Ik hoop dat de minister in zijn beantwoording ook op mijn vraagstelling zal ingaan. Ik heb er alle vertrouwen in dat hij dat zal doen.

De heer Terpstra (CDA):

Ik geloof zeker dat de minister alle vragen zal beantwoorden.

In de discussie rondom de financiering van de vergrijzing is terecht gewezen op het beperken van de staatsschuld als financieringsmiddel. De lagere rente-uitgaven als gevolg van het verkleinen van de staatsschuld zou je dan bijvoorbeeld kunnen gebruiken voor de financiering van de AOW of van de zorg. Het is dan ook logisch de rente-uitgaven niet mee te tellen bij de uitgavenkaders voor de komende jaren. Ook op dit punt zijn de begrotingsregels terecht aangescherpt. Dat steunen wij van harte, want elke aanscherping van de begrotingsregels die positief werkt vinden wij goed.

Deze verbetering werkt echter averechts indien de rente-uitgaven zouden gaan stijgen. Wat doet de minister dan in een dergelijk geval? Logisch zou zijn om dan de oude regel weer in te voeren.

Wij steunen het feit dat het kabinet de aardgasopbrengsten nog niet uit de inkomstennormen heeft verwijderd. Voor zover wij weten zullen Noorwegen en Saudi-Arabië dit ook niet doen. Wel vinden wij het gewenst om hierover na te denken voor die periode waarin de opbrengsten van aardgas drastisch zouden kunnen dalen, maar voorlopig zal dit nog wel niet het geval zijn. Dit blijft dus een theoretische discussie, maar op langere termijn wel interessant.

In het Belastingplan 2008 komen de inkomsten uitgebreid aan de orde in de bijdrage van mijn collega Essers. Om te verhinderen dat de staatssecretaris het gevoel krijgt dat hij hier alleen maar voor zijn plezier zit, stel ik hem toch enkele algemene vragen. Volgens het persbericht van het ministerie van Financiën gaat het om een groot aantal maatregelen, gericht op innovatief ondernemerschap, vergroening van de belastingen en het verhogen van de arbeidsparticipatie. Tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft onze fractievoorzitter reeds gemeld in te stemmen met de grote lijnen. Op onderdelen hebben wij wel zorgen geuit, met name op het gebied van het vestigingsklimaat.

De staatssecretaris vindt dat de voorgenomen maatregelen ieder voor zich een bijdrage leveren aan verbetering van het vestigingsklimaat in ons land. Heeft hij deze maatregelen ook als zodanig gewogen?

Hoe ziet de staatssecretaris de rol van de fiscaliteit als sturend instrument voor het bevorderen van goed gedrag bij burgers en bedrijven?

Is overwogen om het grote aantal maatregelen te beperken door enkele maatregelen veel groter te maken en zou dat niet meer effect kunnen sorteren?

Uit het verre verleden kan ik mij CPB-studies herinneren waaruit zou blijken dat vergroening minder positief zou werken omdat de extra lasten kunnen worden gecompenseerd door de lonen te verhogen. Is dit nog steeds het geval, of gaat het kabinet ervan uit dat de vakbeweging dit toch niet kan of wil doen?

Volgens de Miljoenennota stijgen de inkomsten in 2008 met 5,3 mld. Daarvan loopt 4,3 mld. via de zorg. De totale inkomstenstijging moet in 2011 uitkomen op 6,8 mld. Het is opvallend dat bij de financiële beschouwingen in de Tweede Kamer veel aandacht is besteed aan de belastingen – dus aan het verschil van 1 mld. – en nauwelijks aan de veel grotere stijging van de zorgkosten. Tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft onze fractievoorzitter aandacht gevraagd voor dit verschijnsel en heeft hij gepleit voor een hervorming van de AWBZ, met name voor het scheiden van wonen en zorg. Hoe ziet de minister van Financiën dit onderdeel? Zou hij op dit gebied willen meewerken aan een hervorming van de AWBZ? Daardoor zou hij hoog scoren op de beoordelingslijst die ik een half uur geleden noemde.

Wij kunnen geheel instemmen met de prioriteiten op het gebied van de uitgaven. De bezuinigingen zijn nog niet overal even hard ingevuld, met veel efficiency en minder ambtenaren. Omdat wij het volste vertrouwen hebben in deze minister, gaan wij ervan uit dat hij gelet op het afgesproken spoor van het financieringssaldo – dat elk jaar kleiner moet worden terwijl het overschot elk jaar groter moet worden – garant staat voor het in de tijd gelijk oplopen van de uitgaven met de bezuinigingen. Wij horen graag of de minister dat ook zo ziet.

Bij een deel van de bevolking dat ook vertegenwoordigd is in onze fractie bestaan vragen over de wenselijkheid om vooraf de te innen boetes als inkomstenbron van het Rijk in te boeken. Om met de heer Biermans te spreken: niet alleen de hardwerkende mens, maar ook de hardrijdende mens wordt getroffen. Nu gaat het mij niet zozeer om het treffen van die hardrijdende mens als wel om de vraag hoe de minister de boetes ziet als vooraf in te boeken dekkingsmiddel.

Behalve in geld is het ook belangrijk te weten hoe de uitgaven zich in reële termen ontwikkelen. Dat is overal positief met uitzondering van Defensie. Uitschieters naar boven zijn ontwikkelingssamenwerking, infrastructuur en veiligheid. Daarmee hebben wij geen enkel probleem.

Wij hebben wel een probleem met de daling van de reële defensie-uitgaven. Niet voor niets heeft onze fractievoorzitter hiervoor aandacht gevraagd bij de algemene politieke beschouwingen, omdat de ambitie van ons land zich de andere kant op ontwikkelt dan de reële uitgaven voor Defensie. Ook dat probleem zal minister van Financiën een keer moeten oplossen.

Voor de voeding van het FES is een vast bedrag afgesproken. Eventuele schommelingen bij de aardgasbaten lopen nu dus via het saldo van de begroting. Voor 2008 wordt een overschot van 0,7% geraamd. Dit moet oplopen tot 1% in 2011. Door de groei van het nationale inkomen en door het overschot in 2008 daalt de staatsschuld in 2008 verder tot onder de 45%. Daarmee doen wij het in Europa goed. Alleen Finland, Ierland, Luxemburg en Spanje doen het nog beter. De ministers van Financiën uit twee van deze landen staan samen met de minister van Financiën van Duitsland boven onze minister van Financiën op de lijst van beste ministers van Financiën in Europa volgens de Financial Times, naar ik mij herinner. Dit staat uitgebreid op de website van het ministerie van Financiën gemeld.

Wij complimenteren de minister met zijn mooie vierde plaats en wensen hem veel succes in zijn pogingen nog beter te scoren, mede met het oog op de vergrijzing. Zijn pogingen in die richting kunnen altijd op onze steun rekenen, zolang zij maar degelijk en sociaal zijn.

In de commissie voor Financiën is afgesproken aandacht te schenken aan "financieel centrum Nederland". De titel is officieel in het Engels, maar gelet om mijn beschouwing van drie kwartier geleden zal ik dat niet in het Engels citeren. Onze fractie is altijd voorstander geweest van een beleid gericht op versterking van onze positieve punten. Juist in een tijd van globalisering is het noodzakelijk onze positie te versterken en te wijzen op de resultaten.

In het verleden is zeer veel aandacht gevraagd voor de positie van de industrie. Achteraf gezien is het zeer bemoedigend om te merken dat in ons land nu meer mensen in de vliegtuigbouw werken dan ooit tevoren. Ook op scheepsbouwgebied doen wij het goed. In de hoogtijdagen van Verolme werkten op de Botlek 4000 mensen. Alle Verolmewerven zijn nu in Chinese handen, maar op de Botlek werken nu weer bijna 3000 mensen. Ook DAF-trucks, geheel in Amerikaanse handen, doet het heel goed. Over onze hoogwaardige maakindustrie hebben wij ons in het verleden zeer veel zorgen gemaakt, maar je kunt zeggen dat wij zeer tevreden zijn over deze prestatie.

Ook op het gebied van de financiële dienstverlening heeft ons land een goede naam. Tijdens de laatste algemene financiële beschouwingen in deze Kamer in 2005 heb ik gepleit voor een versterking van onze positie door een betere samenwerking of door fusies tussen banken en verzekeraars. Tot onze spijt is dat niet gelukt. Een fusie tussen de ING en de ABN AMRO is niet doorgegaan. Nu zijn wij getuige van een opsplitsing van ABN AMRO tussen drie Europese banken, waaronder een Belgisch-Nederlands bedrijf. Ik kan ook zeggen een Nederlands-Belgisch bedrijf, gezien de beantwoording van de vragen door de minister. Voor de Benelux-aanhangers kun je zeggen dat het een Benelux-bedrijf is zonder Luxemburg.

Wij vragen ons af of de overheid niet veel te passief is geweest in dit proces, niet in de vorm van regelgeving maar in de vorm van Seelenmassage. Deze vraag geldt zowel de vorige als deze minister. Daar zit weer overeenstemming tussen beide bewindslieden. Hoe ziet de minister zijn rol in dit proces, niet alleen over het verleden, maar ook in het licht van de gewenste bundeling van krachten in de financiële sector? Hierbij gaat het ook om de pensioensector, zoals door de heer Biermans is genoemd. Ook daar dreigt een uittocht naar het buitenland, onder meer op het gebied van beleggingen.

Volgens ons mag van de overheid, en in dit verband van deze minister, een stimulerende rol worden verwacht. Het gaat om het stimuleren van de onderlinge samenwerking en de samenwerking tussen de sector en de universitaire wereld. Tevens gaat het om de versterking van het vestigingsklimaat, waarbij niet alleen de belastingen een rol spelen, maar ook het onderwijs, de bereikbaarheid, de veiligheid en een open houding naar de wereld.

In dit licht zijn wij zeer tevreden met de hoge score van de douane. Ik moet uiteraard weten waar de douane onder valt. Ik hoop dat die onder de staatssecretaris valt, want dan heeft hij naast de Belastingdienst met problemen de douane met een hoge score, wat hem toch een zekere troost moet geven. Welke concrete voornemens heeft het kabinet om van "Nederland financieel centrum" een succes te maken?

De heer Biermans (VVD):

De afgevaardigde van het CDA heeft gezegd dat ik eigenlijk altijd zo optimistisch was. Dat houdt mij toch bezig. Ik wil die naam houden en ik wil optimistisch blijven. Ik heb zeer aandachtig geluisterd naar de inbreng van het CDA. Ik hoor eigenlijk veel punten om niet zo optimistisch te zijn, als ik kijk naar de bezuinigingen, het investeren, het hervormingsbeleid dat voorbij is, de zorg over inflatie, het behoedzame scenario dat ondanks twee aanpassingen is verlaten. Misschien wil de heer Terpstra mij een plezier doen, zodat ik hopelijk een optimistische en vrolijke avond heb? Wellicht kan hij in een paar zinnen aangeven waar dit kabinetsbeleid nu zoveel beter is dan het vorige kabinetsbeleid, waarvan het CDA tenslotte ook deel uitmaakte.

De heer Terpstra (CDA):

Ik zeg niet dat het zoveel beter is, alleen dat het even goed is. Het is even goed aangepast aan de huidige economische toestand. U bent zeer triest geworden, terwijl de economische toestand daar geen aanleiding toe geeft, mijnheer Biermans.

De heer Biermans (VVD):

Dat vind ik heel jammer. Ik dacht dat ik vanavond zonder te lezen gewoon naar bed zou kunnen gaan, maar nu zal ik de Miljoenennota van het afgelopen jaar opslaan en nakijken wat het CDA over het kabinetsbeleid van het vorig jaar heeft gezegd. Naar mijn idee was die toonzetting een stuk optimistischer. Ik kan mij overigens zeer goed voorstellen dat het CDA toch een klein beetje de zorgen van de VVD deelt. Maar goed, wellicht komt er morgen meer.

De heer Terpstra (CDA):

Ik deel zeker die zorgen van u, want u moet natuurlijk alle Miljoenennota's vanaf 1973 nog lezen.

De heer Reuten (SP):

Mevrouw de voorzitter. Bij de algemene politieke beschouwingen in deze Kamer gebruikte mijn fractievoorzitter, ter kenschetsing van de premier van deze regering, het beeld van de veerbootschipper: al drie kabinetten en nu ten vierde maal op en neer, op en neer. Ik ontwaarde toen dat de premier zich niet geheel gemakkelijk voelde bij dat beeld. Continuïteit, ja, maar hoe lassen wij daar vooruitgang in? Ik ontwaarde ook dat de minister van Financiën, toen gezeten naast de premier, zich evenmin gemakkelijk voelde bij dat beeld. Dit is immers geen CDA/WD-kabinet – dat is zojuist gezegd – en de vicepremier zit hierin niet voor inruilbare joker. Dat ga ik ook niet zonder meer beweren. Ik mag overigens aannemen dat de minister het de premier niet in dank afnam dat hij, in deze Kamer althans, de spreekwoordelijke kettingen van Balkenende I tot en met III niet duidelijk brak.

Graag horen wij van de minister wat volgens hém de vierde variant in essentie onderscheidt van de vorige drie kabinetten-Balkenende. Die vraag heeft mijn fractie ook tijdens de algemene politieke beschouwingen op tafel gelegd. Het zou mooi zijn als wij straks de uitleg van de vicepremier naast die van de premier kunnen leggen.

Voordat ik verder ga, wil ik de minister en de staatssecretaris danken voor de beantwoording van de door de SP-Ieden schriftelijk gestelde vragen. Het antwoord op vraag 12, over leenwoorden en barbarismen in de tekst van de Miljoenennota, kon ik, met een glimlach, bijzonder waarderen. Bij een aantal andere antwoorden stemmen de feiten mij triest. Ik ga daar zo meteen en bij de behandeling van het Belastingplan 2008 over een drietal weken, verder op in. Eerst bespreek ik de begroting op hoofdlijnen, vervolgens behandel ik drie thema's in het bijzonder, te weten: de overheidsinvesteringen, het begrotingsbeleid en ten slotte de inkomenspolitiek.

Ik begin met een beschouwing van de hoofdlijnen van de collectieve uitgaven en lasten en de wijzigingen daarin. Ik relateer deze aan het bruto binnenlands product, het bbp.

Mijn fractie constateert dat macro-economisch op dit vlak erg weinig gebeurt. Ik kan de heer Biermans geruststellen. De bruto collectieve uitgaven nemen in 2008 toe met 0,1% van het bbp. Dit is de helft van de stijging van 2007. Als wij corrigeren voor het effect van het nieuwe zorgstelsel uit 2006, zitten wij rond het historisch lage uitgavenniveau uit 2000, net zo laag als begin 1970.

De collectieve lasten – dat wil zeggen belasting- en premie-inkomsten – nemen in 2008 toe met 0,5% bbp. Daarmee wordt de stijging van de lastenquote die werd ingezet vanaf 2003, gecontinueerd. Voor de belastingquote, hoofdonderdeel van de lastenquote, zien wij een overeenkomstige stijging, namelijk met 0,4% bbp. Dit is een wat afvlakkende stijging van die vanaf 2004. Ik zeg dit met name tegen de VVD, omdat in die kring soms gedacht wordt dat Zalm de kampioen van de lastenverlichting was. In feite begon hij in 1995 met een lastenquote van 40,2%, mijnheer Biermans, en eindigde hij met een bescheiden 39,5% in 2007, dus min 0,7%.

Kampioen van de belastingverlaging was hij al helemaal niet, want hij begon met een belastingquote van 24,3% in 1995 en eindigde in zijn begroting voor 2007 met een quote van 25,9%; dat is plus 1,6%. In dit licht begrijp ik de kritiek van de VVD-fractie dan ook helemaal niet.

Als wij specifieker naar de componenten van de uitgaven kijken, constateert mijn fractie een relatieve afname van de overheidsinvesteringen van 3,3% bbp in 2007 tot 3,2% in 2008, althans zoals het CPB dat definieert. Het is geen spectaculaire afname, maar in de Miljoenennota wordt veelvuldig de indruk gewekt dat sprake is van een investeringstoename. Ik zal straks laten zien dat de minister zich hier toont als een meester van de illusie.

Een beknopte beschouwing van de uitgavencomponenten en met name de verandering van 2007 op 2008, wordt bemoeilijkt door de verschuivingen tussen ministeries en door het rookgordijn dat wordt opgetrokken door de zogenaamde zes pijlers. Daardoor zijn de kwantitatieve wijzigingen ten opzichte van 2007 in de Miljoenennota onduidelijk.

Voor een beknopte duiding van de uitgavencomponenten vertrouw ik daarom op de gegevens van de collectieve uitgaven naar functie, zoals verstrekt door het CPB. Ik geef de begrotingscijfers 2008 in vergelijking met 2007 in percentages van het BBP, als ware het waterstanden.

Openbaar bestuur: 9,9; min 0,1.

Veiligheid: 1,8; onveranderd.

Defensie: 1,2; onveranderd.

