Gemeenteblad van Nijmegen
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Nijmegen | Gemeenteblad 2024, 495428 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Nijmegen | Gemeenteblad 2024, 495428 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Subsidieregeling Pilot ontwikkelingsgerichte dagbesteding als beschikkingsvrije voorziening 2025
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen en gemeente Berg en Dal,
Gelet op de Nijmeegse Kaderverordening Subsidies, de Algemene Subsidieverordening Welzijn Berg en Dal en de Algemene wet bestuursrecht,
Besluit vast te stellen de volgende regeling,
Subsidieregeling Pilot ontwikkelingsgerichte dagbesteding als beschikkingsvrije voorziening 2025.
Hoofdstuk 1 Inhoud en doel pilot
1.1 Pilot indicatievrije ontwikkelingsgerichte dagbesteding
Van juli 2021 tot eind 2022 heeft in de gemeenten Nijmegen en Berg en Dal een pilot gedraaid waarbinnen ontwikkelingsgerichte dagbesteding (Wmo) wordt aangeboden als beschikkingsvrije (indicatievrije) voorziening. Op basis van een positieve evaluatie is deze pilot verlengd tot en met eind 2024. In 2025 wordt de pilot nogmaals verlengd. Hierbij is 2025 een overbruggingsjaar tot de nieuwe contracten voor dagbesteding ingaan in 2026. Door de gemeenten in het Rijk van Nijmegen zijn regionale contracten afgesloten met aanbieders van ontwikkelingsgerichte dagbesteding. Aan deze (verlengde) pilot ‘indicatievrije ontwikkelingsgerichte dagbesteding’ nemen alleen aanbieders deel die ook in 2024 deelnamen aan de pilot. De ervaringen met de (verlengde) pilot betrekken we bij het afsluiten van nieuwe contracten vanaf 2026.
De pilot heeft consequenties voor de toegang, financiering en verantwoording:
Dagbesteding in de vorm van een algemene voorziening is conform de Wmo 2015 direct toegankelijk voor deelnemers, zonder indicatie van het sociaal (wijk)team.
Inwoners kunnen zichzelf melden bij de aanbieders van deze vorm van dagbesteding.
Aan aanbieders van ontwikkelingsgerichte dagbesteding die deelnemen aan de pilot wordt op basis van deze regeling een subsidie verleend die het huidige regionale contract voor ontwikkelingsgerichte dagbesteding vervangt.
Op basis van de lopende regionale contracten kunnen aanbieders declareren als een cliënt een indicatie heeft. Binnen de pilot ontvangen aanbieders subsidie (zie par. 2.8). De aanbieder legt verantwoording (financieel, kwantitatief en kwalitatief) af aan de subsidieverlener (gemeente) over de besteding van de subsidie.
Met de pilot indicatievrije ontwikkelingsgerichte dagbesteding beogen we:
Meer flexibiliteit in de uitvoering van dagbesteding, omdat bij aanpassing van de behoefte aan dagbesteding de indicatie niet gewijzigd hoeft te worden. Dit is met name van belang als trajectgericht en in modules (deels individueel, deels in kleine en deels in grotere groepen) wordt gewerkt, gericht op uitstroom.
Meer flexibiliteit in de wisselwerking tussen ontwikkelingsgerichte en arbeidsmatige dagbesteding1. Voor een aantal cliënten is een combinatie passend of is soepel switchen tussen beiden gewenst vanwege mogelijke terugval of om andere redenen, zie de trap van Dannenberg.
Deze doelen zijn geëvalueerd in 2024. Hieruit zijn er vraagstukken naar boven gekomen over de beheersbaarheid van de kwaliteit en financiën bij indicatievrije dagbesteding. We hebben daarom bullet drie over de toegankelijkheid aangescherpt en we voegen een nieuw doel toe aan de pilot in 2025:
Meer grip op kostenbeheersing en kwaliteit. We onderzoeken samen hoe de kwaliteit en financiën bij beschikkingsvrije dagbesteding beheerst kunnen worden (zonder groep uit oog verliezen). Samen komen we tot afspraken die kwaliteit en financiële beheersbaarheid borgen. Met kwaliteit bedoelen we onder andere het ondersteunen van dagbestedings-deelnemers in het doormaken van een ontwikkeling en doorstromen naar andere vormen van dagbesteding buiten de georganiseerde ontwikkelingsgerichte dagbesteding, zoals bijvoorbeeld arbeidsmatige dagbesteding, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding of betaald werk. Er wordt structureel afgewogen of de dagbesteding nog de best passende plek is voor de inwoner. En of doorstromen mogelijk is.
