Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 26 april 1994 te Charleville-Mézières tot stand gekomen Verdragen inzake de bescherming van de Maas respectievelijk de Schelde (Trb. 1994, 149 en 150) (24041).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Lodewijks (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Aan de ondertekening van deze beide verdragen op 26 april 1994 te Charleville-Mézières is een drama in vele bedrijven van mislukt overleg voorafgegaan. Maar uiteindelijk lijkt er nu een basis gelegd om te komen tot kwaliteitsverbetering van Maas- en Scheldewater wat uit zou moeten monden in actieprogramma's. Althans het overlegkader en de participanten zijn nu bij elkaar om aan de hand van deze verdragen die verwachting nu eens echt waar te gaan maken. Gekozen is daarbij voor een stroomgebiedsbenadering en dat is naar de mening van de VVD-fractie een zeer juist uitgangspunt.

In dit verband is het dan toch merkwaardig dat Duitsland en Luxemburg als waarnemers in de Maascommissie deelnemen en niet als deelnemer. Juist terwille van die stroomgebiedsbenadering zou een participatie als lid veel meer voor de hand liggen. Is het de bedoeling dat deze beide landen naar verloop van tijd als lid gaan deelnemen? Gaarne hoor ik hierover de mening van de minister.

Blijkens de nota naar aanleiding van het verslag die wij hebben gekregen op 11 december, stelt de VVD-fractie met genoegen vast dat ook de regering onze nadrukkelijke voorkeur onderschrijft om deze internationale commissie naast de kwaliteits- ook de kwantiteitsaspecten te laten onderzoeken, om al doende de verklaring van Arles inzake de overstromingsproblematiek in één commissie ter hand te nemen. Wij hebben toen de parallel gelegd naar de internationale Rijncommissie. Maar hoe moeten wij dan de laatste opmerking in diezelfde nota uitleggen, waar de minister zegt dat "overigens de hoogwaterproblematiek ook in het RO-circuit wordt besproken"? Is dat dan niet dubbelop? Wij beogen juist dit dubbelwerk te voorkomen. Of zijn er personele unies in deze beide commissies?

Bij behandeling in de Tweede Kamer op 31 augustus 1995 is door diverse afgevaardigden gepleit voor deelname van een vertegenwoordiger van de waterleidingsector in deze internationale commissie. Immers, de verbetering van de kwaliteit van vooral de Maas is van eminent belang voor die sector. Ik breng in herinnering dat al vele malen ten gevolge van pollutie van het Maaswater in Wallonië de inlaat in de bekkens van de Biesbosch moest worden gestaakt. Als men daarbij tevens bedenkt dat in Limburg – veel dichter bij Wallonië gelegen – een groot drinkwaterspaarbekken wordt ingericht waaraan te zijner tijd 35 miljoen kubieke meter drinkwater zal worden onttrokken, dan wordt het belang van de goede kwaliteit nog eens te meer onderstreept. Uit de nota blijkt dat de internationale commissie op 29 november bijeen is geweest. Onze vraag is of daar ook die deelname van de waterleidingsector in de commissie is geaccordeerd. Uit de nota heeft de VVD voorts begrepen dat op 29 november besloten is een technische werkgroep "Hoogwater" in te stellen. Weliswaar zal deze werkgroep op verzoek van de Waalse delegatie buiten het kader van de internationale commissie blijven. Kunnen wij erop rekenen dat, zoals gemeld in de nota, ondersteuning van het secretariaat wel voldoende garantie geeft dat met de kwantiteitsaspecten van de Maas wel op een adequate manier rekening wordt gehouden?

Van diverse kanten is in de Tweede Kamer aangedrongen op deelname van de waterbeheerders en de provincies in de internationale commissie. De minister heeft daarop geantwoord dat – ik citeer – "in Nederland en Vlaanderen lagere overheden samenwerking in een viertal stroomgebiedscomités waarbij de provincies in Nederland het voortouw zullen hebben". Verder heeft de minister gezegd dat die commissies "vervolgens wel een zekere organisatorische band met de Maas- en de Scheldecommissie krijgen". Er zijn inmiddels al weer vijf maanden verstreken. Kan de minister meedelen op welke wijze het organisatorisch verband is uitgewerkt? Wat is de samenstelling van de technische werkgroep Hoogwater? Welke opdracht heeft de werkgroep in relatie tot de taken van de commissie? Wordt er ook aandacht besteed aan een goede en tijdige signalering van de verwachtingen van hoogwater en aan de mogelijke invloeden van klimaatswijzigingen op de hoogte van de waterstanden? De commissie-Boertien heeft geconstateerd dat de waterstanden de laatste decennia steeds hoger worden. Er is gesuggereerd dat dit verband houdt met een mogelijke klimaatswijziging. Door de commissie moet aan dit aspect voldoende aandacht worden besteed.

