Gemeenteblad van Hattem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hattem | Gemeenteblad 2023, 94292 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hattem | Gemeenteblad 2023, 94292 | beleidsregel |
Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstigeoverlast 2023
Op 1 september 2010 is de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” (Wet MBVEO of Voetbalwet) in werking getreden. Doel van de wet is het voorkomen van een herhaling van ernstig overlastgevend gedrag. De wet bestaat uit nieuwe artikelen in de Gemeentewet, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering toegevoegd. Te weten:
Deze wet geeft de burgemeester en de officier van justitie de mogelijkheid om maatregelen op te leggen aan personen die overlast veroorzaken of de openbare orde verstoren.
In juli 2015 werd de Wet MBVEO op een aantal punten aangescherpt:
Het huidige beleid is verouderd. Het overlastbeleid uit 2011 is gebaseerd op de wetgeving zoals deze voor juli 2015 gold. De mogelijkheid van een verspreid gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht is hierin niet opgenomen. In het beleid uit 2011 is ook geen rekening gehouden met de mogelijkheid om aan een opgelegd verbod of meldplicht een bestuurlijke dwangsom te verbinden. Deze redenen geven aanleiding om het beleid te actualiseren.
Overwegende dat voor de toepassing van artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet een beleidsregel noodzakelijk is wat betreft de bevoegdheden bij herhaaldelijke groepsgerelateerde en/of individuele overlast, is onderstaand beleid geformuleerd.
Op grond van de wet MBVEO kan de burgemeester een gebieds- of groepsverbod opleggen voor een periode van drie maanden. Ook is het mogelijk een gebiedsverbod of groepsverbod op te leggen voor maximaal 90 afzonderlijke dagen verspreid over een periode van 24 maanden. In combinatie met deze verboden kan tevens een meldingsplicht worden opgelegd.
Daarnaast is in de wet een bevoegdheid voor de officier van justitie opgenomen tot het geven van een gedragsaanwijzing voorafgaand aan strafrechtelijke vervolging. In afwachting van de strafrechtelijke afdoening van het strafbare feit door de rechter kan hij de verdachte een gebiedsverbod, contactverbod of een meldingsplicht opleggen. Ook is het mogelijk om de verdachte te verplichten zich te doen begeleiden bij hulpverlening ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Indien de OvJ een gebiedsverbod heeft opgelegd dan kan de burgemeester aan de verdachte niet voor hetzelfde gebied een gebieds- of groepsverbod opleggen.
De wet is van toepassing op structurele ernstige overlast en is bedoeld ter aanvulling op de reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie. Alleen als andere maatregelen niet toereikend zijn dan kan naar de nieuwe bevoegdheden worden gegrepen. Het is dus een ultimum remedium en alleen bedoeld voor de “zware” gevallen (hardnekkige overlast, orde verstorende jeugdgroepen, harde kern voetbalhooligans etc.).
De bevoegdheden zien niet op dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Bij acute, onverwachte situaties waar geen tijd of weinig voorbereidingstijd is, kan de burgemeester gebruik maken van zijn noodbevoegdheden (noodbevel of noodverordening).
Met de invoering van de Wet MBVEO is ook het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen strafbaar gesteld. Afspraken die hooligans maken via bijvoorbeeld internet of SMS worden daarmee als een zelfstandige en strafwaardige handeling aangemerkt.
De bevoegdheden voor de burgemeester staan opgenomen in de Gemeentewet (art. 172a en b) en de bevoegdheden voor de officier van justitie in het Wetboek van Strafvordering (art. 509hh). De strafbaarstelling voor voorbereidingshandelingen staat in artikel 141a in het Wetboek van Strafrecht.
Aan het opleggen van een verbod of meldplicht kan een last onder dwangsom in de zin van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht gekoppeld worden. Dit houdt in dat bij het negeren van het verbod of meldplicht een bestuurlijke dwangsom verbeurd. Daarmee ontstaat een financiële aansporing voor degene aan wie het verbod of meldplicht is opgelegd om zich aan het verbod te houden.
