38ste vergadering

Dinsdag 14 september 1999

13.30 uur

Voorzitter: Korthals Altes

Tegenwoordig zijn 65 leden, te weten:

Baarda, De Beer, Bemelmans-Videc, Van den Berg, Bierman, Bierman-Beukema toe Water, De Boer, Boorsma, Braks, Van Bruchem, Castricum, Dees, Doesburg, Dölle, Dupuis, Van Eekelen, Eversdijk, Van Gennip, Ginjaar, Van Heukelum, Hilarides, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk, Van den Hul-Omta, De Jong, Jurgens, Ketting, Kneppers-Heynert, Kohnstamm, Korthals Altes, Van der Lans, Van Leeuwen, Lemstra, Van der Linden, Lodders-Elfferich, Luijten, Lycklama à Nijeholt, Meindertsma, Pitstra, Platvoet, Le Poole, Rensema, Roscam Abbing-Bos, Rosenthal, Ruers, Van Schijndel, Schuurman, Sorgdrager, Stekelenburg, Swenker, Terlouw, Van Thijn, Timmerman-Buck, Varekamp, Ter Veld, Veling, De Vries, Werner, Wiegel, Witteveen, Woldring, De Wolff, Wöltgens en Zwerver.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat is ingekomen bericht van verhindering van het lid Stevens, wegens verblijf buitenslands.

Dit bericht wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Ingekomen is bericht van het overlijden op 21 augustus jl. van het oud-lid van deze Kamer dr. Klaas de Vries. Ik doe voorlezing van de brief van rouwbeklag aan zijn weduwe.

"Mede namens de Eerste Kamer betuig ik u medeleven met het overlijden op 21 augustus, op bijna 82-jarige leeftijd, van uw echtgenoot. Dr. Klaas de Vries was van 10 december 1968 tot 23 juni 1987 lid van de Eerste Kamer, eerst voor de CHU, later voor het CDA. Hij was defensiewoordvoerder, maar hield zich ook graag bezig met de gebieden onderwijs en cultuur, onderwerpen die met zijn leven vervlochten waren.

Diepingrijpend in zijn leven waren eerdere gebeurtenissen, gebeurtenissen die de geschiedenis van deze eeuw en van Nederland vaak nog zo intens kenmerken. Want van 1942 tot 1945 moest uw echtgenoot onderduiken wegens zijn activiteiten in het verzet. Activiteiten, waarvoor hij later het Verzetsherdenkingskruis zou ontvangen. Na de bevrijding, en ongetwijfeld bewogen door de oorlogsjaren, nam hij dienst als officier in een oorlogsvrijwilligersbataljon, dat van 1945 tot 1948 in het toenmalige Nederlands-Indië werd ingezet. Die achtergrond verklaart zijn latere betrokkenheid bij defensie-onderwerpen en bij organisaties voor defensie-aangelegenheden, waaronder gedurende vele jaren het voorzitterschap van de sectie kerk en krijgsmacht binnen de Nederlandse Hervormde Kerk.

Daarnaast speelde het maatschappelijk leven van De Vries zich in hoge mate in het noorden af, en in bijzonder in Friesland, waar hij in 1917 te Bolsward geboren was. Het vooroorlogse leven van De Vries is bijna klassiek te noemen: een opleiding Kweekschool, resulterend in een onderwijzersakte (ook zijn vader was onderwijzer), met daarop in hoog tempo volgend een hoofdakte, M.O.-geschiedenis en een staatsexamen Gymnasium-alpha. Dat snelle leervermogen bleek er ook te zijn na zijn terugkeer uit Indonesië, want in 1952 legde hij aan de Rijksuniversiteit te Groningen cum laude het doctoraal examen rechten af en drie jaren later volgde, wederom cum laude, zijn promotie op het proefschrift "Het middeleeuws stedelijk strafprocesrecht in de Noordelijke Nederlanden".

Toch zou zijn carrière niet zozeer gaan in de richting van een juridische functie, maar op het terrein van taal- en letterkunde, en bovenal van middeleeuwse geschiedenis, waarover hij met plezier doceerde. Deze belangstelling en kennis kwamen hem jarenlang te stade als wetenschappelijk directeur van de Fryske Akademie en als docent en rector van de Noordelijke Leergangen. Zijn activiteiten voor de Friese taal en cultuur plaatste hij in een ruim kader. Met genoegen sprak hij over samenhang en verschillen tussen de drie Friese gebieden. Uit waardering voor deze activiteiten ontving hij in 1986 het Grootkruis van Verdienste van de Bondsrepubliek Duitsland. De Vries plaatste de toekomst van de Friese taal en cultuur in het groter Europees verband. Met andere Friezen deelde hij de overtuiging dat de grotere schaal van Europa en de Europese Gemeenschappen de kansen voor de Friese karakteristieken zou kunnen vergroten. Het maakte hem tot een gedreven man, die op pad ging om bij de campagnes voor de rechtstreekse verkiezingen van het Europese Parlement de achtergronden van de Europese integratie voor zijn Friese toehoorders te verduidelijken. Verduidelijken deed VoorzitterDe Vries trouwens met enige graagte. Zo schreef hij in de rubriek "Senaat" in CD/Actueel over voorvallen in de Eerste Kamer. Op 2 april 1983 berichtte hij over de verwerping in de Eerste Kamer met algemene stemmen van de zogenoemde "politie-stopwet", die was opgenomen in het regeerakkoord. Ik was bij die aangelegenheid in andere hoedanigheid betrokken en het voorval heugt mij nog. Zijn medeleven met studenten had De Vries al in 1972 ertoe gebracht te stemmen tegen de Machtigingswet inschrijving studenten.