Ik heb verder uit het verslag begrepen dat er ook wetenschappelijke initiatieven terzake het onderzoek naar de Maas door het ministerie van OCW worden ondernomen. Kan daarover al iets worden meegedeeld? Wij begrijpen niet zo goed wat dat ministerie in dit verband kan doen, maar misschien heeft dat te maken met onderzoeksinstituten aan beide zijden van de grens.

Mijnheer de voorzitter! De VVD-fractie vindt, na de vele mislukkingen in het verleden, de verdragen van Charleville-Mézières een eerste stap in de goede richting van de noodzakelijke verbetering van de kwaliteit van Maas- en Scheldewater. Gestart wordt nu met vele onderzoeken en overleggen die in ieder geval internationaal worden afgestemd en zijn overeengekomen. Wij verhelen niet dat er ongetwijfeld nog wel problemen aan de orde zullen komen, niet in het minst vanwege de kosten van de voorgestelde maatregelen en de verdeling daarvan over de verschillende participanten. U heeft begrepen dat de VVD-fractie, evenals de regering, wil dat ook de kwantiteitsproblemen tegelijk worden aangepakt. Of dit op een passende wijze zal gebeuren, hopen wij uit het antwoord van de minister te vernemen.

Tot slot, is er een tijdpad afgesproken voor het bereiken van de resultaten van de internationale commissie? De problemen die zich op het gebied van milieu, drinkwater en hoogwater voordoen en nog kunnen voordoen, vragen om een internationale aanpak, maar zeker ook op zo kort mogelijke termijn, want figuurlijk gezegd: het vieze water staat ons vaak tot aan de lippen.

De heer Zijlstra (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Na 25 jaar sur place of zelfs recul – om in de wielrentermen van ex-minister-president Van Agt te spreken – zijn wij nu kennelijk aan het demarreren. De ontkoppeling van verdieping en verruiming van de Westerschelde enerzijds en de kwaliteitsverbetering van de Maas anderzijds geeft ons de mogelijkheid om nu echt aan oplossingen te werken. In de Tweede Kamer is daarover al een en ander gezegd en ik sluit mij daar graag bij aan. Wij hebben een positief oordeel over dit verdrag en zullen er vanzelfsprekend voor stemmen. Ik wil, in tegenstelling tot hetgeen in de Tweede Kamer is gebeurd, mij concentreren op de kwaliteitsverbetering van de Maas. De verdieping en verruiming van de Westerschelde komen nog aan de orde.

Essentieel in het verdrag is de kwalitatieve bescherming van Maas en Schelde, die zal gelden voor het gehele stroomgebied. Ik heb de indruk dat een ideale oplossing kan zijn dat er niet een internationale commissie, maar een internationaal waterschap voor Maas en Schelde komt; een functioneel openbaar lichaam met een eigen huishouding, tevens opsteller en uitvoerder van één beheersplan ten behoeve van een integraal waterbeheer, vanzelfsprekend voor het gehele stroomgebied. De voorgestelde commissies zijn wellicht een voorzichtige eerste stap in die richting. Of is een internationaal waterschap toch een wat al te Nederlandse optie? Belangrijker is echter wat er concreet wordt bereikt.

De internationale Rijncommissie en de gezamenlijke activiteiten van de deelnemende landen hebben goede resultaten opgeleverd. Zeer recent is in Nordrhein-Westfalen het besluit genomen om grote opslagbekkens in te richten om acute overstromingen, zoals een jaar geleden, te voorkomen of op zijn minst te beteugelen. Daarmee kom ik meteen op de eerste onvolkomenheid van beide aan de orde zijnde verdragen. Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de opmerkingen van collega Lodewijks. Waarom is het waterkwantiteitsbeheer geen geïntegreerd bestanddeel van de werkzaamheden van met name de internationale commissie voor de bescherming van de Maas? In de voorbereiding is deze vraag door de VVD-fractie gesteld. Deze vraag is gedeeltelijk wat curieus beantwoord. Complicerend zou zijn dat de verantwoordelijkheid voor waterkwaliteit en -kwantiteit in Wallonië bij verschillende bewindslieden berust. Ik vraag mij af hoe dat een beletsel kan zijn. Ik heb zelf ervaring met Maasconferenties, met name die van november 1990. Ik heb ook nu nog veel contacten met bewindslieden in Wallonië. Er is ook daar eenheid van beleid. Bewindslieden maken deel uit van een kabinet met één gezicht naar buiten en met één beleid. Hoe is het dan mogelijk dat het waterkwantiteitsbeheer niet ondergebracht wordt bij de Commissie omdat er twee verschillende bewindslieden in Wallonië zijn?