2.2 Samenhang overige bevoegdheden uit de APV
De artikel 172a en 172b Gemeentewet doorkruisen niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan, waaronder eventuele gebieds- of verblijfsontzeggingen. Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid waaronder openlijk drankgebruik (APV) blijven onverminderd van kracht.
In de huidige APV is geen bepaling opgenomen die de burgemeester de bevoegdheid geeft een gebieds- ontzegging op te nomen. De model-APV biedt die mogelijkheid wel. Dit betreft in artikel 2:78 van de Model-APV van de VNG. Dit artikel luidt als volgt:
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht] een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen] kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste zestien weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en de APV is verschillend. Het instrument op grond van de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte orde verstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging op te leggen. Op grond van de APV kan derhalve direct worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een gebiedsontzegging is daarom mogelijk bij een op dat moment optredend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd.
De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor zijnde APV, en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.
De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde. De gebieds- of verblijfsverboden op grond van de APV worden alleen opgelegd na een schriftelijke waarschuwing en een nieuw feit binnen de termijn van twaalf maanden. Gebiedsverboden op grond van de wet MBVEO kan worden opgelegd bij voldoende mutaties.
Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb is een bestuursorgaan bevoegd om in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen. De last onder dwangsom is net als de last onder bestuursdwang een herstelsanctie. Bij de last onder dwangsom wordt de overtreder aangeschreven met een opdracht (last) tot ongedaan making van een overtreding of tot voorkoming van herhaling. Laat de overtreder dit na dan verbeurt de overtreder een dwangsom. Die dwangsom kan, afhankelijk van de ‘modaliteit’, worden vastgesteld op een bedrag ineens per overtreding of per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd (art. 5:32b, eerste lid, Awb).
De last onder dwangsom is geschikt om te gebruiken bij overtredingen van in de APV opgenomen ge- en verbodsbepaling in verband met de aanpak van jeugdoverlast. Het biedt de mogelijkheid om de overtreder te bewegen zich van verdere overtredingen te onthouden. Als de overtreder dezelfde overtreding nogmaals begaat dan verbeurt hij – bijvoorbeeld per geconstateerde overtreding – een dwangsom aan de gemeente. Die dwangsom kan veel hoger worden vastgesteld dan bijvoorbeeld een strafrechtelijke boete. Ter illustratie wordt verwezen naar een uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117, waarin een door de burgemeester opgelegde last onder dwangsom in verband met de overtreding van een APV-bepaling met betrekking tot drugshandel in stand werd gelaten.1 De uitspraak onderstreept dat de last onder dwangsom als zodanig een bruikbaar instrument kan zijn om handhavend op te treden tegen overtredingen van in de APV opgenomen ge- en verboden.
Een aandachtspunt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom is dat dat de dwangsom krachtens artikel 5:32b, derde lid, van de Awb in redelijke verhouding moet staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom.2
Tevens wordt gewezen op een uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3274, waaruit de les kan worden getrokken dat van belang is scherp te hebben welk bestuursorgaan bevoegd is om de last onder dwangsom op te leggen, zeker als in de ge- of verbodsbepaling zelf niet is bepaald wie belast is met de handhaving daarvan. Het tijdsverloop tussen de overtreding en de last onder dwangsom kan daarbij een rol spelen. In de uitspraak stond een last onder dwangsom centraal, gebaseerd op het verbod uit de APV om op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren. Omdat deze last onder dwangsom werd opgelegd aan een persoon, drie weken nadat bij hem inbrekerswerktuigen in beslag waren genomen, oordeelde de Afdeling dat de last onder dwangsom niet werd uitgeoefend met het oog op het feitelijk handhaven van de openbare orde, waartoe de burgemeester exclusief bevoegd is. Daarom was volgens de Afdeling het college bevoegd om de last onder dwangsom op te leggen.
