Noot 1 (zie blz. 845)

Op 3 april 2007, respectievelijk 13 april 2007 ontving de Eerste Kamer de geannoteerde agenda respectievelijk de aanvullende geannoteerde agenda met bijlagen voor de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 19 en 20 april 2007, met daarbij het verzoek in te stemmen met een achttal ontwerpbesluiten die zijn aangemerkt als Koninkrijk bindend.

A2bBesluit inzake de regels voor samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven (initiatief Oostenrijk, België en Finland)
A2fC.SIS-installatie- en exploitatiebegroting voor 2007
B4Verordening houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken
B5Verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen
B7Voorstel voor een kaderbesluit inzake de strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat
B8Ontwerpkaderbesluit van de Raad over bepaalde procedurele rechten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie
GC4Kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken
GC5bBesluit van de Raad over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door de nationale veiligheidsdiensten van de lidstaten en Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten

De Kamer heeft reeds op 27 maart 2007 haar instemming ten aanzien van agendapunt A2b verleend.

De bijzondere commissie voor de JBZ-Raad heeft zich in een schriftelijke procedure beraden over de overige ter instemming voorgelegde ontwerpbesluiten en adviseert de Kamer als volgt:

Instemming dient te worden onthouden aan de agendapuntenA2f, B4, B5, B7,B8, GC4 en GC5b op formele gronden.

Ten aanzien van agendapunt B7 maakt de commissie voorts inhoudelijk bezwaar tegen het opnemen van artikel 1 lid 1 sub c, omdat de daarin strafbaar te stellen gedraging reeds strafbaar wordt gesteld onder de ruimere strafbaarstelling van artikel 1 lid 1 sub a (zoals in Nederland op grond van de artikelen 137c en d Wetboek van Strafrecht), en niet is in te zien waarom in artikel 1 lid 1 sub c een verbijzondering nodig is. Een tweede inhoudelijk bezwaar betreft het feit dat in artikel 1 lid 1 sub c het ontkennen of trivialiseren van genocide strafbaar wordt gesteld, indien dit mogelijk leidt tot het aanzetten tot haat of geweld. De bijzondere commissie heeft moeite met het feit dat waarschijnlijkheid volstaat voor strafbaarstelling. Op z’n minst zou sprake moeten zijn van opzet, zodat alleen feiten strafbaar zijn waarbij het oogmerk tot aanzetten van haat of geweld bestaat.

Naar boven