Nota bodembeheer gemeente Laarbeek 2022-2033

De raad van de gemeente Laarbeek;

 

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2022 , aangaande vaststelling van de Nota bodembeheer gemeente Laarbeek 2022-2033 inclusief bodemkwaliteitskaart 2022 en bodemfunctieklassenkaart 2022.

 

gehoord het advies van de commissie Ruimtelijke Zaken d.d. 30 november 2022 om het voorstel als bespreekstuk te behandelen;

 

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet artikel 35, het Besluit bodemkwaliteit, artikel 44 en de regeling bodemkwaliteit, artikel 4.2.3

 

besluit:

 

  • 1.

    De Nota bodembeheer gemeente Laarbeek 2022-2033 inclusief de bodemkwaliteitskaart 2022 en bodemfunctieklassenkaart 2022 vast te stellen;

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders te delegeren om binnen de geldigheidsduur van de nota bodembeheer, de bodemkwaliteitskaart en/of bodemfunctieklassenkaart opnieuw vast te stellen. Het betreft hierbij alleen de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart en/of bodemfunctieklassenkaart. Indien inhoudelijke wijzigingen van de Nota bodembeheer noodzakelijk zijn dan dient de nota te worden aangepast en samen met de kaarten opnieuw te worden vastgesteld door de gemeenteraad;

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders te delegeren om in de toekomst bodemkwaliteitskaarten van omliggende gemeenten en waterschappen te accepteren als milieu-hygiënische verklaring voor grondverzet.

NOTA BODEMBEHEER GEMEENTE LAARBEEK

 

Samenvatting

 

Voor u ligt de Nota bodembeheer van de gemeente Laarbeek. Door middel van deze Nota bodembeheer worden concrete richtlijnen gegeven voor een duurzaam beheer van de bodem. De nota is grotendeels gebaseerd op wettelijk landelijk (generiek) voorgeschreven beleid. Op een aantal onderdelen is eigen (gebiedsspecifiek) beleid geformuleerd.

 

De Nota bodembeheer wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar. De bodemkwaliteitskaart wordt voor een periode van maximaal 5 jaar vastgesteld.

 

Ten grondslag aan de Nota bodembeheer liggen een geactualiseerde bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart en de gezamenlijke bodemkwaliteitskaart PFAS voor de deelnemende gemeenten in Noord-Brabant.

 

Bodemfunctieklassenkaart

Het grondgebied van de gemeente is op basis van het huidig of toekomstig bodemgebruik ingedeeld in de bodemfunctieklassen Industrie, Wonen en Landbouw/Natuur. De bodemfunctieklasse bepaalt (mede) de kwaliteitseisen voor grond die binnen een gebied wordt toegepast en de terugsaneerwaarden bij bodemsaneringen.

 

Bodemkwaliteitskaart

In de bodemkwaliteitskaart is een gemeente, op basis van de bij de gemeente bekende onderzoeksgegevens, ingedeeld in zones met een gelijke bodemkwaliteit. Voor elke zone is zo de te verwachten kwaliteitsklasse (industrie / wonen / achtergrondwaarde) vastgesteld. Locaties verdacht op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging vallen niet onder de bodemkwaliteitskaart. Onder het generieke beleid bepaalt de bodemkwaliteitsklasse mede de kwaliteitseisen die gelden voor grond die binnen een gebied wordt toegepast.

 

Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de bodemkwaliteit in de gemeente Laarbeek voldoet aan de kwaliteitsklasse ‘Landbouw/Natuur’ (schone grond). PFAS is niet verhoogd ten opzichte van de landelijke normen voor Landbouw/Natuur.

 

Nota bodembeheer

Grondverzet

Het hergebruiken van grond moet 5 werkdagen voor het daadwerkelijk toepassen gemeld worden bij het landelijk meldpunt bodemkwaliteit. In hoofdstuk 3 van de nota zijn de regels en voorwaarden voor grondverzet binnen de gemeente Laarbeek beschreven (bodembeheer). De gemeente is hiervoor bevoegd gezag. De regels volgen uit het Besluit bodemkwaliteit. Om de hergebruiksmogelijkheden van binnen de gemeente vrijkomende grond te vergroten is ook gebiedsspecifiek beleid opgesteld.

 

Generiek (landelijk) beleid

Conform het generieke beleidskader van het Besluit bodemkwaliteit dient toe te passen grond geschikt te zijn voor de beoogde functie van de locatie en mag door het toepassen van de grond de kwaliteit van de ontvangende bodem niet verslechteren ('standstill-principe'). Hiertoe dient een dubbele toets te worden uitgevoerd. De kwaliteit van de toe te passen grond moet zowel voldoen aan de functieklasse (conform de bodemfunctieklassenkaart) als aan de kwaliteitsklasse van de ontvangende bodem (die volgt uit de bodemkwaliteitskaart). Dit generieke beleid is van toepassing voor grond die afkomstig is van buiten de gemeente Laarbeek en binnen de gemeente Laarbeek wordt toegepast.

 

Van grond afkomstig van buiten de gemeente dient de kwaliteit van de grond te worden aangetoond door middel van een partijkeuring (AP04) of ander erkend bewijsmiddel. Grond welke voldoet aan de kwaliteitsklasse ‘Achtergrondwaarde’ (schone grond) is overal binnen de gemeente toepasbaar.

 

Gebiedsspecifiek (lokaal) beleid

Voor grond die vrijkomt binnen de gemeente Laarbeek en ook weer binnen de gemeente Laarbeek wordt hergebruikt geldt het gebiedsspecifiek beleid. Hierbij wordt de kwaliteit van de toe te passen grond uitsluitend getoetst aan de functieklasse (conform de bodemfunctieklassenkaart). Hierdoor worden meer afzetmogelijkheden gecreëerd voor partijen licht verontreinigde grond en baggerspecie die niet voldoen aan de strenge toepassingseisen volgens het generieke toetsingskader. Door het generieke beleid te beperken tot hergebruik van grond die vrijkomt uit de gemeente zelf, wordt nog steeds voldaan aan het standstill-principe.

 

De bodemkwaliteitskaart kan, in combinatie met een vooronderzoek waaruit blijkt dat er sprake is van een voor bodemverontreiniging onverdachte locatie, gebruikt worden als bewijsmiddel voor de kwaliteit (milieuhygiënische verklaring) van binnen de gemeente vrijkomende grond, zodat deze grond in veel gevallen niet meer hoeft te worden onderzocht middels een relatief kostbare partijkeuring. Grond met kwaliteitsklasse ‘Wonen’ of ‘Industrie’ is toepasbaar binnen alle gebieden met een bodemfunctieklasse ‘Wonen’ resp. ‘Industrie’.

 

Daarnaast is specifiek beleid opgesteld ten aan zien van de tijdelijke opslag van partijen grond en met betrekking tot het percentage bodemvreemd materiaal in binnen de gemeente toe te passen grond.

 

In hoofdstuk 4 is de werkwijze omschreven over hoe om te gaan met in de regio voorkomende verhoogde gehalten aan zware metalen in het grondwater. In de nota is ten slotte in hoofdstuk 5 de procedure voor het opvragen van bodeminformatie opgenomen.

 

1 Algemeen

1.1 Inleiding

Voor u ligt de nota bodembeheer van de gemeente Laarbeek, met daarin het gehanteerde bodembeleid en de lokale regelgeving voor grondverzet.

 

De wet- en regelgeving rondom grondverzet is geregeld in het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit [1,2,3,4]. Hierin zijn voorwaarden opgenomen voor het toepassen (inclusief tijdelijk opslaan) van grond, baggerspecie en bouwstoffen op de landbodem als bodemmateriaal.

 

Het college van B&W is bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit. Het toezicht is gemandateerd aan de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

 

In deze nota bodembeheer zijn de regels en voorwaarden voor grondverzet binnen de gemeente Laarbeek beschreven. De gemeente Laarbeek heeft als doel om zoveel mogelijk grond en baggerspecie binnen het eigen bodembeheergebied te hergebruiken zonder dat de dit leid tot risico’s voor mens, plant of dier bij het (beoogde) gebruik op de toepassingslocatie (duurzaam bodembeheer). In hoofdlijnen wordt uitgegaan van het generieke (landelijke) kader van het Besluit bodemkwaliteit. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van enkele specifieke voorwaarden (gebiedsspecifiek toetsingskader).

1.2 Reikwijdte

De nota bodembeheer heeft betrekking op toepassingen van grond en baggerspecie op landbodem binnen het bodembeheergebied van de gemeente Laarbeek.

 

Het toepassen van partijen grond en baggerspecie is enkel toegestaan indien sprake is van een functionele en nuttige toepassing (uitleg zie begrippenlijst). Indien hiervan geen sprake is, dan is sprake van het ontdoen van afvalstoffen en gelden strenge regels conform de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen.

 

In deze nota zijn gebiedsspecifieke toepassingseisen opgenomen voor grond en baggerspecie afkomstig uit het eigen bodembeheergebied. Het gebiedsspecifieke beleid is niet van toepassing binnen bijzondere gebieden, indien dat in strijd is met de regels uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant [5]. Voor de gemeente Laarbeek zijn dit de gebieden van Natuurnetwerk Brabant en het waterwingebied Lieshout.

 

Voor het toepassen van partijen grond en baggerspecie afkomstig van buiten het bodembeheergebied van Laarbeek, gelden hoofdzakelijk de regels van het generieke (landelijke) toetsingskader van het Besluit bodemkwaliteit. Er zijn enkele aanvullende gebiedsspecifieke toepassingseisen van toepassing (o.a. het percentage bijmengingen met bodemvreemde materialen).

 

Toepassingen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater vallen buiten deze nota, omdat het college van B&W hiervoor niet het bevoegde gezag is, maar Waterschap Aa en Maas of Rijkswaterstaat.

 

Er dient rekening mee te worden gehouden dat met betrekking tot werkzaamheden op of in de bodem nog andere wetgeving van toepassing kan zijn, zoals bijvoorbeeld:

  • Wet milieubeheer (melding of vergunning voor opslag van grond);

  • Besluit asbestwegen milieubeheer;

  • Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (melding of vergunning voor ontgronding);

  • Archeologische beleidskaart Laarbeek (regels met betrekking tot archeologie).

1.3 Geldigheid

De nota bodembeheer wordt door de gemeenteraad vastgesteld via de openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht [6].

 

De geldigheidsduur van deze nota is maximaal 10 jaar. De bodemkwaliteitskaart wordt voor een periode van maximaal 5 jaar vastgesteld. Hierna dient de bodemkwaliteitskaart te worden geëvalueerd (geactualiseerd) en, indien van toepassing, opnieuw te worden opgesteld en vastgesteld. Voor de bodemfunctieklassenkaart geldt geen vaste geldigheidstermijn.

 

Bij het actualiseren van de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctieklassenkaart zal worden beoordeeld of een tussentijdse aanpassing van de nota bodembeheer noodzakelijk is. Ook in het geval van relevante wijzigingen in de wet- en regelgeving zal worden nagegaan of het noodzakelijk is om de nota bodembeheer te actualiseren. Het heeft de voorkeur om de nota bodembeheer inclusief de bodemfunctieklassenkaart gelijktijdig met de bodemkwaliteitskaart iedere 5 jaar te actualiseren.

 

Met het vaststellen van de voorliggende nota bodembeheer vindt automatisch delegatie plaats van de gemeenteraad naar het college van B&W, om binnen de geldigheidsduur van deze nota bodembeheer de bodemkwaliteitskaart en/of de bodemfunctieklassenkaart opnieuw vast te stellen.

 

Voorwaarde hierbij is dat de nieuwe kaarten geen inhoudelijke wijzigingen van de nota bodembeheer met zich meebrengen. Is dit wel het geval dan dient de nota te worden aangepast en samen met de kaarten opnieuw door de gemeenteraad vastgesteld te worden.

1.4 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

De bodemkwaliteitskaart en deze nota bodembeheer zijn met grote zorgvuldigheid opgesteld. Een bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op losse waarnemingen in onverdachte gebieden. Het is dus een steekproef met een bepaalde mate van onzekerheid. De bodemkwaliteitskaart geeft derhalve alleen de verwachte bodemkwaliteit weer en biedt geen harde garanties voor de daadwerkelijke kwaliteit van de (vrijkomende) grond.

