Gemeenteblad van Deventer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Deventer | Gemeenteblad 2022, 526063 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Deventer | Gemeenteblad 2022, 526063 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Beleidskader Verlenen van garanties en het verstrekken van geldleningen
Voor u ligt het beleidskader voor het verstrekken van geldleningen en het verlenen van garanties aan rechtspersonen door de gemeente Deventer. Het is een geactualiseerde versie van de nota zoals die in 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dit geactualiseerde kader gaat in op:
voor het verstrekken van geldleningen en het verlenen van garanties.
Naast dit beleidskader is er een uitvoeringsnota opgesteld. Daar is uitgewerkt:
Het beleidskader wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Periodiek biedt het college de raad een dergelijke nota aan conform artikel 17 van de vigerende financiële verordening. De uitvoeringsnota handelt binnen dit kader en wordt door het college vastgesteld.
De gemeente Deventer verstrekt geldleningen en verleent garanties aan rechtspersonen. Dit heeft als doel een publieke of private instelling de mogelijkheid te bieden om een voorziening tot stand te brengen die bijdraagt aan de doelstellingen en daarmee het publieke belang van de gemeente Deventer.
In 2013 is een integraal kader opgesteld dat als leidraad wordt toegepast voor het verstrekken van garanties en geldlening in combinatie met het integraal beheren van de huidige en toekomstige portefeuille. Dat beleidskader is nu geactualiseerd. Het belang van een duidelijk kader en een goed beheer is nog altijd aanwezig. Zie ook de balans en toelichting daarop (Externe link: zie Jaarverslag 2018 van de gemeente Deventer).
Voor het verstrekken van nieuwe leningen en het verlenen van garanties geldt nog steeds een ‘nee, tenzij’-beleid. Dat wil zeggen dat de gemeente alleen een lening of garantie verstrekt wanneer er een publiek belang is en commerciële banken geen lening willen verstrekken en er geen andere mogelijkheden zijn het publiek belang te bereiken. Uit oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid is een verordening opgesteld. Dit is nieuw ten opzichte van 2013.
Naast het beleidskader is ook het toetsingskader geactualiseerd en aangevuld. De bevoegdheid voor het verstrekken van leningen en garanties is ongewijzigd gebleven. Die ligt bij het college van burgemeester en wethouders. De raad wordt via een raadsmededeling van een voorgenomen besluit in kennis gesteld en krijgt de gelegenheid wensen en bedenkingen te formuleren. Daarna neemt het college een definitief besluit.
De verordening biedt ingevolge artikel 15 ook de mogelijkheid aan het college nadere regels op te stellen voor de uitvoering. Deze ‘nadere regels leningsverstrekking en garantieverlening’ zijn ook uitgewerkt. De verordening en de nadere regels geven meer houvast in aanvraag, beoordeling en uitvoering van het beleid en is een belangrijke nadere uitwerking ten opzichte van het huidige beleidskader en uitvoeringspraktijk.
Voor de uitvoering zijn de kaders en richtlijnen in formulieren uitgewerkt en beschikbaar.
Het beleidskader voor het verstrekken van geldleningen en het verlenen van garanties is geactualiseerd. Het beleidskader biedt een toetsings- en beheerskader dat een leidraad vormt om op eenduidige en transparante wijze te reageren op iedere aanvraag voor een garantie of geldlening.
Daarnaast biedt het kaders voor inzicht in de omvang en beheer van de bestaande en toekomstige portefeuille van geldleningen en garanties. Indien conform de gestelde richtlijnen wordt gehandeld leidt dit tot inzicht in, en beheersing van, geldleningen en garanties waarbij een juiste afweging wordt gemaakt tussen het belang van de publieke taak (gewenst maatschappelijk effect) en de gerelateerde financiële risico’s.
De gemeente is terughoudend met het verstrekken van leningen en garanties vanwege een aantal redenen:
Een lening biedt ten opzichte van garanties meer mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de financieringsvorm, contractduur, inhoud (aflossingsverplichtingen) en zekerheden (onderpand, hypotheekrecht) die kunnen worden gesteld. Garanties mogen alleen verstrekt worden wanneer een garantie een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van een lening. Met een garantie is er namelijk nauwelijks een prikkel voor een commerciële bank het kredietrisico te beperken, omdat de financiële verplichting grotendeels door een gemeentegarantie wordt gedekt.
Om deze redenen heeft een lening de voorkeur boven een garantstelling.
Bij het verstrekken van een lening of garantie moet worden voldaan aan bestaande wet- en regelgeving, waarin staatssteunregels een belangrijk onderdeel zijn. Dat houdt in dat de gemeente alleen leningen of garanties verstrekt onder marktconforme voorwaarden.
Daarom is de beleidslijn opgenomen dat in geval van het verstrekken van een lening minimaal de omslagrente (zoals die geldt voor gemeentelijke investeringen) wordt gehanteerd. Dit is ook recentelijk toegepast bij de leningovereenkomst tussen gemeente en de stichting MIMIK. Zo is er een ‘gelijk speelveld’. Ook in geval van een garantstellingen wordt diezelfde ondergrens gehanteerd.
Het College is bevoegd tot het verstrekken van een nieuwe lening of het verlenen van een garantie. Daarnaast moet een lening of garantie voorafgaand aan het verstrekken ervan voor wensen en bedenkingen aan de Raad worden voorgelegd. Voor (materiële) wijzigingen van bestaande leningen en garanties geldt hetzelfde proces.
Het relatief hoge risico van de verstrekte leningen en garanties vraagt om goed beheer. Goed beheer van leningen en garanties betekent niet dat er geen sprake is van risico’s. Wel worden risico’s zoveel mogelijk benoemd, beperkt en bewaakt door adequate beheersmaatregelen te treffen.
Expliciet is opgenomen dat het verstrekken van een kapitaalsinstandhoudingsverklaring niet is toegestaan of tot de garantiemogelijkheid behoort. In dat geval garandeert de gemeente dat het eigen vermogen van een onderneming niet onder een bepaald percentage daalt. De gemeente is bij een kapitaalinstandhoudingsverklaring verplicht eigen vermogen bij te storten totdat het afgesproken percentage of bedrag wordt bereikt. Bij aanhoudende verliezen heeft dit het karakter ‘open einde’ regeling. Dat is onwenselijk.
