Noot 1 (zie blz. 1509)
Hooggeachte Heer Voorzitter,
Op basis van een door U voorgestelde ontwerp-verklaring, werd tijdens
de vergadering van de Centrale groep van 22 februari het probleem besproken
van de definitie van het begrip "vreemdeling" in de Schengen-overeenkomst
met betrekking tot de behandeling van onderdanen van derde landen die begunstigden
zijn van het Gemeenschapsrecht inzake vrij personenverkeer.
Als besluit van de discussie heeft U aan de drie tussenkomende delegaties
(Frankrijk, Spanje en de Commissie) gevraagd om U schriftelijk hun opmerkingen
over te maken, ten einde dit punt te kunnen afronden tijdens de volgende vergadering
van de Centrale Groep.
Gelieve dan ook hieronder de opmerkingen van de Commissie te vinden:
– de door U voorgestelde tekst van de ontwerp-verklaring heeft de
tekst overgenomen die door de Commissie met betrekking tot ditzelfde onderwerp
op het vlak van de Europese Unie werd voorgesteld in het kader van de onderhandelingen
over de Buitengrens-Overeenkomst; uiteraard kan de Commissie dan ook Uw ontwerp-tekst
aanvaarden;
– ik houd eraan te preciseren, te Uwer informatie, dat in het kader
van die onderhandelingen op het vlak van de Unie, de Commissie een wijzigingsvoorstel
uitgaande van de Franse delegatie heeft aanvaard (in de aanhef van de derde
zin van de verklaring werd in de Franse tekst de uitdrukking "à titre
exceptionnel" vervangen door "toutefois");
– de ontwerp-verklaring huldigt het beginsel van de niet-inschrijving
van de begunstigden van het Gemeenschapsrecht op de gemeenschappelijke lijst
van ongewenste vreemdelingen; slechts uitzonderlijk is een dergelijke inschrijving
mogelijk, met name wanneer de voorwaarden van die inschrijving verenigbaar
zijn met het Gemeenschapsrecht; tijdens de vergadering van de Centrale Groep
van 22 februari 1996 heb ik gevraagd om in het verslag van de vergadering
tijdens dewelke de verklaring zal worden aangenomen, in te schrijven dat naar
het oordeel van de Commissie, een inschrijving van een begunstigde van het
Gemeenschapsrecht slechts verenigbaar is met het Gemeenschapsrecht wanneer
de betrokken persoon beschouwd wordt als een ernstig, actueel en reëel
gevaar voor de openbare orde of de openbare veiligheid van iedere Lid-Staat;
de inschrijving van een dergelijke verklaring in het verslag werd eveneens
gevraagd door de vertegenwoordigers van de Commissie in het kader van de onderhandelingen
van de Buitengrens-Overeenkomst.
Hopend dat de Centrale groep uiteindelijk dit probleem kan beslechten –
en dit met volle eerbiediging van het Gemeenschapsrecht – dankzij Uw
inspaningen, teken ik,
met de meeste hoogachting,
Thierry Stoll