 

De gemeente Laarbeek is dan ook niet aansprakelijk voor eventuele schade die voortkomt uit een grondkwaliteit die afwijkt van wat de bodemkwaliteitskaart aangeeft.

 

Ondanks de genoemde beperking wordt de bij deze nota behorende bodemkwaliteitskaart door de gemeente Laarbeek, onder de voorwaarden zoals gesteld in deze nota, als een wettig bewijsmiddel geaccepteerd bij het toepassen van partijen grond en baggerspecie.

 

De verantwoordelijkheid voor het toepassen van een partij grond of baggerspecie en de naleving van de hiervoor geldende regels ligt altijd bij de eigenaar van de locatie waar de grond of baggerspecie wordt toegepast.

1.5 Leeswijzer

De nota bodembeheer bevat de volgende onderdelen:

  • Bodemkwaliteit en bodemfuncties (hoofdstuk 2);

  • Voorwaarden voor grondverzet (hoofdstuk 3);

  • Verhoogde gehalten metalen in grondwater (hoofdstuk 4);

  • Bodeminformatie (hoofdstuk 5).

2 Bodemkwaliteit en bodemfuncties

 

Deze nota bodembeheer bevat conform het Besluit bodemkwaliteit een aantal kaarten van:

  • de binnen de gemeente voorkomende bodemfuncties;

  • de verwachte bodemkwaliteit.

Deze kaarten vormen het uitgangspunt voor het bepalen van het gemeentelijke grondverzetbeleid.

2.1 Bodemfunctieklassenkaart

De indeling van een bodembeheergebied in bodemfuncties is vastgelegd in een bodemfunctieklassenkaart [7], zie bijlage 3. Op deze kaart zijn de volgende bodemfuncties weergegeven:

 

  • gebieden met de bodemfunctie Industrie;

  • gebieden met de bodemfunctie Wonen;

  • gebieden met overige bodemfuncties (Landbouw/natuur).

Het college van B&W van Laarbeek is op grond van artikel 55 Bbk verplicht een bodemfunctieklassenkaart vast te stellen en actueel te houden. De kaart wordt gebruikt bij:

 

  • 1.

    Het bepalen van de terugsaneerwaarden bij bodemsaneringen

  • Bij saneringen middels ontgraving conform het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) [8,9] gelden als terugsaneerwaarden de maximale waarden uit de Regeling bodemkwaliteit voor de betreffende bodemfunctieklasse. Deze waarden gelden ook voor de kwaliteit van een onder het BUS aangebrachte leeflaag.

  • 2.

    Het bepalen van de toepassingseis voor grond en baggerspecie

  • Bij het generieke (landelijke) toetsingskader van het Besluit bodemkwaliteit wordt de bodemfunctie-klassenkaart gebruikt bij de zogenaamde dubbele toets. De milieuhygiënische kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet passen bij zowel de bodemfunctieklasse als de bodemkwaliteits-klasse van de ontvangende bodem.

De bodemfuncties zijn toegekend aan de hand van (kaarten van) de:

  • Bestemmingsplannen [10];

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN, de voormalige Ecologische hoofdstructuur);

  • Wegencategorisering (gemeente Laarbeek) [11];

  • Grondwaterbeschermingsgebieden (Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant) [5].

Hieronder is aangegeven voor welke gebiedsdelen welke bodemfunctie gehanteerd dient te worden. Hierbij wordt opgemerkt dat een aantal gebieden niet afzonderlijk op de bodemfunctieklassenkaart zijn ingetekend.

 

Bodemfunctie Industrie:

  • Alle verharde wegen en bijbehorende (onverharde) bermen (tot maximaal 10 meter vanaf de rand van de verharding);

  • Zone van 10 meter langs de Oude Zuid-Willemsvaart (deels), de Zuid-Willemsvaart en het Wilhelminakanaal (kanaalzones), voor zover deze niet tot het oppervlaktewaterlichaam behoort;

  • Industriële bedrijven binnen en buiten de bebouwde kom (voor zover aangewezen in het bestemmingsplan);

  • Rioolwaterzuiveringsinstallatie Aarle-Rixtel;

  • Defensieterrein aan de Paalberg in Mariahout;

  • Parkeerterreinen (voor zover aangewezen in het bestemmingsplan).

Bodemfunctie Wonen:

  • Huidige en toekomstige woonwijken;

  • Alle (agrarische) bouwblokken met de functie wonen in het buitengebied (voor zover aangewezen in het bestemmingsplan);

  • Woningen gelegen op industrieterreinen (voor zover aangewezen in het bestemmingsplan);

  • Recreatieterreinen gelegen in of aangrenzend aan de bebouwde kommen;

  • Alle campings en woonwagenlocaties.

Bodemfunctie Landbouw/natuur:

  • Landbouw- en natuurgebieden;

  • Volkstuinen en moestuinen;

  • Recreatieterreinen in het buitengebied en intensief (gebruikte) grond;

  • Provinciale beschermingsgebieden zoals Natura2000 en Natuurnetwerk Nederland;

  • Het waterwingebied Lieshout.

De onverharde wegen en bijbehorende wegbermen vallen binnen de bodemfunctie van het gebied waarbinnen de desbetreffende onverharde weg is gelegen.

 

Onder de onverharde wegbermen wordt verstaan de strook grond naast de verharde (klinker- of asfalt)weg. De strook omvat de bodemlaag tot maximaal 0,5 meter diepte, en heeft gerekend vanuit de wegverharding een maximale breedte van 10 meter. De onverharde wegberm wordt begrensd door (zie ook figuur 2.1):

  • de erfgrens of;

  • de meest afgelegen insteek van een droge bermsloot of;

  • de meest nabij gelegen insteek van een natte bermsloot of;

  • als voorgaande niet aanwezig zijn, de overgang naar andere begroeiing (houtopstanden zoals hagen, struiken, bosschages, bos).

Figuur 2.1: Begrenzing wegbermen [12]

 

Voor wegbermen gelegen in gebieden van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) geldt voor beide zijden van het wegvak een strook van maximaal 2 meter. Dit in verband met de ecologische functie van de wegbermen. Buiten de aangegeven strook mag in de wegbermen alleen grond met kwaliteitsklasse AW2000 worden toegepast.

 

De bodemfunctieklassenkaart is opgenomen als bijlage 3.

2.2 Bodemkwaliteitskaarten

Voor deze nota bodembeheer is in opdracht van de gemeente Laarbeek door WSP [7] een bodemkwaliteitskaart opgesteld.

 

In verband met de recente ontwikkelingen omtrent PFAS (poly- en perfluoralkylstoffen) is in samenwerking met de gemeenten in de provincie Noord-Brabant door AnteaGroup [13] een gezamenlijke bodemkwaliteitskaart PFAS Noord-Brabant opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart PFAS geldt als aanvulling op de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart voor de overige stoffen opgesteld door WSP.

 

De bodemkwaliteitskaarten voor de gemeente Laarbeek zijn opgesteld conform de methodiek zoals opgenomen in de 'Richtlijn bodemkwaliteitskaarten' [14]. De bodemkwaliteitskaarten geven gebieden (zones) met een gelijke chemische bodemkwaliteit weer en gelden als basis voor het bepalen van de mogelijkheden voor hergebruik van grond en baggerspecie in het bodembeheergebied van de gemeente Laarbeek.

 

Het bodembeheergebied van de gemeente Laarbeek is op basis van gebiedskenmerken en verwachte bodemkwaliteit ingedeeld in de volgende bodemkwaliteitszones:

  • Bebouwd gebied;

  • Buitengebied.

In het bodembeheergebied komen locaties voor waarvoor de bodemkwaliteitskaart geen goede indicatie geeft voor de aanwezige bodemkwaliteit. Op deze uitgesloten locaties wordt een andere bodemkwaliteit verwacht dan in de omgeving, waardoor de bodemkwaliteitskaart niet geldig is voor deze specifieke locaties. Voor de uitgesloten locaties wordt verwezen naar § 3.3.2.

De bodemkwaliteitskaarten voor de bovengrond (0,0 - 0,5 m-maaiveld) en de ondergrond (0,5 - 2,0 m-maaiveld) zijn opgesteld voor de stoffen van het standaardpakket uit de NEN 5740 (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie, PCB (som) en PAK (som 10) [15]). Voor PFAS (PFOA, PFOS, GenX en overige PFAS) is een aparte bodemkwaliteitskaart opgesteld. De bodemkwaliteitskaarten met zone-indeling zijn opgenomen in bijlagen 4 en 5.

 

De bodemkwaliteitskaarten worden gebruikt voor het bepalen van:

  • 1.

    de kwaliteit van de ontvangende bodem (wordt gebruikt bij de dubbele toets in het generieke toetsingskader).

  • 2.

    de kwaliteit van vrijkomende grond (ontgravingskaart).

Op basis van de kaarten van bodemkwaliteit en bodemfunctieklasse is een zogenaamde toepassingskaart volgens het generieke (landelijke) kader opgesteld. Deze kaart wordt gebruikt als kwaliteitseis voor de toe te passen grond en bagger die van buiten de gemeente wordt aangevoerd.

 

In § 3.1 is een toelichting gegeven over het hanteren van de ontgravingskaart en toepassingskaart. De kaarten zijn opgenomen in bijlagen 4 en 5.

2.3 Grondwaterkwaliteitskaarten

Om inzicht te krijgen in de lokale grondwaterkwaliteit van de gemeente Laarbeek zijn aanvullend grondwaterkwaliteitskaarten opgesteld.

 

Op basis van de lokale grondwaterkwaliteitskaarten kan beoordeeld worden of de gemeten grondwater-concentraties bij bodemonderzoek aansluiten bij de natuurlijke achtergrondkwaliteit van het grondwater op een (onverdachte) locatie, zie hiervoor hoofdstuk 4.

 

De grondwaterkwaliteitskaarten zijn opgesteld voor het freatisch grondwaterpakket (0,0 - 5,0 m-mv) voor de stoffen arseen, barium, cadmium, chroom, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel en zink.

 

De grondwaterkwaliteitskaarten en de statistische parameters zijn opgenomen in bijlage 6.

3 Voorwaarden voor grondverzet

 

In deze nota bodembeheer zijn de regels en voorwaarden voor grondverzet binnen de gemeente Laarbeek beschreven.

 

De gemeente Laarbeek heeft als doel om zoveel mogelijk grond en baggerspecie binnen het eigen bodembeheergebied te hergebruiken zonder dat de dit leid tot risico’s voor mens, plant of dier bij het (beoogde) gebruik van de toepassingslocatie (duurzaam bodembeheer). In hoofdlijnen wordt uitgegaan van het generieke (landelijke) kader van het Besluit bodemkwaliteit. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van enkele specifieke voorwaarden (gebiedsspecifiek toetsingskader).

3.1 Generiek (landelijk) toetsingskader

De gemeente Laarbeek is bevoegd gezag voor het toepassen van grond en baggerspecie op land-bodem binnen de eigen gemeente. De regels volgen uit het Besluit bodemkwaliteit. Hieronder zijn de regels op basis van het generieke beleid toegelicht.

 

Vooraf aan het toepassen van een partij grond of baggerspecie moet een dubbele toets worden uitgevoerd. De kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet voldoen aan:

  • De bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem (zie § 2.1);

  • De bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem (zie § 2.2).

De toepassingsmogelijkheden voor een partij grond of baggerspecie hangen af van de bodemfunctieklasse en de bodemkwaliteitsklasse van de toepassingslocatie (ontvangende bodem). Hierbij geldt steeds de strengste van de twee als de toepassingseis.

 

Daarnaast is in het generieke kader sprake van stand-still op klasseniveau. Dit houdt in dat er getoetst wordt aan een kwaliteitsklasse en niet aan de concentraties van individuele stoffen.

 

Een partij grond of baggerspecie mag alleen op een bepaalde locatie worden toegepast als de kwaliteits-klasse van de toe te passen partij voldoet aan de toepassingseis van deze locatie. De toepassings-mogelijkheden zijn weergegeven op de toepassingskaart (bijlage 4).