Op grond van Europese staatssteunregels is het niet toegestaan garanties af te geven die meer dan 80% van het uitstaande lening bedrag of financiële verplichting dekken. In het lening- en garantiebeleid is expliciet opgenomen dat alleen financiële garanties onder het beleid vallen. Bij een financiële garantie verstrekt een andere partij (bijvoorbeeld een bank) een lening aan de kredietnemer en staat de gemeente garant wanneer de kredietnemer niet aan zijn rente- en/ of aflossingsverplichtingen kan voldoen.
In principe is een vervroegde aflossing altijd mogelijk en is hiervoor geen instemming nodig van het College of Raad. Indien op grond van de lening overeenkomst vervroegde aflossing niet is toegestaan, wordt een juridische toets uitgevoerd om te controleren of het toestaan van de vervroegde extra aflossing marktconform is. Alleen in dat laatste geval kan, in verband met de staatssteunregels, worden ingestemd met de vervroegde aflossing.
In bijlage 1 zijn meer uitgebreid en puntsgewijs de kernuitgangspunten van het beleid geformuleerd.
Het lening- en garantiebeleid heeft betrekking op zowel het verstrekken als het beheer van leningen en het verlenen van garanties aan rechtspersonen. In februari 2013 is het lening- en garantiebeleid voor het laatst herzien. De aanleiding om deze te herzien is in het voorwoord opgenomen.
De bevoegdheid voor het verstrekken van leningen en garanties ligt bij het College van B&W. De Raad heeft het recht tot het uiten van wensen en bedenkingen.
In dit beleidskader wordt eerst kort aandacht aan het regelgevend kader besteed. Daarin vormen twee onderdelen de kern, te weten:
Het beleidskader is ook voorzien van een verordening.
Naast het beleidskader (deze notitie) is ook een uitvoeringsnota opgesteld. De belangrijkste aspecten met betrekking tot een kwalitatief goede uitvoering is hierin opgenomen. Dit gaat vergezeld van een uitvoeringsregeling met aanvraagformulieren en toelichtingen als ook informatie waarmee in het proces van begroting en jaarrekening gewerkt moet worden.
Het navolgende processchema heeft als onderlegger gediend voor het beleidskader en de uitvoeringsnota voor het verstrekken van geldleningen en het verlenen van garanties. Het beleidskader (fase 1) is in deze notitie uitgewerkt. In de uitvoeringsnota zijn de fasen 0, 2, 3 en 4 achtereenvolgens uitgewerkt.
4.1 Wettelijk kader en regelgeving
Wet Financiering Decentrale Overheden ( Fido )
Deze wet geeft aan decentrale overheden de mogelijkheid leningen en garanties te verstrekken aan instellingen mits hiermee een publiek belang gediend is. Wat het publiek belang (exact) is, staat niet nader omschreven in de wet. Dit om de decentrale overheden, zoals een gemeenteraad, de ruimte te geven om zelf te bepalen wat zij een publiek belang achten.
Het college is bevoegd tot het verstrekken van een geldlening of verlenen van garantie. Het betreft een privaatrechtelijke rechtshandeling (art. 160 Gw). Onder inachtneming van art. 169 lid 4 Gw wordt een besluit over het verstrekken van leningen en garanties voor wensen en bedenkingen aan de Raad te worden voorgelegd (‘voorhangprocedure’).
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (staatssteun)
Vanuit Europese regelgeving mag er geen sprake zijn van staatssteun en concurrentievervalsing (Artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)).
Staatssteun kan in allerlei vormen voorkomen en beperkt zich niet alleen tot de klassieke subsidie. Ook steunmaatregelen in de vorm van garanties, leningen, risicokapitaal, verlaagde huur en grondverkoop onder de marktwaarde kunnen hier bijvoorbeeld onder vallen. Hoewel staatssteun in beginsel verboden is en moet worden aangemeld bij de Europese Commissie ter goedkeuring, zijn er veel mogelijkheden om staatssteun zogezegd ‘staatssteunproof’ te verlenen. Zo heeft de Commissie een aantal vrijstellingsverordeningen ontworpen. Op basis hiervan kunnen decentrale overheden steun verlenen voor bepaalde beleidsdoelen, zonder dat een formele aanmeldingsprocedure nodig is. De belangrijkste vrijstellingsverordeningen zijn de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) en de Landbouwvrijstellingsverordening (LVV). Voor lage steunbedragen kunnen overheden de ‘de- minimisverordening’ gebruiken.
Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)
Het Besluit begroting en verantwoording gemeenten (BBV) is het kader voor de regelgeving over de gemeentelijke financiën. In het BBV zijn de regels opgenomen voor het financiële beleid, het financieel beheer en de planning en control.
Artikel 36, 50 en 57 van het BBV verlangen bij begroting en jaarrekening een volledige opgave van alle verstrekte leningen en garanties en de bijbehorende risico’s.
In de notitie ‘Rente 2017’ van de commissie BBV staan richtlijnen hoe leningen boekhoudkundig moeten worden verwerkt.
Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden ( Bldo )
In aanvulling op de wet Fido is er het Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden.
Het Bldo schrijft voor dat geldleningen of garanties slechts door gemeenten kunnen worden aangegaan of verstrekt in euro’s. Daarnaast kunnen geldleningen door gemeenten slechts worden aangegaan of verstrekt, indien de hoofdsom niet onderhevig is aan enige vorm van indexatie.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Het verlenen van overheidsgarantie is een vorm van subsidiëring (conform de toelichting van artikel 4:21 van de Awb). Ditzelfde geldt voor renteloze of laagrentende gemeentelijke leningen. Artikel 4:23, eerste lid, van de Awb bepaalt dat subsidies slechts verstrekt kunnen worden op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. De bij deze nota gevoegde en door de raad vast te stellen Verordening leningsverstrekking en garantieverlening Deventer 2020 geldt als wettelijk voorschrift als bedoeld in dit wetsartikel. De artikelen 4:33 en 4:36 Awb regelen verder dat een subsidie kan worden verleend onder de voorwaarde dat de subsidieontvanger meewerkt aan het sluiten van een overeenkomst en daadwerkelijk de activiteiten verricht waarvoor de subsidie wordt verleend.
