40ste vergadering

Dinsdag 11 september 2001

13.30 uur

Voorzitter: Korthals Altes

Tegenwoordig zijn 71 leden, te weten:

Baarda, De Beer, Van de Beeten, Bemelmans-Videc, Van den Berg, Bierman, Bierman-Beukema toe Water, De Blécourt-Maas, De Boer, Boorsma, Braks, Van den Broek-Laman Trip, Van Bruchem, Castricum, Dees, Doesburg, Dölle, Dupuis, Van Eekelen, Eversdijk, Van Gennip, Ginjaar, Hessing, Van Heukelum, Hofstede, Holdijk, Van den Hul-Omta, De Jager, Jurgens, Ketting, Kneppers-Heijnert, Kohnstamm, Korthals Altes, Van der Lans, Van Leeuwen, Lemstra, Van der Linden, Lodders-Elfferich, Luijten, Lycklama à Nijeholt, Pastoor, Platvoet, Le Poole, Pormes, Rabbinge, Rensema, Roscam Abbing-Bos, Rosenthal, Ruers, Van Schijndel, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer, Stekelenburg, Stevens, Swenker, Tan, Terlouw, Van Thijn, Timmerman-Buck, Varekamp, Ter Veld, Veling, De Vries, Van Vugt, Walsma, Witteveen, Woldring, De Wolff, Wolfson en Wöltgens,

en de heer De Vries, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De voorzitter:

Op 4 augustus is op 77-jarige leeftijd het oud-lid van deze Kamer Jan van der Jagt overleden. Van der Jagt werd in 1977 eigenlijk bij toeval lid van de Eerste Kamer. Hij zou, aangemoedigd door Jongeling, de tweede plaats op de GPV-lijst voor de Eerste Kamer innemen na Jongeling, die de overstap van de Tweede Kamer naar deze Kamer zou maken, maar daarvan moest afzien. Van der Jagt werd lid van de Eerste Kamer en bleef dat, met een onderbreking van 1981 tot 1983, tot 1991. Het was een gevoelige periode, want het eerste kabinet-Lubbers van 1982 tot 1986 steunde in deze Kamer wanneer het op de coalitie aangewezen was slechts op één stem meerderheid. Daarom werd nog wel eens gestreefd naar steun van de SGP-, RPF- en GPV-fracties. In zijn jaren in de Kamer vormde Van der Jagt een eenmansfractie. Wie zijn bijdragen in de Kamer overziet, neemt grote ijver waar die hem over een wijd scala van onderwerpen het woord deed voeren. Het GPV beschikte in hem daadwerkelijk over een volledige fractie. Niet ten onrechte roemde Kamervoorzitter Steenkamp Van der Jagt in 1991 bij zijn afscheid als een lid dat, en ik citeer, "een grote veelzijdigheid aan de dag legde door allerlei specialiteiten ten toon te spreiden, maar tegelijkertijd zicht op het geheel hield. Wat een opmerkelijke bundeling van talenten."

Een deel van de specialiteiten ontleende HerdenkingVan der Jagt aan zijn opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam en zijn latere studie aan de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam. Onderwerpen op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer had hij in de praktijk ervaren in aansluiting op zijn studies als gemeentearchitect in Enschede van 1955 tot 1959 en vervolgens van Arnhem van 1959 tot 1966. Van 1966 tot 1991 gaf hij vervolgens als directeur leiding aan Architecten bv De Gruyter, Amsterdam en Van der Jagt. Wellicht dat die achtergrond in beeldende kunsten en bouwkunst er mede toe bijdroeg dat Van der Jagt altijd zwierig getooid was met een vlinderdas. Maar ook in spreekvaardigheid betoonde Van der Jagt zich vaak een kunstenaar, wie charismatische bevlogenheid niet vreemd was. Die eigenschap kwam hem ook goed van pas toen hij tussen 1976 en 1984 het partijvoorzitterschap van het GPV bekleedde, na de voorafgaande tien jaren zijn partij als penningmeester te hebben gediend. Bovendien was hij voor het GPV van 1974 tot 1977 lid van Provinciale Staten van Gelderland en tussen 1976 en 1982 ook curator van de Groen van Prinstererstichting, het wetenschappelijk bureau van zijn partij, waarvan hij de oprichting in 1948 als 24-jarige had meegemaakt.

Van der Jagt was een rechtlijnig man. Hij was van oordeel dat het GPV gebonden moest blijven aan de gereformeerde belijdenisgeschriften. Kerkelijke eenheid zou vooraf moeten gaan aan politieke eenwording tussen GPV, RPF en SGP. Voor samenwerking met deze partijen was Van der Jagt te vinden, maar van samensmelting van deze partijen moest hij niet veel hebben. Ik vermeld deze opstelling met enige schroom, omdat onder anderen de leden Veling, De Vries, Holdijk en Schuurman hieraan zoveel herinneringen en kleuren zouden kunnen toevoegen.

Rechtlijnigheid ondervond ook staatssecretaris Heerma toen Van der Jagt liet blijken dat hij niet geamuseerd was door de term "subsidiebijbel" als aanduiding van de nota voor het subsidiegebruik met betrekking tot het behandelde voorstel voor huurverhoging. Heerma gaf ruiterlijk toe, het gebruik van de term ook ongelukkig te vinden.

Een curieus moment Voorzitterdeed zich voor in mei 1991 toen Schutte en Van der Jagt in deze zaal de degens kruisten over een aspect van de nieuwe Enquêtewet. Schutte verdedigde hier deze initiatiefwet, maar Van der Jagt tekende bezwaar aan tegen de opvatting dat de Koning niet als getuige zou kunnen optreden wegens "onschendbaarheid" en niet om de reden dat zulks"beneden de waardigheid van zijn Persoon" zou zijn, waarmee een onderschikking van de volksvertegenwoordiging geïmpliceerd werd, een opvatting die ontleend werd aan de negentiende-eeuwse staatsrechtgeleerde Buijs. Schutte bleek echter die stelling niet te delen.

Van der Jagt was ook zeer betrokken bij het wel en wee van de Eerste Kamer zelf. Zo heeft hij een plan voor de interne verbouwing van de Eerste Kamer gemaakt, dat binnenkort weer actueel kan worden. Bovenal was hij een gloedvol verdediger van karakter en bestaansrecht van de Eerste Kamer. Die betrokkenheid deed hem documentatie over de Eerste Kamer bewaren, maakte dat hij vele jaren penningmeester van de Vereniging van Oud-leden van de Eerste Kamer was – hij zou juist deze maand als zodanig terugtreden – en dat hij vorig jaar op de oud-ledendag genoot van de discussie over de positie van de Eerste Kamer. Ons past met dankbaarheid terug te zien op de inzet van Van der Jagt voor en zijn betrokkenheid bij onze volksvertegenwoordiging. Het moge zijn naasten tot troost strekken zulk een rijk getalenteerd en principieel mens in hun midden gehad te hebben.

(De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Aangezien voor het voornemen tot verlenging van verdragen, de verschillende verdragen die ter stilzwijgende goedkeuring zijn voorgelegd en de algemene maatregelen van bestuur die zijn voorgehangen en gedrukt onder de nrs. 26482, nr. 5, 27814 (R1688), 27815 (R1688), 27816 (R1690), 27817 (R1691), 27864 en 27877 de termijn is verstreken, stel ik vast dat wat deze Kamer betreft aan uitdrukkelijke goedkeuring van dit voornemen, deze verdragen en algemene maatregelen van bestuur geen behoefte bestaat.

Naar boven