 

PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen)

Poly-en perfluoralkylstoffen (PFAS) zijn chemische stoffen die van nature niet in het milieu voorkomen. Deze stofgroep bestaat uit ruim 6.000 stoffen. Hiertoe behoren onder meer de stoffen perfluoroctaanzuur (PFOA), perfluoroctaansulfonaat (PFOS) en HFPO-DA (GenX).

 

In verband met de recente ontwikkelingen omtrent PFAS is in samenwerking met de gemeenten in de provincie Noord-Brabant door AnteaGroup een gezamenlijke bodemkwaliteitskaart PFAS voor de deelnemende gemeenten in Noord-Brabant [13] met bijbehorende nota bodembeheer PFAS opgesteld.

 

Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de gemeente Laarbeek gelegen is in de PFAS-bodemkwaliteitszone Zuidoost-Brabant. De gehalten aan PFAS-verbindingen voldoen aan normen voor Landbouw/Natuur uit het ‘Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie’ [16].

 

Er is derhalve geen sprake van verhoogd gehalten aan PFAS in de bodem van de gemeente Laarbeek, waardoor het niet noodzakelijk is om verhoogde toepassingseisen voor PFAS vast te stellen.

 

Als maximale toepassingswaarde voor PFAS wordt vooralsnog aangesloten bij de normen uit het genoemde ‘Handelingskader PFAS’ voor de bodemfunctie Landbouw/natuur. Zodra de normen definitief vastgesteld worden in de Regeling bodemkwaliteit, wordt aangesloten bij de definitieve landelijke toepassingswaarden.

 

Voor het toepassen van PFAS-houdende grond dient voldaan te worden aan de eisen zoals gesteld in de Nota bodembeheer PFAS, welke als aanvulling geldt voor PFAS op onderhavige Nota bodembeheer. De nota bodembeheer PFAS is opgenomen als bijlage 11.

 

In tabel 3.1 zijn de mogelijkheden voor grondverzet op basis van het generiek kader van het Besluit bodemkwaliteit in de gemeente Laarbeek weergeven.

 

Tabel 3.1: Mogelijkheden grondverzet Laarbeek (Generiek toetsingskader Besluit bodemkwaliteit)

Bodemkwaliteitszone

Ontgravingskaart

Functieklasse 4

Toepassingskaart 

Bovengrond

Ondergrond 3

Bovengrond

Ondergrond

B1. Bebouwd gebied

Landbouw/ natuur

Landbouw/ natuur

Wonen

Landbouw/ natuur

Landbouw/ natuur

Industrie

B2. Buitengebied

Landbouw/ natuur

Landbouw/ natuur

Overig (Landbouw/natuur)

Landbouw/ natuur

Landbouw/ natuur

Uitgesloten locaties1,2

N.v.t.

N.v.t.

Overig (Landbouw/natuur)

Landbouw/ natuur

Landbouw/ natuur

Wonen

Industrie

PFAS bodemkwaliteitszone:

Zuidoost-Brabant (omvat alle bovenstaande zones)

PFAS Landbouw/ Natuur

PFAS Landbouw/ Natuur

Overig (landbouw/natuur)

PFAS Landbouw/ Natuur

PFAS Landbouw/ Natuur

Wonen

PFAS Landbouw/ Natuur

PFAS Landbouw/ Natuur

Industrie

PFAS Landbouw/ Natuur

PFAS Landbouw/ Natuur

 

  • 1)

    Op deze locaties wordt een slechtere bodemkwaliteit verwacht dan in de omgeving.

  • 2)

    Op uitgesloten locaties kan de kwaliteit van de ontvangende bodem op locatieniveau door middel van verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 worden vastgesteld. De toepassingseis is dan afhankelijk van de aangetroffen bodemkwaliteit en de functieklasse voor de betreffende locatie. Grond met kwaliteit Landbouw/Natuur (AW-2000) kan altijd worden toegepast.

  • 3)

    De ontgravingskaart van de ondergrond wordt tevens representatief geacht voor grond afkomstig uit diepere bodemlagen dan 2 m-mv. Dit betekent dat de bodemkwaliteitskaart ook als bewijsmiddel van vrijkomende grond uit grotere diepten mag worden gebruikt.

  • 4)

    Binnen een bodemkwaliteitszone kunnen meerdere bodemfunctieklassen voorkomen (zie § 2.1). In deze tabel is de hoofdfunctie weergegeven.

Partijen grond en baggerspecie die afkomstig zijn van buiten het bodembeheergebied van de gemeente Laarbeek moeten altijd voldoen aan het generiek (landelijk) toetsingskader. Daarnaast zijn er nog enkele aanvullende voorwaarden opgenomen (o.a. bijmengingen bodemvreemde materialen, zie § 3.2.3).

 

3.1.1 Bijzondere toetsingskaders

 

Voor de volgende toepassingen gelden bijzondere regels welke afwijken van het generieke toetsingskader. Het betreft overigens wel landelijk beleid.

 

Grootschalige toepassingen

Onder grootschalige toepassingen wordt volstaan bouw- en wegconstructies (o.a. wegen, spoorwegen en geluidswallen), afdeklagen van saneringslocaties of stortplaatsen, ophogingen in waterbouwkundige constructies.

 

Bij grootschalige toepassingen hoeft er niet getoetst te worden aan de bodemfunctieklasse en de bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem. Hierdoor ontstaan er meer mogelijkheden voor het hergebruiken van licht verontreinigde grond.

 

Om het milieu in voldoende mate te beschermen gelden de volgende specifieke kwaliteitseisen en toepassingsvoorwaarden:

  • de grootschalige toepassing heeft een minimaal volume van 5.000 m3;

  • de grootschalige toepassing heeft een minimale toepassingshoogte van 2,0 meter (voor (spoor)wegen 0,5 meter);

  • de grootschalige toepassing moet worden afgedekt met een leeflaag van minimaal 0,5 meter en de kwaliteit van de leeflaag moet aansluiten bij de bodemkwaliteit uit de omgeving (toepassingskaart). Uitzonderingen hierop vormen:

    • grootschalige toepassingen onder wegen (deze worden afgedekt met een verhardings-constructie);

    • grootschalige toepassingen in bermen en taluds bij rijkswegen, provinciale wegen en spoorwegen (tot maximaal 10 m uit de weg mag grond/baggerspecie van maximaal de kwaliteitsklasse industrie worden toegepast als afdeklaag);

  • de grootschalige toepassing moet voor uitloging voldoen aan de geldende emissie(toets)waarden zoals opgenomen bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit [2].

Omdat het niet is toegestaan dat de grootschalige bodemtoepassing definitief onderdeel gaat uitmaken van de bodem, kan bijvoorbeeld bij ophogingen van industrieterreinen en woningbouwlocaties niet worden gekozen voor het toetsingskader van een grootschalige bodemtoepassing. De toepassing moet blijvend worden beheerd. Dit betekent dat er een aanwijsbare beheerder moet zijn die de toepassing in stand houdt in de vorm en hoeveelheid waarin deze is toegepast en staat geregistreerd.

 

Verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen

Voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen geldt een bijzonder toetsingskader met acceptatieplicht voor de aangelanden op basis van de Keur van waterschappen [17].

 

Voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen gelden de volgende voorwaarden:

  • voor onderhoudsspecie waarvan de kwaliteit voldoet aan de Maximale Waarden voor verspreiden van baggerspecie over het aangrenzende perceel zoals opgenomen bijlage B van de Regeling bodem-kwaliteit [2] geldt de ontvangstplicht;

  • de baggerspecie mag tot aan de perceelsgrens worden verspreid;

  • er hoeft niet te worden getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem;

  • de verspreiding over aangrenzende percelen hoeft niet te worden gemeld.

Het toetsingskader geldt niet voor verspreiding van baggerspecie afkomstig vanuit de omgeving van riooloverstorten. Deze worden als puntbronnen aangemerkt en vallen buiten de reikwijdte van het Besluit bodemkwaliteit.

 

Toepassingen in oppervlaktewater

Voor het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater wordt alleen getoetst aan de actuele waterbodemkwaliteit en niet aan de bodemfunctie. Tevens geldt er voor de waterbodem een andere normstelling en kwaliteitsklassenindeling. Het bevoegd gezag voor het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater is de waterkwaliteitsbeheerder (Waterschap Aa en Maas).

 

Het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater valt buiten de reikwijdte van deze nota bodembeheer.

 

Toepassingen aanvulgrond saneringslocaties

Voor het toepassen van grond op saneringslocaties als aanvulgrond in een saneringsput wordt alleen getoetst aan de bodemfunctie en niet aan de kwaliteit van de omliggende bodem.

 

Tijdelijke opslag

Het Besluit bodemkwaliteit maakt onderscheid tussen verschillende vormen van tijdelijke opslag, die vooraf gaan aan een definitieve toepassing. De verschillende vormen en de bijbehorende voorwaarden zijn weergegeven in tabel 3.2.

 

Tabel 3.2: Voorwaarden met betrekking tot opslagduur, kwaliteitseisen en meldingsplicht.

 

Vorm van tijdelijke opslag

Voorwaarden van het Besluit

Maximale duur van de opslag

Kwaliteitseisen

Meldingsplicht

Kortdurende opslag

6 maanden

-

Ja

Tijdelijke opslag op landbodem

3 jaar

Kwaliteit moet voldoen aan de kwaliteitsklasse van de ontvangende bodem

Ja, met voorziene duur van opslag en eindbestemming

Tijdelijke opslag in oppervlaktewaterlichaam

10 jaar

Kwaliteit moet voldoen aan de kwaliteitsklasse van de ontvangende waterbodem

Ja, met voorziene duur van opslag en eindbestemming

Weilanddepot

(opslag van baggerspecie op aangrenzend perceel)

3 jaar

Alleen baggerspecie die voldoet aan de normen voor verspreiding over aangrenzende percelen

Ja, met voorziene duur van opslag en eindbestemming

Opslag bij tijdelijke uitname

Looptijd van de werkzaamheden

-

Nee

 

Wanneer niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is alsnog een vergunning op grond van de Wet milieu-beheer of de Wet verontreiniging oppervlaktewateren vereist.

 

Verder moet de opslag mogelijk zijn vanuit andere wet- en regelgeving (onder andere Wet ruimtelijke ordening of provinciale verordening), passen binnen het bestemmingsplan en moet rekening worden gehouden met de zorgplicht.

 

Tijdelijke uitname

In het Besluit bodemkwaliteit is tijdelijke uitname van grond en baggerspecie toegestaan zonder dat een kwaliteitsbepaling is uitgevoerd of een functietoets is gedaan en een melding is verricht (art. 36, derde lid). Enige voorwaarde is dat er geen tussentijdse bewerking plaatsvindt en dat de grond of baggerspecie op of nabij dezelfde plaats onder dezelfde condities weer wordt toegepast (ondergrond wordt weer ondergrond en bovengrond wordt weer bovengrond). De zorgplicht (art. 13 Wbb) is altijd van toepassing.

 

Bovenstaande geldt in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij tijdelijke uitname is het in het kader van de CROW400 en de Wet bodembescherming wel nodig om vooraf inzicht te verkrijgen in de verwachte bodemkwaliteit. Hiervoor dient minimaal een historisch bodemonderzoek conform NEN5725 te worden uitgevoerd.

 

In de nota van toelichting van het Besluit bodemkwaliteit [3] zijn een aantal randvoorwaarden gegeven voor het gebruik van de uitzondering van art. 36, derde lid uit het Besluit bodemkwaliteit. In het Handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie [18] zijn deze regels verduidelijkt.

 

Toelichting begrip ‘tussentijdse bewerking’:

In het Besluit bodemkwaliteit is geen definitie opgenomen van het begrip bewerken. De toelichting van het Besluit bodemkwaliteit geeft voor tijdelijke uitname aan welke voorbeelden wel of niet onder het begrip bewerken vallen.

De volgende voorbeelden worden gezien als bewerken (hierbij kan dus geen gebruik gemaakt worden van de uitzondering uit artikel 36, Bbk):

  • het rijpen van baggerspecie, voor zover de tijdelijke verplaatsing hierop gericht is;

  • het ontwateren van baggerspecie, voor zover de tijdelijke verplaatsing hierop gericht is;

  • zandscheiding.