Internationale samenwerking: 2,5; plus 0,2.

Infrastructuur: 1,8; plus 0,1.

Overdrachten aan bedrijven: 1,9; onveranderd.

Collectieve zorg: 8,8; min 0,1.

Sociale zekerheid: 11,2; onveranderd.

Onderwijs: 5,1; onveranderd.

  • Afgezien van de relatief dikke plus bij internationale samenwerking en infrastructuur, zijn de kwantitatieve wijzigingen niet spectaculair. Voor de VVD is er weinig reden tot klagen, want zij kan gewoon 4 jaar achteroverleunend de kabinetshectiek mijden; nou ja, achteroverleunend, de WD heeft natuurlijk andere trubbels!

Voor de PvdA lijkt er eerder reden tot klagen. Want hoe maak je duidelijk wat het verschil is tussen rechts-liberalen en sociaalliberalen in een regering met Balkenende? Ik vraag de minister, het ons straks uit te leggen. Als ik de heer Terpstra goed begrepen heb, is dat verschil niet zo erg groot.

Er is toch iets spectaculairs in het licht van de mooie woorden die de Miljoenennota wijdt aan het belang van onderwijs. Deze sector heeft te kampen met prijsstijgingen die hoger zijn dan die van het gemiddelde bbp. In reële termen groeit het bbp in 2008 met 2,5%, maar de onderwijsuitgaven nemen slechts met 1,75% toe. In feite staan de zaken er dus ernstiger voor dan de eerder aangegeven nul in termen van het aandeel in het bbp. Graag hoort de SP-fractie het commentaar van de minister.

Ik ga over tot de bespreking van de genoemde drie specifieke thema's en begin met de investeringen.

De heer Terpstra (CDA):

De heer Reuten heeft nu drie partijen behandeld: de VVD, de PvdA en het CDA. Het CDA zegt dat alles gelijk blijft, aldus de heer Reuten, de VVD mag nergens over klagen en de PvdA mag iets meer klagen. Wat vindt hij zelf? Wat zou hij willen veranderen, of komt dat nog?

De heer Reuten (SP):

Ik constateer dat op hoofdlijnen kwantitatief gezien de uitgavencategorieën grotendeels gelijk gebleven zijn. De fractie van de SP aan de overzijde van het Binnenhof heeft een aantal alternatieven aangegeven. Ik zie het niet als mijn taak om hier die alternatieven te bespreken, maar om de Miljoenennota 2008 kritisch door te lichten en daarover van gedachten te wisselen met andere fracties en met de bewindslieden.

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Het lijkt mij toch aardig om te weten wat de SP nu werkelijk vindt. Ik hoor een heleboel cijfers. Waarom zou ik niet aannemen dat die kloppen? Het lijkt alsof de heer Reuten mee zit te regeren. Eigenlijk hoort hij dan aan de andere kant te zitten, zodat wij hem kunnen onderhouden over het beleid dat hij voert. Waar gaat het naar zijn mening op de punten die hij genoemd heeft fout met dit kabinet?

De heer Reuten (SP):

Ik zal daarop straks nader ingaan. Misschien kan de heer Biermans aan het eind van mijn betoog die vraag opnieuw stellen als hij niet voldoende geïnformeerd is.

De heer Biermans (VVD):

Als u dat goed vindt, mevrouw de voorzitter, kom ik aan het eind terug als tail twister.

De voorzitter:

Mijnheer Biermans, u hebt een goed voorstel gedaan.

De heer Reuten (SP):

Omdat de Eerste Kamer de chambre de réflection heet te zijn, zie ik het als mijn plicht om de minister kort te onderhouden en later met hem van gedachten te wisselen over het gebruik van de term investeringen in de Miljoenennota. Ik zeg u vooraf dat ik voor dit gebruik geen positieve waardering heb. Niet indien het "slechts" om terminologische opsmuk zou gaan, en ook niet als het om inhoudelijke verschillen van inzicht gaat, tenzij de minister mij straks van zijn gelijk overtuigt. Overigens, om welke van de twee mogelijkheden het ook gaat, de minister is in ieder geval retorisch succesrijk geweest omdat de overkant van het Binnenhof hem in zijn terminologie volgde.

Ik begin met een citaat dat staat op bladzijde 7 van de Miljoenennota: "Gezonde overheidsfinanciën nu en in de toekomst zijn cruciaal voor een effectieve overheid in een florerende samenleving. Maar de ambities van het kabinet gaan verder, en daarom wordt via zes pijlers geïnvesteerd in een toekomstbestendig Nederland." Op dit punt lijkt hier niets mis mee. Sterker nog, dit is een prachtig perspectief.

Wat is een investering? Een investering is een uitgave die je nu doet en die later vruchten moet afwerpen. Een investering uit 2008 moet dan vruchten afwerpen in latere jaren. Een desinvestering is een actie waarbij wij interen op vermogen zó, dat ons later juist minder vruchten te wachten staan. Nu ga ik niet al die zes pijlers onderhanden nemen. Ik licht er een twee voorbeelden uit, zodat de boodschap hopelijk duidelijk wordt.

Een prominent en rampzalig voorbeeld van een desinvestering is de wijze waarop wij met het milieu omgaan. Wij onttrekken zodanig veel aan de aarde en de aardse atmosfeer, dat deze zich niet kan herstellen. Wij teren in. Wij onttrekken toekomstig vruchtgebruik. Wij zijn slechte rentmeesters – in het u bekende jargon. Laat mij straks weten, minister, of u het tot hier nog steeds met mij eens bent.

Want nu scheiden onze wegen zich. Ik lees immers in de Miljoenennota dat u het tegengaan van een desinvestering een investering noemt. U keert de zaak op een merkwaardige manier om. Ik citeer uit bladzijde 14: "Als wij nu nalaten te investeren in schonere productie, dan leidt dit tot hoge kosten in de toekomst." U noemt "minder vuil" "schoner". U noemt "minder toekomstige vruchten" "kosten". U noemt "minder interen" "investeren". Daarmee draait u uzelf, het kabinet en het volk een rad voor de ogen.

Stel u repareert het dak van uw huis niet. Dat noemen wij achterstallig onderhoud. Als het dan binnenregent en u een golfplaat op het dak legt, noemt u dat een investering, want dan wordt uw bed minder nat en dat noemt u "droger". Ik neem aan dat u de boodschap begrijpt. Ik hoop dat u mijn fractie en vooral het Nederlandse volk straks toezegt dat het ministerie van Financiën het komend jaar heldere taal gaat gebruiken.

Als tweede voorbeeld van een zogenaamde investering noem ik onderwijs. Het bestand dat we hebben aan "onderwijs" en "onderwezen zijn" is een erfenis uit het verleden. Vorige generaties hebben dat voor ons opgebouwd. Wij zouden interen op dit vermogen, desinvesteren, als wij thans minder geld aan onderwijs zouden besteden. Maar ook een relatief geringe groei van de onderwijsuitgaven kan in feite een desinvestering zijn.

Laat ik de kwestie reduceren tot centen en vervolgens tot het aandeel van onderwijsuitgaven in het bbp. Indien de vorige generatie investeerde in onderwijs, toevoegde, door het aandeel van de onderwijsuitgaven in het bbp op te voeren tot zeg 6,5%, zoals in de vermaledijde jaren 1970, dan is een daling tot 5,5% bbp een desinvestering. Een gelijkblijvend percentage bbp is op de winkel passen, gewoon onderhoud.

Ondanks de mooie woorden in de Miljoenennota over investeringen, deze minister van Financiën, dit kabinet investeert niet in onderwijs. Het spijt mij. Het spijt mij voor onze kinderen en kleinkinderen. Afgemeten aan de kabinetten Balkenende I, II en lIl wordt er slechts onderhoud gepleegd. In 2003 stonden de onderwijsuitgaven op 5,2% bbp. Vervolgens stonden ze constant op 5,1% bbp, en dat geldt eveneens voor de begroting 2008. Afgemeten aan de periode 1981 tot 1995, en sterker nog de jaren 1970, werd en wordt er voortdurend gedesinvesteerd. Graag hoor ik het antwoord van de minister hierop.

Mevrouw de voorzitter. Ik kom tot mijn tweede specifieke thema, de begrotingsregels en de wijzigingen ervan. Op bladzijde 7 van de Miljoenennota staat: "In deze Miljoenennota worden ook de financiële speelruimte en spelregels voor de gehele kabinetsperiode vastgelegd. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de ambities van het kabinet passen binnen de doelstelling van een begrotingsoverschot van 1% bbp in 2011."

Mijn fractie is het eens met de intentie die de minister hier uitspreekt. Gevaarlijk vinden wij de garantie die hier afgegeven wordt, en wij vragen de minister om deze hier straks in deze Kamer af te zwakken. Ik zal toelichten waarom. Ik borduur daarbij in zekere zin voort op een aantal elementen die ook al door senator Terpstra aangevoerd zijn.

Mijn fractie is net als deze regering voorstander van een trendmatig begrotingsbeleid. Mijn fractie is, net als deze regering, ook voorstander van het inbouwen van automatische stabilisatoren. Echter, in de combinatie van deze twee wringen de begrotingsregels van dit kabinet. Bij een trendmatig en stabiliserend begrotingsbeleid groeien de overheidsuitgaven met een vast percentage en is de groei van de inkomsten afhankelijk van de conjuncturele situatie van de economie: relatief hoge inkomsten in de hoogconjunctuur en relatief lage inkomsten in de laagconjunctuur. Zo'n beleid is conjunctuurstabiliserend omdat dan in de hoogconjunctuur de overheidsbestedingen gematigd zijn en matigend uitwerken op de economie, terwijl de relatief hoge uitgaven in de laagconjunctuur de economie juist een impuls geven. Ik neem aan dat wij het hierover eens zijn.

De eventuele nevendoelstelling van het inlopen op de staatsschuld kan bereikt worden door de vaste uitgavengroei iets lager te stellen dan de trendgroei van het bbp (dat is wat Zalm deed, maar de huidige minister niet), en/of de gemiddelde belastingtarieven iets omhoog te brengen (wat Zalm eveneens deed).

Kies je voor zo'n beleid, dan brengt verder sturen ongelukken (en dit deed Zalm ook). Ook de huidige minister van Financiën stuurt aan op een aantal ongelukken, en het lijkt mij gepast hem daarvoor te waarschuwen. Het voornaamste probleem is dat van de zogenaamde noodremprocedure. Indien er in een recessie een tekort "dreigt" te ontstaan van 2%, worden er "maatregelen" genomen. Die 2% is de zogenaamde signaalwaarde; het vorige kabinet hanteerde nog 2,5%. Bij 2% tekort worden er "maatregelen" genomen; dan moeten dus de uitgaven omlaag en/of de belastingtarieven omhoog. Maar dit is ronduit absurd. Juist wanneer stabilisatie het meest geboden is, wordt van het trendmatig begrotingsbeleid afgestapt. In minder sterkere mate deelt senator Terpstra deze zorg. Nu al zegt de minister dat, wanneer wij in een recessie gaan belanden van het kaliber 2001-2003, hij voornemens is die recessie te verergeren. Ik weet niet of de minister van plan is de rit echt uit te zitten met dit kabinet. Indien dit zo is, dan ligt het in de verwachting dat hij dit als minister gaat meemaken. Erger nog, de inwoners van dit land gaan het meemaken.

Overigens is de EMU-norm van 3% even absurd, maar ligt die bij een structureel overschot tenminste nog verder in het verschiet. (Absurd: geheel terecht paste bijvoorbeeld Frankrijk indertijd voor de EMU-norm, en de groeicijfers geven Frankrijk gelijk. Als je kijkt naar de gemiddelde economische groei vanaf de vorige recessie en als je Frankrijk en Nederland vergelijkt, dan ligt de gemiddelde economische groei van Frankrijk hoger dan die van Nederland. Ik denk dat je niet alleen moet kijken naar grootheden zoals het financieringstekort, maar dat de economische groei ook een belangrijke indicator is.)

De heer Van Driel (PvdA):

Mijnheer Reuten, u moet toch iets helderder zijn. Over welke periode vergelijk je Nederland en Frankrijk? Er zijn tijden van grotere groei in Nederland. Wat voor soort economie heb je? In de gesloten Franse economie zal binnenlandse stimulering meer zin hebben dan in Nederland. Dat weet u ook; daar hebt u voor doorgeleerd. U moet wel iets nauwkeuriger zijn, als u zulke vergelijkingen maakt. Ik weet niet of u dat uw studenten zo zou kunnen uitleggen en of zij dat zouden geloven. Ik in ieder geval niet, als ik uw student zou zijn.

De heer Reuten (SP):

Ik constateerde dat vanaf de vorige recessie – dan hebben wij het ongeveer over 2002 – de jaarlijkse economische groei van Frankrijk gradueel hoger lag dan die van Nederland. Dat is precies de periode die ik heb aangeduid.

De heer Van Driel (PvdA):

Dat heette bij ons thuis vroeger een discussietruc: je neemt een bepaalde periode die je net goed uitkomt. Dan zou je een periode van 10, 15 jaar moeten nemen. Als ik het jaar 2007 neem, dan weet ik zeker dat Nederland hoger uitkomt dan Frankrijk. Je kiest je uitgangspunt en dan klopt je redenering. Neem je een ander uitgangspunt, dan klopt je redenering niet.

De heer Reuten (SP):

Dat wijs ik af. De eerste discussie die zich voordeed over de EMU-normen in het kader van een feitelijke recessie, was bij de recessie rond 2002. Op dat moment speelde de kwestie of Frankrijk en ook Duitsland zich aan de EMU-normen dienden te houden. Het is helemaal niet zo gek dat ik vanaf dat punt redeneer. Toen, in 2002-2003, heeft toch die commotie gespeeld?

De heer Van Driel (PvdA):

Nederland bleef net binnen de EMU-normen met een andere soort economie. Als je over een periode van vier, vijf jaar kijkt en volgend jaar erbij neemt met de verwachte groei in Frankrijk en de verwachte groei hier – dan moet Frankrijk er nog een geweldige belastingverlaging tegenoverstellen – dan zou u wel eens aan het kortste eind kunnen trekken. Althans, dat zijn de inzichten vandaag, 26 november. Ik vind het iets te slap om terug te redeneren in de tijd: die periode is leuk gekozen, dat komt mij net goed uit. Van zo'n doorwrocht betoog mag ik dat niet verwachten. Het is iets te opportunistisch voor een SP'er.

De heer Reuten (SP):

Ik ben het geheel met u eens dat je een kwestie zoals economische groei niet moet relateren aan een enkele factor. Het gaat mij alleen om de discussie over de zogenaamde signaalwaarde, die op EMU-niveau op min 3% ligt. Was het verstandig van Frankrijk en ook Duitsland om zich daar niet aan te houden? Als je vergelijkt hoe Frankrijk en Nederland uit de recessie zijn gekomen, dan zie je dat Nederland het zich indertijd moeilijk heeft gemaakt. De recessie in Nederland is dieper geweest dan in Frankrijk.

De heer Terpstra (CDA):

Ik vind het mooi dat de heer Reuten minister Zalm en minister Bos helemaal gelijkwaardig behandelt en zegt: als het slecht gaat met de overheidsfinanciën, moet je gewoon gas geven. Een van mijn argumenten om dat niet goed te vinden, is dat bijna geen land via dat gas geven de werkloosheid heeft opgelost. Het argument van de gasgevers was altijd: in moeilijke tijden heb je minder werklozen. Ik heb speciaal Frankrijk genoemd, omdat daar de werkloosheid abnormaal hoog is. Maar nu zegt u dat het mooie van Frankrijk de hogere economische groei is. Het minder mooie van Frankrijk vindt het CDA dat de werkloosheid buitengewoon hoog is. Vindt u de werkloosheid niet zo belangrijk en zegt u dat de economische groei veel belangrijker is voor de SP? Voor het CDA gaat het alleen maar om het land dat de minste werklozen heeft.

De heer Reuten (SP):

De werkloosheid is bijzonder belangrijk. Dat ben ik helemaal met u eens.

De heer Terpstra (CDA):

Frankrijk scoort heel slecht.

De heer Reuten (SP):

Dat speelt al langer, al vanaf begin jaren tachtig.

Als je een werkelijk begrotingsbeleid wilt voeren in het kader van dergelijke normen, dan zou je de inkomsten op een structureel hoger en/of de uitgaven op een structureel lager groeipad moeten zetten. Tenzij de minister verstandiger wordt en de signaalwaarde gewoon gaat negeren, neemt hij met zijn inkomsten- en uitgavenspreiding 2008-2011 een bijzonder groot risico en laat hij de inwoners van dit land risico lopen. Ik verneem graag het commentaar van de minister daarop.

Ik kom tot mijn laatste onderwerp, coalitiecompromissen en spits dit zo dadelijk toe op de inkomenspolitiek van dit kabinet. Ik sluit aan bij het beeld van de veerman waarmee ik mijn beschouwing begon.