2.3.1. Last onder dwangsom bij gebieds- of verblijfsontzeggingen, groepsverbod, meldplicht
Een gebieds- of verblijfsontzegging kan worden versterkt als daaraan een last onder dwangsom wordt verbonden. Zonder een dergelijke last onder dwangsom kan zelfs worden afgevraagd wat de (intrinsieke) prikkel zal zijn voor degene aan wie een gebieds- of verblijfsontzegging is opgelegd, om zich daaraan te houden. Hierbij moet rekening worden gehouden met artikel 5:6 van de Awb. Als een gebieds- of verblijfsontzegging wordt opgelegd tot onmiddellijke handhaving van de openbare orde en de last onder dwangsom strekt tot naleving van dat bevel kan een en ander met elkaar worden gecombineerd. De gebieds- of verblijfsontzegging strekt dan namelijk tot de beëindiging van handelingen die de openbare orde verstoren, terwijl de last onder dwangsom strekt tot handhaving van de opgelegde gebieds- of verblijfsontzegging zelf.
De bevoegdheden van artikel 172a en 172b van de Gemeentewet kunnen worden ingezet bij diverse vormen van groepsgerelateerde en individuele herhaaldelijke overlast. Hieronder worden de meest relevante vormen benoemd. Deze (niet limitatieve) opsomming is bedoeld om een beeld te schetsen van de diverse vormen waarin overlast zich kan uiten, niet om harde grenzen te bepalen. Notoire overlastgevers veroorzaken vaak in verschillende settings overlast bijvoorbeeld rondom voetbalwedstrijden maar ook buiten de wedstrijden op verschillende plekken in de gemeente Hattem.
3.1 Voetbalgerelateerde overlast
De ervaring leert dat confrontaties tussen supportersgroepen en/of de politie voornamelijk worden aangegaan voorafgaand aan en na afloop van wedstrijden. Soms zijn de supportersgroepen onder invloed van drank en drugs. Bij ordeverstoringen is er onder andere sprake van intimiderend gedrag, bedreigingen, vernielingen en openlijke geweldpleging.
Het komt regelmatig voor dat leden van de harde kern anderen tot ordeverstoringen aanzetten en zelf buiten schot blijven. Vooral (zeer) jonge supporters willen zich doen gelden en indruk maken op de harde kern. Het kunnen weren van supporters die zich schuldig maken aan openbare ordeverstorend gedrag om herhaling te voorkomen is een nuttig en effectief instrument. Dit kan bijvoorbeeld door een civielrechtelijk of strafrechtelijk stadionverbod op te leggen. Supporters aan wie een stadionverbod is opgelegd mogen zich echter nog wel ophouden rondom het stadion en kunnen daardoor nog steeds deelnemen aan ordeverstoringen in de directe omgeving.
De burgemeester kan vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid aan deze personen een omgevingsverbod opleggen voor het stadion.
Indien het omgevingsverbod niet het gewenste effect heeft (het verbod wordt overtreden, na het aflopen van het verbod vinden opnieuw ernstige openbare ordeverstoringen plaats of de overlast verplaatst zich) dan kan de burgemeester zijn bevoegdheden op grond van art. 172a Gemeentewet aanwenden. Hij kan daarbij een (zo nodig langdurig) gebiedsverbod of een groepsverbod opleggen aan personen, deel uitmakend van een groep, die door hun gedragingen de openbare orde herhaaldelijk verstoren of die daarbij een leidende rol hebben. Dit bevel kan worden aangevuld met een meldingsplicht.
3.2 Ernstige overlast in wijken / door jeugdgroepen
Het komt steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van toenemende overlast en (kleine) criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreft vaak aanhoudende orde verstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die (weg)gepest worden en verhuizen of winkeliers die zich niet veilig meer voelen in hun omgeving.
Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat vaak om een kleine groep die het initiatief neemt en een leidende rol heeft. Als bestaande instrumenten zoals een gebiedsverbod op basis van de APV of eerdere hulpverlening/begeleiding niet het gewenste effect hebben dan kan de burgemeester naar zijn bevoegdheden uit art. 172a Gemeentewet grijpen. De overlastgevers kunnen dan een langdurig gebiedsverbod of groepsverbod krijgen opgelegd. Het gebiedsverbod kan nog extra kracht worden bijgezet in de vorm van een meldingsplicht.
De wet biedt ook de mogelijkheid drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten die individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan overlast rondom het NS Station of de verschillende hangplekken. Bij herhaaldelijke overlast en ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde kunnen ook deze groepen overlastveroorzakers individueel worden aangepakt op basis van art. 172a Gemeentewet.
3.3 Ernstige overlast bij evenementen
Hattem heeft jaarlijks een redelijk aantal evenementen. Om te voorkomen dat relschoppers herhaaldelijk bij evenementen de openbare orde verstoren, kunnen de instrumenten uit deze beleidsregels ook bij evenementen worden ingezet. Een evenement wordt in deze beleidsregel gedefinieerd overeenkomstig de definitie in de APV van de gemeente Hattem.
3.4 Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar
Soms worden herhaaldelijke en groepsgewijze openbare ordeverstoringen gepleegd door kinderen jonger dan twaalf jaar (12-minners). Bij deze groep is het nog meer van belang om in te zetten op preventie en hulpverlening. Investeren in opvoedingsondersteuning via het CJG en/of lokale zorgnetwerken en onderwijs (leerplicht) blijft de enige juiste lange termijnoplossing waarbij een persoonsgerichte aanpak voorop staat. De burgemeester zal niet zonder reden en niet zonder zicht op een bredere aanpak bevelen opleggen aan 12-minners.
Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties waarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder ingezette (vrijwillige) hulpverlening, ook richting ouders, onvoldoende soelaas biedt. Dit laatste kan ook het geval zijn indien de ouders zich niet of onvoldoende blijvend committeren aan een zorgtraject.
Voordat gegrepen wordt naar zorg in gedwongen kader kan dan allereerst getracht worden via het burgemeestersbevel de situatie om te buigen. Ook als al wel gedwongen zorg is ingezet kan de burgemeester zijn bevoegdheid gebruiken maar dan met het doel om de ordeverstoringen op korte termijn te kunnen stoppen.
Op grond van de bevelsbevoegdheid van artikel 172b Gemeentewet kan aan de ouders het bevel worden gegeven ervoor zorg te dragen dat hun kind zich niet zonder begeleiding van een meerderjarige (dit kan natuurlijk ook Bureau Jeugdzorg zijn) begeeft in bepaalde gebieden. Ook kan de begeleidingsplicht worden opgelegd voor de openbare ruimte tussen 20.00u ’s avonds en 06.00u ‘s-ochtends.
Onderstaand beleid wordt geformuleerd onder de naam “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast 2023”;
4.1 Voorwaarden voor het aanwenden van de bevoegdheden 172a/b Gemeentewet
De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden op grond van art. 172a en b Gemeentewet als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Hieronder wordt aangegeven hoe deze begrippen in de beleidsregels worden gehanteerd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden genoemd in art. 172a Gemeentewet (gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht) en 172b Gemeentewet (12-minners).
4.2 Begripsbepalingen; bevoegdheden artikel 172a Gemeentewet
4.2.1 Orde verstorende gedragingen
Orde verstorende gedragingen in het kader van deze beleidsregel zijn in ieder geval de hierna opgenomen gedragingen uit het Wetboek van Strafrecht en overtredingen van de APV. Daarnaast kunnen ook structurele orde verstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbepaling vallen. Vaak gaat het om gedragingen die op zichzelf, als ze eenmalig zouden worden tentoongespreid, niet als ernstig worden opgevat maar als ze persistent worden wel. Daarnaast zijn het gedragingen waarvoor niet direct geverbaliseerd kan worden maar, zoals gezegd, wel bij herhaling tot veel overlast kunnen leiden. Voorbeelden van orde verstorende gedragingen zijn:
Wanneer er sprake is van herhaaldelijke overlast hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de verstoring van de openbare orde. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moet het gaan om meerdere gedragingen die de openbare orde verstoren binnen een afzienbare tijd.