De volgende voorbeelden vallen volgens de toelichting niet onder het begrip bewerken (hierbij kan dus wel gebruik gemaakt worden van de uitzondering uit artikel 36, Bbk):

  • het uitzeven van bodemvreemde bestanddelen *);

  • louter natuurlijke, niet gestimuleerde processen of omstandigheden, zoals verdamping, microbiële afbraak, natuurlijke oxidatie en reductie;

  • wijziging van de structuur van de grond of baggerspecie, zoals ten gevolge van graafwerkzaam-heden of het ploegen van landbouwgronden.

  •  

  • *) Let op: het uitzeven van bodemvreemde bestanddelen gericht op een milieuhygiënische kwaliteitsverbetering (bijvoorbeeld het uitzeven van asbesthoudende materialen) valt niet onder deze uitzondering. Dit wordt gezien als een bewerking (reinigen van verontreinigde grond). Voor dergelijke werkzaamheden is bovendien een erkenning voor de BRL 7500 [19] op grond van het Besluit bodemkwaliteit vereist.

Toelichting begrip ‘toepassen onder dezelfde condities’:

Toetsing aan kwaliteit en functie kan achterwege blijven omdat de betreffende handelingen ter plaatse niet tot (extra) aantasting van de bodem(functie) leiden. Om dit te waarborgen spreekt het artikel daarnaast over toepassen onder dezelfde condities. Van belang is dat samenstelling en emissie (uitloging) van de grond niet wijzigt.

In de toelichting van het Bbk staan de volgende voorbeelden genoemd die niet aan de voorwaarde onder dezelfde condities voldoen:

  • het toepassen van (niet gerijpte) baggerspecie op landbodem (natte toepassing wordt droge toepassing);

  • het toepassen van grond afkomstig uit de kern van een weglichaam of geluidswal als afdeklaag van respectievelijk het weglichaam of de geluidswal (onderlaag wordt toplaag).

Met het oog op de controleerbaarheid moet de grond of baggerspecie ook in dezelfde toepassing worden teruggebracht. In artikel 36 Bbk alsmede in de toelichting worden de woorden “dezelfde toepassing” expliciet genoemd.

 

Toelichting begrip ‘op of nabij dezelfde plaats’:

De term ‘op of nabij’ geeft enige speelruimte. Indien sprake is van dezelfde toepassing en aan de andere voorwaarden wordt voldaan, dan hoeft de grond of baggerspecie niet precies weer op de plaats van uitname te worden aangebracht. Hierbij kunnen de volgende voorbeelden worden gegeven:

  • het in het kader van de (spoor)wegenbouw of –reconstructie wegnemen van bermgrond voorafgaand aan (spoor)wegverbreding en het opnieuw terugbrengen als bermgrond in de nieuwe berm (zelfde soort toepassing: berm wordt berm, maar niet op de exact zelfde plaats);

  • bij het verplaatsen van een sloot wordt de grond die vrijkomt uit de nieuw te graven sloot gebruikt om de bestaande sloot mee te vullen (bodem wordt weer bodem).

Samenvoegen van (kleine) partijen grond of baggerspecie

Samenvoegen tot partij > 25 m3

Het samenvoegen van partijen grond of baggerspecie tot een partij die groter is dan 25 m3 is uitsluitend toegestaan door een BRL 9335 [20] of BRL7500 [19] gecertificeerd persoon of instelling (Art. 4.3.2 Regeling bodemkwaliteit).

 

Samenvoegen tot partij < 25 m3

Het samenvoegen van partijen grond of baggerspecie van verschillende herkomst is uitsluitend toegestaan tot een hoeveelheid van 25 m3. Deze partij moet vervolgens worden afgevoerd naar een inrichting die erkend is voor de BRL 9335.

 

Deze laatste uitzondering is gemaakt omdat het in de praktijk gebleken is, dat het voor veel hoveniers-bedrijven, gemeentewerven en kleine aannemers vanuit economisch oogpunt niet haalbaar is om een erkenning voor de BRL 9335 te behalen.

3.2 Gebiedsspecifiek (lokaal) toetsingskader gemeente Laarbeek

De gemeente Laarbeek heeft de volgende aanvullende gebiedsspecifieke voorwaarden gesteld voor het hergebruiken van grond en baggerspecie.

 

3.2.1 Toepassen van grond en baggerspecie afkomstig uit het bodembeheergebied van de gemeente Laarbeek

 

Het gebiedsspecifieke bodembeleid zoals beschreven in deze paragraaf, is alleen van toepassing bij hergebruik van grond en baggerspecie afkomstig uit het bodembeheergebied van de gemeente Laarbeek. Dit is van belang in verband met het stand-still-principe als beleidsuitgangspunt. Op lokaal niveau is een geringe verslechtering van de kwaliteit toegestaan, maar de gemiddelde kwaliteit van de grond binnen het totale bodembeheergebied wordt niet slechter.

 

Het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit stelt dat de kwaliteit van een toe te passen partij grond of baggerspecie moet passen bij zowel de kwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Om na te kunnen gaan of en welke knelpunten het generieke beleid voor de gemeente Laarbeek oplevert, zijn de bodemkwaliteitskaarten vergeleken met de bodemfunctieklassenkaart. Hieruit volgt dat het generieke toepassingskader tot een aantal problemen kan leiden:

  • 1)

    Partijen grond (of baggerspecie) die vrijkomen op verdachte locaties moeten voor hergebruik worden gekeurd. Als hieruit blijkt dat het grond betreft van bodemkwaliteitsklasse wonen of industrie, dan is de partij door een gebrek aan afzetmogelijkheden veelal niet herbruikbaar binnen de gemeente Laarbeek. Hierdoor moeten er hogere kosten gemaakt worden voor het afvoeren van de grond.

  • 2)

    De gemeente Laarbeek heeft een algemene bodemkwaliteit die voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur (AW2000). De toe te passen grond op deze locaties dient ook te voldoen aan de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur (AW2000), terwijl er op basis van de bodemfunctie licht verontreinigde grond (klasse Wonen of Industrie) zou kunnen worden toegepast. Met het aanvoeren van grond met kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur (AW2000) zijn hogere kosten gemoeid, dan met het aanvoeren van grond van de klasse Wonen of Industrie.

  • 3)

    De milieubelasting van het verkeer vormt een bron van bodemvervuiling. Bij wegen vindt beïnvloeding van de bodemkwaliteit plaats door infiltrerend, afstromend en verstoven wegwater en door belasting via de lucht. Het is daarom niet zinvol schone grond (Landbouw/Natuur) te gebruiken bij de aanleg van wegen inclusief bermen, wetende dat de bodem in een aantal jaren (licht) vervuild zal raken.

Om extra ruimte te creëren voor grondverzet kiest de gemeente Laarbeek op grond van artikel 44 van het Besluit bodemkwaliteit voor gebiedsspecifiek beleid.

 

De gemeente Laarbeek kiest ervoor om bij het toepassen van grond en baggerspecie afkomstig uit het bodembeheergebied van de gemeente Laarbeek de bodemfunctie leidend te maken bij de beoordeling of een partij grond of baggerspecie mag worden toegepast. De kwaliteitsklasse van de ontvangende bodem wordt dus buiten beschouwing gelaten. Er vindt geen dubbele toets plaats; de kwaliteit hoeft alleen te passen bij de functie die de bodem heeft (dus alleen toetsing aan bodemfunctieklassenkaart).

 

Dit betekent bijvoorbeeld dat op nieuw aan te leggen bedrijventerreinen grond en baggerspecie mag worden toegepast van de kwaliteitsklasse Industrie (of beter), mits deze uit de gemeente Laarbeek zelf afkomstig is. De gemeente Laarbeek creëert hierdoor meer afzetmogelijkheden voor partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de toepassingseisen volgens het generieke toetsingskader.

 

Het Besluit bodemkwaliteit schrijft het uitvoeren van een risicobeoordeling voor bij het vaststellen van lokale Maximale Waarden. Voordeel van het aansluiten bij de maximale waarden voor de standaard bodemfunctieklassen is dat een risicobeoordeling niet meer noodzakelijk is. Deze normwaarden leiden namelijk per definitie niet tot onaanvaardbare risico’s voor mens, dier en plant. Deze zijn namelijk reeds door de rijksoverheid op basis van een risicobeoordeling afgestemd op de meest gevoelige bodemfunctie; er kunnen dus geen gebruiksrisico’s ontstaan.

 

De bodemfunctieklassenkaart geldt dus tevens als gebiedsspecifieke toepassingskaart voor grond afkomstig uit de gemeente Laarbeek.

 

In tabel 3.3 zijn de mogelijkheden voor grondverzet op basis van het gebiedsspecifiek kader van het Besluit bodemkwaliteit in de gemeente Laarbeek weergeven.

 

Tabel 3.3: Mogelijkheden grondverzet Laarbeek (Gebiedsspecifiek toetsingskader Besluit bodemkwaliteit)

Bodemkwaliteitszone

Ontgravingskaart

Functieklasse 2

Maximale toepassingswaarden 3

Bovengrond

Ondergrond 4

B1. Bebouwd gebied

Landbouw/ natuur

Landbouw/ natuur

Wonen

Wonen

Industrie

Industrie

B2. Buitengebied

Landbouw/ natuur

Landbouw/ natuur

Overig (landbouw/natuur)

Landbouw/ natuur

Uitgesloten locaties1

N.v.t.

N.v.t.

Overig (landbouw/natuur)

Landbouw/ natuur

Wonen

Wonen

Industrie

Industrie

  • 1)

    Op deze locaties wordt een slechtere bodemkwaliteit verwacht dan in de omgeving.

  • 2)

    Binnen een bodemkwaliteitszone kunnen meerdere bodemfunctieklassen voorkomen (zie § 2.1). In deze tabel is de hoofdfunctie weergegeven. Industrieterreinen welke bijvoorbeeld liggen in zone B1, hebben conform § 2.1 ook de functie Industrie, waardoor op basis van gebiedsspecifiek beleid het toegestaan is om grond met kwaliteitsklasse Industrie toe te passen.

  • 3)

    De maximale toepassingswaarden gelden alleen voor grond en baggerspecie afkomstig uit de gemeente Laarbeek (gebiedsspecifiek beleid).

  • 4)

    De ontgravingskaart van de ondergrond wordt tevens representatief geacht voor grond afkomstig uit diepere bodemlagen dan 2 m-mv. Dit betekent dat de bodemkwaliteitskaart ook als bewijsmiddel van vrijkomende grond uit grotere diepten mag worden gebruikt.

3.2.2 Tijdelijke opslag

 

Eén van de wettelijke voorschriften voor de tijdelijke opslag van grond of baggerspecie is dat de kwaliteit ervan beter moet zijn dan de kwaliteitsklasse van de onderliggende bodem indien de opslag langer duurt dan zes maanden.

 

Bij grondverzet volgens het gebiedsspecifieke beleid van de gemeente Laarbeek, leidt dit mogelijk tot problemen. Er kan zich namelijk een situatie voordoen waarin de ontvangende bodem bijvoorbeeld schoon is, maar waar wel partijen grond van de kwaliteitsklasse Wonen mogen worden toegepast op grond van het gebiedsspecifieke toetsingskader. Diezelfde partijen grond zouden daar dan niet tijdelijk mogen worden opgeslagen. Dat staat haaks op de definitie van tijdelijke opslag die in het Besluit bodemkwaliteit is opgenomen: "De tijdelijke toepassing van grond/baggerspecie voorafgaand aan de definitieve nuttige toepassing".

 

Gezien deze discrepantie is door de gemeente Laarbeek het volgende besloten:

  • Partijen grond die volgens de gebiedsspecifieke toepassingseisen op een bepaalde locatie binnen de gemeente mogen worden toepast, mogen eveneens - voorafgaand aan de definitieve toepassing – tijdelijk op deze toepassingslocatie worden opgeslagen.

  • De andere voorwaarden voor de tijdelijke opslag uit het Besluit bodemkwaliteit blijven onveranderd van kracht.