In de Nederlandse politieke verhoudingen is het normaal dat regeringspartijen bij het aangaan van een coalitieakkoord compromissen sluiten met betrekking tot hun verkiezingsprogramma. Ik heb daar geen kritiek op en het is de kiezer ook uit te leggen. Ik begrijp dat een compromis over de kwestie "Irakonderzoek" lastig is. Niettemin zouden de kiezers al gebaat zijn bij het weten van de helft van de saillante feiten. Ik begrijp dat een referendum over de helft van het grondwettelijk EU-verdrag bezwaren heeft, maar slechts Zuid-Nederland laten stemmen ware een aardig experiment geweest. De onderhandelingen over de ontslagwetgeving lijken voorlopig beslecht in het voordeel van de PvdA en daarachter de SP, de vakbonden en de werknemers. En wij wachten af hoeveel er in 2009 nog overblijft van de voorgestelde vermindering van belastingsubsidies voor topinkomens. Waar hebben wij het over: vermindering van subsidies voor topinkomens! Op de genoemde vier punten is het voorlopig 3-1 en met Afghanistan erbij 4-1.

Deze punten raken de begroting nauwelijks in direct financieel-economische zin en daarom roer ik ze slechts even aan. In de kwestie die ik nu ga behandelen, ga ik ervan uit dat de ChristenUnie een middenpositie inneemt tussen CDA en PvdA.

Bon, je moet dus compromissen sluiten in de Nederlandse verhoudingen. Ik lees voor uit een boekje dat de minister de kiezer in 2006 voorlegde onder de titel "Wat Wouter wil". Ik heb er € 5 voor betaald. Ik citeer:

"Uiteindelijk staan Balkenende en ik ieder voor een ander Nederland (...) Groeiende verschillen tussen arm en rijk (...) daar leg ik me niet bij neer (...) Juist nu de economische groei aantrekt (...) hebben we de morele plicht om zoveel mogelijk mensen daarin mee te laten delen."

Toegespitst op de AOW lees ik even verderop een sneer naar het vorige kabinet-Balkenende. Ik citeer: "Zoals mensen met AOW van het kabinet-Balkenende nu opeens een fooi krijgen van € 4 per maand."

Wat is een fooi? Ik zal het de minister niet al te lastig maken en hem gulheid toedichten. Dan zou bij een fooi van 20% het volle pond voor de AOW'er € 20 per maand geweest zijn. Dan het compromis met Balkenende: jij de fooi van € 4, ik € 20; € 24 gedeeld door twee is € 12. Zo stel ik mij dat compromis voor.

Maar wat zien wij in de begroting voor 2008? Ik verwijs naar de koopkrachttabellen in de begroting van SZW alsmede naar het antwoord van de minister op de door de SP-fractie schriftelijk gestelde vragen naar aanleiding daarvan. Een alleenstaande AOW'er met slechts AOW krijgt er 0,25% bij. Dat is geen € 12, maar € 1,75. Dat is minder dan de helft van de fooi van Balkenende.

De noodzaak van compromissen is de kiezer uit te leggen, maar dit kan de minister niet uitleggen omdat het geen compromis is. Ik memoreer voor de collega-senatoren voor wie de AOW of een minimumloon geen dagelijkse kost is, dat het nettoloon voor alleenstaanden 70% van het nettominimumloon is. Voor 2007 hebben wij het dan over € 782 per maand. Een alleenstaande in de bijstand ontvangt nog eens € 150 minder. Overigens, voor sommige AOW'ers en bijstandsontvangers kan daar de huurtoeslag of zorgtoeslag bijkomen.

De fooi van dit kabinet voor de alleenstaande AOW'er is dus € 1,75. Gehuwde AOW'ers, die zitten ieder op 50% van het nettominimumloon – dat is € 564 – krijgen zelfs geen fooi in 2008: die staan nul. Ook de alleenstaande met een uitkering staat op nul. De alleenstaande ouder met een uitkering krijgt een fooi van € 2 en die met een minimumloon € 2,60. Dankzij het "kindgebonden budget" van minister Rouvoet krijgt de ouder met een minimumloon naast een fooi van 0,25% nu eindelijk de fiscale kindbijdrage die de hogere inkomens al langer genoten.

Welgemeende hulde voor deze inbreng van de ChristenUnie. Afgezien hiervan concludeer ik dat de sociale minima, inclusief de AOW'ers, bij eerste stuurman Bos niet beter af zijn dan bij eerste stuurman Zalm. Dat spijt mij zeer, minister Bos. Het spijt mij vooral voor hen.

Vervolgens wil ik in het kort kijken naar de andere kant van het inkomensspectrum. Ik bedoel dan de mensen die per maand meer in hun zak kunnen steken dan waar de minimuminkomens het een jaar mee moeten doen. Dat zijn de mannen van boven de € 187.000. De minister weet hoe dat verder kan oplopen. De minister zegt dat hij aan de topinkomens geen limiet wil stellen. Hij doet slechts een beroep op de morele verantwoordelijkheid van raden van commissarissen. Maar hij weet dat deze veelal een andere moraal hebben dan hij en ik. Hij weet dat commissarissen zelf vaak in de € 187.000-plusinkomensklasse vallen. De voorganger van de minister als PvdA-partijleider is daarvan een voorbeeld. Hopelijk is dit voor de minister geen voorbeeld in de zin van voorland.

Mevrouw de voorzitter. Dit contrast bij de behandeling van de lage en hoge inkomens is wat de kiezers terecht niet begrijpen. Ik maak mij hier twee maal boos om. Ten eerste vanwege de onrechtvaardigheid en ten tweede omdat het de politiek besmuikt. De vicepremier sluit geen compromis, maar stuurt de veerboot van Balkenende over de kettingen die deze eerder had uitgelegd. "Eén pot nat" zeggen ze dan in Feijenoord, de Schilderswijk of Amsterdam-Noord. En helaas hebben ze geen ongelijk.

Ik zeg dit de minister omdat ik het hem moet zeggen als lid van wat de "chambre de réflection" heet. Kennelijk heeft de CDA-kring rondom Balkenende de vicepremier succesrijk bewerkt. Ik noem het "kring", omdat ik weet dat het CDA op dit punt geen homogene vereniging is. Echter, de mogelijkheid van de draai die de minister en de PvdA-kring rondom hem nu gemaakt heeft, had hij voor de verkiezingen moeten openbaren. Niet bij het regeerakkoord en nu duidelijk bij zijn eerste begroting. Toen heette het: uiteindelijk staan Balkenende en ik ieder voor een ander Nederland. Uiteindelijk misschien, maar niet nu. Ik herhaal ook zijn woorden van voor de verkiezingen: groeiende verschillen tussen arm en rijk, daar leg ik mij niet bij neer. Maar, minister Bos, u doet het!

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Wellicht kunnen de SP en de VVD het ten minste eenmaal eens worden. Ik begrijp uit het betoog van de heer Reuten dat het goed zou zijn dat niemand meer een uitkering heeft, maar normaal betaald werk en dat men daar erg gelukkig van kan worden. Of heb ik dat misschien niet helemaal goed begrepen?

De heer Reuten (SP):

Ik denk dat wij elkaar inderdaad niet zo goed begrijpen. De heer Biermans gaf in zijn betoog aan dat het beleid van dit kabinet hemelsbreed verschilt van het vorige. Ik heb met globale cijfers aangetoond dat het beleid van dit kabinet kwantitatief gezien niet veel verschilt van het beleid van het vorige kabinet.

De heer Biermans (VVD):

De VVD streeft ernaar de mensen uit de uitkeringen te krijgen en de mensen een hoger inkomen te bezorgen. Zelfs daar kunnen wij het blijkbaar niet over eens worden met de SP.

De heer Reuten (SP):

Volgens mij vindt men Kamerbreed dat dat moet gebeuren.

De heer Biermans (VVD):

Zullen wij dan samen optrekken om de mensen uit de uitkeringen te krijgen?

De heer Reuten (SP):

Over de doelstelling zijn wij het eens. Ik denk dat je alleen maar samen kunt optrekken als je het eens bent over wat daartoe de beste middelen zijn. Ik weet niet of de VVD en de SP wat dat betreft dezelfde instrumenten voor ogen hebben. Maar wellicht, als wij het daarover eens kunnen worden, vind ik het geweldig. De SP is daar als eerste voor in.

De heer Biermans (VVD):

Nou, mevrouw de voorzitter, dit geeft hoop. Overigens heb ik het boekje "Wat Wouter wil" van Wouter Bos ook gelezen. Ik meen dat ik er € 12,50 voor betaald heb. Maar blijkbaar heeft de afgevaardigde van de SP het in de ramsj gekocht. Dat zou kunnen.

De heer Reuten (SP):

Het zal in de uitverkoop geweest zijn.

De heer Biermans (VVD):

Ik vond het een amusant boekje, werkelijk waar. Ik vond, eerlijk gezegd, € 12,50 behoorlijk aan de maat. Ik had misschien toch beter even kunnen wachten totdat ik het ook voor € 5 had kunnen kopen. Ik kom nog even terug op de kritiek van de SP-fractie op dit kabinetsbeleid. Ik heb al gezegd dat de afgevaardigde van de SP-fractie misschien beter achter de regeringstafel zou kunnen gaan zitten, zo fel is hij aan het meeregeren. Aan het eind van zijn betoog komt een beetje naar voren dat de uitkeringen omhoog moeten.

De heer Reuten (SP):

Ik vind vooral het volgende belangrijk, senator Biermans. Als men voor de verkiezingen zegt dat uitkeringen, zoals de AOW-uitkering, omhoog moeten en men daarbij zelfs een bedrag noemt, dan begrijp ik dat men in een coalitie een compromis moet sluiten. De minister is daarop in een aantal krantenartikelen ook ingegaan. Ja, men moet een compromis sluiten, dat is helder, maar dan moet het ook een compromis zijn. Als men kijkt naar het niveau van de sociale minima, inclusief de AOW, en naar wat daarbij komt, dan is dat geen compromis, maar minder dan de fooi van het kabinet-Balkenende in 2006. Dat is wat de kiezers niet begrijpen. Dat spijt mij. Ik denk dat men echt een compromis moet sluiten. Ik denk dat alle coalitiepartijen in deze democratie de zorg moeten hebben om inderdaad een compromis te sluiten, anders begrijpt de kiezer het niet. Ik heb mij tot de minister van Financiën gericht omdat hij hier achter de tafel zit, maar dit punt geldt in feite ook de CDA-fractie. Ook die had bereid moeten zijn om in naam van de democratie compromissen te sluiten. Dat doet de CDA-fractie niet.

De heer Biermans (VVD):

Mijn bedoeling was niet om nog een keer het hele betoog over het compromis te horen. Dat had ik al begrepen. Het gaat mij erom dat wij wellicht toch momenten kunnen vinden waarop wij er samen voor kunnen zorgen dat mensen die nu een uitkering ontvangen, daaruit komen en dat die mensen een menswaardiger, in elk geval een socialer en gelukkiger leven tegemoet gaan.

De heer Reuten (SP):

Dat lijkt mij geweldig, senator Biermans.

De heer Biermans (VVD):

Daarvoor gaan wij, de fracties van de VVD en de SP, samen strijden. Dat lijkt mij een mooi vooruitzicht.

De heer Reuten (SP):

Ik resumeer. Ten eerste: macro-economisch gezien, brengt dit kabinet ons in 2008 geen spectaculaire wijzigingen ten opzichte van het voorgaande. Ten tweede: het kabinet zegt te investeren, maar doet dit niet. Er komt weliswaar een bescheiden investering in infrastructuur, hulde, maar op het cruciale vlak van onderwijs laat dit kabinet het vooralsnog afweten. Voorts worden uitgaven aan milieu gepresenteerd als investeringen terwijl ze dit niet zijn. Ten derde: de begrotingsregels zijn riskant omdat ze bij een forse conjuncturele neergang de recessie versterken. Ten slotte heb ik het democratisch-politieke punt gemaakt dat regerende politieke partijen in de Nederlandse verhoudingen compromissen moeten sluiten – dat begrijpen de burgers – maar dan moeten het inderdaad compromissen zijn. Graag verneem ik de antwoorden van de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Van Driel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. De afgelopen jaren heeft er een kille liberale wind door Nederland gewaaid. De tucht van de markt en de visie van de homo economicus vierden hoogtij. De homo economicus streeft naar nutsmaximalisatie. Van intrinsieke motivatie is weinig sprake. Hij wordt vooral tot handelen aangezet door financiële prikkels en het gevoerde beleid wordt vooral beoordeeld in termen van financiële prestaties. Volgens dit gedachtegoed is het de belangrijkste taak van de overheid om markten goed te reguleren. Wetten en een goed functionerend juridisch systeem zouden genoeg zijn om de markten in toom te houden.

Alles is in geld uit te drukken. Een boom vertegenwoordigt niet schoonheid, een prachtige horizon of schone lucht, maar een bepaald bedrag. Liefde, solidariteit en passie bestaan in deze wereld niet zolang ze niet in geld zijn uit te drukken. De vorige minister van Financiën droeg deze visie met verve uit, daarin gesteund door het Centraal Planbureau waarvoor alles wat niet in geld kan worden uitgedrukt, niet bestaat. "Alles van waarde is weerloos", zei de dichter. En dat is ook zo en zeker als het Centraal Planbureau er geen euroteken voor kan zetten. In dit verband is het tekenend dat alle adviesorganen van de overheid moeten bezuinigen en het Centraal Planbureau overgeslagen lijkt te worden. Dit zegt iets over de hiërarchie in denken die bestaat tussen Financiën en andere beleidsterreinen.

In deze visie was er voor staatsbedrijven geen plaats en die zijn dan ook in snel tempo verkocht. Dit is geen onverdeeld succes gebleken. Bij veel privatiseringen werden als eerste de salarissen van de top sterk verhoogd en of de burger er beter van werd, werd later nog eens bekeken. Bij het loodswezen werd het zo democratische georganiseerd dat iedereen er sterk beter van. Bij de NS werd indertijd de aanschaf van materieel uitgesteld in afwachting van marktwerking met als gevolg jarenlange klachten van treinreizigers. Pas de laatste jaren werd de achterstand in materieel weer ingelopen. Bij ProRail wordt eerst nu erkend dat de privatisering op een grote mislukking is uitgelopen. De treinreiziger wist dit allang.

De liberale wind heeft ook de visie op de mens veranderd. Het leidende gedachtegoed lijkt te zijn dat ieder mens zelf altijd kan en wil beslissen.

De heer Terpstra (CDA):

De heer Van Driel begon zijn betoog met een opmerking over de marktwerking en met de constatering dat staatsbedrijven werden verhandeld. Daarna kwam hij op de NS. Kan hij me zeggen aan wie de NS is verkocht?

De heer Van Driel (PvdA):

Ik heb gezegd dat men van plan was om de NS te verkopen, maar dat dit niet is doorgegaan. In afwachting van de verkoop van het geheel is er niet geïnvesteerd, wat tot geweldige vertragingen in het reizigersvervoer heeft geleid. Er waren veel plannen, maar die zijn gelukkig niet doorgegaan. Er zijn wat stukjes van lijnen in het Noorden verkocht. Het is allemaal met een sisser afgelopen, maar dat neemt niet weg dat er wel schade is aangebracht.

De heer Terpstra (CDA):

In de evaluatie van de aanbesteding van het openbaar vervoer heb ik gelezen dat het reizigersvervoer in de regio's waar de spoorlijnen wel geprivatiseerd zijn, is gestegen. Zijn de bevindingen van die studies niet waar of zegt de heer Van Driel iets verkeerd?

De heer Van Driel (PvdA):

Het kan zelfs allebei waar zijn. De heer Terpstra spreekt over de randen van Nederland waar hier en daar een lijntje in andere handen is overgegaan. Hij spreekt niet over het centrale hart waar de vertragingen zich vooral voordoen. Het kan waar zijn dat een studie over het Noorden van Nederland uitwijst dat het daar redelijk loopt, terwijl het in de rest van Nederland kwalitatief onder de maat is.

De heer Terpstra (CDA):

In onze partij zouden wij het hele Noorden, Limburg en Brabant niet de rand van Nederland willen noemen.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik heb alleen maar over het uiterste noorden gesproken, maar de heer Terpstra haalt er de rest van het land bij. In Limburg is bij mijn weten een lijntje geprivatiseerd en dat loopt overigens niet goed. De studie had betrekking op een lijntje in het Noorden. Je kunt dat niet zo algemeen trekken.