Door de burgemeester wordt ordeverstoring in ieder geval als herhaaldelijk aangemerkt indien er binnen een periode van 13 maanden meer dan één orde verstorende feiten of gedragingen als bedoeld in de APV en als bedoeld in de betreffende artikelen van het Wetboek van Strafrecht hebben plaatsgehad. Dit hoeven niet dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen. Bij herhaaldelijke overlast hoeft er nog geen sprake te zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring (zie hierna). Dit betekent dat bij herhaaldelijke overlast in beginsel de reguliere instrumenten worden ingezet zoals het reeds gebruikte gebiedsverbod. In ieder geval zijn orde verstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk. De periode van 13 maanden is gekozen om het mogelijk te maken dit beleid toe te passen bij de jaarlijks terugkerende evenementen en de periode rond de jaarwisseling.
Ordeverstorend gedrag welke herhaaldelijk wordt gepleegd door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.
4.2.4 Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol
Er is sprake van een groep bij drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijke een leidende rol te typeren.
Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf orde verstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’ medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan het in groepsverband plegen van ordeverstoring. Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de orde verstorende leider strafrechtelijk worden vervolgd.
4.3 Begripsbepalingen; Bevoegdheden artikel 172b Gemeentewet
Bij het inzetten van de bevoegdheden uit art. 172b Gemeentewet worden de wettelijke termen (zoals orde verstorende gedraging, herhaaldelijk, ernstige vrees en groepsgewijs) op dezelfde manier gedefinieerd als bij art. 172a Gemeentewet. Zie voor deze definities de voorgaande paragraaf van deze beleidsregels.
Bij ernstige overlast in groepsverband door jeugdigen onder de twaalf jaar legt de burgemeester in de volgende gevallen de bevelen van art. 172b Gemeentewet op:
Het bevel van de burgemeester kan alleen worden ingezet bij groepsgebonden verstoringen van de openbare orde door 12-minners. Hierbij hoeft het niet te gaan om een groep die uitsluitend uit 12-minners bestaat. De maatregel kan ook worden toegepast richting een of enkele 12-minners(s) binnen een groep die verder bestaat uit personen van twaalf jaar of ouder.
Indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan dan wordt de volgende werkwijze gehanteerd:
Indien de minderjarige gedurende de looptijd van een art. 172b bevel of binnen zes maanden na het verstrijken van een dergelijk bevel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont dan zal opnieuw een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:
De bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet worden in principe opgelegd voor de duur van drie maanden. Deze termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene al de nodige openbare orde incidenten op zijn naam heeft staan voordat de bevoegdheden uit art. 172a en b worden aangewend.
Met uitzondering van de bevelen voor 12-minners, kan het bevel driemaal met een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd indien dat uit een oogpunt van handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Dit betekent dat er na afloop van het verbod nog steeds een aanwijsbare ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde. Een bevel mag inclusief verlengingen niet langer duren dan twaalf maanden.
Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan besloten worden om in plaats van een bevel voor de duur van drie maanden dit op te leggen gedurende maximaal 90 dagen in een tijdsbestek van 24 maanden. Deze mogelijkheid bestaat niet voor een bevel op grond van artikel 172b van de Gemeentewet. Een bevel voor een gespreid aantal dagen kan geëigend zijn als de overlast zich concentreert op bepaalde dagen/perioden, bijvoorbeeld het weekend of vakantieperioden.
