De voorzitter:

Aan de orde is de installatie van de heer J.N. Scholten.

Ik deel aan de Kamer mede, dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot Onderzoek van de Geloofsbrief van het benoemde lid der Kamer, de heer J.N. Scholten: mevrouw Vrisekoop (voorzitter) en de heren Glasz en De Wit.

Ik deel aan de Kamer mede, dat de reeds ingekomen missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrief van de heer Scholten inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot Onderzoek van de Geloofsbrief.

Het is mij gebleken, dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan mevrouw Vrisekoop, voorzitter van de commissie tot Onderzoek van de Geloofsbrief van de heer Scholten, tot het uitbrengen van het rapport.

Mevrouw Vrisekoop:

voorzitter der commissie

De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer J.N. Scholten, heeft de eer, het volgende te rapporteren.

In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

  • a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V1, derde lid, van de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 13 januari 1998, nr. KR 97/142, waarbij de heer J.N. Scholten te Andel wordt benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal in de vacature ontstaan door het overlijden van mevrouw A. Grewel te Amsterdam;

  • b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V2, eerste lid, van de Kieswet, mededeling dat de heer J.N. Scholten zijn benoeming aanneemt.

Het benoemde lid heeft overgelegd:

  • a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat hij is benoemd;

  • b. een uittreksel uit het persoonsregister;

  • c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij bekleedt.

Uit deze stukken blijkt dat het benoemde lid de bij de wet gevorderde leeftijd heeft bereikt en dat hij geen betrekking bekleedt welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen, de heer J.N. Scholten als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank mevrouw Vrisekoop voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De heer Scholten is in het gebouw der Kamer aanwezig.

Ik verzoek de heer griffier hem binnen te leiden.

Nadat de heer Scholten door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Ik wens u geluk met uw benoeming en verzoek u, in ons midden plaats te nemen.

Naar boven