Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Aanpassing van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de
Wet ruimtelijke ordening alsmede regeling van overgangsrecht (Invoeringswet
Wet ruimtelijke ordening) (30938), en over:
- de motie-Schouw c.s. over een "Structuurvisie Randstad" als bedoeld
in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (30938, letter G).
(Zie vergadering van 6 mei 2008.)
De voorzitter:
Ik heet de minister van VROM van harte welkom.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie is voorstander van de centrale gedachte achter
de nieuwe Wet ruimtelijke ordening: centraal wat moet en decentraal wat kan.
De invoeringswet moet daarvoor de spelregels bieden. Hier en daar hinken die
spelregels op twee gedachten en is de kunst van het loslaten nog niet gesublimeerd.
Veel moet nog geregeld worden in de AMvB. Dat hierdoor op dit moment nog veel
onduidelijk is, bleek wel bij de behandeling op 6 mei jongstleden. De
brief van de minister heeft daarin enige orde geschapen, maar hoewel de term "getrapte
AMvB's" gelukkig is komen te vervallen, is het wel duidelijk dat er wel
heel erg veel getrapt nog geregeld gaat worden.
Ondanks die kanttekeningen zal de VVD-fractie met dit wetsvoorstel instemmen.
Wij gaan er daarbij van uit dat de minister in haar centrale rol de grote
hoedster zal blijven van centraal wat moet en decentraal wat kan. In de ogen
van de VVD-fractie kan in dit geval namelijk meer dan er moet.
Ik heb nog wat korte opmerkingen bij de ingediende moties, als dat alvast
mag, voorzitter.
De voorzitter:
Ik heb liever dat wij die gesplitst behandelen.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):
Goed. Dan was dit mijn stemverklaring vooraf.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Smaling.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Twee weken geleden hebben wij hier een interessant debat gehad
met de minister over de invoeringswet Wro. De beantwoording van de vragen
van mijn fractie was, met alle respect, toch een tikkeltje onder de maat.
In de eerste termijn van de minister kwam er niets, en later kwam er slechts
mondjesmaat iets. Terugkijkend denk ik dat de beantwoording in haar algemeenheid
toch iets te weinig recht deed aan hetgeen door alle acht fracties hier ter
berde is gebracht. Een brede kritische massa rond de ruimtelijke ordening
is in een land als het onze bittere noodzaak. Centraal wat moet, decentraal
wat kan is het sleetse credo van de Nota Ruimte. Als er iets is wat centraal
moet, is het de expertise binnen het ministerie van VROM op peil houden, zodat
vragen adequaat kunnen worden beantwoord. De afslanking van de rijksoverheid
gaat in dit opzicht helemaal in tegen de noodzaak, een terrein als ruimtelijke
ordening, dat echt iedereen in dit land raakt, op centraal niveau overeind
te houden. Mijn fractie heeft zich niet expliciet uitgesproken over de invoeringsdatum
maar vindt 1 juli wel erg kort dag, zeker nu het bij motie gevraagde
en toegezegde monitoring- en evaluatie-instrument niet voor de zomer kan worden
geïntroduceerd. Eigenlijk moet zoiets vanaf dag 1 van de invoering operationeel
zijn. De minister garandeert niettemin dat 1 juli aanstaande een haalbare
kaart is. Is dat female intuition of haastige spoed? De provincie Brabant
heeft in ieder geval op 30 juni een big bang nieuwe Wro georganiseerd
en die wil ik haar niet ontnemen.
De SP-fractie stemt dus voor het wetsvoorstel. Ondanks haar ideologische
bezwaren tegen de Nota Ruimte en de nieuwe Wro heeft mijn fractie besloten
om vooruit en niet achteruit te kijken. Aan de minister het klemmende verzoek
om de ruimtelijke ordening weer van het elan te voorzien dat zij ooit had.
Het wetsvoorstel wordt met algemene stemmen aangenomen.
In stemming komt de motie-Schouw c.s. (30938, letter G).
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):
Voorzitter. Mijn fractie steunt de motie maar ik maak daarbij graag een
korte aanvullende opmerking. Een terechte en noodzakelijke blik op de toekomst
mag niet leiden tot kortzichtigheid voor de urgentie op dit moment. Die aanvulling
wilde ik graag maken op deze motie.
De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de vergadering. Ik wens de
leden allen een vruchtbare dag in de commissievergaderingen.