Ik sprak over de liberale wind die de mens heeft veranderd. De mens lijkt alles zelf te kunnen en willen beslissen en voor enige zorg van de kant van de overheid is geen plaats. Mensen zouden zelf hun ziektekostenverzekering, elektriciteitsbedrijf en telefoonabonnement willen uitzoeken. Dit zou leiden tot lagere prijzen. Vaak wordt er echter geen rekening mee gehouden dat mensen zich ook moeten inspannen om de meest voordelige aanbieder te vinden. Zo hebben met de introductie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) veel ouderen en gehandicapten afscheid moeten nemen van de hulp in de huishouding die soms al jaren met tevredenheid bij hen werkte. Niet de wet was hier debet aan, wel het feit dat alles via aanbestedingen – leve de marktwerking – dient te verlopen. De zoektocht naar een nieuwe hulp levert wellicht enkele euro's besparing op, maar of deze zoektocht een dergelijk betrouwbare hulp oplevert, is nog maar de vraag. Ook zijn mensen vaak niet in staat om de moeilijk te doorgronden aanbiedingen te vergelijken. Daarmee gaat van marktwerking lang niet altijd een prikkel tot prijsverlaging en kwaliteitsverbetering uit. Wij hebben allemaal de drama's met de kabelmaatschappijen meegemaakt. Daar kun je toch nauwelijks van kwaliteitsverbetering spreken.

Overigens is mijn partij niet uit principe tegen marktwerking. Marktwerking kan een zeer effectief instrument zijn als het goed wordt toegepast. In de telecom is dat het geval maar misschien kan ook de woningmarkt enige trekjes van marktwerking gebruiken. Ons punt is dat de drang naar marktwerking de laatste jaren te veel de boventoon heeft gevoerd.

In dit verband wijs ik er ook op dat de liberale wind van de laatste jaren en de sterke focus op marktwerking en de homo economicus hebben geleid tot een boekhoudermentaliteit. Rechtvaardigheid wordt niet langer gemeten naar de menselijke maat, maar met vergrijzingsommen en koopkrachtplaatjes. Vergrijzingsommen bepalen de rechtvaardige verdeling van lusten en lasten tussen generaties en gestileerde koopkrachtplaatjes de inkomensverdeling tussen rijk en arm. Solidariteit speelt nauwelijks meer een rol. Het lijkt ieder voor zich.

Uiteindelijk heeft een kille liberale wind ook zijn weerslag op de samenleving. Wie kille wind zaait, zal storm oogsten.

De heer Biermans (VVD):

Nu was ik op weg om iets optimistischer te worden, maar zo lukt dit niet. Als de mooie liberale ideeën op zo'n wijze worden neergezet, is dit niet meer dan een karikatuur en daarom ga ik daar niet op in. Ik ben wel benieuwd naar de mening van de afgevaardigde van de PvdA-fractie over het CDA in dat afschuwelijke kabinet dat nu gelukkig is verdwenen en is vervangen door een kabinet met het CDA en de PvdA.

De heer Van Driel (PvdA):

De heer Biermans moet dit aan de heer Terpstra vragen. Of begrijp ik hem verkeerd?

De heer Biermans (VVD):

Ik vraag aan de geachte afgevaardigde van de PvdA-fractie hoe hij denkt over de rol van het CDA in het vorige kabinet. Ik neem aan dat hij daar wel een mening over heeft. Die mening hoeft overigens niet zo fel te zijn als die over de VVD.

De heer Van Driel (PvdA):

Wij waren het er zeer regelmatig niet mee eens en dat is ook wel tijdens stemmingen gebleken. Ik weet niet waar de heer Biermans naar zoekt, maar ik kan alleen maar zeggen dat wij het regelmatig oneens waren met het CDA in het vorige kabinet. Dat moet hem toch ook zijn opgevallen?

De heer Biermans (VVD):

Ja, de zure toon was af en toe wel duidelijk, maar daar gaat het mij natuurlijk niet om. Ik ben benieuwd naar de parallel tussen het vorige kabinet en het huidige kabinet waar toch een stabiele factor in zit, namelijk het CDA. Ik ben heel benieuwd welke parallel er is en in hoeverre de Socialistische Partij het beleid van het nieuwe kabinet heeft gewijzigd.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik weet niet of ik antwoord kan geven op de vraag hoe de Socialistische Partij het beleid van dit kabinet heeft gewijzigd. De heer Biermans stelt nu vragen waar ik geen antwoord op kan geven.

De heer Biermans (VVD):

Ik moet het blijkbaar nog eens toelichten. Ik heb zo-even gezegd dat de SP royaal meeregeert in dit kabinet. Ik zag met name de heer Kox heel blij kijken en nu zie ik de hele fractie blij kijken.

De heer Van Driel (PvdA):

Zij hebben een optimistisch mensbeeld, dat mag. Het zijn vrolijke types en daar is toch niets op tegen.

De heer Biermans (VVD):

Zonder dat ik iets zeg, krijg ik de mensen toch aan het lachen.

Ik heb erop gewezen dat er eerst een kabinet was van CDA en VVD en dat wij nu een kabinet hebben van CDA en PvdA. Mijn vraag is waar de geachte afgevaardigde van de PvdA-fractie de verschillen ziet tussen beide. Ik neem aan dat die aan het einde van zijn betoog bekend zijn en dat het niet alleen blijft bij een geweldige karikatuur van het liberale beleid dat het vorige kabinet heeft gevoerd. Overigens heeft dit in mijn beleving veel goede dingen gebracht.

De heer Van Driel (PvdA):

Elk kabinet levert ongetwijfeld wel eens iets goeds, maar er zijn vele verschillen. En u vindt dat het een karikatuur was, wij denken daar anders over. Wij zeggen dat het te eenzijdig is uitgeslagen en daar heb ik een aantal voorbeelden van gegeven. U denkt daar uiteraard anders over vanwege uw gedachtegoed. Ik vind dat een beetje een kil gedachtegoed.

Daar was ik gebleven: wie kille wind zaait, zal storm oogsten. Een beleid dat zwaar inzet op financiële prikkels en financieel gewin, ondermijnt op den duur de intrinsieke motivatie van mensen. Je krijgt zo vele calculerende burgers en dat is niet alleen maar winst. Wat instrumenteel bedoeld is, wordt sluipenderwijs de norm.

Dit gedreven worden door smalle economische wetten wordt ook in hoge mate door Brussel bepaald. Wat ons betreft, zou het kabinet wat minder achter onze zeer liberale Eurocommissaris, mevrouw Kroes, aan mogen lopen. We hebben het gevoel dat de bevolking regelmatig deze eenzijdige economische oriëntatie niet kan en wil volgen en daar zeker niet blij mee is. Soms lijkt het overigens ook of wij harder lopen dan Europa; ik denk daarbij aan de aanbestedingswet en de Postwet. "Solidair en gericht op kwaliteit", is wat burgers willen; dat blijkt althans uit het onderzoek 21minuten.nl, geciteerd in de Miljoenennota. De ambtenaar die dat heeft opgeschreven, moet zich eenzaam voelen op het ministerie. Immers, bij vele maatregelen wordt alles verwacht van financiële prikkels. Een beroep op solidariteit is een middel dat niet meer gebruikt lijkt te worden. Naming en shaming wordt niet gehanteerd; bijna alles wordt verwacht van financiële prikkels.

Mijn fractie is blij dat de minister geleidelijk aan afstand neemt van de geschetste benadering. Bij het aantreden van Balkenende IV is een meer realistische wind in het Haagse gaan waaien.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter. Ik heb twee vragen. De eerste gaat over die ijskoude liberale wind: wanneer is die volgens de heer Van Driel begonnen met waaien, was dat in 1994 of later?

De heer Van Driel (PvdA):

Nee, iets later. U hebt de stormperiode meegemaakt, maar hij waaide al een beetje in 1994.

De heer Terpstra (CDA):

Nu mijn tweede vraag. U wijst de gedachte af dat je mensen financieel moet prikkelen om goede dingen te doen. Betekent dit dat u het totale Belastingplan afwijst, met accijnzen, milieuheffingen enzovoorts?

De heer Van Driel (PvdA):

Ik zeg niet dat ik alle financiële prikkels afwijs; natuurlijk vinden ook wij dat er een aantal financiële prikkels moet zijn. Wij wijzen echter af dat daarop een onevenredig grote nadruk is komen te liggen. Er zijn meer middelen om mensen te sturen en op mensen een beroep te doen. Wat langzamerhand over lijkt te blijven, is sturen op financiële prikkels. Dat veroorzaakt dat mensen zich ernaar gaan gedragen en onze angst is dat we ons zo ontwikkelen in de richting van een kille samenleving. Dat wilt u niet en dat willen wij niet.

De heer Biermans (VVD):

Voorzitter. In mijn betoog zei ik dat dit kabinet, meer dan welk kabinet ook, door middel van de fiscaliteit prikkels wil uitdelen en op die manier het gedrag wil veranderen. Negentien nieuwe belastingen! Ik snap helemaal niks meer van de uitlatingen van de afgevaardigde van de PvdA.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik herhaal: het gaat niet alleen om het toedienen van financiële prikkels, het moet ons inziens ook gaan om een beroep op mensen, op geboden en verboden, niet alleen in het financieel-economische circuit. Natuurlijk zijn dergelijke maatregelen nodig, maar wij willen een discussie over die eenzijdigheid en er eigenlijk zo langzamerhand ook een beetje vanaf. Het is niet alles wat er is.

De heer Biermans (VVD):

Ik geloof dat ik het begin te begrijpen: waarschijnlijk is dit het vertrouwen dat dit kabinet uitspreekt in de gemeenten, door een norm te stellen die gewoon leidt tot strafheffingen als gemeenten zich niet daarnaar gedragen. Ik denk dat deze afgevaardigde van de PvdA het volgende bedoelt: gewoon vertrouwen hebben, zonder financiële straffen in het vooruitzicht te stellen.

De heer Van Driel (PvdA):

Nee, ik zeg niet dat wij puur vertrouwen moeten hebben. Je kunt best afspraken maken bij dit vertrouwen. U maakt er weer een andere karikatuur van. U verwijt mij dat ik een karikatuur maak van uw idee dat het vooral om financiële prikkels moet gaan, u zegt dat het mij alleen gaat om vertrouwen. Nee, het gaat om mengvormen. U gaat de ene kant op, ik probeer aan te geven dat er ook een andere kant is.

Wij zijn blij dat in de Miljoenennota uitgebreid aandacht wordt besteed aan de relatie tussen onderwijs, infrastructuur en vergrijzing. Een mechanische toepassing van de vergrijzingsommen zou namelijk gemakkelijk tot de conclusie kunnen leiden dat de uitgaven voor onderwijs en infrastructuur kunnen worden gereduceerd. Er wordt namelijk door het CPB geen rekening mee gehouden dat onderwijs en infrastructuur ook baten hebben voor toekomstige generaties. Gelukkig stelt deze minister in de Miljoenennota hier een meer realistische kijk tegenover; ook heeft deze minister er gelukkig toe besloten Schiphol niet te privatiseren.

Bezuinigen op investeringsuitgaven is vaak kiezen voor de makkelijke weg. Omdat niemand direct wordt geraakt in de portemonnee vallen de protesten vaak mee. Op lange termijn wordt de rekening echter gepresenteerd en die valt vaak zwaar tegen. Wij hebben jarenlang te weinig geïnvesteerd in ons onderwijs en in onze infrastructuur. Het resultaat is een land dat vastloopt in vervuilende files en een onderwijssysteem dat nog veel aan kwaliteit heeft te winnen. Dit rechtzetten is geen kwestie van één of zelfs twee kabinetten, maar vergt een lange adem.

Privatisering leidt niet altijd tot efficiencyvoordelen en kan zelfs leiden tot verkwisting van overheidsgeld of achteruitgang van service. Een mens is niet alleen maar een homo economicus en schept er geen genoegen in om over alles te moeten beslissen. Een helpende hand van de overheid kan geen kwaad, vooral wanneer het gaat om beslissingen over ziekte, ouderdom of arbeidsongeschiktheid. Boekhoudkundige regels kunnen wellicht handvatten bieden om een bepaalde maatregel te evalueren, maar zoiets mag nooit verworden tot het mantra van een kabinet, welk dan ook.

In de NRC van 3 november stond een, ons inziens, verontrustend artikel over private equity. Daaruit bleek dat private-equityfirma's nauwelijks belasting betalen. Het ging om een onderzoek van de Erasmus Universiteit naar de gevolgen van private-equitybedrijven in de Nederlandse economie, een onderzoek dat in opdracht van het ministerie is gedaan. Het onderzoek baseert zich op Amerikaanse wetenschappelijke publicaties uit de jaren tachtig. Ik hoef de minister het systeem van leveragen met vreemd vermogen niet uit te leggen, maar duidelijk was wel dat deze investeringsmaatschappijen door hun financiële constructies nauwelijks tot geen belasting betalen. Mijn fractie vindt het verontrustend dat bedrijven worden overgenomen door eigenaren die niet bijdragen aan de Nederlandse economie doordat ze geen belasting betalen. Het is, zoals de NRC schreef: "Overgenomen worden op eigen kosten, en die van u." Wij vragen ons daarbij af wat zo'n investeringsbedrijf drijft. Het omzeilen van belasting kan toch niet de kern van je bedrijfsmodel vormen? Het kan toch niet anders dan dat je daarmee je maatschappelijke draagvlak en je license to operate op deze manier in de waagschaal stelt? Wij stellen een krachtigere veroordeling van de kant van de minister van dit soort praktijken op prijs. Natuurlijk zijn er ook voorbeelden bekend van private-equityfirma's die bedrijven overnemen, waardoor de werkgelegenheid toeneemt en een negatieve lijn wordt omgebogen. Daarom zijn wij niet ongenuanceerd tegen private equity, maar wij vinden wel dat uitwassen krachtiger bestreden moeten worden. Soms betreft dat uitwassen in de sfeer van beloningen, waar deze in geen enkel verband staan met de prestaties of waar deze worden gegeven als een voorzitter van de raad van bestuur het bedrijf verkoopt. Soms zijn het uitwassen in de vorm van het niet betalen van belasting door zo'n investeringsmaatschappij. En dan ga ik nog voorbij aan het feit dat sommige private-equityfirma's er niet tegen opzien om leningen met rentes boven de 10% aan hun nieuw gekochte bezit op te dringen.

Je vraagt je overigens ook af wat managers en eigenaren van verkopende bedrijven bezielt. Soms moet je ook gewoon concluderen, zoals bij PCM, dat de koper veel slimmer is dan de verkoper, maar toch. Tegen domheid en onkunde valt niet op te reguleren, maar ik zou graag een beroep willen doen op de minister en op zijn creatieve ambtenaren om met regels en belastingmaatregelen te komen om dit soort uitwassen te bestrijden. Ik kan mij heel goed voorstellen dat werknemers zich onveilig voelen bij dit soort firma's. Dit zijn uitwassen van het kapitalisme, die mijn partij niet wenst. En in Angelsaksische landen, zelfs in Engeland en Amerika, wordt nu stevig nagedacht over regels en belastingen voor dit soort clubs en voor hun eigenaren. Ik krijg graag van de minister actuele informatie over de relatie tussen private equity en de Nederlandse belastinginkomsten. Ik hoor ook graag waar zaken scheef liggen en bijsturing nodig is. Het lijkt mij niet te veel gevraagd voor de zomer van 2008 een actuele notitie te willen ontvangen met maatregelen en eventuele belastingvoorstellen om dit soort uitwassen te bestrijden.

Het kabinet, en met name minister Bos van Financiën, wil graag een competitief voordeel in de financiële industrie opbouwen. Dat is op zichzelf een waardevol streven, omdat de Nederlandse financiële industrie nu al ruim 6% van het Nederlandse bbp produceert en werk verschaft aan ongeveer 60.000, meestal hoger opgeleide werknemers. Het is aantrekkelijk om deze industrie verder te laten groeien, omdat dit meer arbeidsplaatsen oplevert en amper ten koste gaat van het milieu. Mijn fractie deelt deze ambitie, maar vraagt zich wel af waarom het ministerie van Economische Zaken niet is aangehaakt. Mijn fractie zou dat zinnig hebben gevonden, gezien het internationale karakter dat wij met het Holland Financial Centre nastreven.

In de eerste helft van dit jaar heeft een aantal topmannen van grote financiële instellingen het initiatief genomen om de stichting Holland Financial Centre op te richten. Ook het ministerie van Financiën en de Nederlandsche Bank zijn nauw betrokken bij de stichting. Het is de bedoeling dat het bedrijfsleven en de overheid samen kansen benutten om financiële nichemarkten te ontwikkelen. Het is onze hoop dat het kabinet en bedrijfsleven er inderdaad in slagen om de Nederlandse financiële industrie verder uit te bouwen. Mijn fractie zou graag zien dat de stichting mijn verwachtingen overtreft.

Het trackrecord van Nederland op dit gebied is niet goed. Bij het lobbyen voor de hoofdzetel van de Europese Centrale Bank is een soortgelijk initiatief genomen met gedeeltelijk dezelfde mensen. Van dat initiatief is later weinig meer vernomen. Door de passiviteit van de voorganger van de minister, de door de heer Bierman zo geprezen minister Zalm, zijn beleggingsinstellingen in de jaren negentig massaal uit Nederland verjaagd. De regering in Luxemburg was wel proactief en probeerde aantrekkelijk te zijn door heldere regels voor asset pooling en de fiscaliteit op te stellen. Het resultaat is dat op dit moment slechts 2% van het Europese vermogen van beleggingsinstellingen in Nederland wordt beheerd tegenover ruim 20% in Luxemburg.