Algemene subsidieverordening Deventer (2017)
De Algemene subsidieverordening gemeente Deventer (2017) is van toepassing op alle gevraagde en door het college verstrekte subsidies, tenzij er een bijzondere subsidieverordening van kracht is. De bij deze nota gevoegde en door de raad vast te stellen Verordening leningsverstrekking en garantieverlening Deventer 2020 kan in zekere zin worden aangemerkt als een bijzondere subsidieverordening. Teneinde daar geen misverstand over te laten bestaan, wordt in de Verordening leningsverstrekking en garantieverlening Deventer 2020 de toepasselijkheid van de Algemene subsidieverordening gemeente Deventer expliciet uitgesloten.
Hoe moeten de leningen en garanties in relatie tot subsidies worden gezien? Het subsidie instrument is een belangrijk middel voor het realiseren van gemeentelijk beleid. Het subsidie instrument zorgt ervoor dat de gemeente en de gesubsidieerden maximaal bijdragen aan het in standhouden van de sociale infrastructuur en het bereiken van de maatschappelijke effecten. Het verlenen van garantie of het verstrekken van een krediet valt onder het materiële subsidiebegrip van artikel 4:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet Markt en Overheid schrijft gedragsregels voor overheden voor om concurrentievervalsing met bedrijven te voorkomen. Meer hierover is opgenomen in de handreiking Wet Markt en Overheid1.
Kadernota verbonden partijen 2017
De uitvoering van taken is voor gemeenten steeds complexer geworden. In toenemende mate doen zij beroep op andere organisaties waaraan zij taken aan uitbesteden, via inkoop of subsidie of via uitvoering door verbonden partijen.
Bij verbonden partijen kan het zowel gaan om privaatrechtelijke rechtspersonen die een rol spelen in de uitvoering van een publieke taak als om gemeenschappelijke regelingen. Voor wat betreft de private partijen gaat het om organisaties en instellingen waar gemeenten zowel financieel als bestuurlijk zeggenschap over hebben. In geval van (de publiekrechtelijke) gemeenschappelijke regelingen gaat het om samenwerkingsvormen met een rechtspersoonlijkheid. Het financiële belang kan op publiekrechtelijke of privaatrechtelijke wijze tot stand komen, zoals via de Wgr, aandelen, leningen of garantstellingen.
De keuze voor samenwerking in verbonden partijen is onderdeel van een inrichtings- en uitvoeringsvraagstuk (de ‘hoe-vraag’) die volgend is op de maatschappelijke opgave (de ‘wat-vraag’). Uitgaande van een maatschappelijke opgave, die door de gemeenteraad wordt gekwalificeerd als ‘publiek belang’, dient de behartiging ervan te worden opgepakt.
Artikel 17 lid 1 bepaalt dat het college de raad periodiek een nota verstrekken gemeentegaranties en geldleningen aanbiedt. Ook wordt bepaald welke onderwerpen daarin in elk geval aan de orde moeten komen.
Volgens het treasurystatuut van de gemeente Deventer is het aangaan en verstrekken van leningen en garanties slechts toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak.
4.2 Beleidskader geldleningen en garanties
Nieuwe leningen en garanties – “nee, tenzij” en publiek belang
De gemeente is terughoudend met het verstrekken van leningen en garanties vanwege een aantal redenen.
De afbakening van het publiek belang is moeilijk aan te geven, het blijkt zelfs niet eenvoudig te definiëren. Er is sprake van een publiek belang wanneer de overheid zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt. In dat geval dient de overheid dit publieke belang te borgen. Dit geldt bijvoorbeeld voor collectieve goederen, die zonder overheidsborging niet beschikbaar komen. Het is dus de (lagere) overheid die bepaalt wat een publiek belang is en daarbij geldt het primaat van de politiek.
Van belang bij het bepalen van ‘tenzij’ is de verhouding tussen het publieke belang en de met de garantie of geldlening gepaard gaande financiële risico’s. Indien het publieke belang gaat prevaleren boven de financiële risico’s wordt uitgegaan van risicominimalisatie. Dit betekent dat alle mogelijke beheersmaatregelen worden genomen om het financiële risico te reduceren. Hierbij is de beoordeling van de uitkomst van de toetsingscriteria essentieel.
Bovenstaande beslisboom maakt ook een koppeling met het “beleidskader verbonden partijen”; zie namelijk de kolom “afwegingen”. Hier wordt gekeken of het publiek belang het beste gediend wordt door het verstrekken van eigen vermogen en daarmee het participeren in een deelneming óf het verstrekken van lening/ verlenen van garantstelling.
Bij de afweging tussen het verstrekken van een lening of eigen vermogen is van belang dat bij een lening over het algemeen minder risico wordt gelopen dan bij het verstrekken van eigen vermogen. Daarbij is de veronderstelling dat bij een lening diverse zekerheden (kunnen) worden gesteld. Bij eigen vermogen is daarentegen meer invloed en zeggenschap aanwezig om eventueel via het aandeelhouderschap het publiek belang te behartigen.
Bij het doorlopen van de beslisboom, wordt steeds een andere afweging gemaakt. Deze afwegingen worden hieronder toegelicht.
1. Is er sprake van een gemeentelijk publiek belang?
Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (publicatie “Het borgen van publiek belang”, 2000) is sprake van publiek belang wanneer de overheid zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt. Er is dus geen statische definitie van een publieke taak of het publiek belang. Uiteindelijk bepaalt de Gemeenteraad of er sprake is van een publieke taak.
Wanneer is er sprake van een publieke taak?