We monitoren de instroom en uitstroom van het aantal deelnemers aan de pilot en het aantal dagdelen (zie ook verantwoording subsidie Hoofdstuk 4).
Hiervoor levert de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens aan de gemeenten:
Bovengenoemde gegevens worden zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval één keer per kwartaal, na start of stop aangeleverd.
Daarnaast monitoren de aanbieders de reden van uitstroom (categorieën: volgens plan stap op de participatieladder, overlijden, overstap naar andere aanbieder, uitstroom naar een ander zorgdomein (Wlz, BW…), verhuizing, …).
Elke gemeente ontvangt alleen de gegevens van de deelnemers uit de eigen gemeente. De gegevens worden aangeleverd via een beveiligde verbinding, zoals veilig mailen of het berichtenverkeer.
Voor de gemeente Nijmegen lopen de bovenstaande gegevens via het berichtenverkeer, behalve de reden van uitstroom en het aantal dagdelen. Voor de gemeente Berg en Dal worden de gegevens van nieuwe instroom maandelijks aangeleverd via Excelbestand. Vanaf dat moment loopt de gegevensdeling over de aangemelde cliënten weer via het berichtenverkeer, behalve de reden van uitstroom en het aantal dagdelen. Deze gegevens worden voor zowel Nijmegen als Berg en Dal separaat van het berichtenverkeer geleverd.
Hoofdstuk 2 Inhoudelijk en financieel kader
Een belangrijke opgave is het verbeteren van de ondersteuning en hulp aan kwetsbare inwoners. Dat kan efficiënter, beter en soms ook goedkoper. Daarbij willen we ook de samenwerking tussen gemeente, zorgpartijen en inwoners verbeteren.
De leidende principes die gemeente Nijmegen en gemeente Berg en Dal hanteren voor het sociaal domein zijn:
De doelen van ontwikkelingsgerichte dagbesteding zijn gericht op persoonlijke ontwikkeling en stijging op de participatieladder en draagt bij aan het ontlasten van mantelzorgers:
Ontwikkelingsgerichte dagbesteding richt zich op:
Indicatievrije ontwikkelingsgerichte dagbesteding die op basis van deze regeling wordt geboden, is bedoeld voor mensen die zelfstandig wonen in Berg en Dal en Nijmegen en die vanwege hun beperkingen ondersteuning nodig hebben bij zinvolle en gestructureerde dagbesteding (zie ook par. 2.6) en (nog) niet kunnen werken of deelnemen aan onderwijs of op andere wijze kunnen participeren. Denk bij de doelgroep bijvoorbeeld aan volwassenen (met een vermoeden van) een psychiatrische aandoening, een verstandelijke beperking, niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
Voor de doelgroep is ontwikkelingsgerichte dagbesteding de best passende voorziening. We onderscheiden hierin een stabiele groep waarvoor de ontwikkelingsgerichte dagbesteding langdurig de best passende voorziening is en een groep die zich kan ontwikkelen richting een daginvulling buiten de ontwikkelingsgerichte dagbesteding, zoals arbeidsmatige dagbesteding, vrijwilligerswerk of andere vormen van participatie. De laatste groep stroomt zo spoedig mogelijk deels of geheel door.
Inwoners die een Wlz- of beschermd wonen Wmo-indicatie hebben of hiervoor in aanmerking komen behoren niet tot de doelgroep.