De uittocht van Nederlands financieel vermogen gaat ook heden ten dage nog door. Na de beleggingsfondsen zijn het nu de pensioenfondsen die het beheer van hun vermogen overdragen aan buitenlandse financiële partijen. Naar de schatting van Bureau Bosch beheren buitenlandse partijen inmiddels 60% van het Nederlandse pensioenvermogen. Daarbij gaat het in totaal om een bedrag van ongeveer 700 mld. Zelfs het pensioenfonds van de Nederlandsche Bank heeft 1 mld. aan vermogen overgedragen aan Black Rock.

Als het een speerpunt van Holland Financial Center is om de vele honderden miljarden pensioenvermogen via Nederlandse beleggers te beleggen, hoe geloofwaardig is dan dit initiatief als één van de aanvoerders, nota bene de Nederlandsche Bank, met een Amerikaanse vermogensbeheerder in zee gaat? Hoe beoordeelt de minister die geloofwaardigheid als een van de initiatiefnemers zo handelt? Had hij zijn invloed niet moeten aanwenden om dit te vermijden? En als het verweer van het pensioenfonds van de Nederlandsche Bank luidt dat dit de beste oplossing voor het pensioenfonds is, moet ik dan nog één cent geven voor dit initiatief?

De heer Reuten (SP):

Als een pensioenfonds buitenlandse adviseurs in dienst heeft of een deel van zijn vermogensstrategie door anderen laat uitvoeren, is er dan sprake van een uittocht van financieel vermogen?

De heer Van Driel (PvdA):

Het gaat mij niet om het vermogen dat in het buitenland wordt belegd, maar om het gegeven dat steeds meer buitenlandse vermogensbeheerders Nederlands vermogen beheren. Daardoor wordt Amsterdam namelijk minder aantrekkelijk als vestigingsplaats. Inmiddels wordt er 350 mld. tot 400 mld. aan Nederlands vermogen via Amerikaanse firma's belegd. De vraag is of je dat moet willen. Ik zeg dus niet dat er niet in het buitenland belegd mag worden.

De heer Reuten (SP):

Maakt het u wat uit als het ABP zijn strategie door mensen van buiten laat uitvoeren?

De heer Van Driel (PvdA):

Ik zou graag zien dat Nederlandse firma's dat doen. de Nederlandsche Bank had die opdracht ook aan Robeco, Fortis of ABN AMRO kunnen gunnen. Dat is niet gebeurd en daarmee ondergraaf je de initiatieven om de Nederlandse financiële industrie te versterken.

De heer Reuten (SP):

Dat ligt voor de financiële sector dus anders dan voor de textielsector?

De heer Van Driel (PvdA):

Wij spreken wel over een industrie, waarin 60.000 werknemers een goede boterham verdienen. Het is ook geen vervuilende sector. Maar vooral omdat de Nederlandse bedrijfsleven indirect profiteert van deze sector, moet je proberen om die hier te houden. Het is Nederlands pensioengeld!

De heer Reuten (SP):

Nu begint u weer over Nederlands pensioengeld en dat is onterecht, want dat geld verdwijnt natuurlijk niet. Is het uw bedoeling dat de pensioenfondsen in Nederlandse bedrijven gaan beleggen?

De heer Van Driel (PvdA):

De kans dat dat gebeurt, is groter als het vermogen onder een Nederlandse beheerder valt. Dat is echter een bijeffect, want het belangrijkste is dat het beheer zo veel mogelijk door Nederlandse beheerders wordt gedaan. In vijf tot tien jaar zal dit vermogensbeheer helemaal uit Nederland verdwijnen en dat maakt het onmogelijk om een Holland Financial Center op te bouwen.

De heer Biermans (VVD):

Wat een prachtig staaltje maakbaarheidsdenken! De minister van Financiën moet volgens de PvdA-woordvoerder namelijk met maatregelen komen om buitenlandse dienstverlening tegen te houden. Die dienstverlening komt nu steeds vaker uit Luxemburg en dat is verkeerd volgens de heer Van Driel, want wij moeten dat beheer in eigen land houden. Waarschijnlijk gaat hij zo een nieuwe belasting voorstellen.

Nog niet zo lang geleden was de PvdA-fractie een tegenstander van de verlaging van de vennootschapsbelasting. En die verlaging was een substantiële maatregel, speciaal bedoeld om het bedrijfsleven in Nederland te houden. Wat wil hij eigenlijk doen om de pensioenfondsen en de dienstverlenende bedrijven die daarvan afhankelijk te zijn, in Nederland te houden? Misschien wil hij met mij nadenken over het afschaffen van de btw over de dienstverlening aan pensioenfondsen?

De heer Van Driel (PvdA):

Dat is inderdaad een maatregel die ik heb voorgesteld. Uw overdreven verwachtingen van de verlaging van de vennootschapsbelasting deel ik in genen dele. Die verwachtingen zijn door een ideologie ingegeven, want je kunt gewoon zien dat het niet leidt tot concrete verbeteringen. Wij kunnen beter inzetten op verbetering van vestigingsfactoren als wegen en onderwijs.

Het enige wat ik heb gezegd, is dat het slappe optreden van de voorganger van de minister verantwoordelijk is voor de uittocht van beleggingsfondsen naar Luxemburg. Ik vind dat jammer, zeker omdat het gevolg is van het feit dat wij btw heffen over diensten die elders niet onder de btw vallen en dat wij met onze regelgeving achter de feiten aanlopen. Dat is zonde van onze energie en zonde van de werkgelegenheid. Uw fractie staat voor het Nederlandse vestigingsklimaat en daarom had u dit beleid van de voorganger van de minister moeten hekelen.

De heer Biermans (VVD):

Natuurlijk is het vestigingsklimaat niet alleen afhankelijk van de hoogte van de belastingtarieven. U spreekt desondanks met een gespleten tong, want u verwijt de vorige minister te laat met maatregelen te zijn gekomen, terwijl juist hij de voorstellen voor de vrijgestelde beleggingsinstelling en het bureau Financiën, Belastingen en Informatievoorziening heeft ingediend. Dat was wel degelijk bedoeld om dit soort fondsen in Nederland te houden.

De heer Van Driel (PvdA):

Maar het was drie jaar te laat. Als het kalf verdronken is, dempt men de put!

De heer Biermans (VVD):

Dat u met een gespleten tong spreekt, blijkt wel uit het feit dat uw partij de effectieve maatregelen van de vorige minister afwees, omdat het allemaal niet zou helpen. Verlaging van de vennootschapsbelasting van 29,5% naar 25,5% zou niet helpen, maar wat helpt dan nog wel? Ik ben heel benieuwd hoe de minister de door u bepleite maakbaarheid beoordeelt. Volgens mij is hij een stuk liberaler dan u.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik wacht maar af wat de minister daarop te zeggen heeft. Ik herhaal dat de vorige minister door niet op te letten, door te laat dingen te reguleren en door niet te acteren, alle beleggingsfondsen uit Nederland heeft zien verdwijnen. Dat kun je toch gewoon zien? Kijk nou eens hoeveel er tien jaar geleden waren en hoeveel het er nu zijn. U kunt toch tellen? Als u een ding kunt, is het tellen.

De heer Biermans (VVD):

Laten wij dan samen optrekken en ervoor zorgen dat de pensioenfondsen en de beheerders van de pensioenen dankzij een veelheid aan maatregelen, ook van fiscale aard – daar leg ik de nadruk op – hier blijven. Daarbij geldt als een van de belangrijkste punten, die ik ook in mijn inbreng heb genoemd: het hoge tarief van de inkomstenbelasting in Nederland. Nederland staat heel hoog, op de 88e plaats van ontwikkelde en niet-ontwikkelde landen. Dat moet u toch aan het denken zetten? Had aan de overkant dan voor de tariefsverlaging van de inkomstenbelasting gestemd. Dan waren wij goed bezig geweest.

De heer Van Driel (PvdA):

Ten eerste wil ik niet met u optrekken. U was net de SP al het hof aan het maken. Ik wens u samen veel succes, maar wij wensen niet met u op te trekken. U bent de oppositie en wat ons betreft blijft u dat nog een aantal jaar. Samen met u optrekken? Laat maar zitten.

Ik heb alleen maar gezegd wat de vorige minister deed en waar dat toe heeft geleid. Dat betreur ik, want er duizenden arbeidsplaatsen verdwenen. Dat heeft niets met de Vpb te maken; het is gewoon slecht en langzaam regel geven, niet goed reageren, niet adequaat weten wat er om gaat en niet handelen. Dat is er gebeurd, jammer maar helaas. Dat hoor ik u niet tegenspreken. Je kunt de cijfers ook zien.

De voorzitter:

U kunt uw betoog vervolgen.

De heer Van Driel (PvdA):

Dank u. Het valt niet mee om collega Biermans te overtuigen, maar tellen kan hij wel, dus hij gaat het morgen nog eens narekenen. Dan zal blijken dat ik toch gelijk heb.

Ik roep de minister op tot het nemen van concrete maatregelen om de pensioenindustrie voor Nederland te behouden en om ervoor te zorgen dat buitenlands pensioenvermogen in Nederland wordt beheerd. Dat kan door betere marketing. Zo kan pensioenvermogen inmiddels ook in Nederland worden gepoold. In Luxemburg bestaan die constructies. Die worden ook uitgebreid verdedigd en neergelegd, maar in Nederland heb ik nog geen kleurige folder voor het Fonds voor Gemene Rekening gezien. Wat dat betreft, merk ik op dat wat wij goed doen, wij een beetje onder de korenmaat houden. In de tweede plaats zou ik de minister van Financiën willen oproepen tot het proactief introduceren van nieuwe wetgeving. In veel Europese landen is pandbriefwetgeving ingevoerd, zodat op goedkope wijze pandbrieven kunnen worden geïntroduceerd. Banken hebben hier voordeel bij, omdat, zoals u weet, hiermee financiële instrumenten met een lage risicowaardering op de balans kunnen worden gezet. In Nederland zijn wij hier al een hele tijd mee bezig. De voorganger van de minister heeft het toegezegd, maar het is keer op keer uitgesteld. Nu is het inmiddels van 2007 weer uitgesteld tot 1 juli 2008. Waarom gebeurt er niets? Waarom duurt het zo lang?

Een ander voorbeeld is dat landen als België, Luxemburg en Duitsland pensioenfondsen een btw-vrijstelling op diensten van vermogensbeheerders verlenen. Collega Biermans is het op dat punt met mijn fractie eens. Deze vrijstelling is gebaseerd op Europese wetgeving. Het Nederlandse ministerie blijft echter volhouden dat dit niet kan en dat het dat niet wil introduceren. Mijn fractie betreurt dat. Het ministerie heeft ook een aantal jaar geleden besloten om geen index linked bonds, dus inflatiegekoppelde obligaties uit te geven. Engeland, Frankrijk en Zweden hebben deze financiële instrumenten al een aantal jaar. In Griekenland, Duitsland, Italië, kortom: overal in Europa worden ze geïntroduceerd. Waarom dat in Nederland nog niet is gebeurd, is mijn fractie een raadsel, want juist met het Nederlandse pensioenvermogen is een inflatiegerelateerde obligatie hier meer gewild dan in andere landen. Als laatste wil ik erop wijzen dat Nederland beter moet investeren in onderwijs, zodat de financiële industrie in Nederland op de kaart wordt gezet. Het zou raadzaam zijn om daarbij ook in te zetten op een financieel topinstituut, vergelijkbaar met wat Kellogg voor marketing en Fontainebleau voor management is. Dat zouden wij in Nederland ook moeten hebben: een sterk internationaal georiënteerd instituut, gericht op innovatie, waarbij vooral het koppelen van gedrag van consumenten aan producten, simpel en goedkoop, dus gericht op gedrag en financiën, centraal staan. Dat levert ongetwijfeld een spin-off op van allerlei interessante bureaus die in niches gaan werken. Zo zijn tenslotte ook clubs als Cardano en Ortec ontstaan. Bundel de krachten van Netspar, Het Amsterdam Institute of Finance en de opleiding van de Vereniging van Beleggingsprofessionals en betrek de Erasmus Universiteit erbij. Breng het allemaal onder de paraplu van de Duisenberg School of Finance. Mijn fractie roept op tot de oprichting van een nieuw topinstituut.

Zij is overigens van mening dat het exporteren van ons pensioensysteem, de zogenaamde tweede pijler, een kapitaalgedekt systeem, niet realistisch is. Het nu nog opbouwen van een kapitaalgedekt systeem naast toenemende kosten van vergrijzing waarmee de meeste EU-landen worden geconfronteerd, lijkt financieel onhaalbaar. Voeg daarbij het strenge toezicht en je kunt op je vingers natellen dat ons systeem niet exporteerbaar is. Voor alle helderheid: dat wil niet zeggen dat het toezicht te streng is in onze context, maar wel in internationale context. Ons systeem is voor andere landen nu onbetaalbaar. Dat betekent overigens ook dat wij tamelijk alleen staan met ons systeem in Europa, hetgeen mijn fractie zorgen baart en geen goede zaak is voor de houdbaarheid van ons zeer goede systeem op de langere termijn.

Volgens mijn fractie moeten wij het vooral hebben van creatief, vernieuwend vermogensbeheer en van het ontwikkelen van pensioencontracten om "te sparen voor de oude dag". Dat creatieve vermogensbeheer is niet onze sterkste kant. Aan het ontwikkelen van vernieuwde pensioencontracten moeten wij nog beginnen. Dit is volgens mijn fractie reden te meer om een topinstituut te scheppen.

Laat ik mijn vragen op dit vlak samenvatten met de vraag of de minister van plan is om de Nederlandse pensioenindustrie beter te promoten, waarom de pandbriefwetgeving zo lang duurt en waarom er nog geen btw-vrijstelling is voor het vermogensbeheer van pensioenfondsen. Is de minister van plan om index linked bonds uit te geven? Wat zijn de plannen voor de Duisenberg School of Finance? Hoe beoordeelt de minister de houdbaarheid van ons stelsel in de Europese context?

Wij beoordelen het de komende jaren te voeren beleid als positief, dat wil zeggen: wij zijn het er in hoofdlijnen mee eens. Er is meer geld voor onderwijs, voor infrastructuur, voor het milieu en de belasting op werk neemt af. Dat is heel belangrijk. Het zijn goede ontwikkelingen.

De heer Reuten (SP):

Ik ben het met u eens dat het een bijzonder positief punt is dat de belasting op werk afneemt. Hulde daarvoor aan het kabinet. Ik begrijp alleen niet zo goed dat u zegt dat er veel geld voor onderwijs, infrastructuur en het milieu is. wat bedoelt u met "veel geld"? Dat moet je toch ergens aan relateren?

De heer Van Driel (PvdA):

Ja, aan absolute bedragen die daar de komende jaren aan besteed worden.

De heer Reuten (SP):

Nee, maar een aardige maatstaf is om dat te relateren aan het bruto binnenlands product. Dan zie je dat het budget voor infrastructuur inderdaad iets stijgt. Daar ben ik ook positief over gestemd. Het staat wel op ongeveer hetzelfde niveau als in 2002. Na 2002 is er een dip geweest in de infrastructuur, maar het aandeel infrastructuur in het bruto binnenlands product komt was ooit hoger. Het stond hoog in de jaren zeventig. Voor onderwijs geldt hetzelfde. Onderwijs stond in de jaren zeventig op 6,5% van het bbp en is sindsdien aldoor gedaald. Ook in deze kabinetsperiode wordt dat min of meer constant gehouden en komt het in elk geval niet op een structureel hoger niveau. Daarom vroeg ik wat u met "veel geld" bedoelde.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik zeg hier twee dingen over. Ten eerste moet je ook even kijken naar de groei in bedragen. Je kunt in die zin niet meer met de jaren zeventig vergelijken, want het gaat om heel andere bedragen en heel andere problematieken. Als je lang genoeg teruggaat, kom je altijd wel ergens. Ten tweede moet je kijken hoeveel mensen er onderwijs moeten genieten. Dan zie je dat het bedrag wordt doorgetrokken. U rekent in percentages, maar er zitten allerlei dingen onder, zoals salarissen en de infrastructuur van het onderwijs. Als u die dingen uit elkaar haalt, ziet u dat er op een aantal cruciale punten sprake is van groei. U werpt het allemaal op een hoop en zegt: kijk, het valt wel tegen, die groei. Dat mag. Ik zou dat als oppositie ook doen. Ik haal het alleen uit elkaar en zeg: er is sprake van een behoorlijke groei. Natuurlijk wil mijn fractie meer; daar kom ik nog op. Dit is niet alles. Bij u is het glas alleen half leeg en bij mij is het half vol.

De heer Reuten (SP):

Het is toch niet zo gek om groeicijfers te relateren aan de groei van het bbp? Dat is toch een normale maatstaf?