Garantie of een geldlening wordt slechts verleend ter behartiging van een gemeentelijke publieke taak. Wat wel of niet tot de publieke taak en het publiek belang wordt gerekend, verschilt naar gelang het beleidsveld, het tijdstip en de omstandigheden. In deze context past dus geen statische definitie van de begrippen ‘publieke taak’ en ‘publiek belang’, zodat dit ook niet is opgenomen in de begripsomschrijvingen.
Een gemeentelijk publiek belang kan betrekking hebben op onder meer sport en recreatie, kunst, cultuur, welzijn, onderwijs, zorg of veiligheid binnen de gemeente, monumentenzorg van monumenten binnen de gemeente of gemeentelijke infrastructuur. Daar waar de activiteiten het gemeentelijk publiek belang niet dienen, verstrekt de gemeente geen garanties. Zodoende wordt voorkomen dat de gemeente te veel financiële risico’s loopt en zich buiten haar taakveld begeeft.
Het garant staan voor leningen ten behoeve van de financiering van een woning dient bijvoorbeeld uitdrukkelijk geen publieke taak. Particulieren kunnen zich hiervoor wenden tot de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen.
2. Is volledige gemeentelijke betrokkenheid noodzakelijk?
Volledige gemeentelijke betrokkenheid kan bijvoorbeeld voortkomen uit:
3. Is behartiging van het publiek belang als opdracht- of regelgever of subsidieverstrekker mogelijk en afdoende?
De gemeente heeft in veel gevallen de mogelijkheid om via regelgeving (bijvoorbeeld bestemmingsplannen), subsidies (conform het geldende subsidiebeleid) of opdrachtgeverschap het publiek belang te dienen. In geval sprake is van een investering met een onrendabele top, waarvoor de markt geen lening wil verstrekken, kan het te verkiezen zijn om alleen voor die onrendabele top een subsidie te verstrekken. Alleen lagere kosten zijn geen reden om een garantie of lening te verstrekken.
4. Wor dt het publiek belang het beste gediend door het verstrekken van een lening? Of indien een lening niet mogelijk is door een garantie?
Als het publieke belang niet door de markt kan worden uitgevoerd, en ook andere mogelijkheden vallen af (zie vraag 3), dan zal worden onderzocht of en hoe een lening of garantie kan worden verstrekt. Aan het verstrekken van een lening of garantie zijn wel voorwaarden verbonden. Een garantie wordt alleen verstrekt wanneer deze een duidelijk toegevoegde waarde heeft boven een lening.
De rol van gemeenten is de afgelopen jaren steeds verder veranderd van “zorgen voor” naar “zorgen dat”. Crowdfunding vormt een steeds belangrijkere bron van financiering voor maatschappelijke projecten. Crowdfunding geeft vorm aan de veranderende rol van de gemeente van “zorgen voor” naar “zorgen dat”; het past bij het meer faciliteren en stimuleren van initiatieven van burgers. Andere partijen nemen initiatief en bepalen steeds meer zelf de projecten. De gemeente kan hierbij de rol aannemen van medefinancier, vergunningverlener, facilitator en/of samenwerkingspartner. Acties die hierbij passen zijn:
Bijkomend voordeel van crowdfunding is dat de gedragenheid voor het project helder wordt; is het project een succes? Dit hangt ook af van de activiteiten die een initiatiefnemer doet om het project tot een succes te maken; het geeft vaak een indicatie van de eigen betrokkenheid en inzet. De gemeente kan hier op inspelen door bij een financiering als voorwaarde te stellen dat een gedeelte wordt gefinancierd door Crowdfunding. Op deze manier kan op een goede manier getoetst worden of er voldoende draagvlak voor het investeringsproject is.
Waarborgfondsen als voorliggende voorziening
Voor het stimuleren van maatschappelijk gewenste ontwikkelingen zijn in het verleden waarborgmaatschappijen geformeerd. Zij zijn door hun schaalgrootte, professionaliteit en kennis van de markt de aangewezen partij voor een gecontroleerde inzet van garanties.
De gemeente Deventer heeft overeenkomsten (intentieverklaringen) afgesloten met een aantal waarborgfondsen.
In het kader van het bevorderen van Volkshuisvesting (publiek belang) zijn overeenkomsten afgesloten met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Waarborgfonds Eigen Woningbouw (WEW). Met beide waarborgfondsen heeft de gemeente Deventer een ‘achtervangovereenkomst’2 gesloten.
In het kader van sport is een overeenkomst afgesloten met de Stichting Waarborgmaatschappij Sport. Aan het verlenen van een borgstelling wordt door de SWS de voorwaarde gesteld dat tegelijkertijd een gemeentegarantie voor 50% van het te lenen bedrag. Recent is het ook mogelijk geworden dat sportverenigingen bij het BNG duurzaamheidsfonds een sportlening kunnen aanvragen voor de verduurzaming van hun accommodatie. Met een garantie van de Stichting Waarborgfonds voor de Sport, worden deze leningen aangeboden tegen een rentetarief van 1,95%.
In 2010 heeft de gemeente Deventer een verordening vastgesteld inzake stimuleringsleningen verenigingen van eigenaars. Voor het verstrekken van deze stimuleringsleningen is een krediet beschikbaar gesteld en een bedrag gestort op een SVn rekening van Deventer waaruit leningen worden verstrekt. Dit gebeurt onder regie van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland (SVn). Dit is een stichting zonder winstoogmerk die met partners een samenwerkingsovereenkomst afsluit. Zij beheren o.a. zogenaamde revolverende fondsen waaruit laagrentende leningen worden verstrekt die bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van woon- en leefomgeving in stadswijken en dorpskernen.
Het college van B&W heeft de bevoegdheid om te beslissen of een aanvraag tot verstrekking van een stimuleringslening wordt gehonoreerd. De SVn verzorgt vervolgens de verstrekking en het beheer. De gemeente is geen partij in de overeenkomst tussen de aanvrager en de SVn. Daarmee is de omvang van het risico niet hoger dan de door de gemeente Deventer ingebrachte middelen.