3.2.3 Bijmengingen bodemvreemde materialen in grond en baggerspecie

 

Het Besluit bodemkwaliteit stelt in artikel 34 dat een partij grond en baggerspecie maximaal 20 gewichtsprocent aan bodemvreemd materiaal (steenachtig materiaal of hout) mag bevatten, anders mag het niet als grond of baggerspecie worden toegepast. Alle andere bodemvreemde materialen (glas, metaal, plastic, piepschuim, ect.) mogen hoogstens sporadisch in de partij voorkomen.

 

De gemeente Laarbeek vindt het maximale percentage van 20 % in vele gevallen te hoog. Indien 20 % bodemvreemd materiaal zonder meer wordt toegestaan, ontstaat ook een verslechtering in bijvoorbeeld de fysische en cultuurtechnische eigenschappen. Bovendien kan verdergaande verwering van bodemvreemde materialen later alsnog leiden tot ongewenste bodembelasting met verontreinigende stoffen.

 

Op grond van artikel 44 van het Besluit bodemkwaliteit wordt daarom bepaald dat binnen de gemeente Laarbeek, met uitzondering van grootschalige bodemtoepassingen (exclusief leeflaag), alleen grond en baggerspecie mag worden toegepast met een maximaal percentage bodemvreemd materiaal (steenachtig materiaal of hout) van 5 gewichtsprocent. Bovendien mag de toe te passen grond in de gemeente Laarbeek geen visueel herkenbare asbesthoudende materialen bevatten.

3.3 Bewijsmiddelen

3.3.1 Bodemkwaliteitskaart

 

Bij het hergebruik van binnen de gemeente Laarbeek vrijkomende grond mag de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel worden gebruikt voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit. Voorwaarde hierbij is dat de actuele bodemkwaliteit op de betreffende herkomstlocatie (naar verwachting) overeenkomt met de bodemkwaliteit in de betreffende bodemkwaliteitszone. Er mag dus geen sprake zijn van een uitgesloten locatie (zie hieronder).

 

Als de grond ook is voorzien van een geldig ander bewijsmiddel (partijkeuring, erkende kwaliteits-verklaring), dan geldt dat andere bewijsmiddel als milieuhygiënische verklaring, omdat deze een directere uitspraak doet over de kwaliteit van de betreffende partij grond of bagger dan de bodemkwaliteitskaart.

 

3.3.2 Uitgesloten locaties en gebieden

 

Om gebruik te kunnen maken van een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel moet de herkomstlocatie 'onverdacht' zijn ten aanzien van het voorkomen van bodemverontreiniging c.q. een bodemkwaliteit hebben die naar verwachting niet afwijkt van de lokale bodemkwaliteitsklasse. Gelet hierop zijn de volgende verdachte locaties en gebieden uitgesloten:

 

  • (voormalige) stortplaatsen;

  • (voormalige) saneringslocaties;

  • locaties waar bodemverontreiniging boven de interventiewaarde is aangetoond;

  • locaties waar potentieel bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten hebben plaatsgevonden of vinden;

  • locaties waar brand is geweest;

  • locaties waar bij calamiteiten mogelijk bodemvreemde stoffen op of in de bodem zijn gelekt;

  • locaties die zijn opgehoogd met materiaal van onbekende aard en/of samenstelling;

  • Provinciale wegen inclusief de onverharde bermen;

  • Gemeentelijke gebiedsontsluitingswegen inclusief de onverharde wegbermen;

  • Defensieterreinen;

  • (Voormalige) zinkassenwegen en erven;

  • Opritten aansluitend op (voormalige) zinkassenerven;

  • Waterbodems.

Deze verdachte locaties en gebieden zijn uitgesloten van het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als erkend bewijsmiddel. De kwaliteitsklasse dient in dat geval op een andere wijze aangetoond te worden.

 

Ook als in de grond bodemvreemd materiaal of andere zintuiglijke waarnemingen worden aangetroffen die duiden op een plaatselijke bodemverontreiniging (bijv. puin, koolas, sintels, asbest, olie-, oplosmiddelen- of andere afwijkende geur, niet-natuurlijke verkleuringen, etc.), dan dient de grond als verdacht te worden beschouwd.

 

Toets herkomst

Om te bepalen of een locatie onverdacht is, dient minimaal een bodemtoets uitgevoerd te worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het formulier 'toets herkomst'. Bij gebruik van de bodem-kwaliteitskaart als erkend bewijsmiddel, dient dit formulier volledig ingevuld bij de melding te worden toegevoegd. Het formulier is opgenomen in bijlage 10.

 

3.3.3 Overige erkende bewijsmiddelen

 

Wanneer de bodemkwaliteitskaart niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt, dient de milieuhygiënische kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie op een andere wijze te worden aangetoond:

  • Partijkeuring (AP04, SIKB BRL1000, protocol 1001 [21]);

  • erkende kwaliteitsverklaring;

  • fabrikant-eigenverklaring;

  • bodemonderzoek mits dat voldoet aan een van de volgende de onderzoeksstrategieën, bedoeld in NEN 5740;

    • onderzoeksstrategie voor de toetsing of sprake is van schone bodem (TOETS-S);

    • onderzoeksstrategie voor de toetsing of sprake is van schone bodem op grootschalige locaties (TOETS-S-GR);

    • onderzoeksstrategie voor de partijkeuring van niet schone grond uit diffuus belast gebied met een heterogene verdeling van de verontreinigende stof (KEU-I-HE).

  • waterbodemonderzoek conform de NEN 5720 [22].

Andere onderzoeksstrategieën uit de NEN 5740 kunnen niet gebruikt worden erkend bewijsmiddel van de kwaliteit van de grond. Deze bodemonderzoeken kunnen enkel in combinatie gebruikt worden met formulier toets herkomst en de bodemkwaliteitskaart.

 

Voor het toepassen van grond of baggerspecie op uitgesloten locaties en gebieden dient de kwaliteit van de ontvangende bodem vastgesteld te worden. Om de kwaliteit van de ontvangende bodem vast te stellen zijn de volgende onderzoeksstrategieën uit de NEN 5740 toegestaan als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit:

  • onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV);

  • onderzoeksstrategie voor een grootschalig onverdachte locatie (ONV-GR);

  • onderzoeksstrategie bij een onbekende bodembelasting (ONB);

  • onderzoeksstrategie voor de toetsing of sprake is van schone bodem (TOETS-S);

  • onderzoeksstrategie voor de toetsing of sprake is van schone bodem op grootschalige locaties (TOETS-S-GR);

  • onderzoeksstrategie voor de partijkeuring van niet schone grond uit diffuus belast gebied met een heterogene verdeling van de verontreinigende stof (KEU-I-HE).

Bij de bovenstaande onderzoeksstrategieën kan onderzoek naar de kwaliteit van het grondwater en de kwaliteit van de grond van de ontvangende bodem, die zich bevindt op 0,5 m-mv en dieper, achterwege blijven.

 

3.3.4 Bodemkwaliteitskaarten van andere gemeenten en waterschappen

 

Vooralsnog zijn nog geen bodemkwaliteitskaarten van andere gemeenten geaccepteerd, zodat de kwaliteit van grond afkomstig uit andere gemeenten op dit moment moet zijn vastgesteld via een ander erkend bewijsmiddel (zie § 3.3.3).

 

De gemeente Laarbeek wil de mogelijkheid open houden om in de toekomst bodemkwaliteitskaarten van omliggende gemeenten en waterschappen te accepteren als milieuhygiënische verklaring. Hiervoor zou dan het generiek (landelijk) toetsingskader van toepassing zijn (zie § 3.1).

 

De acceptatie van deze kaarten kan in dat geval door het college worden vastgesteld en hoeft niet nogmaals door de gemeenteraad te worden goedgekeurd. Met het vaststellen van voorliggende nota bodembeheer vindt automatisch delegatie plaats van de gemeenteraad naar het college van Burgemeester en Wethouders om voornoemde bodemkwaliteitskaarten te accepteren als milieuhygiënische kwaliteits-verklaring.

 

3.3.5 Werken in en met verontreinigde bodem (CROW400)

 

De bodemkwaliteitskaart in deze nota bodembeheer kan gebruikt worden om een veiligheidsklasse volgens de CROW400 [23] af te leiden voor (graaf)werkzaamheden in de bodem.

 

Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart is enkel toegestaan indien een vooronderzoek conform de NEN 5725 [24] is uitgevoerd. Hieruit moet dan blijken dat de bodemkwaliteit op de locatie niet afwijkt van de gebiedskwaliteit zoals vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart (onverdachte locatie).

 

Op basis van de bodemkwaliteitskaart in combinatie met de nota bodembeheer kan aan de hand van de percentielwaarde van minimaal P80 vastgesteld worden of een veiligheidsklasse van toepassing is (zie bijlage 4). Op basis van de bodemkwaliteitskaart van gemeente Laarbeek is voor alle zones vooralsnog geen sprake van een veiligheidsklasse. Wel is altijd sprake van de ‘basishygiëne’.

 

De veiligheidskundige zal uiteindelijk de veiligheidsklassen definitief moeten vaststellen en de bijbehorende veiligheidsmaatregelen voorschrijven.

3.4 Melden, controle en handhaving grondverzet

Voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen (inclusief het tijdelijk opslaan) op de landbodem in Laarbeek geldt een meldingsplicht.

Degene die grond of baggerspecie gaat toepassen moet dit ten minste vijf werkdagen van te voren melden via het Meldpunt bodemkwaliteit:

https://www.meldpuntbodemkwaliteit.nl

 

Namens het college van B&W worden (meldingen van) dergelijke toepassingen door toezichthouders van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) gecontroleerd.

 

Uitzonderingen meldplicht:

In het Besluit bodemkwaliteit zijn de volgende toepassingen vrijgesteld van de meldplicht:

  • het toepassen van grond of baggerspecie door particulieren. Schakelt een particulier een bedrijf in, bijvoorbeeld een aannemer, dan gelden deze vrijstelling niet. Ook als een particulier beroepsmatig bouwstoffen, grond of bagger toepast, geldt geen vrijstelling;

  • het toepassen van grond of baggerspecie binnen een landbouwbedrijf als de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel grond waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel grond waar de grond of baggerspecie wordt toegepast;

  • het verspreiden van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen (zie § 3.1.1);

  • het toepassen van schone grond en baggerspecie (AW2000) in hoeveelheden kleiner dan 50 m3. Voor het toepassen van schone grond en baggerspecie (AW2000) in hoeveelheden vanaf 50 m3 moet eenmalig de toepassingslocatie worden gemeld.

De zorgplicht blijft voor agrariërs en particulieren overigens wel gelden. De vrijstelling ontslaat particulieren en agrariërs ook niet van de plicht om te voldoen aan de kwaliteitseisen van het Besluit bodemkwaliteit. Wanneer vermoedens bestaan dat de kwaliteit van een partij grond of baggerspecie niet voldoen aan de eisen van het besluit, kan door het bevoegd gezag handhavend worden opgetreden.

 

Binnen grootschalige toepassingen, waarbij gedurende een lange periode verzet van grote hoeveelheden grond plaats gaat vinden, is het aan te bevelen om vooraf in overleg te treden met de gemeente en de ODZOB. Hierbij kunnen afspraken worden gemaakt over de wijze en termijn van melden, zodat voor de initiatiefnemer een werkbare procedure ontstaat, waarbij gewaarborgd blijft dat de gemeente en de ODZOB voldoende inzicht krijgen in de kwaliteit van de toegepaste partijen grond.

3.5 Transport van grond

In het kader van het Besluit Bodemkwaliteit moet alleen het toepassen van grond en baggerspecie worden gemeld bij het meldpunt bodemkwaliteit.

 

Verplichtingen voor transport vanuit andere wet- en regelgeving

Omdat grond of baggerspecie in veel gevallen bij transport over de openbare weg als afvalstof wordt gezien, moet het transport vergezeld gaan van een begeleidingsbrief. Dit geldt ook voor een transport van een partij herbruikbare grond of baggerspecie naar een toepassing of tijdelijke opslaglocatie onder het Besluit bodemkwaliteit.