De heer Van Driel (PvdA):

Wij zouden die groeicijfers ook kunnen relateren aan het aantal mensen dat onderwijs geniet. Dat is toch ook een redelijke maatstaf? U maakt een abstract van dit bedrag. Wij kunnen ons ook afvragen hoeveel mensen nu onderwijs volgen en hoeveel mensen wij naar het onderwijs willen.

Ik betoogde dat het om meer gaat dan om snoeien en terugdringen van de kosten. Wij zijn blij dat het nu meer gaat om opbouw en verdere ontwikkeling van de samenleving. Net als bedrijven, die in sommige perioden alleen maar bezuinigen en er dan achter komen dat dat niet veel bijdraagt aan de groei van de onderneming, realiseert dit kabinet zich dat het de samenleving niet helpt door alleen maar te bezuinigen. Een regering moet perspectief bieden, nieuwe openingen financieel steunen; een kabinet moet investeren om de samenleving in totaliteit een stapje verder te helpen. Er wordt nu geïnvesteerd, zij het dat dat wat ons betreft nog wel een slag steviger mag. Het gaat dan wat ons betreft om het verder financieren van topuniversiteiten en het vmbo. Er mag meer worden geïnvesteerd in infrastructuur, in milieu en in oude wijken.

Wat infrastructuur betreft, zouden wij graag zien dat er nog meer in openbaar vervoer werd geïnvesteerd, dat er vooral ook meer geïnvesteerd wordt in trein- en tramverbindingen en dat de prijsontwikkeling wat achterblijft bij de algemene loon- en prijsontwikkeling. Hoewel wij niet tegen nieuwe wegen zijn – die er hier en daar zeker moeten komen – is het woon-werkverkeer in de spits niet op te lossen met meer wegen. Dat geldt voor alle agglomeraties en dus ook voor de agglomeratie Nederland. Wat ons land zou kunnen helpen, is rekeningrijden.

De heer Biermans (VVD):

Ik word een beetje moe van deze oude linkse praat, in die zin dat aan alles meer moet worden uitgegeven. Ik hoor deze oude socialist er niet over praten hoe dat alles moet worden gefinancierd. Waarschijnlijk met meer belastingheffing, met meer premieheffing en – dat zal de uitsmijter wel zijn – met verhoging van de successierechten. Wat dat betreft, heb ik toch echt meer vertrouwen in deze minister van Financiën, die ik daarnet ook al liberaal heb genoemd. Ik voel er helemaal niets voor dat deze afgevaardigde van de PvdA alleen maar meer wil uitgeven aan de maakbaarheid van de staat. Daar word ik diep triest van.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik voel mij wel op het goede spoor zitten nu de VVD mij zo bestrijdt! Dan zijn wij goed bezig. Als de heer Biermans het met mij eens was, zou ik echt in problemen komen. Dan zou ik denken dat wij verkeerd zijn afgeslagen. Mijn hartelijke dank dus aan de heer Biermans!

Er is nu sprake van uitstel van rekeningrijden. Dat vinden wij jammer. Rekeningrijden is goed voor de infrastructuur, voor de doorstroming en voor het milieu. Legt het kabinet zich neer bij dit uitstel?

Wij vinden dat het bij de milieubelastingmaatregelen nog maar bij een eerste aanzet is gebleven. Het mag nog wel een onsje meer zijn. Op allerlei manieren wordt het milieu nu belast zonder dat de burger dat in zijn portemonnee voelt. Zon en lucht zijn vrij, maar je hoeft de film van Al Gore niet gezien te hebben om te weten dat schone lucht, schoon water en een heldere zon heel duur zijn. Die kosten maken onzes inziens nog te weinig deel uit van de prijs van veel producten. Wij zullen de burger ervan moeten doordringen dat milieu veel geld kost. Zon, licht en water zijn niet meer kosteloos. Als wij niet met kracht streven naar schone lucht en water, worden die in de toekomst alleen nog maar duurder. Uitstel moeten wij dan met heel veel rente betalen.

Ik heb al eerder gezegd dat mijn fractie zich in hoofdlijnen kan vinden in het financiële beleid. Op een aantal punten hebben wij kanttekeningen. In de meerjarenraming is uitgegaan van een zogenaamd reëel scenario. Inmiddels blijkt uit recente cijfers gelukkig dat de economische groei aanzienlijk ligt boven dit realistische groeiscenario. Nu bieden resultaten uit het verleden geen garantie voor de toekomst maar toch wil mijn fractie weten wat de minister van plan is met extra opbrengsten die met deze extra groei samenhangen, zeker nu er ook een extra bedrag van 3 mld. uit Brussel komt en 1 mld. extra uit de aardgasbaten.

Wij zijn minder gelukkig met de btw-verhoging van 19% tot 20%. Immers, de btw drukt op iedereen en wij zouden liever gezien hebben dat de Vpb verhoogd werd. Wij taxeren de invloed van de hoogte van het Vpb op het vestigingsklimaat toch anders dan bijvoorbeeld de VVD. Als de btw niet genoeg oplevert, zou zij maar met 0,5% omhoog moeten gaan.

Wij maken ons zorgen over de gevolgen van de Vpb-verplichting voor woningcorporaties. Deze belastingheffing doet een forse aanslag op vooral de liquiditeitspositie maar ook op de vermogenspositie van deze corporaties. Dat zal onmiskenbaar gevolgen hebben voor de zo noodzakelijke sociale investeringen in veel steden, waar dit kabinet terecht een speerpunt van maakt.

Er zijn in mijn fractie twijfels aan wat in het regeerakkoord is opgenomen over de belasting voor rijkere AOW'ers. Het achterliggende principe delen wij. De komende jaren komen honderden miljarden aan pensioenuitkeringen terecht bij mensen die met pensioen zijn, vaak mensen die ook lagere lasten hebben dan jongeren met opgroeiende kinderen. Veel ouderen, voor zover zij een koophuis hebben, hebben dat geheel of gedeeltelijk afgelost en zij hebben vaak ook geen financiële zorg meer voor hun kinderen. Kortom, over de achterliggende gedachte denken wij hetzelfde, maar wij kunnen ons ook voorstellen dat de AOW-premie geleidelijk verlaagd wordt en de inkomstenbelasting navenant verhoogd.

Dan wordt ongeveer hetzelfde bereikt, maar op een elegantere manier. Immers, ook op die manier dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten. Wij kunnen ons ook voorstellen dat rijkere ouderen meebetalen aan de zorg, veel meer dan nu het geval is. Ook een combinatie van die maatregelen lijkt ons denkbaar.

Dan kom ik bij mijn vierde kanttekening. Natuurlijk zullen de kosten voor zorg en AOW stijgen bij de verdere vergrijzing, maar je kunt je afvragen in welke mate er rekening mee is gehouden dat ouderen ook zelf behoorlijk meebetalen aan die zorg. Je kunt je ook afvragen in welke mate er rekening wordt gehouden met de vele tientallen miljarden die pensioenfondsen de komende decennia gaan uitkeren. Zijn die miljarden wel voldoende in de becijfering meegenomen? Om een voorbeeld te geven: de rijkdom van de Staat der Nederlanden is de laatste vier jaar met 70 mld. toegenomen, de rijkdom van ons grootste pensioenfonds vertegenwoordigt ongeveer 30% van ons totale pensioenvermogen en is met 75 mld. toegenomen.

In dat verband is het ook interessant de visie van de minister te vernemen op de volgende vraag. Zien wij niet een financieringsbron nagenoeg geheel over het hoofd? Ik doel dan op de successiebelasting. Ik plet niet voor een verhoging daarvan. Ik pleit ervoor dat wij er zicht op krijgen welk vermogen er zit bij de babyboomers en hoe veel dat aan belasting bij het huidige belastingpeil zal opleveren voor de staat. Kan de minister ons op dit punt berekeningen voorleggen en zijn visie geven in welke mate deze opbrengsten behulpzaam zijn bij de toenemende kosten van de vergrijzing?

De heer Biermans (VVD):

Ik had gehoopt dat mij dit niet zou overkomen. Na een verhoging van de vennootschapsbelasting en een verhoging van de inkomstenbelasting komt de heer Van Driel nu ook aan het slot van zijn betoog met het in stand houden van de Successiewet. Wij spreken over het vestigingsklimaat. De Successiewet staat internationaal geweldig ter discussie. Juist dat is een element bij de keuze van een vestigingsplaats. De Successiewet is niet meer van deze tijd. Dat houd ik de senator van de PvdA voor. Misschien moeten wij samen streven naar afschaffing van de Successiewet, als positieve impuls om al die mensen die hard hebben gewerkt en die vermogen hebben opgebouwd in het land te houden.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik heb uw vrijage al een keer afgewezen; dat zou u te denken moeten geven. Ik heb niet gepleit voor verhoging van de inkomstenbelasting. Ik zal mijn tekst nog eens nalezen, maar ik heb daar geen woord over gezegd. Ik heb ook niet gepleit voor verhoging van de successiebelasting. Ik heb alleen maar gevraagd of er enig zicht is op de bedragen die daarmee gemoeid zijn. Waar spreken wij dan over in 2020 of in 2030? Ik heb alleen maar om berekeningen gevraagd. Wij willen eerst de feiten kennen, dan komen wij misschien een stap verder.

De heer Biermans (VVD):

Ik heb duidelijk een pleidooi gehoord voor verhoging van de vennootschapsbelasting, precies zoals de PvdA deed nadat de vennootschapsbelasting in deze Kamer was verlaagd. Ik heb heel duidelijk een pleidooi gehoord om in elk geval aan de inkomstenbelasting niets te doen. Ik heb niet gezegd dat de PvdA heeft gepleit voor een verhoging van het successierecht. Ik heb ervoor gepleit dat wij samen gaan vechten voor een verlaging van het successierecht.

De heer Van Driel (PvdA):

Ik wijs uw vrijage nu voor de derde keer af, dus daarover moeten wij het niet meer hebben. Ik heb niet gepleit voor een verhoging van de inkomstenbelasting, ik heb alleen maar gezegd dat wij de btw liever niet omhoog zouden hebben laten gaan. Dat zou u aan moeten spreken. Ik heb gezegd dat als wij moeten kiezen, wij minder moeite zouden hebben met enige verhoging van de Vpb – u maakt een andere inschatting wat dit voor het vestigingsklimaat betekent dan wij – en wij de btw liever hetzelfde zouden laten. Ik pleit dus niet almaar voor belastingverhoging. Wij zouden graag een uitruil hebben. Ik realiseer mij dat dit in het kabinet moeilijk ligt en ik zeg alleen hoe wij ertegenaan kijken en wat wij ervan vinden.

De heer Biermans (VVD):

Ik geef het op, ik wil die vrijage ook niet meer. Ik heb alleen maar gehoord: meer geld uitgeven, meer belasting heffen. Dat is precies de lijn die de VVD niet wil. De heer Van Driel heeft vanavond een vrije avond.

De heer Van Driel (PvdA):

Dat was volgens mij toch wel het geval geweest. Ik wil alleen maar een inventarisatie van waar het over gaat, wat er zit en wat er aan successiebelasting aankomt.

Ik sluit af met een oproep om, gezien de economische groei en een aantal onduidelijkheden, op de ingeslagen weg voort te gaan. Dat is voorzichtig vermogensbeleid, maar ook investeren. Wij pleiten niet voor potverteren en ook niet voor ons arm rekenen, maar wij pleiten vooral voor investeren.

De heer Laurier (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Tot afgelopen vrijdag waren wij getuigen van een fenomeen dat ons de afgelopen jaren wel meer is opgevallen in Nederland. Aan de ene kant hoorden wij van aanzienlijke meevallers, miljarden uit Europa, meevallende aardgasbaten, en aan de andere kant zagen wij een minister van OCW worstelen om een substantieel bedrag bij elkaar te krijgen om iets te doen aan het nijpende probleem van de salarissen van docenten. Minister Plasterk vond uiteindelijk een oplossing. Een deel van het geld was reeds afgesproken in het nieuwe geld dat het coalitieakkoord ter beschikking stelt, een deel kwam uit een potje en voor een ander deel worden de salarissen van docenten gefinancierd uit de verhoging van collegegelden en een vermindering van het aantal vrije dagen van oudere docenten. Ondanks de meevallende inkomsten betalen studenten en oudere docenten voor het oplossen van een probleem in het onderwijs.

Dit is een beeld dat wij uit de afgelopen jaren kennen. Steeds weer terugkerende meevallers aan de ene kant en tegelijkertijd aan de andere kant nijpende problemen waar met moeite oplossingen voor kunnen worden gevonden, bezuinigingen en ombuigingen. Mijn voorganger op deze plaats, de heer Goos Minderman, heeft al eens over die meevallers gezegd: er is niets zo structureel als de incidentele meevallers van minister Zalm. Het dubbele beeld van de meevallers die niet zichtbaar worden gebruikt voor het oplossen van een acuut probleem, vergroot mijns inziens het wantrouwen in het oplossend vermogen van de politiek. In ieder geval versterkt het het vertrouwen niet.

In het licht van het voorgaande is het wellicht begrijpelijk dat wij met meer dan grote belangstelling kijken naar deze eerste begroting van het kabinet-Balkende IV. In deze begroting vindt het coalitieakkoord immers zijn vertaling en worden de kaders vastgelegd voor de komende periode. Uit deze begroting moet blijken waar de verschillen zitten met de voorgaande kabinetten, de breuk misschien met de andere politieke samenstelling van dit kabinet.

Namens mijn fractie begin ik met het positieve nieuws. Wij juichen een aantal stappen toe die wij in deze begroting zien, zoals de eerste stapjes naar de vergroening van de begroting. Zoals de GroenLinksfractie aan de overkant ook al heeft aangegeven, mag het niet een onsje meer zijn meneer Van Driel, maar een kilootje, maar de wending op zich juichen wij toe.

In de begroting en in het meerjarenkader worden substantiële bedragen uitgetrokken voor de grote maatschappelijke vragen en noden waarvoor de samenleving staat. Voor de zorg wordt in het uitgavenkader een uitzetting voorzien over een aantal jaren, en terecht. Maar er wordt natuurlijk ook op efficiency in die zorg ingeboekt. Dat leidt tot de vraag of de uitzetting die daartegenover staat echt van voldoende omvang is om aan de toenemende zorgvraag te voldoen. Ik heb hier graag een reactie van de minister op.

Als hij dan toch bezig is met het toelichten van de omvang van de uitzetting, kan hij wellicht ook toelichten wat de reikwijdte is van de opmerking op pagina 60 van de Miljoenennota, waar het gaat om het feit dat het eigen risico wordt geïndexeerd met het niveau van de zorguitgaven. Wat is precies de betekenis van deze opmerking?

De extra investering in inburgering juicht mijn fractie toe. Als het om integratie gaat – en het goed regelen van inburgering is daar een belangrijk onderdeel van – spreken wij in deze periode van migratie, mondialisering, maar ook van Europese eenwording, over één van de grote opgaven en uitdagingen van deze tijd. Natuurlijk hebben wij ook aandacht en waardering voor de ambitie van dit kabinet om van aandachtswijken "prachtwijken" te maken, overigens zonder dat daarbij andere wijken vervallen tot nieuwe aandachtswijken. Dat brengt mij op de vraag hoe het verder gaat met deze ambitie nu Aedes, de koepel van woningbouwcorporaties, het onderhandelaarsakkoord heeft afgewezen. Komt de financiering van de door dit kabinet geformuleerd ambities op dit punt hierdoor in gevaar? En, zo ja, hoe denkt de minister dan bij te dragen aan een oplossing en, zo nee, waarom is de minister dan zo zeker van zijn zaak? De minister van Financiën had en heeft een duidelijke rol in het conflict dat ontstaan is. Graag verneemt mijn fractie zijn visie op dit punt en zijn reactie.

Er zijn ook mindere punten. Zoals u wellicht weet, vindt de fractie van GroenLinks de aanpak van de hogere inkomens uitermate beperkt in deze begroting. Wij vragen ons af hoe het verder gaat met het kleine beetje waarmee werd begonnen, de fiscale pensioenaftrek, die overigens maar 0,03% van de werknemers zou treffen. Hoe zit dat in relatie tot die megadeal die rond het ontslagrecht is gesloten? Komen daarin nog alternatieve voorstellen voor en kan de minister op dit punt duidelijkheid verschaffen?

Er wordt ook een aantal bezuinigingen aangekondigd, bezuinigingen op ambtenaren en op de sociale zekerheid – niet in de uitkeringssfeer maar bijvoorbeeld wel in re-integratiemiddelen en uitvoeringskosten. Er wordt gekeken naar het vermogen van de provincies en er is ook al iets gezegd over de aanpak van de woningbouwcorporaties als het om de vennootschapsbelasting gaat. Dat zijn punten waarover mijn fractie aanzienlijk kritischer is. Uit deze beperkte en zeker niet volledige opsomming blijkt, dat wij in ieder geval op een aantal punten waardering hebben voor de ambities van dit kabinet en op een aantal punten kritisch zijn.