Bij de aanvraag wordt gevraagd naar documenten waaruit de afwijzing door kredietverstrekkende instellingen blijkt. Is er sprake van een gedeelde eigendomsparticipatie dan bestaat de mogelijkheid om een geldlening in gelijke verhouding met de andere eigenaren/aandeelhouders te verstrekken. De betreffende eigenaarverhouding en daarmee de leningverhouding moet helder en expliciet in de bestuurlijke stukken zijn opgenomen en de raad dient hierover expliciet te besluiten.
Het Europees staatssteunverbod is neergelegd in artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU “zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.
Er zijn verschillende manieren waarop decentrale overheden steunmaatregelen kunnen verlenen die als staatssteun worden aangemerkt. De meest voorkomende maatregel is het verstrekken van een subsidie, ad hoc of in de vorm van een regeling. Daarnaast kan de overdracht van staatsmiddelen uiteenlopende vormen aannemen zoals leningen, garanties en overige economische activiteiten. In de financieringsinstrumenten kan er een onderscheid worden gemaakt tussen revolverende en niet- revolverende middelen:
Uit het verbod zijn een aantal voorwaarden af te leiden waaraan moet worden voldaan om een maatregel als staatssteun aan te kunnen merken. Deze voorwaarden zijn cumulatief. Dat wil zeggen dat een maatregel pas staatssteun oplevert als aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Verder geldt nog dat decentrale overheden steun kunnen verlenen die onder de € 200.000,- blijft. Dergelijke steunmaatregelen vallen onder de de-minimisverordening en hebben een beperkt effect op het handelsverkeer tussen lidstaten. Daardoor voldoet de de-minimissteun niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) en levert het dus geen staatssteun op. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren.
Niet marktconforme voordelen zijn niet geoorloofd3.
De beoordeling van en advisering over wat marktconforme voorwaarden zijn, vindt intern ambtelijk plaats. Het gaat dan over de hoogte van de rente-opslag en andere voorwaarden, rekening houdend met de richtlijnen van de Europese Commissie. Het college neemt hierover een besluit.
Rentevergoeding, kostenvergoeding en risico-opslag
Bij het verstrekken van een geldlening wordt een rentepercentage in rekening gebracht.
Rente is een vergoeding voor het ter beschikking stellen van geld voor een bepaalde periode. Eén van de componenten binnen de rentevergoeding heeft betrekking op het risico dat de geldgever loopt op wanbetaling door de geldnemer.
Het college stelt de marktconforme voorwaarden voor de lening vast. Om te bepalen wat een marktconforme rente is, kan gebruik worden gemaakt van een aantal hulpmiddelen.
Belangrijkste hulpmiddel is het schema dat de Europese Commissie heeft opgesteld, waarin te zien is welke opslag nodig is bij welke kredietwaardigheid en onderpand. Om de kredietwaardigheid vast te stellen, kan vervolgens gebruik worden gemaakt van het kredietrisicomodel.
De Europese Commissie heeft een schema voor opslagen vastgesteld boven de referentierente (1- jaars Euribor):
Aangezien de 1-jaars EURIBOR geen voor de hand liggende basisrente is voor langlopende vastrentende leningen, hanteert de gemeente Deventer de gemeentelijke marktrente voor de gewenste looptijd (bijvoorbeeld een 10-jaars marktrente voor een gemeentelijke lening plus een risico opslag voor een lening die de gemeente verstrekt met een 10-jaars looptijd).
Daarnaast geldt dat “voor startende ondernemingen of lening nemers zonder kredietverleden of waarvan de rating op grond van een analyse van de balans wordt bepaald, zoals bepaalde “special purpose-entiteiten”, het rentepercentage wordt vermeerderd met ten minste 400 basispunten (afhankelijk van de beschikbare zekerheden). De opslag kan nooit lager zijn dan die welke op de moedermaatonderneming van toepassing zou zijn.4
Door haar zeer sterke kredietwaardigheid kan de gemeente zelf tegen scherpe voorwaarden (waaronder: lage rente) leningen afsluiten. De rente op een lening, die de gemeente verstrekt aan de geldnemer wordt dan gelijk aan de som van:
en is minimaal gelijk aan de gemeentelijke omslagrente.
Voor het bepalen van de risico-opslag kan ook informatie worden ingewonnen bij banken of bijvoorbeeld externe consultants wat voor een specifieke lening marktconforme voorwaarden zouden kunnen zijn.
De opslagen van de Europese commissie zijn leidend bij het bepalen van een marktconforme rente en gelden als minimum. Aanvullende informatie (marktgegevens of het kredietrisicomodel) kunnen leiden tot een aanvullende opslag.
Garantiepremie en kostenvergoeding garantie
Indien een garantie wordt verleend dan geldt een ondergrens van minimaal de renteomslag (nu 2,2%). Dus indien een aanvrager een lening verkrijgt van een derde partij tegen bijvoorbeeld 1,5% rente onder de voorwaarde dat een garantie door de gemeente wordt verleend, dan brengt de gemeente nog 0,7% garantiepremie over hoofdsom van de lening in rekening. Daarmee wordt een ‘gelijk’ speelveld gecreëerd en wordt ook de garantstelling minder aantrekkelijk gemaakt. Via een geldlening kunnen nu eenmaal meer zekerheden worden gesteld.
Er worden op dit moment ook eenmalige kosten in rekening gebracht voor het verstrekken van een gemeentegarantie bij de aanvragende instelling (bestendige gedragslijn) van 0,25% over de, door de gemeente gegarandeerde som met een minimum van € 1.500 en met een maximum van € 15.000. Dit bedrag is sinds 2013 niet aangepast. En daarom wordt voorgesteld het percentage van 0,25% te handhaven maar de bedragen te wijzigen met € 2.000 als minimum en € 20.000 als maximum. Het betreft een vergoeding voor de autonome garantieverstrekkingen. De garanties verstrekt onder regie van de genoemde waarborgmaatschappijen zijn daarmee uitgezonderd.