4.5 Gebied waarvoor een gebiedsverbod of groepsverbod wordt opgelegd/meldingsplicht
In het besluit van de burgemeester wordt duidelijk aangegeven voor welk gebied een verbod wordt opgelegd. Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute/corridor heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie(s). Een gebiedsverbod of groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Als het voor de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is dat de betrokkene ook uit een ander gebied wordt geweerd (bijvoorbeeld de omgeving van het voetbalstadion) dan kan tevens dat andere gebied worden aangewezen. Dit wordt in het besluit gemotiveerd. Bij het opleggen van een meldingsplicht wordt er zoveel mogelijk naar gestreefd om de betrokkene de gelegenheid te geven zich te melden in de eigen woonplaats. Dit betekent dat in sommige gevallen de burgemeester een meldingsplicht zal willen opleggen voor een andere gemeente. In dat geval is overeenstemming vereist met de burgemeester van die andere gemeente. In de gemeente wordt geen vast meldpunt aangewezen. Deze wordt afhankelijk van de casus vastgesteld. Dit is een stuk maatwerk wat vooral in overleg en in afstemming met de politie moet gebeuren.
Aan een opgelegd gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht, wordt een last onder dwangsom verbonden. Deze dient enerzijds voldoende financiële aansporing te zijn om het bevel niet te overtreden en anderzijds moet de hoogte in redelijke verhouding te staan tot de ernst van de overtreding. De dwangsom wordt gesteld op een bedrag per geconstateerde overtreding. Mocht het maximum bereikt bereikt zijn, dan wordt een nieuwe last opgelegd met hogere bedragen
Als richtlijn houden we daarbij het volgende aan:
1e lastgeving: €800,- per geconstateerde overtreding, tot een maximum van €2400,--
2e lastgeving (als maximum 1e lastgeving is bereikt): €1600,-- tot een maximum van €4800,--
3e lastgeving (als maximum 2e lastgeving is bereikt): €2400,-- tot een maximum van €7200,--
Afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval kunnen de bedragen hoger of lager worden gesteld.
De burgemeester baseert een bevel in de zin van art. 172a of 172b Gemeentewet op een gedocumenteerd dossier. Het dossier beargumenteert de noodzaak van het opleggen van het bevel boven andere interventiemogelijkheden. Dossiervorming vindt plaats onder regie van de burgemeester. De Veiligheidskamer, de lokale zorgnetwerken en het CJG spelen een belangrijke rol. (De veiligheidskamer vormt een informatieknooppunt voor diverse partners op het gebied van veiligheid en zorg zoals de gemeente, politie, Openbaar Ministerie, reclassering en Veilig Thuis etc.)
Het dossier dat ten grondslag ligt aan de bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet dient onder andere te bevatten:
4.6.2 Verzoek aan de burgemeester
Indien de partners betrokken bij een casus van mening zijn dat aan een bepaalde persoon een bevel als bedoeld in deze beleidsregel moet worden opgelegd, dan doen zij daartoe een verzoek aan de burgemeester. Bij dit verzoek voegen zij bovengenoemd dossier. Daarnaast wordt in het verzoek in ieder geval aangegeven:
4.6.3 Uitreiken voornemen tot opleggen bevel en tot opleggen last onder dwangsom
Op basis van het aangeleverde dossier beslist de burgemeester of hij van mening is dat de betrokkene in aanmerking komt voor één van de bevelen genoemd in art. 172a of 172b van de Gemeentewet. Zo ja, dan wordt in principe allereerst een voornemen tot het opleggen van het bevel en tot het opleggen van een last onder dwangsom uitgereikt.
Het voornemen wordt per aangetekende post naar het huisadres van betrokkene gezonden of indien mogelijk door de politie (bij voorkeur wijkagent) of een gemeentelijk buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) in persoon aan de geadresseerde van het besluit uitgereikt. Dit vergt goede afstemming. Ook dit is maatwerk. (In het geval van uitreiking door de politie legt de politie deze handeling vast in het politiesysteem.)