Ik keer terug naar het beeld van minister Plasterk. Dat die ambities beperkt zullen worden door financiële grenzen is helder. Aan de ene kant worden ambities begrensd door kaders en aan de andere kant zijn er meevallers. Dat heeft gevolgen voor de geloofwaardigheid van de politiek. Hiermee kom ik op de systematiek van de begroting.

Ook dit kabinet kiest voor een strikte scheiding van inkomsten en uitgaven. Zover is er geen nieuws en is er sprake van voortzetting van het beleid van eerdere kabinetten. Op drie punten worden echter wijzigingen aangebracht. Bij het vaststellen van de verwachte inkomsten- en uitgavenontwikkeling wordt afgestapt van het behoedzaamheidscenario en overgegaan op een trendmatige, wat ons betreft realistische raming. Mijn fractie juicht deze keuze toe. Wij denken dat hiermee een meer realistische koers wordt gevaren en daarmee het risico verkleind wordt dat aan de ene kant tegen de financiële grenzen van de ambities wordt opgelopen en aan de andere kant inkomstenmeevallers worden geboekt.

Tegelijkertijd moeten wij constateren dat de ramingen voor het komende jaar positiever zijn. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van Driel, wat dit volgens de minister betekent.

De signaalwaarde voor het EMU-saldo wordt van 2,5% van het bbp aangescherpt tot 2%. Mijn fractie wil graag een nadere toelichting over de noodzaak van deze aanscherping.

De rente op de staatsschuld wordt uit het uitgavenkader gehaald. Op pagina 61 wordt dit als volgt toegelicht: "Door de rente-uitgaven op de staatsschuld uit het uitgavenkader te halen, wordt het kader minder conjunctuurgevoelig. Hierdoor ontstaat in economische goede tijden geen ruimte voor extra uitgaven als gevolg van dalende rente-uitgaven." Op pagina 65, in box 3.4.2, wordt eenzelfde formulering herhaald. Zou de minister dit punt nog eens nader kunnen toelichten? Wat gebeurt er als de rente stijgt?

Op verschillende plaatsen in de Miljoenennota wordt gerept van het Fonds Economische Structuurversterking. Een deel van de financiering van de pijlers 2 en 3 verloopt via dit FES. Tegelijkertijd worden veranderingen aangekondigd in de vaste voeding van het FES en de criteria voor investeringen uit het FES. Een en ander zal in een gewijzigde FES-wet worden vastgelegd. In deze begroting loopt het kabinet op deze wetswijziging vooruit, wat natuurlijk geen schoonheidsprijs verdient. Een groene invulling van de FES-criteria voor investeringen zou mijn fractie natuurlijk wél toejuichen. Zij wacht vol verwachting de voorstellen van het kabinet op dit punt af.

Aan het begin van mijn betoog sprak ik mijn lichte genoegen uit over het stapje dat op het punt van de vergroening in deze begroting wordt gezet. Wat GroenLinks betreft, zou het verder mogen en moeten gaan. Is de minister bereid, te laten onderzoeken hoe en waar een verdere vergroening van de begroting tot stand kan worden gebracht? Of is het kabinet op dit punt aan het eind van zijn ambities?

Ik begon mijn betoog met het beeld van minister Plasterk. Ik zal er ook mee eindigen. Wat is de verwachting van deze minister? Was dit zoeken naar middelen in een tijd van meevallers een incident of zullen wij daarmee in de toekomst nog veelvuldig te maken krijgen?

Mijn fractie wacht de beantwoording met belangstelling af.

De heer Terpstra (CDA):

De heer Laurier heeft twee keer gesproken over een stapje richting vergroening. Betekent dit dat hij de miljarden aan energieheffingen en andere accijnzen op energie niet als een vergroeningsmaatregel beschouwt?

De heer Laurier (GroenLinks):

Ik beschouw het wel als een vergroening, maar vraag mij af of dit voldoende is in het licht van de opgaven waarvoor wij staan. GroenLinks heeft aan de overzijde van het Binnenhof een aantal voorstellen gedaan om meer te doen.

Verder is een aantal maatregelen die als vergroenend beschreven kunnen worden, in de huidige systematiek niet gevrijwaard van bezuinigingen als er tegenvallers zijn en aan de noodrem moet worden getrokken. Men zou de vergroening van de economie zo ontzettend noodzakelijk kunnen vinden dat daarvoor een specifieke regel gemaakt wordt. Ik kan op dat punt nog wel een aantal dingen bedenken.

De heer Terpstra (CDA):

Het ging mij om het woord stapje. Ik begrijp dat de heer Laurier het een voortzetting vindt van bestaand beleid. De CDA-lijn wordt consequent doorgetrokken.

De heer Laurier (GroenLinks):

Ik zeg niet dat het een voortzetting van bestaand beleid is, maar dat wij vinden dat er meer kan. Dat is mijn duidelijke boodschap.

De heer De Boer (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Deze bijdrage is zoals gebruikelijk mede namens de fractie van de SGP.

Allereerst willen wij het kader aangeven, waarbinnen wij onze bijdrage willen plaatsen. Tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft de heer Schuurman reeds aangegeven dat onze fracties een voorstander zijn van wat hij noemde de Jozefeconomie: in tijden van voorspoed die voorzieningen treffen die nodig zijn om in tijden dat het minder goed gaat die maatregelen te kunnen blijven nemen die voor ons land en volk nodig zijn. Daaraan willen wij nu drie uitgangspunten toevoegen. Wij beperken ons tot drie, ook gezien onze inbreng bij de algemene politieke beschouwingen.

Wij willen in het financiële beleid voor de komende jaren een sterke nadruk leggen op het behoud van de schepping en op het terugdringen van wat in de loop van de laatste decennia scheef is gegroeid in het kader van onder andere het milieu. Daarbij wijzen wij niet naar een bepaalde partij, het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Goed rentmeesterschap vraagt naar onze mening om een zorgvuldig omgaan met onze aarde, niet alleen voor ons, maar zeker ook voor onze kinderen en kleinkinderen.

Het volgende uitgangspunt betreft de zorg die de overheid mag en moet hebben voor de mensen in onze samenleving die nauwelijks rond kunnen komen. Voor ons is een belangrijk bijbels uitgangspunt: opkomen voor armen en zwakken in onze samenleving. Wij willen straks enkele concrete zaken noemen.

Als laatste uitgangspunt willen wij noemen dat in een maatschappij de groei van economie en welvaart, vertaald in financiën, niet het ultieme doel mag zijn. Sterker nog, ongeremde groei kan zelfs belemmerend werken op het welzijn van de burger. Of, zoals professor Goudzwaard het eens verwoordde: "Leven binnen grenzen is niet benauwend. Integendeel, het sonnet levert de mooiste poëzie op."

Wij zouden het op prijs stellen als de minister op deze uitgangspunten wilde reageren.

Onze fracties steunen het financiële beleid van dit kabinet. Dat leidt ertoe dat gedurende deze kabinetsperiode middelen worden aangewend voor het tijdig oplossen van grote problemen die op ons afkomen. Daarbij denken wij zonder volledig te zijn aan de inspanningen die nodig zijn om de gevolgen van de klimaatverandering het hoofd te bieden. Ik noem slechts enkele zaken. Daarbij valt te denken aan verhoging van dijken, verbreding van rivierbeddingen en versterking van duinen. Ook het serieus nemen van de komende vergrijzing kan op steun van onze fracties rekenen. Bovendien is begroot dat voor de periode tot 2011 de begroting een overschot vertoont, terwijl de staatsschuld lager wordt dan enkele tientallen jaren lang het geval was. Al met al is het een solide beleid dat de steun van onze fracties verdient.

Bovendien is als gevolg van de algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer op een aantal punten een correctie op de begroting aangebracht waarmee wij content zijn. Echter, de voorgestelde maatregelen moeten wel toetsbaar zijn, anders kunnen wij op termijn bij een jaarrekening of jaarverslag moeilijk nagaan of de doelen zijn bereikt. Vindt de minister dat in de begroting de te bereiken doelen voldoende scherp zijn geformuleerd? Hij antwoordt uiteraard dat dit het geval is, maar ik wil graag een onderbouwing daarvan.

Ook willen wij van de minister horen, of de verwachte economische ontwikkelingen waarmee in deze begroting rekening wordt gehouden, volgens hem nog steeds actueel zijn. Daarbij denken wij in ieder geval aan ontwikkelingen zoals de onverwacht grote groei van de economie in het derde kwartaal van dit jaar, maar zeker ook aan de voortdurende problemen in de Verenigde Staten met de kredietcrisis en aan de afkalvende aandelenkoersen. Wij zijn immers inmiddels al weer heel wat maanden verder dan de dag waarop de begroting gereed kwam. Ik wil hierop graag een antwoord. Misschien dat de minister daarbij ook de meest concrete cijfers kan geven van de verwachte financiële ontwikkelingen in het jaar 2007? Het jaar 2007 is immers al weer voor 90% voorbij, zodat het toch mogelijk moet zijn een redelijk inzicht te geven in hoe de jaarrekening eruit zal gaan zien. Komt er wellicht een stevig overschot aan? Of een fors tekort? Regeren is vooruitzien.

Mevrouw de voorzitter. Nu komen wij met enkele concrete zaken. Wij hebben begrepen dat de verschillende bewindslieden gebonden zijn aan de budgetten die in de begroting zijn weergegeven. Dat is natuurlijk een goed uitgangspunt. Echter, wat doen wij als zich situaties voordoen die niet of niet in voldoende mate zijn onderkend? Dan kan het toch niet zo zijn dat afspraken, ik chargeer maar, voor pakweg vier jaar vastliggen. Om dit te concretiseren een voorbeeld dat GroenLinks ook aanhaalde. Er dreigt een groot tekort aan docenten. Dit beroep moet aantrekkelijker worden gemaakt door middel van een aantal maatregelen, onder andere door aanpassing naar boven van de salarissen voor in ieder geval een aantal groepen leerkrachten. Het kabinet heeft daar vorige week besluiten over genomen. Echter, het goed functioneren van het onderwijs is toch van een groter belang dan alleen een onderwijsbelang. Dan kun je toch niet zeggen "onderwijs, los het probleem maar binnen je eigen begroting op", zodat, als je het ene probleem oplost, andere knelpunten weer groter worden? Wij hebben toch te maken met een probleem dat het hele kabinet en ook de hele volksvertegenwoordiging aangaat? Dan is het toch een "draagt elkaars lasten"? Ofwel, een beroep op de algemene middelen is dan toch legitiem?

De heer Terpstra (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik wou graag de relatie wat helderder krijgen tussen Jozef en minister Bos. De heer De Boer zegt dat Jozef het goed deed door zeven jaar te sparen en zeven jaar uit te geven. Die man had dus een visie voor veertien jaar trendmatig begrotingsbeleid. Deze minister heeft maar vier jaar, en nu maakt de heer De Boer zich zorgen dat de minister niet snel genoeg reageert op een bepaalde meevaller. Dat is toch in strijd met het Jozefprincipe?

De heer De Boer (ChristenUnie):

Nee nee. Jozef had overigens zeven jaar, dus dat is ook niet zo heel lang.

Ik zeg niet dat de minister meevallers moet gebruiken. Ik geef alleen aan dat er zaken kunnen zijn, en ontwikkelingen die het belang van een deelbegroting overstijgen omdat zij een algemeen belang zijn. Dan is het te kort door de bocht om voor dat algemeen belang een oplossing te moeten vinden in een deelbegroting. Dat was mijn punt.

Mevrouw de voorzitter, een ander onderwerp. Gezien onze geformuleerde uitgangspunten zijn wij blij met de grote financiële aandacht voor ontwikkelingssamenwerking. Ik heb het dus niet over de uitvoering ervan, dat dient hier thans niet, maar over het feit dat er middelen beschikbaar zijn. Onze fracties juichen dat toe. Iets van onze overvloed beschikbaar stellen voor mensen die in zeer hulpbehoevende situaties verkeren, is bittere noodzaak. Schrijnend kwam het probleem van de arme landen recentelijk weer in het nieuws door prins Willem Alexander, die de verschrikkelijke hygiënische toestanden in veel landen aan de orde en aan de kaak stelde. Als je bedenkt dat er, zoals werd meegedeeld, dagelijks duizenden kinderen sterven omdat er geen drinkwater en toiletten zijn, dan bekruipt je een gevoel van machteloosheid, en besef je dat ontwikkelingshulp meer dan ooit nodig is.

Over de koopkrachtontwikkeling in ons eigen land hebben wij toch zorgen, met name over het feit dat volgens de tabellen gezinnen waar één modaal inkomen binnenkomt, erop achteruitgaan. Deze groep gaat er bovendien vanaf 2009 nog eens 0,5% op achteruit in verband met het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. En is al bekend, vraag ik de minister, wat de gevolgen zijn van de verhoging van de energieprijzen, om ons daar toe te beperken, voor de koopkrachtontwikkeling van deze groep?

Wat die overdraagbaarheid betreft, kan gezegd worden: dat is een gelopen koers, houd daar over op. Toch nog het volgende. In het economenblad ESB van 16 november schrijft mevrouw Pott-Buter, dat afschaffing van deze overdraagbaarheid voor 150.000 gezinnen met kinderen ouder dan zes jaar uiteindelijk zal leiden tot een inkomensachteruitgang van 14%. Zij stelt: "In gezinnen met meerdere kinderen en een laag inkomen, kan het inkomen dan dalen beneden het sociaal minimum." Zonder een inkomenscompensatie, schrijft zij verder, "zal het beroep op de bijstand toenemen." En dat, terwijl de minister in een brief aan de Tweede Kamer over preventie van armoede schrijft: "Het beleid van het kabinet is in de eerste plaats gericht op het voorkomen van problematische schulden, vanuit de gedachte dat voorkomen beter is dan genezen." Vindt de minister nu ook niet met mij, dat dit beleidsuitgangspunt van hem, dat ik onderschrijf, op gespannen voet staat met de ontwikkeling die ik zojuist schetste, en wil hij daar wat aan doen?

Wat betreft de topinkomens zijn onze fracties van mening dat er inderdaad naar gestreefd moet worden die te beperken. Wel willen wij wijzen op de eenzijdigheid van de discussie. Als gesproken wordt over topinkomens wordt steevast gekeken naar het bedrijfsleven. Dat zou zelfs de primaire doelgroep zijn. Maar wat moeten we dan aan met bijvoorbeeld gokken, of met wervende teksten van de Staatsloterij dat er bij de Oudejaarsloterij 2007 een prijs van 20 mln. te winnen is. Een topinkomen? Om nog een voorbeeld te noemen: willen wij ook de topinkomens van voetballers aanpakken? Met andere woorden, wij moeten de discussie niet eenzijdig, maar evenwichtig voeren.

Dit laat overigens onverlet, dat er wat aan de topinkomens moet worden gedaan, zeker in de semipublieke sector. We gaan ervan uit dat over enkele weken, tijdens de behandeling van het Belastingplan, dit onderwerp nader aan de orde zal komen.

Dat geldt ongetwijfeld ook voor de discussie over de hypotheekrenteaftrek. Het kabinet wil daar niet aan. Maar regeren is toch vooruitzien? Er is toch niets op tegen om nader na te gaan wat de gevolgen daarvan zijn? Het kabinet kan toch niet zomaar het pleidooi van de VROM-raad naast zich neerleggen, die stelt dat er een maatschappelijk drama dreigt als er niet gebeurt op de woningmarkt? Graag een reactie van de minister.

Mevrouw de voorzitter. Nederland als financieel centrum is de laatste tijd nadrukkelijk in discussie, zeker ten tijde van de overname van ABN AMRO. Naar onze mening heeft de minister er terecht op gewezen, dat wij te maken hebben met vrije bedrijven die vrij kunnen opereren in de markt, uiteraard binnen afgesproken spelregels. Voor banken is daartoe het toezicht van de DNB. Terecht heeft de minister gewezen op de noodzaak van een goed vestigingsklimaat, ook voor de financiële sector. Ligt in dat verband het opgestelde Action Plan voor de komende twee jaar op schema? Overigens, Nederlandse bedrijven zijn lang niet zo Nederlands als wij vaak willen geloven. Bovendien, de markt gaat door. Heineken wil overnemen, Grolsch wordt overgenomen, waarschijnlijk. En de burger denkt: als de beugel maar blijft.

Mevrouw de voorzitter. Onze fracties zien met belangstelling de beantwoording van de minister graag tegemoet.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag verscheen in de NRC een boeiend artikel in het kader van de naderende klimaatconferentie op Bali. De kop van het artikel luidde: "Wanneer hebben wij genoeg?" Wanneer hebben wij genoeg geld verdiend? Wanneer hebben wij genoeg groei gerealiseerd om serieus toe te komen aan een financieel beleid om onze samenleving te verduurzamen. Wij hebben een ongebreideld vertrouwen in de techniek, zo lijkt het. Wij gaan auto's schoner laten rijden op biobrandstoffen. Wij brengen zwavel in de atmosfeer om de opwarming van de aarde te temperen. Wij bouwen installaties in de oceaan om koud water naar boven te pompen. Wij hopen de CO2-uitstoot van onze kolencentrales op te kunnen slaan in de grond. Professor Dominique Bourg van de Universiteit van Lausanne wijst op de perverse neveneffecten die wij eerder meegeleverd kregen met technologische oplossingen. Wij verwachtten een hemel op aarde van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, van asbest, van kernenergie, maar wij kwamen bedrogen uit. Technologie kan hooguit een hulpmiddel zijn, maar wij zullen in de eerste plaats onze grenzen moeten aangeven. Nederland is toe aan een verschuiving van de aandacht naar geluksfactoren die niet in koopkrachtplaatjes zijn uit te drukken.