De aanbieder zorgt voor een passend en gevarieerd aanbod dat recht doet aan de (culturele en seksuele) diversiteit en behoeften binnen de genoemde doelgroep. Er wordt zo min mogelijk onderscheid gemaakt tussen (sub)doelgroepen, zonder de aandacht voor de specifieke behoeften van deelnemers/bezoekers uit het oog te verliezen.
De aanbieder waarborgt toegankelijkheid, bereikbaarheid en effectiviteit van de zorg voor inwoners ongeacht hun achtergrond (cultuur, gender, geloof, etniciteit, seksuele oriëntatie, etc.), ook als dat een aanpassingen vereist van de werkwijze. De aanbieder heeft een visie op diversiteit en cultuursensitief werken en deze is vastgelegd in beleid en personeelsbeleid. Dit beleid zorgt voor cultuurbewustzijn/- sensitiviteit (het bewustzijn dat de eigen normen en waarden niet voor iedereen gelden) en cultuur- en LHBTQI-sensitief werken door medewerkers.
De subsidieontvanger heeft een acceptatieplicht als de dagbesteding passend is, tenzij er zwaarwegende redenen bestaan, verband houdend met de omstandigheden (beperkingen /ondersteuningsbehoefte) van de deelnemer, waardoor de subsidieontvanger aantoonbaar niet de juiste ondersteuning kan bieden. Als de dagbesteding niet (het meest) passend is, zorgt de aanbieder via warme overdracht voor een passend alternatief. Warme overdracht houdt in dat de aanbieder meedenkt welke dagbesteding passend kan zijn voor de inwoner en ervoor zorgdraagt dat de inwoner en de alternatieve aanbieder of het voorliggend veld met elkaar in contact worden gebracht. Als dit complex is en/of er niet direct een ander passend aanbod gevonden wordt, kan het sociaal team (Berg en Dal) buurtteam (Nijmegen) of Werkbedrijf worden ingeschakeld (al naar gelang vraag).
De aanbieder is naar potentiële deelnemers open over een eventuele wachtlijst voor een bepaalde locatie. Zij bespreekt met de potentiële deelnemers of ze willen wachten of verwijst hen door naar een andere aanbieder van ontwikkelingsgerichte dagbesteding (al dan niet indicatievrij). Als er sprake is van een wachtlijst dan brengt de aanbieder de gemeente op de hoogte.
Op www.regiorijkvannijmegen.steunwijzer.nl en www.wegwijzer024.nl staat het regionale- en lokale aanbod voor welzijn, hulp, zorg en ondersteuning. De subsidieontvanger zorgt voor vermelding op deze sites van het aanbod van ontwikkelingsgerichte dagbesteding.
De aanbieder beoordeelt in overleg met de inwoner of deelname aan ontwikkelingsgerichte dagbesteding het meest passend is. Aanbieders hanteren hiervoor een afwegingskader, dat is gebaseerd op de criteria uit deze subsidieregeling ten aanzien van de doelgroep (par 2.3), de afstemming met andere voorzieningen en integrale ondersteuning. De aanbieders zijn verantwoordelijk voor het opstellen van het afwegingskader en stemmen deze in Q1 2025 af met de gemeenten. Dit afwegingskader wordt op verzoek gedeeld met het sociaal en buurtteam.
Sociaal en buurtteams kunnen inwoners (nog steeds) indien gewenst, ondersteunen bij het zoeken naar een geschikte plek voor dagbesteding. Voor cliënten en sociaal (wijk)teams is het van belang dat aanbieders wijzigingen in het dagbestedingsaanbod verwerken in www.regiorijkvannijmegen.steunwijzer.nl.
Deelnemende aanbieders informeren cliënten over (de overgang naar) indicatievrije dagbesteding en nemen informatie over de pilot indicatievrije dagbesteding op de eigen website. Gemeenten informeren inwoners over indicatievrije dagbesteding via de gemeentelijke website, Vraaghulp Nijmegen, websites van de sociale en buurtteams, het regionale werkbedrijf, huis aan huisbladen en de Stips (Nijmegen).