Overige voorwaarden lening en of garantie
De gevraagde renteopslag moet in samenhang worden gezien met de overige voorwaarden van de lening (bijvoorbeeld zekerheden of aflossingsstructuur). Samen bepalen die, of de lening marktconform is. |
In het geval de kredietnemer niet langer aan haar verplichtingen (kan) voldoen, heeft de gemeente de mogelijkheid haar verlies te beperken, wanneer zekerheid, zoals onderpand of hypotheekrecht, is gevestigd. Hoe hoger de waarde van de zekerheid die is gevestigd, hoe lager het restrisico voor de gemeente is en hoe lager de risico-opslag hoeft te zijn.
Ook de aflossingsstructuur en looptijd zijn van invloed op het risico van de lening. Des te sneller de lening wordt afgelost, des te sneller zal het risico voor de gemeente dalen.
Weerstandsvermogen en solvabiliteitsbeslag
Parallel aan de gelden die de banken als reserve moeten aanhouden voor het verstrekken van leningen (solvabiliteitsbeslag), zou de gemeente ook gelden kunnen aanhouden in de vorm van een kredietrisicoreserve. Vooralsnog is de overweging binnen gemeente Deventer gemaakt om geen aparte reserve te vormen voor het risico van de verstrekte leningen en garanties. Er is een generieke weerstandsreserve en een specifieke weerstandsreserve5.
Jaarlijks wordt getoetst of het weerstandsvermogen voldoende is om de resterende risico’s, waaronder kredietrisico’s, binnen de gemeente op te vangen (conform bestaande kaders).
De verstrekte leningen staan op de balans van de gemeente. Het bijbehorende risico van wanbetaling ligt bij de RVP’s.
Een achtergestelde lening is een lening waarbij de gemeente in geval van faillissement wordt achtergesteld ten opzichte van ‘reguliere’ kredietverschaffers. Het risico van een achtergestelde lening is daarmee groter dan bij een reguliere lening. Er moeten goede redenen zijn waarom de gemeente een achtergestelde lening wil verstrekken. Het kan bijvoorbeeld een eis zijn van andere financiers voordat zij bereid zijn een lening te verstrekken.
De voorwaarden die moeten gelden voor een achtergestelde lening zijn maatwerk. Er worden dan ook in dit beleid geen aanvullende eisen gesteld aan het verstrekken van een achtergestelde lening.
Gezien het hogere risico van een achtergestelde lening ligt het wel meer voor de hand om een reserve of voorziening te treffen.
Een achtergestelde lening wordt soms gezien als een “vorm van eigen vermogen”, wat gunstig kan zijn voor de kredietnemer, omdat die daarmee makkelijker ander vreemd vermogen kan aantrekken. Bij een achtergestelde lening krijgt de gemeente echter geen zeggenschap, in tegenstelling tot bij het verstrekken van eigen vermogen. De afweging tussen het verstrekken van eigen vermogen dan wel een achtergestelde lening dient expliciet te worden gemaakt in samenhang met het gemeentelijke beleid verbonden partijen.
Het verstrekken van een garantie heeft in eerste instantie geen effect op de hoogte van de gemeentelijke schuld (in tegenstelling tot het verstrekken van een lening). De gemeente zal, alleen in het geval dat aanspraak wordt gemaakt op de verstrekte garantie, het gegarandeerde bedrag moeten betalen.
Garanties hebben een aantal nadelen ten opzichte van het verstrekken van een lening.
Hierdoor is er bij bestaande garanties minder zicht op de (financiële) situatie van de kredietnemer en kan er minder tijd zijn om beheersmaatregelen te treffen. Bij een verstrekte lening ziet de gemeente direct wanneer een kredietnemer niet aan zijn verplichtingen voldoet. Daarnaast is bij een lening de kredietnemer over het algemeen verplicht de gemeente te voorzien van informatie (zoals jaarverslagen). Dit is bij bestaande verstrekte garanties niet altijd het geval.
Voor nieuwe garanties zal afgedwongen worden dat de gemeente wel voldoende informatie ontvangt. Landelijke ervaringen uit het verleden leren, dat de gemeenten in het algemeen vaker problemen ervaren bij verstrekte garanties dan bij verstrekte leningen. Reden hiervoor is dat bij een garantie vaak minder informatie beschikbaar is dan bij een lening (zoals betalingsachterstanden of jaarverslagen) en onvoldoende handvatten om beheersmaatregelen toe te passen.
Daarom worden ten opzichte van leningen aanvullende voorwaarden gesteld aan garanties:
Garanties mogen alleen verstrekt worden wanneer een garantie een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van een lening, bijvoorbeeld:
als de financiële constructie dusdanig ingewikkeld is dat de bank beter toegerust is om de voorwaarden en de documentatie bij te houden. Hierbij dient de bank wel een prikkel te hebben om die voorwaarden en documentatie bij te houden (zie ook hierboven). Daarnaast dient de bank adequaat beheer te voeren.
Een garantie mag niet meer dan 80% van het uitstaande lening bedrag of andere financiële verplichting dekken. Een belangrijke voorwaarde voor een ‘geen staatssteun- oordeel’ is dat de
garantie niet meer dan 80% van de uitstaande lening (of andere verplichting) mag dekken van de geborgde partij.6
De overheid mag wel een 100% garantie verstrekken aan een partij waarvan de activiteiten bestaan uit het beheer van een dienst van algemeen economisch belang, voor zover deze garantie is verschaft door de overheid die deze opdracht heeft toevertrouwd.
De Europese commissie stelt daarnaast twee voorwaarden aan het verstrekken van een garantie van maximaal 80%:
‘wanneer de omvang van de lening of de financiële verplichting mettertijd afneemt (bijvoorbeeld omdat de terugbetaling van de lening begint), moet het gegarandeerde bedrag in evenredigheid afnemen, zodat de garantie op ieder tijdstip niet meer dan 80 % van de uitstaande lening of financiële verplichting dekt’;
‘verliezen moeten evenredig en op dezelfde wijze door zowel de kredietgever als de garant worden gedragen. Evenzo moeten netto-inkomsten (opbrengsten exclusief executiekosten) afkomstig van de vordering van de door de kredietnemer ter dekking van de schulden gestelde zekerheden de door kredietgever en de garant gedragen verliezen evenredig doen dalen. First-loss-garanties, waarbij verliezen eerst aan de garant en pas daarna aan de kredietgever worden toegewezen, gelden als maatregelen die mogelijk staatssteun behelzen.