De vraag is of politici het aandurven om voorstellen te doen die niet van groei spreken, maar van matiging. Wij kunnen een milieuramp niet afwenden zonder daarvoor een economische of politieke prijs te betalen. Professor Bourg omschrijft het als een huis dat in brand staat terwijl de politici rustig op de brandblusser blijven zitten.

Wat vaststaat, is dat het beleid van dit kabinet uitgaat van "meer gebruiken dan van ons is". Wij botsen op de grenzen van onze mogelijkheden. Wij kunnen de welvaart niet laten groeien, terwijl de hoeveelheid grondstoffen die ons toekomt allang opgebruikt is. Wij hebben niet alleen te maken met fysieke grenzen die samenhangen met de samenstelling van onze atmosfeer, maar ook met sociale grenzen. In de achttiende eeuw had een rijke twee keer zo veel als een arme. Vandaag heeft een rijke 74 keer zo veel als een arme. Nog nooit was de welvaart zo ongelijk verdeeld als nu.

Wij weten dat wij, als wij zaken willen veranderen voordat het te laat is, koerswijzigingen nu moeten inzetten, omdat wij aan het roer van een mammoettanker staan. Met ons huidige gedrag bepalen wij het klimaat van 2050. Ik citeer nogmaals Dominique Bourg: onze levensomstandigheden zullen verslechteren, delen van de wereld worden onbewoonbaar en dat alles met acht miljard overbewapende aardbewoners. Nederland gebruikt vier keer zijn eigen oppervlakte aan agrarische gronden in het buitenland om veevoer te verbouwen voor onze eigen veestapel. Weet u wat dat betekent? Dat wij aan een buffet staan en vier borden tegelijk opscheppen zonder ons te bekommeren om de mensen die achter ons in de rij staan. Het maakt ons niet uit dat er mensen honger hebben naast de akkers waar ons veevoer verbouwd wordt. Wij zitten er kennelijk niet mee dat het tropisch regenwoud wordt platgebrand voor onze sojaproductie; althans, ik lees er niets over in de kabinetsplannen. Welke politicus durft pijnlijke beslissingen te nemen waarvan de effecten niet bij de volgende verkiezingen, maar in de volgende eeuw zichtbaar worden? Hoever reikt de tijdshorizon van onze beslissingen?

Wat echt belangrijk is, is het behoud van het meest kostbare dat wij hebben: schone lucht, schoon drinkwater, natuur en vaste, schone grond onder onze voeten. Steeds meer mensen vragen zich af: wat heb je aan geld als de poolkap smelt? Klimaat is de belangrijkste zorg van onze burgers, zo bleek uit de Duurzaamheidsmonitor. Vier van de vijf jongeren vinden dat wij niet langer met lapmiddelen mogen aanrommelen. Zij willen effectieve en doortastende milieumaatregelen, niet volgend jaar, niet in 2010 of 2020, maar vandaag.

Hoe kan een minister van Financiën van een kabinet dat bestaat uit rentmeesters en sociaaldemocraten verklaren dat het kabinet het een zegt en het ander doet? Niet alleen zijn de plannen op het gebied van milieu en klimaat volgens het Milieu- en Natuurplanbureau volstrekt onvoldoende, maar ook wat het gebruik van financiële instrumenten betreft, blijkt het kabinetsbeleid uiterst inconsistent.

Het kabinet zegt dat de vervuiler moet betalen, maar het blijkt met twee maten te meten: wel heffingen op autorijden, maar geen heffingen op de veehouderij, die wereldwijd de grootste veroorzaker blijkt van de opwarming van de aarde en meer broeikasgassen uitstoot dan alle verkeer en vervoer samen. De veehouderij trakteert iedere Nederlander ieder jaar op 4000 kilo mest per persoon, 50 tot 60 keer ons eigen gewicht in poep. En het kabinet zegt tegen al die Nederlanders: belt u zelf maar een schoonmaakbedrijf om het op te ruimen; wij gaan het hoe dan ook niet door de vervuiler laten betalen. De veehouderij kan niet achterblijven als wij toe willen naar een eerlijk de-vervuiler-betaaltbeleid. De Partij voor de Dieren wil van de minister weten of hij deze visie deelt en welke consequenties hij daaraan verbindt.

Uiterst relevant is natuurlijk de vraag hoe groot de kosten zijn die de vervuiler veroorzaakt. Enkele jaren geleden bleken de vervuilingskosten van de veehouderij al te liggen op 2 mld. per jaar. Dat is een bedrag dat onze samenleving moet ophoesten in de strijd tegen zure regen, aantasting van natuurgebieden, vervuiling van ons drinkwater en opwarming van de aarde. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de miljarden euro's die de dierziektencrises ons de afgelopen jaren hebben gekost of over het grootschalige dierenleed dat niet in geld is uit te drukken. Wij betalen met zijn allen voor het slechte gedrag van de veehouderij, niet bij de slager, maar via de blauwe envelop. Vier miljoen Nederlanders betalen vrijwillig pakweg twee tientjes voor hun lidmaatschap van de Dierenbescherming, Greenpeace of Milieudefensie. Maar het is ronduit pervers dat diezelfde mensen en alle andere Nederlandse burgers elk jaar via de blauwe envelop € 125 moeten betalen als beloning voor het slechte gedrag van de bio-industrie. Zou het niet veel logischer zijn om burgers de mogelijkheid te geven een dergelijk bedrag collectief uit te geven aan een schoner milieu en aan een meer diervriendelijke en rechtvaardige samenleving dan aan een letterlijk verziekt systeem dat niet vol te houden is? Waarom houdt u de bio-industrie de hand boven het hoofd? Welk belang rechtvaardigt dat? Graag uw reactie.

Het is allemaal simpel samen te vatten in vier zinnen. Minder dieren. Minder vervuiling. Minder kosten. Minder belastinggeld. Het zou deze minister, zelf vegetariër, als muziek in de oren moeten klinken om een paar miljard euro op de begroting te kunnen besparen en tevens een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan het aanpakken van klimaat- en milieuproblemen. Waarom is er geen fiscale stimuleringsregeling voor investeringen die samenhangen met de transitie van dierlijke eiwitproductie naar een meer plantaardige samenleving, zoals wij wel de groenfondsen- en de cultuurfondsenvrijstelling kennen? Waarom is er nog steeds geen heffing op vlees, het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket? Dat zeg ik niet alleen; het is een uitspraak van Pieter van Geel, de vorige staatssecretaris voor Milieu. Graag een reactie van de minister.

Het heeft geen zin om tijd te rekken met allerlei onderzoeken naar de effecten van vervangingsstrategieën, terwijl allang duidelijk is waar de oplossingen gevonden kunnen worden om het klimaatprobleem op ons bord terug te dringen. Natuurlijk, in eerste aanleg zal de paradigmaverandering geld kosten, net als de sluiting van de kolenmijnen en de afschaffing van de kinderarbeid. Maar net als kolen en kinderarbeid is ook de aanslag die de veehouderij pleegt op de toekomst niet meer van deze tijd. Met name de veehouderij is een grote veroorzaker van maatschappelijke kosten, niet alleen door de grote bijdrage die zij levert aan de broeikasgassen (18%), maar ook door de enorme uitstoot van ammoniak die zorgt voor luchtverontreiniging en aantasting van natuurgebieden. Wie naar de Europese overzichtskaarten van mestvervuiling kijkt, ziet dat Nederland letterlijk de schandvlek van Europa is. Wij zijn het enige land waarin de zwarte plek van de mestvervuiling exact onze landsgrenzen aanduidt.

Waarom moeten burgers via belastinggeld betalen voor het opruimen van de rommel van de agrarische sector; een sector die tegen onethisch lage prijzen voedsel produceert en bodem, water en lucht vervuilt, wat bovendien gepaard gaat met onnoemelijk dierenleed? Waarom worden burgers wel beboet die hun troep op straat gooien, maar wordt de veehouderij beloond met subsidies voor luchtwassers? In de veehouderij is dit aan de orde van de dag: de belastingbetaler draagt zorg voor het opruimen van de troep die zij in onze lucht, bodem, water en natuurgebieden achterlaat.

De vragen van de Partij voor de Dieren aan het kabinet over de gevolgen van de intensieve veehouderij op het klimaat, de verdere invulling van het de-vervuiler-betaaltprincipe, het gebrek aan daadkrachtige collectieve zorg voor collectieve milieu- en klimaatproblemen en de mogelijkheden voor een vermindering van de vleesconsumptie worden stelselmatig ontweken in de discussie. En dat terwijl in deze Miljoenennota letterlijk staat: klimaatverandering is een unieke uitdaging voor het economisch beleid; het is het grootste, meest wijdverbreide marktfalen in de geschiedenis van de mensheid. Is de minister van Financiën het met ons eens dat juist op het gebied van klimaatverandering de overheid haar verantwoordelijkheid dient te nemen om dit marktfalen op te lossen en dat ze daarmee daarmee niet langer mag wachten? De doelstellingen van CO2-reductie voor huishoudens worden op alle mogelijke manieren van overheidswege aangestuurd: via "draai eens een spaarlamp in, laat de auto eens een dagje thuis, isoleer je gevel eens of overweeg dubbel glas", maar de echte oplossing, "eet eens een dagje geen vlees", die de complete doelstelling voor particuliere reductie van CO2 in één klap kan realiseren – wij hebben het over drie megaton – wordt weggewuifd. Dat zou betuttelend zijn volgens de minister van LNV. Zij wil geen "donderdag zonderdag" of "woensdag geen gehaktdag"; zij wil gewoon doorgaan op de huidige voet. Graag een reactie.

Tijdens de algemene beschouwingen werd het debat gereduceerd tot een welles-nietesdiscussie over het verlies van koopkracht, over economische groei en over andere financiële kortetermijnbelangen. De centrale vraag blijft: hoeveel gaan wij erop vooruit en wat gaat het ons allemaal kosten? Wij kunnen niet doorgaan met het weggeven en claimen van wat niet van ons is. Wij leggen een onevenredig beslag op de wereldgrondstoffenvoorraad. Ons tegoed is allang op; wij teren op de zak van arme landen. Flinke en vooral noodzakelijke uitgaven voor milieu, natuur en dierenwelzijn bleven achterwege in de Miljoenennota, ondanks de eerdere voornemens van het kabinet om daadwerkelijk met een ambitieus klimaatbeleid te komen, ondanks de toezeggingen om flinke stappen te zetten op het gebied van dierenwelzijn en ondanks het plan om het de-vervuiler-betaaltprincipe in te voeren om zo de druk van economische activiteiten op het milieu, de natuur en onze leefomgeving terug te dringen.

Het Milieu- en Natuurplanbureau gaf aan dat de plannen op het gebied van milieu en klimaat te weinig ambitieus zijn, te veel afhankelijk van wat er in Europa gebeurt en te weinig gericht op het prikkelen van de burger om daadwerkelijk stappen te nemen.

Partijen die zich laten voorstaan op een levensbeschouwing die een ander leitmotiv kent dan hebzucht, kunnen zichzelf niet in dienst blijven stellen van de hebzucht die meer dan een eeuw het beleid gedomineerd heeft en in de laatste decennia tot ongekende dominantie is gegroeid. De koers zal moeten wijzigen van groei naar krimp, van vervuilen naar opruimen, van het exploiteren van de aarde naar het respecteren van andere levensvormen en alle medebewoners van onze planeet. "Business as usual" is een verkeerd uitgangspunt om ons beleid op te baseren. Graag een reactie van de minister op de vraag hoe het komt dat de burgers wel de urgentie voelen van ingrijpende beleidswijzigingen, terwijl het regeringsbeleid voortkabbelt alsof er niets aan de hand is.

Ten slotte nog een vraag aan de staatssecretaris. Het departement heeft er ruim vijf maanden over gedaan om vragen uit de Tweede Kamer te beantwoorden over de financiering van het Koninklijk Jachtdepartement. Kan de staatssecretaris aangeven of hij het nog steeds een overheidstaak vindt om het bieden van "een representatieve jacht aan Hare Majesteit" met vier tot zes ton aan publieke middelen te subsidiëren? Ik wijs erop dat 97% van de bevolking de plezierjacht afwijst. Kan hij aangeven of die opvatting van de onderdanen ook tot uitdrukking zou kunnen komen in de wijze waarop hobby's van het staatshoofd gesubsidieerd worden?

De heer Biermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Er wordt een geweldig pleidooi gehouden om de veehouderij het land uit te sturen, in feite op te heffen. De vraag is of de afgevaardigde van de PvdD er iets in ziet om mensen één dag per week te verbieden om vlees te eten. Ik constateer dat, na de jacht op de everzwijnen, de jacht op de jacht van de koningin is geopend.

De heer Koffeman (PvdD):

Om met het laatste te beginnen, de jacht op de everzwijnen is gesloten. De voorzieningenrechter in Amsterdam heeft bepaald dat er zeer onzorgvuldig beleid is gevoerd en dat de vergunning geschorst moest worden. Daar zijn wij erg blij om. Ik denk helemaal niet dat de jacht op de koninklijke jacht geopend is, allerminst. Het zou heel verstandig zijn, aangezien 97% van de Nederlanders de plezierjacht afwijst, als het kabinet niet langer vier tot zes ton uitgeeft aan het bieden van een representatieve jacht aan het staatshoofd. Dat is niet meer van deze tijd.

De heer Biermans vroeg of ik de veehouderij het land uit wil jagen. Ik wil helemaal niet jagen, ook niet op de veehouderij. Ik kan de heer Biermans vertellen dat volgens deskundigen van de FAO, de wereldvoedselorganisatie, de huidige vleesconsumptie niet in dit tempo kan doorgaan omdat de aarde de grondstoffen daarvoor niet kan leveren. Ik wil mensen in Nederland zeker niet verplichten om een dag geen vlees te eten. Ik wil mensen in Nederland helemaal nergens toe verplichten; ik wil mensen in Nederland vragen hun verstand te gebruiken. Niemand wil mensen verplichten om spaarlampen in te draaien, toch doen ze dat inmiddels na heel veel overheidscampagnes. Het zou goed zijn als de overheid ook campagnes voert om duidelijk te maken dat het heel erg onlogisch is in een wereld waar honger heerst om zeven tot negen kilo graan via het maagdarmkanaal van een dier te laten gaan om één kilo vlees te produceren dat ook nog buitengewoon vervuilend is.

De heer Terpstra (CDA):

Kan de heer Koffeman mij zeggen of een wild zwijn voor het milieu minder schadelijk is dan een normaal varken? De heer Koffeman zegt dat de burger voorstander van krimp is geworden. Waaruit blijkt dat? Ik hoor geen geweldig gejuich in Nederland opgaan als de minister zegt dat hij van alle burgers 1% afpakt.

De heer Koffeman (PvdD):

Een wild zwijn is veel minder schadelijk dan een tam varken. Dat heeft alles te maken met het feit dat een wild zwijn in de natuur voorkomt in plaats van in een varkensflat. Een wild zwijn wordt wel steeds minder wild, omdat er mensen in dit land zijn die de wilde zwijnen zien als een vorm van extensieve veehouderij en ze massaal bijvoeren. Dat leidt tot een probleem. Dat probleem zouden wij op moeten oplossen en die oplossing zouden wij niet over moeten laten aan hobbyisten, die tussen een paar operaties door, dat probleem van ons willen pachten. Dat probleem moeten wij oplossen door niet meer in te grijpen in de natuur en de natuur zijn gang te laten gaan. Dat bepleiten vooraanstaande ecologen.

De heer Terpstra wil weten of de burgers hunkeren naar krimp. Ik denk niet dat veel mensen desgevraagd een percentage van hun salaris willen inleveren, zeker niet. Maar op het moment dat de bevolking gevraagd wordt – vooral jongeren – waar de grootste prioriteit van het beleid zou moeten liggen, is het antwoord dat die ligt bij de oplossing van de klimaatproblemen. De oplossing van de klimaatproblemen gaat niet samen met ongebreidelde verdere groei van de veehouderij, die een groter beslag legt op de wereldgrondstoffenvoorraad dan ons toekomt. Bij die oplossing zal men uit moeten gaan van krimp. Als mensen willen dat het klimaat verbetert en dat het broeikaseffect wordt aangepakt, hoort daar krimp bij.

De beraadslaging wordt geschorst.

Sluiting 22.55 uur

Naar boven