Ook wil ik graag uitleg over het mandaat van de internationale commissie voor bescherming van de Maas, dat zou verhinderen dat er een technische werkgroep binnen het kader van die commissie gaat werken. Kon dat mandaat niet aangepast worden, eventueel als supplement bij het verdrag? Is dat geprobeerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt het dan toch spoedig geregeld? Was de inhoudelijke relatie van waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer niet ook een goed argument om het hoge water ook formeel onder de Commissie te brengen? Ook bij de internationale Rijncommissie is de waterhuishouding in kwantitatieve zin uitdrukkelijk formeel ondergebracht bij die commissie, zij het – dat moet ik toegeven – recentelijk. Waarom is de Maascommissie meteen al op achterstand gezet?

Het tweede gebrek betreft de deelname van met name Duitsland. Ook daar heeft collega Lodewijks op gewezen. Ik zal er dan ook niet uitgebreid op ingaan, maar wijs er wel op dat 2,5 miljoen mensen uit het stroomgebied van Roer en Niers niet verwaarloosd kunnen worden. Hoe waarschijnlijk is het dat vooral Duitsland spoedig het waarnemerschap omzet in deelname?

Het derde punt betreft de andere internationale activiteiten die zijn gericht op het verbeteren van de kwaliteit van vooral het Maaswater, concreet toegespitst op het Nederlandse belang. De activiteiten, die gericht zijn op een zodanige waterkwaliteit dat het water bij de grensovergang tussen België en Nederland voldoet aan de ecologische basisfunctie, zijn niet alleen voorbehouden aan bijvoorbeeld een internationale Maascommissie. Er zijn ook nog andere activiteiten met een zelfde doel en die betreffen vooral het zogenaamde POM, het Project onderzoek Maas. Net als bij de Rijn gebeurt, kan het in het vooruitzicht stellen van juridische acties een belangrijke bijdrage leveren aan de feitelijke verbetering van de kwaliteit van het Maaswater. Bij het POM werkt men op het ogenblik aan een "juridisch spoorboekje" en de eerste echte activiteiten van het POM betroffen het bij bevoegde Belgische instanties opvragen van gegevens over de waterkwaliteit en over lozingen. Die vragen zijn niet gehonoreerd en nu is men via een advocaat in Luik aan het proberen om het toch te regelen. Het schijnt echter niet te vlotten.

Er zijn ook klachten ingediend over stoffen met curieuze namen als pyridine en propylether. Er zijn schermutselingen rond processen die werden gevoerd tegen ondernemingen als Sopar en Cockerill. Ik zeg dit omdat wij bij het Rijnzoutverdrag hebben gezien dat civielrechtelijke acties van betrokkenen de internationale afspraken tussen overheden kunnen dwarsbomen. Franse rechters deden dan geen of een ontwijkende uitspraak, onder verwijzing naar de verdragsbepalingen en afspraken tussen regeringen. Ik waarschuw dan ook voor het dreigende gevaar van civielrechtelijke acties, zowel voor de Maas als voor de Schelde.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik dank de heren Lodewijks en Zijlstra voor hun inbreng in eerste termijn. Ik ben blij dat in elk geval deze waterverdragen nu zover zijn dat zij, als zij de Eerste Kamer gepasseerd zijn, ook werkelijk een verdrag geworden zijn.

