Raadsbesluit vijfde wijziging Algemene plaatselijke verordening Baarn 2019

De raad van de gemeente Baarn;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari 2024;

gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit:

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening Baarn 2019 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

    • beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • 2.

    De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:

    • bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

    • bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

    • gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

B

 

Aan artikel 1:2 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

C

 

Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

D

 

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

E

 

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

F

 

Artikel 2:8 wordt als volgt gewijzigd:

 

Lid 3 sub b komt te luiden:

wordt gewerkt met maximaal 12 personen aanwezig op de set (film- en opnamecrew) en drie camera’s vanaf de schouder of op statief;

 

Er wordt een nieuw lid toegevoegd:

  • f.

    maximaal 5 parkeerplaatsen worden afgezet (gereserveerd), niet zijnde blauwe zones, waarbij niet meer dan de helft van het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de straat wordt gebruikt;

Lid 3 sub f, g, h, en i worden hernoemd naar g, h, i en j;

 

Lid 3 sub i komt te luiden:

niet meer dan twee aaneengesloten dagen wordt gefilmd;

 

Lid 3 sub j komt te luiden:

de organisator ten minste vier weken voorafgaand aan de opnamen daarvan melding heeft gedaan aan het college met een door deze vastgesteld meldingsformulier.

 

G

 

Artikel 2:14, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

H

 

Artikel 2:28, vijfde lid, komt te luiden:

 

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij de openbare inrichting behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden over ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.

I

 

Artikel 2:28c, eerste lid, onder a, komt te luiden:

 

  • a.

    de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

J

 

Artikel 2:29, zesde lid, komt te luiden:

 

  • 6.

    Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

K

 

Artikel 2:29, achtste lid komt te vervallen.

 

L

 

Artikel 2:39, derde lid, onder b, komt te luiden:

 

  • b.

    de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

M

 

 

Artikel 2.39, derde lid, sub b, komt te luiden

  • b.

    de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

N

 

Artikel 2:46, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

O

 

Artikel 2:50a wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:50a eerste lid, het woord openlijk komt te vervallen.

 

P

 

Artikel 2:50a, derde lid 3 komt te luiden:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

Q

 

Artikel 2:54 vervalt.

 

R

 

Artikel 2:55 komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel [2:30], eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

  • 3.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.

  • 4.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.

  • 6.

    De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

S

 

Artikel 2:60, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

T

 

Artikel 2:64, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

U

 

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

V

 

Uit artikel 2:75 wordt geschrapt:

 

artikel 2:1 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Baarn (Voorwerpen op of aan openbare plaatsen);

artikel 2:2 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Baarn (Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg); en

artikel 2:5 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Baarn (Openen straatkolken en dergelijken).

 

W

 

Artikel 2:78 komt te luiden:

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht] een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 72 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    De burgemeester kan, met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen, aan degene aan wie eerder een tijdelijk verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd, dat deze persoon opnieuw binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod een strafbaar feit pleegt, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid genoemde opgelegde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

X

 

Artikel 2:80, wordt gewijzigd naar VNG model en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:80 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen [2:28] of [3:3];

    • b.

      beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

    • c.

      exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

  • 4.

    De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a.

      voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

    • b.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

    • c.

      het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • d.

      het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

    • e.

      voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

    • f.

      voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

    • g.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • h.

      een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • b.

      als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

    • e.

      als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • f.

      als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

  • 6.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

  • 7.

    Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 8.

    De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 9.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

    • a.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • b.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    • c.

      er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

    • d.

      er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 10.

    Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester[, onverminderd het bepaalde in artikel 2:55] een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 11.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

  • 12.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 13.

    Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin te verblijven.

  • 14.

    De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 15.

    In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

  • 16.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Y

 

Artikel 3:7, eerste lid, onder j, komt te luiden:

 

  • j.

    de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

Z

 

Artikel 3:9, eerste lid, onder g, komt te luiden:

 

  • g.

    de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

AA

 

Artikel 4:15, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

AB

 

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

AC

 

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

AD

 

Artikel 5:14, tweede lid, onder c, komt te luiden:

 

  • c.

    het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in het omgevingsplan.

AE

Artikel 5:23, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

AF

 

Artikel 5:28, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de provinciale omgevingsverordening.

AG

 

Artikel 5:30, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.

AH

 

Artikel 5:32, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

AI

 

Artikel 5:33, vierde lid, onder b, komt te luiden:

 

  • b.

    binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

AJ

 

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

AK

 

Artikel 5:34a, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.

AL

 

Artikel 6:2 lid 1, komt te luiden:

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:

    • A.

      de functionarissen als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering;

    • B.

      de aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaar of -ambtenaren van de gemeente Baarn;

    • C.

      functionarissen van de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht 2.0.

Artikel II
  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 maart 2024.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven