13de vergadering

Dinsdag 10 januari 1995

13.30 uur

Voorzitter: Tjeenk Willink

Tegenwoordig zijn 63 leden, te weten:

Baarda, Barendregt, De Beer, Van den Berg, Boorsma, Van Boven, Van den Broek-Laman Trip, Van Dijk, Ermen, Eversdijk, Fleers, Gelderblom-Lankhout, Van Gennip, Van Gijzen, Ginjaar, Glastra van Loon, Glasz, Van Graafeiland, Grol-Overling, Heijmans, Heijne Makkreel, Hilarides, Holdijk, Huberts-Fokkelman, Jaarsma-Buijserd, Van Kuilenburg-Lodder, Kuiper, Van Leeuwen, Luimstra-Albeda, Luteijn, Mastik-Sonneveldt, Van der Meer, Mertens, Van der Meulen, Van Muijen, Pit, Pitstra, Postma, Redemeijer, Rongen, De Savornin Lohman, Schinck, Schuurman, Schuyer, Staal, Steenkamp, Stevens, Talsma, Tiesinga-Autsema, Tjeenk Willink, Tuinstra, Tummers, Van Veldhuizen, Veling, Van Velzen, Verbeek, Vermaat, Wagemakers, Werner, Van Wijngaarden, Van de Zandschulp, K. Zijlstra en R. Zijlstra,

en mevrouw Sorgdrager, minister van Justitie, en mevrouw Schmitz, staatssecretaris van Justitie.

De voorzitter:

Ik wens u allen – wij hebben dat overigens al persoonlijk gedaan – ook de medewerkers van de Stenografische dienst, van harte een heel goed 1995 toe, in uw aller functie en vooral ook persoonlijk.

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Vrisekoop, Korthals Altes, De Boer en Baarveld-Schlaman, wegens verblijf buitenslands.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal houdende aanwijzing van mevrouw Augusteijn-Esser tot lid van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad in plaats van mevrouw Scheltema-de Nie en tot plv. lid van de Interparlementaire Beneluxraad van mevrouw Scheltema-de Nie in plaats van mevrouw Augusteijn-Esser.

Deze beschikking wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ik deel voorts aan de Kamer mede, dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot Onderzoek van de Geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer, de heren Talsma (voorzitter), Van Veldhuizen en Pitstra.

Ik deel aan de Kamer mede, dat de reeds ingekomen missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrieven van de heren F.J.M. Werner en L.M. de Beer inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot Onderzoek van de Geloofsbrieven. Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan de heer Talsma, voorzitter van de commissie tot Onderzoek van de Geloofsbrieven van de heren Werner en De Beer tot het uitbrengen van het rapport.

De heer Talsma:

voorzitter der commissie

Mijnheer de voorzitter! De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer de heren L.M. de Beer en F.J.M. Werner heeft onderzocht, heeft de eer u te rapporteren dat hun geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie ter inzage voor de leden. De commissie adviseert de Kamer om de heren De Beer en Werner als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer Talsma voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 1

De voorzitter:

Ik verzoek de griffier de heren Werner en De Beer binnen te leiden.

Nadat de heren De Beer en Werner door de griffier zijn binnengeleid, leggen zij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eed af.

De voorzitter:

Ik wens u van harte geluk met uw benoeming. Beiden brengt u politieke en maatschappelijke ervaring op belangrijke terreinen mee, volkshuisvesting en volksgezondheid. Daarvan zal deze Kamer ongetwijfeld in het komende half jaar kunnen profiteren. Wat daarna gebeurt, daar durf ik, zeker als voorzitter, geen enkele uitspraak over te doen. Ik wens u in ieder geval een goede tijd toe in ons midden.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

Naar boven