2.6 Afstemming met uitstroom/doorstroom naar andere voorzieningen
De aanbieder stimuleert stappen op de participatieladder en bevorderd doorstroom/uitstroom bijvoorbeeld richting (bijzonder) vrijwilligerswerk of arbeidsmatige dagbesteding, beschut werk of leerwerktrajecten, waarbij ook (al dan niet tijdelijk) combinaties mogelijk zijn van bijvoorbeeld dagbesteding en vrijwilligerswerk. Hiertoe werkt de aanbieder nauw samen met in ieder geval het regionale werkbedrijf, de participatiecoaches (Nijmegen en Berg en Dal), de Vrijwilligerscentrale in Nijmegen en het Vrijwilligerssteunpunt/Forte Welzijn in Berg en Dal. Bij schoolverlaters vindt altijd afstemming met het jongerenteam van het regionale werkbedrijf plaats over het gewenste traject.
Als een inwoner begeleiding nodig heeft bij deelname aan 0e-lijnsvoorzieningen, kan deze begeleiding via een individueel (traject) of groepsgewijs worden geboden met behulp van de subsidie voor ontwikkelingsgerichte dagbesteding. Met de subsidie willen wij combinaties van welzijn en dagbesteding mogelijk maken om inclusie van mensen met een beperking te stimuleren. Bijvoorbeeld door integratie van dagbesteding in lokale voorzieningen als Inloop en Ontmoeting in Berg en Dal en wijk-, culturele en hobbycentra in Nijmegen.
Als een inwoner beter gebaat is bij (dag)behandeling dan verwijst de subsidieontvanger door naar de Zvw of Wlz. Bij een (verdere) achteruitgang van de deelnemer wordt, indien noodzakelijk, tijdig een Wlz-indicatie (ten behoeve van 24 uurszorg en/of Wlz-behandeling) aangevraagd bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) door de deelnemer zelf of diens vertegenwoordiger. Bij twijfel wordt contact gezocht met het sociaal of het buurtteam.
Voor iedere deelnemer wordt de ondersteuningsbehoefte geïnventariseerd en gemonitord gedurende de periode dat hij deelneemt aan de dagbesteding. Wijzigingen die noodzakelijk zijn om de zelfredzaamheid en ontwikkelingsstappen te bevorderen voor de inwoner worden vastgelegd per deelnemer. Het is aan de zorgaanbieders hoe zij een dergelijk ondersteuningsplan /dossier/volgsysteem inrichten, maar ondersteuningsplannen bevatten minimaal persoonlijke doelen, aan welke vorm(en) van dagbesteding de inwoner deelneemt (inclusief de frequentie) en hoe de doelen worden gemonitord. Uitgangspunt hierbij is praten met de deelnemer en niet over of voor de deelnemer. De aanbieder betrekt de deelnemer bij beslissingen en behandelt de deelnemer als een gelijkwaardige gesprekspartner.
Er is oog voor de (overbelaste) mantelzorger en de thuissituatie van de deelnemer. Dit kan een reden zijn voor meer of minder dagbesteding. Signalen over (overbelaste) mantelzorg en/of de thuissituatie worden bespreekbaar gemaakt met de deelnemer. Bij signalen die om actie vragen, neemt de aanbieder met toestemming van de inwoner contact op met de betrokken ambulant begeleider en/of het sociaal (wijk)team.
Als een inwoner deelneemt aan dagbesteding, heeft de aanbieder bij meervoudige problematiek een signalerende functie en de verantwoordelijkheid om signalen bespreekbaar te maken en (met toestemming van de deelnemer) contact op te nemen met de ambulant begeleider, het sociaal team (Berg en Dal) of het buurtteam (Nijmegen).
De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor (de organisatie van) het vervoer van deelnemers die niet zelf of met hun netwerk in vervoer kunnen voorzien (zie par. 2.9).
De subsidie bestaat uit een totaalbedrag waar zowel de dagbesteding als het eventuele vervoer van en naar de dagbesteding uit bekostigd moeten worden.