Naar mijn mening is het van groot belang dat wij, juist als het gaat om de waterkwaliteit van de Maas en de Schelde, stappen voorwaarts maken. Zeker nadat er zo ontzettend lang heen en weer is gepraat en ruzie is gemaakt; er heeft inderdaad "sur place" en "recul" plaatsgevonden. Met de heer Zijlstra hoop ik dat wij inderdaad kunnen gaan demarreren. Daar is natuurlijk nooit zekerheid over, omdat het een verdrag is waarin weliswaar afspraken zijn gemaakt, maar waarbij wij voor de uitvoering, net als bij de Rijncommissie, afhankelijk zijn van de welwillendheid van de overheden van alle landen die deelnemen in de commissies. Ik heb daar overigens wel goede hoop op, want wij zijn al voortvarend van start gegaan nadat wij tot overeenstemming waren gekomen. De stand van zaken rond de ratificatie is dat eigenlijk vrijwel iedereen gereed is. Het Brusselse gewest zal omstreeks deze tijd beslissen en Frankrijk later dit voorjaar, maar ook dat gaat de goede kant op. Zowel de Schelde- als de Maascommissie is al een aantal malen bij elkaar geweest en op 16 april zal de Scheldecommissie weer bijeenkomen en op 23 april de Maascommissie. Gezien de in het verdrag voorziene vergaderfrequentie van maar één keer per jaar en de wetenschap dat beide commissies al twee keer hebben vergaderd, kan er worden gesproken van een vlotte start.

Over een heleboel dingen is ook al overeenstemming bereikt: het huishoudelijk reglement is er, het secretariaat is samengesteld, de commissies zijn samengesteld en zijn met hun werkzaamheden begonnen, en begin 1997 zal er nog een aantal plaatsvervangende secretarissen worden toegevoegd. Er is een aantal werkgroepen geformeerd en de Nederlandse delegatie doet ontzettend haar best om medio 1997 de eerste Maas- en Scheldeactieprogramma's gereed te hebben. Dat is de inzet van de Nederlandse delegatie en de Maas- en Scheldecommissies, en wij hopen dat die gerealiseerd kan worden, overigens met de nodige kwaliteit. Het kan niet uitsluitend om het tempo gaan; er zal ook de nodige zorgvuldigheid betracht moeten worden. Het kan niet ten koste gaan van de kwaliteit van de programma's.

De heren Lodewijks en Zijlstra hebben er hun treurnis over uitgesproken dat, los van de Maascommissie, een werkgroep met Waalse, Vlaamse, Franse en Nederlandse deelnemers zich zal buigen over de hoogwaterproblematiek van de Maas. Het Maassecretariaat zal die werkgroep wel ondersteunen. Helaas bleek een directere koppeling aan de Maascommissie voor Wallonië niet aanvaardbaar en dat heb je dan maar als realiteit te accepteren. Ik hoop dat wij, als wij één stap verder op weg zijn, wellicht wel tot een verdere integratie kunnen komen.

Voorzitter! Ik zal ingaan op vragen die de heer Lodewijks heeft gesteld. Hij heeft gevraagd hoe de hoogwatergroep zal zijn samengesteld. De initiatieven ter zake van Waalse zijde zijn binnenkort te verwachten, maar zij zijn nog niet genomen. Ik ben er overigens op gespitst dat daarin geen verdere vertraging zal optreden.

De heer Lodewijks heeft gevraagd of met het maken van afspraken over ruimtelijke ordening en het Maaswatercircuit niet dubbelop wordt gewerkt. Ik denk van niet. Bovenstroomse maatregelen bevinden zich veelal in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Daarom is afstemming, zeker daar, nuttig. Het ministerie van VROM en dat van Verkeer en Waterstaat werken overigens heel nauw samen en zullen er alles aan doen om ervoor te zorgen dat overlappingen of strijdigheden worden voorkomen. Binnen Nederland en naar ik aanneem ook binnen de andere landen wordt goed samengewerkt en in die zin kan ik de heer Zijlstra wel gelijk geven: het is een beetje raar als wordt gesproken over de verschillende bewindslieden. Natuurlijk horen bewindslieden in andere landen ook gewoon samen te werken om tot één beleid te komen, en dat zal ook wel gebeuren. De regering spreekt met één mond.

Voorts vroeg de heer Lodewijks of de waterleidingsector in de commissies is opgenomen. In alle delegaties zijn deskundigen uit de waterleidingsector opgenomen, ook in de Nederlandse delegatie. De directeur van het waterleidingbedrijf van de Brabantse Biesbosch is daarin als deskundige opgenomen. Op die manier kan het goed opgelost worden.