Wanneer de gemeente er toch voor kiest om een garant van meer dan 80% te verstrekken moet de gemeente onderbouwen waarom dit geen staatssteun betreft én moet de gemeente dit melden bij de Europese commissie zodat de deze commissie dit kan beoordelen op zijn eventuele staatssteunkarakter.
Er bestaan ook andere vormen van garanties; bijvoorbeeld niet-financiële garanties. Deze vormen van garanties vallen onder het algemene risicobeleid van de gemeente en niet onder het lening- en garantiebeleid. Het RVP moet deze melden in het risicosysteem en dekking voor een eventueel verlies valt onder een begrotingsprogramma. Deze garanties komen in het kader van het risicobeleid naar voren.
Bij een kapitaalinstandhoudingsverklaring garandeert de gemeente dat het eigen vermogen van een organisatie/ onderneming niet onder een bepaald percentage daalt. De gemeente is bij zo’n verklaring verplicht eigen vermogen bij te storten totdat het afgesproken percentage of bedrag wordt bereikt.
Bij aanhoudende verliezen betreft dit daarom een “open einde” regeling, omdat het onbekend is hoeveel de gemeente maximaal zou kunnen verliezen.
Het verstrekken van een kapitaalinstandhoudingsverklaring is niet mogelijk omdat:
Met het verstrekken van gemeentegaranties en geldleningen loopt de gemeente risico’s. De wetgever verlangt dat de gemeente zo min mogelijk risico’s loopt. De wet Fido hanteert daarvoor de term ‘prudent karakter’. Dit betekent dat de gemeente voorzichtig, weloverwogen en wijs moet omgaan met de risico’s. Dit komt niet alleen neer op de afweging tussen het publieke belang en de financiële risico’s op het moment van de aanvraag maar vereist risicomanagement gedurende de gehele looptijd.
Deze risicomitigerende maatregelen worden hieronder nader toegelicht.
Garantieverlening laten uitvoeren door de waarborgfondsen
De met de garantieverlening samenhangende financiële risico’s (solvabiliteit en rentabiliteit) liggen dan bij een professionele instelling. De meerwaarde van een waarborgfonds ten opzichte van het zelf verstrekken is gebaseerd op de volgende aspecten:
Naast deze aspecten wordt door de waarborgfondsen gedegen onderzoek gedaan naar de achtergrond van de aanvragende instelling (rechtspersoon) of particulier (privaatpersoon) om de financiële risico’s te minimaliseren. Onderdelen van onderzoek zijn o.a. de haalbaarheid van het project (investering), de financiële positie van de aanvrager, de wijze waarop de organisatie wordt bestuurd (management), de rentabiliteit van de instelling of de inkomenspositie van een particulier, de meerjarenbegroting etc. De waarborgfondsen kunnen daarbij bouwen op hun specifieke ervaring van een bepaalde doelgroep en hebben daarover veel informatie en voorbeelden beschikbaar.
Toetsen van een aanvraag voor een garantie of geldlening
Voor het beheersen van de financiële risico’s in relatie tot de verbonden partijen of aanvragen die niet bij een waarborgfonds zijn onder te brengen, is de gemeente Deventer aangewezen op haar eigen beleid en deskundigheid of besteedt die uit aan derden. Bepalend voor dit beleid zijn de toetsingscriteria die worden toegepast om te komen tot een weloverwogen beslissing voor het al dan niet verlenen van een garantie of geldlening.
Bijlage 1 – Kernuitgangspunten beleidslijn
Hieronder zijn de kernuitgangspunten die het kader en de beleidslijn vormen voor het verstrekken van garanties en geldleningen.
Een derde uitzondering is wanneer na bestuurlijke afweging het publieke belang prevaleert boven de aan de verstrekking gerelateerde financiële risico’s (politieke keuze). Het college van B&W is verplicht de raad in de gelegenheid te stellen haar wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen (uitvloeisel artikel 169 lid 4 – gemeentewet). Uitgesloten zijn:
De gemeente Deventer brengt kosten in rekening als vergoeding voor het verstrekken van een gemeentegarantie. De vergoeding wordt vastgesteld op 0,25% van de gegarandeerde som met een minimum van € 2.000 en een maximum van € 20.000. Het college van B&W kan dit percentage per jaar aanpassen en kan hiervan afwijken; het blijft maatwerk. Aanvragen die lopen via de waarborgfondsen zijn uitgesloten.
De gemeente Deventer brengt bij het verstrekken van een geldlening het op dat moment geldende marktrentepercentage in rekening. Voor het bepalen van de marktconformiteit van het rentepercentage vraagt de gemeente Deventer minimaal twee rentepercentages op bij kredietverstrekkende instellingen, uitgaande van de voorwaarden voor de betreffende geldlening. Voor geldleningen verstrekt onder regie van het SVn gelden afwijkende rentepercentages.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1 Inleidende bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
garantie: borgtocht in de zin van artikel 7:850 BW waarbij de gemeente zich tegenover een geldgever gedurende een bepaalde looptijd krachtens een overeenkomst verbindt tot nakoming van de aan een geldgeverslening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen voor zover de geldnemer hiermee in gebreke blijft;
geldnemer: rechtspersoon naar burgerlijk recht aan wie de gemeente een gemeentelening verstrekt of aan wie de geldgever een geldgeverslening verstrekt waarvoor de gemeente een garantie heeft verstrekt, alsmede diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel, voor zover de gemeente met rechtsopvolging heeft ingestemd;
Artikel 3 Bevoegdheden college
Paragraaf 2 Financieringssteun
Artikel 4 Bij de aanvraag om financieringssteun in te dienen gegevens
Artikel 6 Beslistermijn financieringssteun
Het college kan, naast de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, een aanvraag voor financieringssteun in ieder geval geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:
de aanvrager een zodanige werkwijze toepast of over een zodanige organisatorische en administratieve opzet of over zodanig gekwalificeerde medewerkers beschikt, dat de gemeente redelijkerwijs mag verwachten dat de investeringen waarvoor de financieringssteun is aangevraagd niet bijdragen aan verwezenlijking van de beoogde publieke taak;
Paragraaf 3 Inhoud van de gemeentelening
Artikel 8 Overeenkomst van gemeentelening
Artikel 9 Rentepercentage en provisies
Paragraaf 4 Inhoud van de garantie
Artikel 10 Overeenkomst van garantieverlening
Artikel 11 Overeenkomst van geldgeverslening
De garantie vervalt van rechtswege indien de gemeente en de geldgever niet binnen drie maanden na verzending van het besluit tot het verstrekken van de garantie overeenstemming bereiken omtrent de inhoud van een garantstelling. In deze overeenkomst van garantieverlening tussen de gemeente en de geldgever worden de voorwaarden vastgelegd waaronder de gemeente zich als borg tegenover een geldgever verbindt tot nakoming van de aan een geldgeverslening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen voor zover de geldnemer hiermee in gebreke blijft.