De hoogte van het voorschot van de subsidie voor 2025 wordt bepaald o.b.v.:
Het voorschot geldt in beginsel als plafond. We verwachten dat de aanbieder de prognose van de realisatie maandelijks monitort. Indien 70% van de subsidie is benut en er een overschrijding wordt verwacht, gaat de zorgaanbieder uiterlijk binnen een maand nadat uit de monitoring een hogere prognose van realisatie blijk in gesprek met de gemeenten. Vervolgens wordt gezamenlijk gekeken of er alternatieven zijn voor de extra cliënten/dagdelen, o.a. of er ruimte is bij andere dagbestedingsaanbieders waar cliënten passend kunnen worden geplaatst. Als dat niet het geval is en er is sprake van goede onderbouwing, wordt de subsidie opgehoogd conform de extra gerealiseerde dagdelen onder voorbehoud van colleges.
Indien het aantal dagdelen lager ligt dan is bevoorschot, wordt de subsidie lager vastgesteld na ontvangst van het inhoudelijk en financieel verslag. Het bedrag van de onderbesteding wordt teruggevorderd door de gemeente.
Daarnaast is een innovatiebudget beschikbaar van 10% over de subsidie dat verzilverd kan worden met een SMART-plan van aanpak gericht op inclusieve dagbesteding. Criteria waar dit plan van aanpak aan moet voldoen:
Dit innovatieplan maakt onderdeel uit van de subsidieaanvraag. Het innovatiebudget wordt alleen verstrekt wanneer aan bovenstaande voldaan is.
3.1 Personeel en vrijwilligers
De subsidieontvanger zet professionals in die over de juiste expertise beschikken en vakbekwaam zijn in de werkzaamheden die zij moeten uitvoeren. Er wordt begeleiding geboden door minimaal één professional per dagdeel per 10 deelnemers met een relevante opleiding op minimaal middelbaar beroepsonderwijs (mbo) niveau. Voor het opstellen van het ondersteuningsplan/dossier/volgsysteem en het realiseren en monitoren van de resultaten die in dit plan opgenomen zijn, dient een professional ingezet te worden met een mbo-opleiding op niveau 4.
De subsidieontvanger beschikt over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) van personen die beroepsmatig in contact komen met cliënten. De VOG mag niet ouder zijn dan drie maanden bij aanvang van de werkzaamheden. De subsidieontvanger verlangt van haar werknemers een nieuwe VOG op het moment dat redelijkerwijs het vermoeden bestaat dat daar aanleiding toe is. Voor vrijwilligers en stagiaires beschikt de subsidieontvanger over een VOG indien hij/zij langer dan 3 maanden actief is bij de organisatie.
3.2 Medezeggenschap, cliëntparticipatie, klachtenregeling en rechtspositie
De subsidieontvanger hanteert een klachtenregeling conform Wmo die voorziet in bemiddeling bij en afhandeling van klachten van cliënten, mantelzorgers of andere directbetrokkenen van de deelnemer. Subsidieontvanger geeft de gemeente inzicht in de actuele regeling. Per jaar geeft de subsidieontvanger terugkoppeling over het aantal klachten, de aard van de klachten, of de klachten gegrond of ongegrond zijn, en welke vervolgacties zijn ondernomen.
Subsidieontvanger moet de kwaliteit van de geboden ondersteuning systematisch bewaken, beheersen en verbeteren. Opdrachtnemer moet daarnaast gegevens over de kwaliteit van ondersteuning systematisch verzamelen en registreren.
3.4 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
De subsidieontvanger voldoet aan de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Hiertoe moet zij in ieder geval een meldcode hanteren en het gebruik en de kennis van de meldcode onder degenen die voor hem werkzaam zijn bevorderen.
De subsidieontvanger is voor de uitvoering van deze subsidieregeling zelfstandig Verwerkingsverantwoordelijke zoals bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming. En houdt zich aan de hierbij behorende regels uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
De kwaliteit van de dagbesteding kan onderzocht worden door de gemeente zelf dan wel in opdracht van de gemeente door het Wmo-Toezicht (GGD). Calamiteiten dienen conform Leidraad meldingen van de GGD Gelderland-Zuid te worden gemeld bij het Wmo-toezicht, zie https://ggdgelderlandzuid.nl/professionals/overige-professionals/maatschappelijke- zorg/wmo-toezicht/leidraad-meldingen/.