De heer Lodewijks heeft gevraagd hoe het zit met de initiatieven van OCW. Ik was erg gelukkig met de initiatieven van collega Ritzen. Het is altijd heel plezierig, als je collega's in andere landen kent. Zij kennen de heer Ritzen heel goed. Een van de oud-bewindslieden in België, inmiddels hoogleraar in Luik, heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. Te zamen met hem heeft de heer Ritzen het initiatief genomen om te bezien in hoeverre via de internationale onderzoeksgremia ook een impuls gegeven kan worden aan de kennisontwikkeling op het gebied van het voorspellen van hoogwater. Dat is natuurlijk gebeurd naar aanleiding van de toestand verleden jaar. Ik ben daar heel blij mee, want alles wat bijgedragen kan worden aan kennisvermeerdering op dit terrein is meegenomen. Wij kunnen dit gebruiken in de verdere beleidsvorming. Uiteraard worden de uitkomsten van die besprekingen kortgesloten met de waterbeheerders.

De heer Zijlstra heeft specifiek gevraagd waarom de kwantiteit niet als een integraal onderdeel van het verdrag is opgenomen. In de schriftelijke beantwoording is hierop al ingegaan. In alle onderhandelingen is het wel geprobeerd, maar het is gewoon niet gelukt. Ik meen dat wij blij moeten zijn met hetgeen thans is bereikt. Wij moeten ons niet richten op wat niet is bereikt. Het heeft aan ons in elk geval niet gelegen. Wij zullen, voor zover wij zaken nog gescheiden doen, proberen om verder te integreren. Wij weten dat er in het begin bij de Rijncommissie best problemen waren. Ze leken niet oplosbaar, maar als je eenmaal met elkaar aan het werk bent, komen er veel meer oplossingen dan je ooit had kunnen voorzien in de beginfase. Wat de Maas en de Schelde betreft mogen wij al blij zijn met de snelheid. Ik heb echt goede hoop dat wij lopende het proces en met het enthousiasme van de mensen in de commissie straks dezelfde resultaten of op een aantal terreinen betere zullen behalen dan ten aanzien van de Rijn het geval is geweest. Dat is natuurlijk wel het doel.

De heer Zijlstra heeft gelijk met zijn opmerkingen over de particuliere initiatieven. Het is waar dat de juridische acties die dreigden in het kader van de Rijn destijds impulsen hebben gegeven aan de internationale Rijncommissie. Ik heb er geen enkel probleem mee, als er op dat vlak verder gegaan wordt. Het waren overigens voor een deel initiatieven van particuliere aard.

De heer Zijlstra heeft gezegd dat het zo mooi zou zijn als er een soort internationaal waterschap zou komen, een openbaar lichaam dat het beheer zou gaan uitvoeren. Het is een prachtig ideaalbeeld. Wij zijn zelfs met de Rijn nog niet zover. Als je overigens kijkt naar de feitelijkheid, moet worden geconstateerd, dat een flink aantal zaken die in een normaal waterschap aan de orde zijn inmiddels ook bij de internationale Rijncommissie aan de orde komen. Het blijft een zaak van formele vrijwilligheid, maar niet van vrijblijvendheid. Alle landen die deelnemen in de verschillende commissies geven serieus uitvoering aan hetgeen wordt afgesproken. Ze beschouwen het niet als een losse aanbeveling om er vervolgens niets mee te doen. Wij zijn een heel eind op weg om elkaar steeds meer te verplichten ook tot werkelijke uitvoering van de afspraken te komen. De afspraken zullen steeds strenger en conform de eisen die nationaal aan waterbeheerders worden gesteld, worden opgelegd.

De heer Lodewijks (VVD):

Voorzitter! Ik ben zeer gecontenteerd met de antwoorden van de minister.

Ik heb geconstateerd dat de opstelling van Wallonië ertoe heeft geleid dat er een technische werkgroep moest komen.

Mijn vraag of er via het secretariaat wel voldoende afstemming is heeft de minister positief beantwoord. Ik hoop met de minister, dat er later toch nog een integratie zal plaatsvinden.

Ik ben zeer content met het antwoord ter zake van de afstemming van ruimtelijke ordening en verkeer en waterstaat. Mag ik aannemen dat het secretariaat wordt gevoerd door het ministerie van Verkeer en Waterstaat? Anders zie ik toch problemen.

De opstelling van OCW heeft te maken met onderzoek. Ik denk dat dit een zeer goede zaak is.

Ten slotte wil ik nog iets zeggen over de kosten. Er komen actieprogramma's. De minister heeft gezegd, dat wij die medio volgend jaar tegemoet kunnen zien. Daar zal een kostenparagraaf bij zitten. Wordt er ook al over de kostenverdeling tussen de verschillende participanten gesproken?

Ik wens de commissie veel succes en hoop dat echt tot resultaat zal worden gekomen.