In het voornemen wordt vermeld:
Betrokkene kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen of vijf werkdagen na aangetekende verzending tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en/of meldingsplicht zijn zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan de burgemeester.
4.6.5 Opleggen bevel en lastgeving onder dwangsom
Een bevel als bedoeld in art. 172a en b Gemeentewet en de daarbij behorende lastgeving onder dwangsom wordt opgelegd:
Het besluit wordt per aangetekende post verstuurd of door de politie/boa in persoon uitgereikt (indien mogelijk). De geadresseerde van het besluit wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het definitieve besluit.
Ook als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebieds- of groepsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.
In de definitieve beschikking is opgenomen:
Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de teamchef van politieteam, de officier van justitie, de Veiligheidskamer en het lokale zorgnetwerk.
4.6.6 Specifieke bepalingen voor bevelen met betrekking tot 12-minners
De hierboven genoemde regels omtrent de werkwijze bij het opleggen van bevelen (inclusief lasten onder dwangsom) gelden ook voor bevelen met betrekking tot 12-minners, met dien verstande dat deze bevelen worden opgelegd aan de personen die het gezag uitoefenen over de minderjarige (hierna gemakshalve ouders/voogden genoemd).
In de lokale driehoek vindt afstemming plaats tussen politie, officier van justitie en de burgemeester over de inzet van de bevoegdheden op grond van de wet MBVEO. Daarnaast worden concrete gevallen via de Veiligheidskamer en/of het lokale zorgnetwerk cq andere casusoverleggen besproken. De Veiligheidskamer en het lokale zorgnetwerk geven bij de dossiers advies aan de burgemeester voor het opleggen van een maatregel.
In art. 172a, derde lid, Gemeentewet is een samenloopregeling opgenomen. Deze houdt in dat indien de officier van justitie een gedragsaanwijzing heeft gegeven in de vorm van een gebiedsverbod, de burgemeester aan dezelfde persoon geen gebieds- of groepsverbod mag opleggen voor hetzelfde gebied.
Het is dus van belang dat de burgemeester en officier over en weer van elkaar weten welke bevelen zij opleggen. De burgemeester neemt daarom contact op met de officier van justitie voordat hij een bevel in de zin van art. 172a Gemeentewet geeft. De officier van justitie informeert de burgemeester indien hij een gedragsaanwijzing geeft of intrekt. Door het actief vastleggen van de 'afspraak op persoon' vanaf de waarschuwingsbrief is het mogelijk om samenloop te voorkomen.
In principe houdt de politie toezicht op de naleving van de in art. 172a en 172b Gemeentewet genoemde burgemeestersbevelen. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente toezien op de naleving. Het niet naleven van een burgemeestersbevel als bedoeld in artikel 172a en 172b van de Gemeentewet is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (WSr).
Bijlage 2 Instructie vervolging OM
Of het OM tot vervolging zal overgaan op grond van art. 184 WvSr wordt per zaak beoordeeld. Onderstaande criteria dienen hierbij als richtlijn.
Bij drugsrunners en straatdealers:
Indien er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte (bijv. bij verdenking van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegelaten) en aanleiding bestaat voor een gedragsaanwijzing door de OvJ, volgt bespreking van de persoon in een casusoverleg waarbij gemeente (in casu de coördinator Veiligheidskamer), politie en OM zijn vertegenwoordigd.
Sfeerverbaal over de buurt waaruit blijkt dat het een wijk/buurt betreft waar sprake is van stelselmatige ernstige overlast en wat hiervan de gevolgen zijn voor de omgeving. Indien er zodanige mutaties aanwezig zijn waaruit deze signalen duidelijk naar voren komen kan het sfeerverbaal achterwege gelaten worden.
stappen gebiedsverbod en meldingsplicht
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-94292.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.