 

Als de grond of baggerspecie wordt afgevoerd naar een gronddepot (met een opslagcapaciteit groter dan 50 m3), reiniger of stortplaats (meldingsplichtige inrichtingen volgens het Besluit melden bedrijfsafval-stoffen en gevaarlijke afvalstoffen [25]), moet de acceptant van het materiaal een melding doen van de acceptatie van de afvalstoffen aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). De acceptant verstrekt aan de ontdoener van de afvalstoffen een afvalstroomnummer, dat tijdens transport op de begeleidingsbrief moet staan. Meer informatie over afvalstroomnummers en begeleidingsbrieven vindt u op de website van het LMA.

4 Verhoogde gehalten metalen in grondwater

 

In de regio komen verhoogde gehalten aan zware metalen in het grondwater voor die sterk kunnen fluctueren in plaats en tijd. Bij gehalten die de tussenwaarde of interventiewaarde overschrijden dient per situatie bekeken te worden of sprake kan zijn van een bodemverontreiniging of natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden.

 

Signaalwaarden

Op basis van de grondwaterkwaliteitskaart heeft de gemeente Laarbeek (zie bijlage 6) voor de zware metalen barium, nikkel en zink signaalwaarden vastgesteld waarmee beoordeeld kan worden of gemeten grondwaterconcentraties bij bodemonderzoek aansluiten bij de natuurlijke achtergrondkwaliteit van het grondwater op een locatie. Er is geen onderscheid gemaakt in zones. In de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming 2012 [26] wordt aanbevolen om gebruik te maken van de 98-percentielwaarde (P98) als signaalwaarde.

 

Tabel 4.1: Signaalwaarden zware metalen (ondiep grondwater gemeente Laarbeek)

Zware metalen

Signaalwaarde (P98)

Streefwaarde

Tussenwaarde

Interventiewaarde

Barium

494,2

50,00

337,50

625,00

Nikkel

52,6

15,00

45,00

75,00

Zink

585,2

65,00

432,50

800,00

 

 

Noodzaak herbemonstering en nader onderzoek

Ten aanzien van de zinkassengerelateerde verontreinigingen van het grondwater met cadmium en zink in De Kempen is door het projectbureau Actief Bodembeheer de Kempen, een voormalig projectbureau van de Provincies Noord-Brabant en Limburg, een gebiedsgericht grondwaterbeheerplan opgesteld [28]. Binnen het gebiedsgericht grondwaterbeheerplan De Kempen is de aanpak beperkt tot verontreinigingen met cadmium en zink. De reden hiervoor is dat deze stoffen gecorreleerd zijn aan de regionale zinkassen-problematiek en veelvuldig in verhoogde gehalten worden aangetroffen. De gemeente Laarbeek sluit aan bij deze aanpak voor de metalen waarvoor een signaalwaarde is vastgesteld.

 

Omgevingsvergunningen voor een bouwactiviteit kunnen in beginsel worden gehonoreerd als het grondwater niet boven de signaalwaarden voor barium, nikkel en zink verontreinigd is. Voor de overige zware metalen wordt hiervoor de tussenwaarde aangehouden. Indien de verhoogde gehalten niet gerelateerd kunnen worden aan bedrijfsactiviteiten en er geen sprake is van een verontreiniging van de grond, is vrijwel zeker sprake van een regionaal verhoogde achtergrondwaarde. Verder onderzoek is dan niet noodzakelijk. Het hanteren van deze verhoogde waarden voor barium, nikkel en zink levert geen risico's op voor de mens.

 

Indien er sprake is van gehalten aan zware metalen boven de signaalwaarden èn deze kunnen worden gerelateerd aan bedrijfsactiviteiten op of in de omgeving van het onderzochte perceel (lokale potentiële bron van bodemverontreiniging m.b.t. zware metalen aanwezig), dan dient wel vervolgonderzoek plaats te vinden (herbemonstering en/of nader grondwateronderzoek).

 

De aanpak conform het gebiedsgericht grondwaterbeheerplan is beknopt weergegeven in tabel 4.2. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar het gebiedsgericht grondwaterbeheerplan De Kempen [28].

 

Tabel 4.2: Aanpak verhoogde gehalten zware metalen in grondwater

Oorzaak

Actie gericht op bronverwijdering

Actie bij gehalten > signaalwaarden

Actie bij gehalten < signaalwaarden

Alleen door diffuse belasting

Geen actie

Geen actie

Geen actie

Afkomstig uit zinkassen (en deels diffuus)

Verwijderen zinkassen

Geen actie

Geen actie

Afkomstig uit andere bron(nen)

Bron verwijderen

Sanering tot signaalwaarden

Geen actie

 

Bovenstaande werkwijze geldt ook voor de door de gemeente uit te voeren bodemtoetsen van ruimtelijke plannen, etc.

 

Overschrijding risicogrenswaarden

Indien er sprake is een overschrijding van risicogrenswaarden dient een gebruiksadvies opgesteld te worden [27]. Afhankelijk van de situatie kan het volgende van toepassing zijn:

  • 1)

    in geval van een omgevingsvergunning, activiteit bouw: als advies bij de bouwvoorschriften opnemen;

  • 2)

    in geval van bestemmingsplan: als gebruiksbeperkingen opnemen in bestemmingsplan. De gebruiker dient daarnaast geïnformeerd te worden over eventuele gebruiksadviezen.

Tabel 4.3: risicogrenswaarden grondwater (µg/l)

As

Ba

Cd

Cr

Co

Cu

Hg

Pb

Mo

Ni

Zn

Drinkwater

10

n.b.

5

50

n.b.

2000

1

10

n.b.

20

3000

Veedrenking

100

n.b.

10

1000

n.b.

500

10

100

n.b.

100

24000

Beregening

50

n.b.

10

100

n.b.

200

n.b.

50

n.b.

200

2000

Humaan risico1)

320

3740

11

574

100

4060

28

17

300

735

17700

1) hierbij wordt uitgegaan van normaal gebruik (wonen met tuin

n.b. niet bekend

 

De P98 is voor geen van de stoffen hoger dan de risicowaarden voor beregening van gewassen en vee-drenking. Voor arseen, lood en nikkel is de P98 hoger dan de grenswaarde voor drinkwater (humaan risico). Bij de overschrijding van de risicogrenswaarde voor drinkwater voor arseen, lood en nikkel moet worden opgemerkt dat de risicogrenswaarde gelijk of lager is dan de betreffende streefwaarde van de Wet bodembescherming (norm voor de beoordeling niet-verontreinigd en licht verontreinigd grondwater).

 

In het zuidoosten van de gemeente Laarbeek ligt een groot deel van de boringvrije zones rondom de 3 delen van het waterwingebied Lieshout. De signaalwaarden die boven de risicogrens voor drinkwater zijn berekend, worden in het ondiepe freatische grondwater verwacht. Deze berekende en verwachte grondwaterkwaliteit vormt door de slecht doorlatende laag in de ondergrond geen risico’s voor de drinkwaterwinning in het waterwingebied Lieshout.

 

Grondwateronttrekking

Grondwateronttrekking binnen een (mogelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging betreft een sanerende handeling onder de Wet bodembescherming (Wbb). Hiervoor dient een saneringsplan opgesteld te worden. Grondwateronttrekking binnen een (mogelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging is enkel mogelijk na toestemming van het bevoegd gezag Wbb.

5 Bodeminformatie

 

Alle bij de gemeente bekende gegevens over bodemonderzoeken en saneringen worden bijgehouden in het gemeentelijk bodeminformatiesysteem.

 

Inzicht in de milieuhygiënische bodemkwaliteit kan noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld het uitvoeren van een bodemonderzoek, de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging of omgevingsvergunning, de aan/verkoop van een woning of als er graafwerkzaamheden in de bodem noodzakelijk zijn.

 

De bodeminformatie van de gemeente Laarbeek is online raadpleegbaar via de kaart ‘Omgevingsrapportage Noord-Brabant’.

 

Aan de rechterzijde op de website ‘Omgevingsrapportage Noord-Brabant’ zit een pulldownmenu waar verschillende kaartlagen geselecteerd kunnen worden. Aan de linkerzijde kan de gewenste locatie opgezocht worden en is er de mogelijkheid om een rapportage met de bodeminformatie op te vragen (PDF).

 

Op de website en in de rapportage wordt de volgende informatie weergegeven:

  • historische informatie over potentieel bodembedreigende activiteiten die zijn of worden uitgevoerd (historisch bodembestand);

  • rapporten van uitgevoerde bodemonderzoeken;

  • aanwezige grond- en grondwaterverontreinigingen;

  • saneringsplannen en saneringsevaluaties van in uitvoering zijnde of afgeronde bodemsaneringen.

In de rapportage worden eveneens de bodemgegevens geleverd in een straal van 25 meter rondom de geselecteerde locatie. Daarnaast is vaak een beknopte samenvatting aanwezig met de resultaten van de bodemonderzoeken.

 

De gemeentelijke bodemdossiers kunnen worden opgevraagd via gemeente@laarbeek.nl. Binnen 5 werkdagen zal de gemeente reageren.

 

In de omgevingsrapportage worden ook de bodemdossiers van de Provincie Noord-Brabant weergegeven. Deze bodemdossiers zijn op te vragen bij de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant via bodemloket@odzob.nl.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 15 december 2022.

De raad vernoemd,

de griffier burgemeester

M.L.M. van Heijnsbergen

F.L.J. van der Meijden

Bijlage 1 Referenties

  • 1.
  • 2.
  • 3.
  • 4.
  • 5.
  • 6.
  • 7.

    Bodemkwaliteitskaart en grondwaterkwaliteitskaart gemeente Laarbeek (WSP, kenmerk: SOB018799.RAP001, d.d.:09-06-2022);

  • 8.
  • 9.
  • 10.
  • 11.

    Wegcategoriseringsplan gemeente Laarbeek 2009;

  • 12.

    Begrenzing wegbermen (bron: brief van het voormalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart, kenmerk RWS/DVS‐2009/2932, 19 november 2009);

  • 13.

    Bodemkwaliteitskaart PFAS voor de deelnemende gemeenten in Noord-Brabant (Anteagroup, kenmerk: 0462683.100, d.d.: 28-10-2020);

  • 14.

    Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten, 3 september 2007, VROM & Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

  • 15.

    NEN 5740. Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond;

  • 16.

    Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (versie december 2021);

  • 17.
  • 18.

    Handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie (Agentschap NL, kenmerk: mca/201004004, d.d.: 7 juli 2010);

  • 19.

    BRL SIKB 7500. Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie;

  • 20.

    BRL 9335. Nationale beoordelingsrichtlijn voor Grond;

  • 21.

    BRL SIKB 1000. Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, Protocol 1001 – Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie;

  • 22.

    NEN 5720. Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodem en baggerspecie.

  • 23.

    CROW 400: Werken in en met verontreinigde bodem, richtlijn voor veilig, zorgvuldig en risico gestuurd werken (Kennisplatform CROW, tweede gewijzigde druk, december 2017)

  • 24.

    NEN 5725. Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek;

  • 25.
  • 26.

    Nederlandse Richtlijn bodembescherming 2012 (NRB), Agentschap NL, maart 2012;

  • 27.

    Omgaan met regionaal verhoogde concentraties van zware metalen in grondwater in Noord-Brabant” (Platform bodembeheer Brabant, 1 november 2011);

  • 28.

    Grondwaterplan in de Kempen – Actieplan cadmium en zink, Actief Bodembeheer de Kempen, kenmerk 3101082, vastgesteld juni 2013.

Bijlage 2 Begrippenlijst

Achtergrondwaarden

Bij regeling van Onze Ministers vastgestelde gehalten aan chemische stoffen voor een goede bodem-kwaliteit, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen.

 

Baggerspecie

Materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, evenals van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.

 

Bodembeheergebied

Aaneengesloten, afgebakend deel van de oppervlakte van één of meer gemeenten of het beheergebied van één of meer waterkwaliteitsbeheerders.

 

Bodemfunctie

Gebruik van de bodem, niet zijnde de bodem onder oppervlaktewater, zoals overeenkomstig een bij regeling van Onze Ministers vastgestelde indeling.