De heer Zijlstra (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de minister voor haar antwoord.

Toen ik haar hoorde spreken over de Waalse houding, vroeg ik mij af of zij inzicht heeft in de redenen van de weigering van de Waalse regering om het kwantiteitsbeheer onder de Maascommissie te brengen. Ik neem aan dat tijdens de onderhandelingen hierin enig inzicht is verkregen. Zijn het formele procedurele redenen of echte materieel-inhoudelijke redenen? Bij de internationale Rijncommissie is het kwantitatieve beheer als een belangrijk onderdeel erkend. Het blijft een curieuze zaak. Het hangt van de werkelijke oorzaak af of het kan worden gerepareerd en of gelijk opgegaan kan worden met de Rijncommissie.

Voorzitter! Ik kom over de civielrechtelijke acties te spreken. Wij zien daarvan al concrete voorbeelden, met name in de regio Luik. Heeft men bij het opstellen van het verdrag gedacht aan het mogelijk dwarsbomen – in feite ongewild – van de civielrechtelijke acties? Wij hebben het in Frankrijk gezien bij het begin van de uitwerking van het Zoutakkoord. Franse rechters hebben uitstel bewerkstelligd. Later hebben zij de mogelijkheid geboden om vergunningen af te geven die krachtens een eerdere uitspraak niet konden. Het is waarschijnlijk dat dit soort problemen ook hier zal ontstaan, bijvoorbeeld voor bepaalde chemische verontreinigingen. Heeft men bij het opstellen van het verdrag aan dit gevaar gedacht?

Voorzitter! Wij zullen graag voor dit wetsvoorstel stemmen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! De heer Lodewijks heeft nog gevraagd of het secretariaat bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat zit. Dat is niet het geval. Het is een onafhankelijk secretariaat, dat bij de commissie zit.

Wat de kostenverdeling betreft, merk ik op dat wij daarover in 1997 nog niet zullen beschikken. Voor zover ik weet is het niet de bedoeling dat dit binnen de commissies wordt geregeld. Het is een zaak van de nationale overheden. Er worden afspraken gemaakt over wat men internationaal zal gaan doen en wat ieder land gaat doen. Bepaalde kosten die in het ene land gemaakt worden kunnen niet via de Maas-Schelde-commissie verhaald worden op een ander land. Net als in de Rijncommissie maken wij afspraken over wat elk land op zijn eigen terrein gaat doen. Wij zouden overigens best willen dat een aantal kosten die wij hebben door een ander gedragen worden, maar zo is het niet.

De heer Zijlstra heeft gevraagd of wij inzicht hebben in de redenen waarom het niet lukte met Wallonië. Wij hebben er slechts naar kunnen gissen. Het is niet duidelijk waar het vandaan komt. Misschien zijn er stuwmeren uit het verleden. Ik heb al gezegd, dat het lopende het proces heel anders kan uitpakken. Er is in het verleden veel gebeurd, waaraan niet iedereen een plezierige smaak overgehouden heeft. Ik denk, dat Wallonië zegt: laten wij eerst maar beginnen en er niet te veel aan toevoegen. Ik heb het gevoel dat, als wij eenmaal aan het werk zijn en het goed gaat – het laatste moet er wel bij worden gezegd – het best mogelijk is dat dit soort belemmeringen weggenomen wordt en wij wel komen tot een integrale aanpak.

Wij gaan ervan uit dat het verdrag niet tot gevolg heeft dat een aantal civielrechtelijke procedures verder vertraagd wordt. Sterker nog, het projectonderzoek Maas is betrokken bij het vooroverleg van de Nederlandse inbreng in de werkgroepen waterkwaliteit en emissies. Met andere woorden: wij nemen aan dat men ons zodanig zal helpen bij de standpuntbepaling dat dit soort zaken wordt voorkomen.

Ik hoop dat ik hiermee de vragen die mij in tweede termijn gesteld zijn naar genoegen heb beantwoord.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Voordat ik de vergadering schors voor de dinerpauze heb ik een mededeling aan de Kamer. Er zou nog uitsluitsel komen of volgende week behalve een aantal wetsvoorstellen ook de begroting van VROM aan de orde komt. Dat is het geval. Het wordt dan weliswaar laat, maar als wij die begroting niet behandelen, zijn wij heel vroeg klaar en dat zou op zichzelf weer tot enige onvrede aanleiding kunnen geven.

De vergadering wordt van 18.35 uur tot 20.05 uur geschorst.

Naar boven