3.7 Beëindigen van subsidierelatie
Als de gemeente constateert dat de subsidieontvanger niet voldoet aan de gestelde eisen of anderszins in gebreke blijft krijgt de subsidieontvanger drie maanden om weer te voldoen aan de kwaliteitseisen. Constateert de gemeente dat de subsidieontvanger nog steeds in gebreke blijft dan wordt de subsidierelatie beëindigd.
Hoofdstuk 4 Aanvraag en verantwoording
4.1 Indiening en besluit aanvraag
De aanbieders die deelnemen aan de pilot dienen conform bijlage 1 ‘Subsidieaanvraag’ uiterlijk 20 november 2024 een subsidieaanvraag in inclusief begroting, voor de periode 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025, op basis van de in dit document beschreven kaders en kwaliteitseisen. De begroting dient uitgesplitst te zijn voor Nijmegen en Berg en Dal.
Tijdens de subsidieperiode is er een aantal momenten waarop de subsidieontvanger zich moet verantwoorden. In onderstaand overzicht staat wat de subsidieontvanger wanneer moet aanleveren.
De halfjaarrapportage dient uiterlijk 1 september 2025 ingediend te zijn. Met de halfjaarrapportage monitoren we de voortgang en gaan we het gesprek aan over de verdere prognose voor 2025. In de halfjaarrapportage zien we graag de volgende gegevens terug:
Het inhoudelijk verslag dient uiterlijk 1 maart 2026 ingediend te zijn.
In het verslag is een terugkoppeling opgenomen over de gerealiseerde activiteiten over het subsidiejaar met daarin een beschrijving van de werkwijze en het resultaat conform de prestaties en de afspraken uit deze subsidieregeling ten aanzien:
Het inhoudelijke verslag hoeft niet te worden uitgesplitst per gemeente m.u.v. het aantal deelnemers, dagdelen en indien van toepassing innovatie.
4.7 Einde pilot en overgang naar nieuwe overeenkomsten
Op 1 januari 2026 gaan de nieuwe contracten voor ontwikkelingsgerichte dagbesteding in. Dit betekent dat de pilot een einddatum heeft van 31 december 2025. Bevindingen uit de pilot worden meegenomen in de nieuwe inkoopprocedure.
De gemeente Nijmegen en Berg en Dal vinden het belangrijk dat hulpverleningsrelaties zoveel mogelijk worden gecontinueerd en dat lokale professionals en netwerken zoveel mogelijk behouden blijven. Daarom hanteren we voor de afloop van de subsidieregeling een overgangsregeling voor de subsidieontvangers. De overgangsregeling is opgenomen in bijlage 2 en maakt onlosmakelijk onderdeel uit van deze subsidieregeling.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van: 19 november 2024.
de gemeentesecretaris gemeente Nijmegen
A.P.W. van de Klift
de burgemeester gemeente Nijmegen
H.M.F. Bruls
de gemeentesecretaris gemeente Berg en Dal
E.W.J. van der Velde
de burgemeester gemeente Berg en Dal
mr. M. Slinkman
Bijlage 1: Format subsidieaanvraag
Aanbieders die deelnemen aan de pilot indicatievrije dagbesteding dienen voor 20 november 2024 een subsidieaanvraag in, waarin onderstaande onderdelen zijn opgenomen. Wij vragen u in de aanvraag een toelichting te geven op de wijze waarop u een bijdrage levert aan de hieronder benoemde voorwaarden. Voeg voor onderdeel A en B een beschrijving van maximaal 1 A4 toe en voor onderdeel C en D maximaal 2 ’A4 per onderdeel: in totaal maximaal 6 A4.
Bijlage 2: Overgang naar nieuwe overeenkomsten
In dit document wordt de regeling beschreven voor de overgang naar 2026 voor aanbieders die in 2025 subsidie ontvangen voor de pilot Ontwikkelingsgerichte dagbesteding volwassenen voor de gemeenten Berg en Dal en Nijmegen.