 

Bodemfunctieklasse

Bij regeling van Onze Ministers vastgestelde indeling van bodemfuncties:

  • Industrie;

  • Wonen;

  • Overig (landbouw/natuur).

Bodemfunctieklassenkaart

Kaart waarop de bodemfunctieklassen staan aangegeven.

 

Bodemkwaliteit

De bodemkwaliteit in een bepaald gebied is de verdeling van gehalten in een gebied. Deze verdeling kan worden gekwantificeerd door statistische parameters (gemiddelde, percentielwaarden).

 

Bodemkwaliteitskaart

Kaart waarop zones met gelijke chemische bodemkwaliteit staan aangegeven.

 

Bodemkwaliteitsklasse

In het Besluit bodemkwaliteit worden bodemkwaliteitszones afhankelijk van de gemiddelde kwaliteit ingedeeld in één van de drie onderscheiden bodemkwaliteitsklassen:

  • klasse AW2000 : de gemiddelde gehalten van de toe te passen grond/baggerspecie voldoen aan de achtergrondwaarden (Landbouw/Natuur);

  • klasse Wonen : de gemiddelde gehalten van de toe te passen grond/baggerspecie voldoen aan de maximale waarde van de bodemfunctie Wonen;

  • klasse Industrie : de gemiddelde gehalten van de toe te passen grond/baggerspecie voldoen aan de maximale waarde van de bodemfunctie Industrie.

Bodemkwaliteitszone

Aaneengesloten deel of meerdere niet aaneengesloten delen van een beheersgebied met een gelijke ontstaans- en gebruiksgeschiedenis, als gevolg waarvan sprake is van een vergelijkbare actuele kwaliteit van de bodem. Een bodemkwaliteitszone is ook in verticale richting begrensd.

 

Erkende kwaliteitsverklaring

Schriftelijke verklaring die is afgegeven door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning, waarin wordt verklaard dat de bijbehorende partij die afkomstig is van een persoon of instelling die is erkend voor het produceren op basis van een nationale Beoordelingsrichtlijn, voldoet aan de bij of krachtens het besluit bodemkwaliteit gestelde eisen met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit, mits toegepast op de in de verklaring aangegeven wijze.

 

Fabrikant-eigenverklaring

Schriftelijke verklaring, afgegeven door de producent van een bouwstof, grond of baggerspecie, waarin deze verklaart dat de bijbehorende partij voldoet aan de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit gestelde eisen met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit. Uit de verklaring blijkt op welke wijze is vastgesteld dat de partij voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen. Een overzicht van fabrikant-eigenverklaringen wordt gepubliceerd op de site van Bodem+ (www.bodemplus.nl).

 

Functionele en nuttige toepassing

Partijen grond en baggerspecie mogen alleen worden toegepast als sprake is van een nuttige toepassing. Is dit niet het geval, dan wordt de toepassing gezien als een middel om zich te ontdoen van afvalstoffen en gelden op grond van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen andere regels.

Nuttig toepassen betekent ook dat niet meer materiaal mag worden toegepast dan nuttig of nodig is. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om een geluidswal aan te leggen in een gebied waar dit niet nodig is, of die hoger is dan nodig om het geluid te weren.

De onderstaande toepassingen van grond en baggerspecie worden beoordeeld als nuttige, functionele toepassingen:

  • a)

    Toepassing in bouw- en wegconstructies, waaronder wegen, spoorwegen en geluidswallen.

  • b)

    Toepassing in ophogingen van industrieterreinen, woningbouwlocaties en landbouwen natuurgronden, met het oog op het verbeteren van de bodemgesteldheid.

  • c)

    Toepassing voor het afdekken van een saneringslocatie of als bovenafdichting voor een stortplaats, met het oog op het voorkomen van nadelige gevolgen voor mens, plant of dier door contact met het onderliggende materiaal.

  • d)

    Toepassing in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water, bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart.

  • e)

    Toepassing in aanvullingen, waaronder de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel van de toepassingen bedoeld in a tot en met d.

  • f)

    Verspreiding van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen, met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang aangrenzende percelen.

  • g)

    Verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater, uitgezonderd uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden en platen, met het oog op de duurzame vervulling van de ecologische en morfologische functies van het sediment.

  • h)

    Tijdelijke opslag van grond en baggerspecie, bestemd voor de toepassingen bedoeld in onderdeel a tot en met e, gedurende maximaal drie jaar op landbodems of gedurende maximaal 10 jaar in oppervlaktewater.

  • i)

    Tijdelijke opslag van baggerspecie, bestemd voor toepassingen bedoeld in a tot en met f, gedurende maximaal drie jaar op percelen gelegen naast de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is.

Gesaneerde locatie

Locatie waarop de sanering van een aanwezige ernstige bodemverontreiniging is afgerond en goedgekeurd middels een beschikking op het evaluatierapport (en eventueel nazorgplan) door het bevoegd gezag Wet bodembescherming.

 

Grond

Vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie.

 

Grootschalige (bodem)toepassing

Een bijzonder toepassingskader binnen het Besluit bodemkwaliteit (zie § 3.1.1).

 

Interventiewaarden

Bij regeling van Onze Ministers vastgestelde generieke waarden die aangeven dat bij overschrijding sprake is van potentiële ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft, als bedoeld in artikel 36 van de Wet Bodembescherming. De interventiewaarden zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009, zoals gewijzigd op 1 juli 2013 (gepubliceerd in de Staatscourant nr. 16675, d.d. 27 juni 2013).

 

Milieuhygiënische verklaring

  • a)

    voor bouwstoffen, grond of baggerspecie: partijkeuring, fabrikant-eigenverklaring of erkende kwaliteitsverklaring, en

  • b)

    voor grond, baggerspecie of de bodem waarop of waarin de grond of baggerspecie wordt toegepast: verklaring omtrent de milieuhygiënische kwaliteit van een specifieke partij of de bodem.

Ontgravingskaart

De ontgravingskaart geeft de te verwachten kwaliteit aan van de eventueel te ontgraven grond. Deze kaart mag onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de te ontgraven grond, als deze grond elders nuttig wordt toegepast. De ontgravingskwaliteit is gebaseerd op de te verwachten gemiddelde gehalten van een zone en getoetst aan de toetsingswaarden uit het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit. De kaart doet dus alleen een uitspraak over welke kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden indien afkomstig van een onverdachte locatie. De kwaliteit van een individuele partij kan daarvan afwijken. De ontgravingskwaliteit kan vallen in één van de vier onderscheiden klassen:

  • Klasse AW2000.

  • Klasse Wonen.

  • Klasse Industrie.

  • Klasse Niet toepasbaar.

Ontvangende bodem

Bodem waarop of waarin grond wordt hergebruikt of toegepast.

 

Ontvangstplicht

In artikel 5.23 van de Waterwet is een verplichting opgenomen voor rechthebbenden van gronden, gelegen aan of in een oppervlaktewaterlichaam, om baggerspecie en maaisel te ontvangen, die in het kader van regulier onderhoud van dat oppervlaktewaterlichaam worden verwijderd. Deze gedoogplicht geldt voor onderhoud door of onder toezicht van de beheerder van het oppervlaktewater. Tevens dienen zij onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan waterstaatswerken te gedogen. De beheerder stelt de rechthebbenden ten minste achtenveertig uur van tevoren schriftelijk in kennis van de voorgenomen werkzaamheden. In het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) zijn de milieuhygiënische randvoorwaarden voor het verspreiden van baggerspecie opgenomen.

 

Partij

Een partij is een identificeerbare hoeveelheid bouwstof, grond of baggerspecie van vergelijkbare milieuhygiënische kwaliteit, die is bedoeld om als geheel te worden verhandeld of toegepast. Daarom geldt het volgende: Bodem en waterbodem (in-situ) resp. grond en baggerspecie (depots – dus na ontgraving) mogen worden aangemerkt als één partij (tot een maximum van 10.000 ton), als:

  • sprake is van een eenduidige en gelijke textuur, bepaald overeenkomstig NEN 5706, en

  • sprake is van aaneengesloten percelen of depots, en

  • de aangetroffen bijmengingen van de individuele partijen, qua samenstelling en percentage, bepaald conform protocol 2001, vergelijkbaar zijn, en

  • sprake is van een gelijke milieuhygiënische kwaliteitsklasse (vastgesteld aan de hand van een indicatieve partijkeuring zoals bedoeld in BRL 9335 en BRL 7500, verkennend bodemonderzoek, bodemverwachtingenkaart (waterbodem), historisch bodemonderzoek en/of vastgestelde bodem-kwaliteitskaart van gemeente of waterkwaliteitsbeheerder).

Partijkeuring

Schriftelijke verklaring op basis van een eenmalig onderzoek, dat wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, en waarin wordt vermeld of een partij onder het regime van het Besluit kan worden toegepast en hoe dit is vastgesteld. Partijkeuringen grond kunnen zowel in-situ als ex-situ worden uitgevoerd. Met een partijkeuring grond wordt de kwaliteit van de gehele partij grond vastgesteld.

 

Percentiel(waarde)

Waarde waar beneden een bepaald percentage van de waarnemingen gelegen is. Bijvoorbeeld 90-percentiel: 90% van de waarnemingen ligt beneden deze waarde.

 

Richtlijn bodemkwaliteitskaarten

De landelijke Richtlijn voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten is voorgeschreven als een gemeente of waterschap een bodemkwaliteitskaart opstelt die wordt gebruikt voor hergebruik van grond en baggerspecie onder het Besluit. Met deze Richtlijn zijn tevens een aantal andere procedures geregeld, waaronder de te hanteren normwaarden, omgaan met uitbijters, vergelijkbaarheid, omgaan met ‘bijzondere omstandigheden’ en het in een kaart weergeven van de bodemkwaliteit en mogelijkheden tot grond- en baggerverzet.

 

Sterk verontreinigde grond

Grond waarvan gehalten voor één of meer stoffen de interventiewaarden overschrijden. Indien sprake is van een bodemvolume van minimaal 25 m3 sterk verontreinigde grond spreekt met van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Sterk verontreinigde grond komt niet in aanmerking voor hergebruik.

 

Zorgplicht

De zorgplicht houdt in, dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd of aangetast (bijvoorbeeld door het toepassen of opslaan van een bouwstof, grond of baggerspecie, die niet voldoet aan de daarvoor geldende eisen), verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde de verontreiniging of aantasting en de directe gevolgen daarvan te voorkomen, te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

Bijlage 3 Bodemfunctieklassenkaart

Bijlage 4 Bodemkwaliteitskaarten boven- en ondergrond

  • Ligging bodemkwaliteitszones;

  • Ontgravingskaarten;

  • Toepassingskaarten (generiek kader Besluit bodemkwaliteit);

  • Statistische parameters bodemkwaliteitszones (waarden standaardbodem).

Bijlage 5 Bodemkwaliteitskaarten PFAS

Bijlage 6 Grondwaterkwaliteitskaarten

  • Kaarten voor arseen, barium, cadmium, chroom, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink;

  • Statistische parameters grondwaterkwaliteit.

