Noot 1 (zie blz. 179)

Conclusies Symposium "De zesde macht"

Op vrijdag 3 november organiseerde de Eerste-Kamerfractie van GroenLinks in de Eerste Kamer onder de titel "De staatsgreep van de zesde macht?" een symposium over de rol van externe bureaus en adviseurs binnen de overheid. Dit symposium werd bezocht door zo'n tachtig deelnemers, afkomstig uit de sfeer van de rijks- en lokale overheden, de landelijke en lokale politiek, de wetenschap en de externe adviesbureaus. Tijdens het symposium werd onder meer het woord gevoerd door de heer H. Daalder, emeritus hoogleraar politicologie, mevrouw S.J. Stuiveling, president van de Algemene Rekenkamer, de heer H. Borghouts, secretaris-generaal van het ministerie van Justitie, en de heer W. Etty, organisatieadviseur.

Een aantal observaties uit deze conferentie is voor de voortzetting van het debat over de rol van externe bureaus bij de overheid van belang.

– Allereerst bestaat er over de toegevoegde waarde die communicatiedeskundigen en organisatieadviseurs binnen de overheden kunnen hebben nauwelijks verschil van mening. Maar hun rol moet helder geregeld zijn. Daar schort het nu veelal aan. Opdrachtformulering, opdrachtaanvaarding, het contract en de prestatieverantwoording moeten veel beter en transparanter worden geregeld.

– In te veel gevallen moet worden vastgesteld dat het resultaat van externe organisatieadvisering toch niet een betere en efficiëntere werkwijze oplevert. Te vaak resulteert de advisering in het met gouden handdrukken wegschuiven van het zittende management, waarna de ontredderde werkvloer wordt opgezadeld met een no-nonsense interim-baas. Als het management het probleem is (en bij een openbaar bestuur in een snel veranderende wereld is dat helaas vaak het geval), waarom heeft de top dan niet zelf de moed en vaardigheid om tijdig in te grijpen?

– Nogal eens gebruiken politici het middel van externe advisering voor het versterken van posities die ze al hebben ingenomen. Die adviezen hebben alleen een strategische waarde. Adviesbureaus gaan dan functioneren als "his masters volce".

– Complicatie daarbij is dat de makers van de adviezen nooit de verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen. Zij zouden zich meer zichtbaar verantwoordelijk behoren te voelen en bereid zijn verantwoording af te leggen. Bij evaluaties zouden zij ook veel explicieter en in het openbaar verantwoordelijk gesteld moeten worden, door rekenschap en verantwoording af te leggen over het resultaat van hun advisering.

– Meningsverschillen zijn er wel als het gaat om het uitbesteden van beleidsadvisering. Sommigen vinden dat dit te ver is doorgeslagen. De huidige mode holt de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de overheid te sterk uit. Dat leidt tot verlies aan expertise en kwaliteit. Bovendien geeft de politieke en ambtelijke top door veel interessante klussen uit te besteden een brevet van onvermogen af aan de eigen organisatie. Dat werkt demotiverend en leidt tot onnodige uitstroom van de betere medewerkers.

Anderen achten het een noodzakelijke toegevoegde kwaliteitswaarde in het beleidswerk. De problemen worden steeds ingewikkelder. Het openbaar bestuur kan niet op elk moment op de juiste plaats voldoende deskundigheid hebben. Mits goed aangestuurd moet er meer gebruikgemaakt worden van extern in te huren kwaliteit.

Tijdens het door de GroenLinks-fractie op 3 november 2000 in de Eerste Kamer georganiseerde symposium bleek grote eenstemmigheid over de noodzaak helderheid te creëren over zaken als:

– Actueel inzicht in de aard en omvang van de externe inzet.

– Inzicht in en verantwoording over de afwegingen die leiden tot externe inzet.

– Inzicht in en rekenschap over de kwaliteit van de door externen geleverde prestatie.

– Verantwoording over het effect van de geleverde prestatie en inzicht in wat de organisatie daadwerkelijk met het externe advies heeft gedaan en wat het heeft opgeleverd.

– Regering, colleges, besturen moeten aan het orgaan dat hen controleert periodiek rapporteren welke externe opdrachten aan wie zijn verstrekt, welke opdrachten zijn afgerond, wat de resultaten zijn en wat het heeft gekost. Alle externe advisering moet zichtbaar gemaakt worden in begroting en financiële verantwoording.

– Externe adviezen aan het openbaar bestuur horen openbaar te zijn. Alleen op grond van persoonlijke privacy of als het gaat om vitale bedrijfsinformatie kunnen onderdelen daarvan worden uitgezonderd.

De regering moet op korte termijn eenduidige richtlijnen opstellen voor de werkwijze bij externe advisering. Deze richtlijnen worden zo spoedig mogelijk op alle niveaus van de rijksoverheid van kracht. Hetzelfde geldt voor de provincies en voor de gemeenten. In dit "protocol voor externe advisering" moet in elk geval duidelijk geregeld worden:

Het opdrachtgeverschap:

– Motivering noodzaak externe advisering.

– Duidelijke probleemstelling en analyse.

– Afgebakende taakstelling en duidelijke opdrachtformulering.

– Heldere en controleerbare prestatieafspraken.

– Vastgelegde criteria voor selectie, offerte en aanbesteding.

– Duidelijke afspraken over aansturing, terugkoppeling en verslaglegging.

– Niet mis te verstane afspraken over afbakening verschillende verantwoordelijkheden.

– Afspraken over handhaving en bewaking tijdtraject.

– Criteria en tijdstippen van evaluatie.

– Meting van effecten en benutting van de adviezen.

Het opdrachtnemerschap:

– De adviseur toont zich bewust van het publieke belang van zijn werkzaamheden.

– Transparante werkwijze gekenmerkt door een feitelijke verantwoording over doel, inzet, prestaties en effecten van advisering.

– In advisering verbinding aanbrengen tussen aanbevelingen en effectieve uitvoering en benutting.

– Bereidheid om het contract te faseren. Evaluatie na elke fase. Na elke evaluatie mogelijkheid tot contractbeëindiging zonder boeteclausules.

Van de regering wordt gevraagd:

– Het belang van een betere werkwijze te erkennen.

– Op korte termijn in een nota vast te leggen hoe de werkwijze verbeterd kan worden.

– In samenspraak met alle betrokkenen een aantal criteria te ontwerpen, waaraan opdrachten aan externe adviseurs getoetst moeten worden.

– In begrotingen en financiële verantwoordingen de met de externe advisering gemoeide bedragen volledig en transparant te vermelden.

Naar boven