Nederland en Friesland hebben met het heengaan van De Vries een authentiek mens en enthousiast medeburger verloren. Ik spreek de hoop uit dat zijn nabestaanden uit die eigenschappen troost mogen putten."

Voorts is ingekomen bericht van het overlijden van het oud-lid van de Kamer de heer Van der Stee. Ik heb zijn weduwe een brief van rouwbeklag gezonden van de volgende inhoud:

"Mede namens de Eerste Kamer betuig ik u deelneming met het overlijden op 9 september van uw echtgenoot, mr. Fons van der Stee. De meesten onzer herinneren zich hem als bewindsman op het Ministerie van Financiën – staatssecretaris en minister – en als Minister van Landbouw en Visserij, of in de private sector als lid of president van een keur van raden van commissarissen in een wijd scala van bedrijven. De heer Van der Stee was evenwel ook lid van deze Kamer, en wel van 11 mei tot 14 juli 1971. Daarna begon een tienjarige periode als bewindsman, slechts tweemaal kort onderbroken door een lidmaatschap van de Tweede Kamer. Waar Van der Stee in andere functies uitdrukkelijk zijn stempel heeft kunnen zetten, is hem dat door de korte duur van zijn lidmaatschap in deze Kamer niet gegeven geweest. Toch gedenken wij hem hier ook met groot respect.

Van der Stee was door zijn opleiding fiscaal jurist en hij was dan ook lange tijd als belastingadviseur werkzaam. Omstreeks 1964 was hij lid van het KVP-bestuur geworden en van 30 maart 1968 tot 13 juli 1971 was hij voorzitter van deze partij. De ervaringen in die woelige jaren maakten hem tot een voorstander van samenwerking met de ARP en de CHU.

In 1971 werd hij bij het aantreden van het kabinet-Biesheuvel Staatssecretaris van Financiën, welke functie hij daarna in het kabinet-Den Uyl voortzette. Na enkele maanden werd deze zoon van een Brabantse landbouwer geroepen tot het ministerschap van Landbouw en Visserij. Dit ambt zou hij in het kabinet-Van Agt-Wiegel voortzetten. In deze periode stond het landbouwbeleid nog centraal in de politiek van de Europese Gemeenschappen. Onderhandelingen, vaak uitlopend in marathonzittingen, vroegen in die tijd veel van de bewindslieden op deze post, die grote Nederlandse belangen te behartigen hadden. Het ging daarbij om instelling, gedrag en uithoudingsvermogen. Fons van der Stee was in dat perspectief één van die bourgondische en onderhandelingsbekwame ministers van Landbouw die Nederland in Europa vertegenwoordigden. Zijn flexibel vermogen als onderhandelaar en gesprekspartner zou Van der Stee ook kenmerken toen hij geroepen werd de portefeuille van Financiën in het kabinet-Van Agt-Wiegel over te nemen, na het vertrek van Minister Andriessen. Het leverde hem de bijnaam "Soepele Fons" op, omdat hij met een zeker gemak in conflicten een tussenweg wist te vinden. Aan hem werd de uitspraak toegeschreven: "Met mij valt altijd te praten. Van der Stee is niet zo streng. Zolang maar gebeurt wat ik wil, is er niets aan de hand.". In het kortdurende kabinet-Van Agt-Den Uyl droeg hij echter met meer gestrengheid zijn opvatting uit, dat bezuinigingen vereist waren om de overheidsuitgaven binnen de perken te houden.

Fons van der Stee hield van een joviale omgang met mensen en van gezelligheid. Hij typeerde dat Nederlandse begrip bij uitstek. Naar menselijke maatstaf gemeten, moeten wij hem te vroeg herdenken. Uit deze korte karakteristiek kunnen wij slechts bevroeden welk verlies zijn nabestaanden moeten dragen. Ik spreek namens de Kamer de wens uit dat zijn naaste familie troost mag putten uit zijn veelkleurig en intensief bestaan en uit de erkentelijkheid waarmee ieder – in politieke kringen, in de financiële wereld en in zijn vriendenkring – hem zal blijven gedenken."

Ik verzoek u enkele ogenblikken stilte in acht te nemen.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Aangezien voor het voornemen tot verlenging van verdragen, de verschillende verdragen die ter stilzwijgende goedkeuring zijn voorgelegd en de algemene maatregelen van bestuur die zijn voorgehangen en gedrukt onder de nrs. 26482, nr. 2, 24493 (R1557), nr. 8, 26558, 26592 tot en met 26596, 26600, 26601, 26606, 26641, 26664 en 26677 de termijn is verstreken stel ik vast dat wat deze Kamer betreft aan uitdrukkelijke goedkeuring van dit voornemen, deze verdragen en algemene maatregelen van bestuur geen behoefte bestaat.

Naar boven