De gemeenten vinden het belangrijk dat hulpverleningsrelaties zoveel mogelijk worden gecontinueerd en dat lokale professionals en netwerken zoveel mogelijk behouden blijven.
Daarom hanteren wij voor de afloop van de huidige subsidieregeling een overgangsregeling. Er wordt onderscheid gemaakt bij de beschrijving van de overgangsregelingen tussen de aanbieders die in 2026 wel een overeenkomst hebben (scenario A) en aanbieders die in 2026 (gedeeltelijk) geen overeenkomst meer hebben (scenario B). Voor een aanbieder kunnen ook beide regelingen gelden.
Scenario A. Cliënten aanbieders met overeenkomst 2026
Als aanbieder in 2025 deelnam aan de subsidieregeling en in 2026 een nieuwe overeenkomst heeft, zullen deze doorlopen onder de per 2026 geldende productcode voor ontwikkelingsgerichte dagbesteding.
Scenario B. Cliënten aanbieders zonder overeenkomst 2026
Als aanbieder geen overeenkomst heeft in 2026, dient aanbieder zich maximaal in te spannen voor een ononderbroken voortzetting van de hulp voor cliënten tot uiterlijk 31-12-2026. Aanbieder dient de dienstverlening, tegen de voorwaarden en productcodes geldend in 2025 (en geïndexeerde tarieven), te continueren tot het moment van overdracht naar een andere aanbieder. Aanbieder spant zich in alle voorkomende overgangsgevallen maximaal in om een warme, zorgvuldige en vlotte overdracht van en ononderbroken voortzetting van hulp voor cliënten te realiseren.
Uitgangspunt is dat cliënten die hulp ontvangen van een aanbieder die in 2026 niet langer een overeenkomst heeft, kunnen hun hulp tot uiterlijk 31 december 2026 voortzetten bij deze aanbieder. Als continuering van de hulp noodzakelijk is na 31 december 2026, dient deze hulp te worden vervolgd bij een aanbieder met een overeenkomst. De overgang naar een aanbieder met een overeenkomst, vindt bij voorkeur ruim voor 31 december 2026 plaats.
Indien de aanbieder en de cliënt inschatten dat de hulp moet worden gecontinueerd na 31 december 2026, voeren zij tijdig een evaluatie van het ondersteuningsplan uit. Uiterlijk 8 weken voor de overdracht, en zoveel eerder als eerder overstappen aan de orde is, nemen zij contact op met het sociaal team (Berg en Dal) en buurtteam (Nijmegen).
Op verzoek van gemeenten maakt de aanbieder in de overgangsfase (periodiek) inzichtelijk hoe naar dit proces is/wordt gehandeld.
Gemeenten sturen in Q3/Q4 2025 informatiebrieven naar de cliënten die vóór 1 oktober 2025 zijn gestart bij de aanbieder die in 2026 geen overeenkomst meer heeft. Deze brieven worden in Q1/Q2 2026 gestuurd naar de cliënten die zijn gestart tussen 1 oktober en 31 december 2025. Ook informeren de gemeenten in oktober de verwijzers over de aanbieders die in 2026 geen overeenkomst meer hebben. In deze brieven wordt ook geschetst wat van de cliënt, aanbieder en verwijzer verwacht wordt. Gemeenten delen deze communicatie ook met de aanbieder, zodat zij deze in voorkomende gevallen ook kan delen met een betrokken verwijzer/cliënt, die onverhoopt niet bereikt is door de communicatie van de gemeenten.
De financiële afhandeling van de afbouw-/overgangsperiode in 2026 vindt plaats via een subsidie. De aanbieder zonder overeenkomst in 2026 dient voor 15 november 2025 een subsidieaanvraag in voor de afbouw van de cliënten in 2026. We gaan uit van het aantal dagdelen in 2024 of 2025. Hier maken we in 2025 nog afspraken over. We gaan uit van een afbouw van minimaal 25% cliënten per kwartaal.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-495428.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.