 

Bijlage 7 Stroomschema grondverzet

Bijlage 8 Bodemnormen

Bodemnormen (in mg/kg ds) voor een standaardbodem (humus 10% en lutum 25%)

 

Circulaire bodemsanering 2013

Regeling bodemkwaliteit

Regeling uniforme saneringen (De Kempen)

AW

T

I

AW

MW-W

MW-I

MW-V 1)

M-emissie

Emissie-TW

ABdK-M

ABdK-S

Zware metalen

Arseen (As)

20

48

76

20

27

76

X

0,61

42

55

55

Barium (Ba)

-

-

920 3)

-

-

-

X

-

-

-

-

Cadmium (Cd)

0,6

6,8

13

0,6

1,2

4,3

X en 7,5

0,051

4,3

3,7

12

Chroom (Cr)

55

117,5 (Cr III), 66,5 (Cr VI)

180 (Cr III), 78 (Cr VI)

55

62

180

X

0,17

180

62

62

Kobalt (Co)

15

102,5

190

15

35

190

X

0,24

130

35

35

Koper (Cu)

40

115

190

40

54

190

X

0,24

113

190

190

Kwik (Hg)

0,15

18,1

36

0,15

0,83

4,8

X

0,49

4,8

0,83

0,83

Lood (Pb)

50

290

530

50

210

530

X

15

308

85

276

Molybdeen (Mo)

1,5

95,8

190

1,5

88

190

X

0,48

105

88

88

Nikkel (Ni)

35

67,5

100

35

39

100

X

0,21

100

39

39

Zink (Zn)

140

430

720

140

200

720

X

2,1

430

720

720

Minerale olie

Minerale olie (GC)

190

2595

5000

190

190

500

3000

-

-

190

190

PAK (polycyclische aromatische koolwaterstoffen)

PAK’s totaal (som 10)

1,5

20,8

40

1,5

6,8

40

- 2)

-

-

6,8

6,8

PCB (polychloorbifenylen)

PCB’s (som 7)

0,02

0,51

1

0,02

0,02

0,5

- 2)

-

-

0,02

0,02

 

legenda:

AW

:

achtergrondwaarde

MW-W

:

maximale waarde klasse wonen

ABdK-M

:

maximale waarde klasse wonen met moestuin

T

:

tussenwaarde

MW-I

:

maximale waarde klasse industrie

ABdK-S

:

maximale waarde klasse wonen met siertuin

I

:

interventiewaarde

MW-V

:

maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie over aangrenzend perceel 1) 2)

M-emissie

:

maximale emissiewaarden

Emissie-TW

:

emissietoetswaarde

 

  • 1)

    De msPAF wordt berekend voor de met X aangeduide stoffen. Indien geen waarde wordt ingevuld (bijvoorbeeld omdat de stof niet gemeten wordt) wordt gerekend met 0,7 * bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid).

  • De baggerspecie voldoet aan de maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie op het aangrenzende perceel indien:

    • -

      de gehalten van de gemeten stoffen lager zijn dan de Interventiewaarde bodem, niet zijnde de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, en;

    • -

      voor organische stoffen: msPAF < 20%, en;

    • -

      voor metalen: msPAF < 50%, waarbij voor cadmium een maximum gehalte geldt.

  • Voor gemeten stoffen die geen deel uitmaken van de msPAF-berekening geldt de achtergrondwaarde (met uitzondering van somparameters waarbij de individuele parameters onderdeel uitmaken van de msPAF-berekening; deze uitzondering geldt niet voor dioxine (som TEQ) waarvan PCB118 onderdeel uitmaakt). Minerale olie maakt geen deel uit van de msPAF-berekening. In plaats van de Achtergrondwaarde geldt voor deze stof de waarde, die vermeld is in de kolom ‘Maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie over aangrenzend perceel’. Voor toetsing aan de Achtergrondwaarden worden de toetsingsregels van de Achtergrondwaarden toegepast. Uit vloeit voort dat naast de msPAF toetsing ook een toets moet plaatsvinden aan de Interventiewaarden bodem. Voor metalen waarvoor geen Interventiewaarden bodem zijn vastgesteld, dienen de Maximale waarden bodemfunctieklasse industrie te worden gehanteerd.

  • 2)

    Voor de individuele PAK’s en PCB’s geldt: X.

  • 3)

    De norm voor barium is tijdelijk ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 920 mg/kg d.s. Deze voormalige interventiewaarde is op dezelfde manier onderbouwd als de interventiewaarden voor de meeste andere metalen en is voor barium inclusief een natuurlijk achtergrondgehalte van 190 mg/kg d.s.

Bijlage 9 Betrokkenen en verantwoordelijkheden grondverzet

Betrokkenen en verantwoordelijkheden grondverzet

 

Onderstaande tabel toont de verantwoordelijkheden van verschillende betrokken actoren in het kader van de nota bodembeheer. Naast de ondergenoemde actoren zijn ook gespecialiseerde instellingen betrokken, waaronder adviesbureaus (partijkeuringen) en grondbanken (leverancier en/of toepasser van de grond).

 

Overzicht betrokken actoren en verantwoordelijkheden bij grondverzet

Betrokken actoren

verantwoordelijkheden

Gemeente (algemeen)

  • verstrekken van inlichtingen over o.a. de bodemkwaliteit;

  • voeren van vooroverleg met de initiatiefnemer;

  • bevoegde gezag Besluit bodemkwaliteit (Bbk).

Provincie

  • grondverzet ter plaatse van beschermingsgebieden.

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB)

  • namens de provincie controle en handhaving van gevallen van (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging en bij verplaatsen van verontreinigde grond op grond van art. 28 van de Wet bodembescherming;

  • namens de gemeente uitvoeren taken Bbk waaronder in ontvangst nemen, registreren, archiveren, beoordelen en toetsen van de melding voor het toepassen van grond en/of baggerspecie;

  • namens de gemeente handhaving van de Bbk-melding (administratief en in het veld).

Partij die de grond toepast

(Een opdrachtgever kan deze verantwoordelijkheid ook neerleggen bij een aannemer. Beide zijn dan verantwoordelijk dat voldaan wordt aan deze verplichtingen)

  • conform het Besluit [1] melden bij het centrale meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.nl;

  • nagaan of vanuit andere wetgeving voorwaarden worden gesteld en deze navolgen;

  • bewijsmiddelen van schone grond moeten gedurende een periode van minimaal 1 jaar bewaard blijven als om die reden geen melding is gedaan;

  • in overleg met de leverancier van de grond levert de partij die de grond toepast het bewijsmiddel omtrent de kwaliteit van de toe te passen grond.

Leverancier

(ontdoener van de grond)

  • het afgeven van een bewijsmiddel omtrent de kwaliteit van de te leveren grond/baggerspecie en zorgen dat de (erkende) transporteur de doorslagen van de volledig ingevulde begeleidingsbrief krijgt;

  • registratie van de gegevens gedurende 5 jaar.

Transporteur

  • beschikken over een volledig ingevulde begeleidingsbrief met afvalstroom-nummer tijdens het transport;

  • overhandigen begeleidingsbrief op aanvraag van de handhaver (politie, gemeente/ODZOB);

  • registratie van de gegevens gedurende 5 jaar;

  • in overleg met de leverancier van de grond levert de transporteur van de grond het bewijsmiddel omtrent de kwaliteit van de te transporteren grond.

Inspectie Leefomgeving en Transport (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)

  • adviserende rol bij het verlenen van erkenningen;

  • toezicht uitoefenen op intermediairs;

  • aanpak van overtredingen en misstanden (schorsen of intrekken van erkenningen);

  • wegnemen van belemmeringen bij de sanering van bodemverontreiniging;

  • regierol bij de ketenhandhaving bodembeheer en afstemming met de belangrijkste handhavingspartners.

Politie

controle en handhaving (strafrechtelijk).

Waterkwaliteitsbeheerder

als gemeente maar dan bij het toepassen of verspreiden van grond/baggerspecie in oppervlaktewater.

 

Bijlage 10 Formulier toets herkomst grondverzet

Het formulier toets herkomst dient te worden ingevuld door de toepasser van de grond en te worden toegevoegd aan de melding toepassen grond of baggerspecie, waarbij de door de gemeente vastgestelde bodemkwaliteitskaart wordt gebruikt als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit van de grond.

De vragen hebben betrekking op de locatie waar de grond is/wordt ontgraven.

 

Formulier toets herkomst

Ten behoeve van grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart

 

Formulier toevoegen bij melding toepassen grond of baggerspecie, waarbij de door de gemeente Laarbeek vastgestelde bodemkwaliteitskaart wordt gebruikt als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit van de grond of baggerspecie. De vragen hebben betrekking op de locatie waar de grond is/wordt ontgraven.

 

GEGEVENS HERKOMSTLOCATIE

Adres

Postcode en plaats

Kadastrale gegevens

Gemeente :

Sectie :

Nummer(s) :

Hoeveelheid te ontgraven en elders toe te passen grond

……. m3

Diepte ontgraving

……. m-mv

Kwaliteitsklasse volgens bodemkwaliteitskaart

☐ AW2000

☐ Wonen

☐ Industrie

Type vrijkomende grond

☐ zand ☐ zwarte grond ☐ klei ☐ veen

☐ anders, namelijk:

Bijmengingen met bodemvreemde materialen aanwezig?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk:

☐ puin ☐ bakstenen ☐ slakken/sintels ☐ plastic ☐ glas

☐ anders, namelijk:

Percentage …… %

Visueel asbest waargenomen?

☐ Nee

☐ Ja

Heeft de grond een afwijkende kleur, geur of samenstelling?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk:

Is de grond afkomstig uit een wegberm/wegcunet van een verharde weg?

☐ Nee

☐ Ja, er kan sprake zijn van een uitgesloten locatie waardoor een partijkeuring noodzakelijk kan zijn (zie § 3.3.2).

Is de grond afkomstig uit een uitgesloten gebied? (zie § 3.1.1)

☐ Nee

☐ Ja, grondverzet o.b.v. de bodemkwaliteitskaart is niet toegestaan.

 

HISTORISCHE GEGEVENS HERKOMSTLOCATIE

Wat is het huidige gebruik van de locatie?

Wat is het voormalige gebruik van de locatie?

Is het bodeminformatiesysteem van de gemeente geraadpleegd?

https://noord-brabant.omgevingsrapportage.nl/

☐ Nee, uw melding wordt niet in behandeling genomen.

☐ Ja, beantwoord de 3 onderstaande vragen aan de hand van de gegevens uit het bodeminformatiesysteem

Zijn er op de locatie in het verleden bodemonderzoeken uitgevoerd?

☐ Nee

☐ Ja

Zijn er op historische (verdachte) activiteiten bekend vanuit het Historisch bodembestand (HBB)?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk:

Is op of nabij de herkomstlocatie sprake van een (vermoedelijk geval van) bodemverontreiniging?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk:

Is er op de locatie een bedrijf gevestigd (geweest)?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk:

Zijn er op de locatie gedempte sloten aanwezig?

☐ Nee

☐ Ja (aangeven op locatietekening)

Zijn er opslagtanks en/of leidingen voor vloeibare brandstoffen aanwezig (geweest)?

De locatie(s) aangeven op locatietekening.

☐ Nee

☐ Ja, nog aanwezig namelijk:

☐ Ja, gesaneerd (KIWA-certificaat toevoegen)

☐ Ja, gesaneerd (geen KIWA-certificaat aanwezig)

Hebben er calamiteiten, morsingen of lekkages van vloeistoffen plaatsgevonden?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk:

Is de locatie in het verleden opgehoogd?

☐ Nee

☐ Ja, met:

Is er op de locatie asbest gebruikt?*

☐ Nee

☐ Ja, waar/wat:

Is op de locatie een verharding aanwezig?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk (aangeven op locatietekening):

☐ tegels/klinkers ☐ beton ☐ asfalt ☐ puin

☐ slakken/sintels ☐ anders, namelijk: ………

Is er op de locatie sprake (geweest) van verharding met zinkassen?

☐ Nee

☐ Ja (aangegeven op locatietekening)

Vinden/vonden er op naastgelegen percelen activiteiten plaats die tot bodemverontreiniging op de herkomstlocatie kunnen leiden?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk:

Is er andere informatie beschikbaar met betrekking tot mogelijke bodemverontreiniging?

☐ Nee

☐ Ja, namelijk:

 

  • *

    Bedrijven die asbesthoudende producten, apparaten of voorwerpen vervaardigen, asbestbewerkingen (zagen, slijpen, opslag), asbestwegen en erven, aebouwen, boerderijen, schuren, loodsen met asbesthoudende bouwmaterialen (golfplaten ect.), alastuinbouw (kassen), asbestbrand (calamiteiten) en beschoeiingen naast watergangen/volkstuinen.

 

Bijlagen: ☐ Bodemonderzoeken ☐ Locatietekening ☐ Foto’s herkomstlocatie

 

Eventuele opmerking(en)

 

 

________________________________________________________________________________________________________

Ondertekening melder

Voorletter(s): Achternaam:

Bedrijf:

Telefoonnummer:

 

Naar waarheid ingevuld

Datum: Handtekening:

 

Door ondertekening van dit formulier stemt u in met het gebruik van uw persoonsgegevens door de gemeente Laarbeek en de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.

Bijlage 11 Nota bodembeheer PFAS

 

Naar boven