Artikel 13 Afsluitprovisie garantie en garantiepremie
Paragraaf 5 Verplichtingen van de geldnemer
Artikel 14 Informatieplicht van de geldnemer
De geldnemer doet tijdens de aanvraag en de gehele looptijd van de lening tijdig schriftelijk opgave van een wijziging van de gegevens die hij bij de aanvraag om financieringssteun heeft overgelegd, alsmede van alle omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de financieringssteun, de overeenkomst van gemeentelening en de overeenkomst van garantieverlening.
Artikel 15 Nadere regels en overige verplichtingen van de geldnemer
Artikel 17 Intrekking of wijziging van het besluit tot het verstrekken van een gemeentelening
Het college kan het besluit tot het verstrekken van een gemeentelening, onverminderd het bepaalde in de Awb, intrekken of wijzigen in het geval van:
tekortkoming door een groepsmaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24b BW, in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen uit hoofde van enige overeenkomst van kredietverlening, gesloten met de gemeente of met een derde, indien dit, naar het oordeel van de gemeente, een materieel nadelig effect heeft of waarschijnlijk is dat dit een materieel nadelig effect zal hebben op de verhaalspositie van de gemeente;
een, naar oordeel van de gemeente, wezenlijke verslechtering van de financiële positie of verminderde kredietwaardigheid van de geldnemer die de gemeente gegronde vrees geeft dat het door de geldnemer uit hoofde van de overeenkomst van geldlening aan de gemeente verschuldigde niet of niet volledig zal worden voldaan;
het door de geldnemer of een dochtermaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a BW zonder schriftelijke toestemming van de gemeente vervreemden (waaronder begrepen het in economisch eigendom overdragen) van een, naar oordeel van de gemeente, substantieel deel van zijn activa dan wel het zonder schriftelijke toestemming van de gemeente geheel of voor een aanmerkelijk deel in andere handen overgaan van de aandelen in het kapitaal van de geldnemer of een dochtermaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a BW;
Artikel 18 Intrekking of wijziging van het besluit tot het verlenen van garantie
Het college kan het besluit tot het verstrekken van een garantie, onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, intrekken of wijzigen zolang de overeenkomst van geldgeverslening nog niet tot stand is gekomen in het geval van:
tekortkoming door een groepsmaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24b BW in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen uit hoofde van enige overeenkomst van kredietverlening, gesloten met de gemeente of met een derde, indien dit, naar het oordeel van de gemeente, een materieel nadelig effect heeft of waarschijnlijk is dat dit een materieel nadelig effect zal hebben op de verhaalspositie van de gemeente;
een, naar oordeel van de gemeente, wezenlijke verslechtering van de financiële positie of verminderde kredietwaardigheid van de geldnemer die de gemeente gegronde vrees geeft dat het door de geldnemer uit hoofde van de overeenkomst van geldlening aan de geldgever verschuldigde niet of niet volledig zal worden voldaan;
het door de geldnemer of een dochtermaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a BW zonder schriftelijke toestemming van de gemeente vervreemden (waaronder begrepen het in economisch eigendom overdragen) van een, naar oordeel van de gemeente, substantieel deel van zijn activa dan wel het zonder schriftelijke toestemming van de gemeente geheel of voor een aanmerkelijk deel in ander handen overgaan van de aandelen in het kapitaal van de geldnemer of een dochtermaatschappij van de geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a BW;
Hoofdstuk 2 Overige bepalingen
De voorwaarden en verplichtingen gesteld aan de vóór de inwerkingtreding van deze verordening verstrekte leningen en verleende garanties, blijven van kracht.
Artikel 21 Inwerkingtreding en toepassingsbereik
Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op 1 januari 2020.
Artikel 22 Terugwerkende kracht
Deze verordening heeft terugwerkende kracht ten aanzien van reeds voor de inwerkingtreding daarvan verstrekte leningen en garanties voor zover de ontvangende partij daardoor niet in een nadeliger positie wordt gebracht.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leningverstrekking en garantieverlening Deventer 2020.
Beoordeel de aanvraag7 allereerst aan de hand van de volgende criteria:
Wat zijn op basis van de ontvangen informatie en de analyse van de financiële stukken de risico’s die verbonden zijn aan de te verstrekken lening/ garantie en wat is de reden dat de gemeente dit zou moeten willen?
Voer de toets kredietwaardigheid uit en bepaal de rating8.
Bij het vorige punt zijn risico’s benoemd. Hoe kunnen deze risico’s worden beperkt?
Let op: de gemeente moet zo risicomijdend mogelijk een lening/garantie verstrekken. Het stellen van aanvullende zekerheden speelt hierbij een belangrijke rol, zeker bij grote verstrekkingen of als één partij al meerdere verstrekkingen heeft lopen.
De volgende vragen zijn hierbij relevant:
Het vestigen van zekerheden. Stel jezelf daarbij ook de vraag of deze zekerheden daadwerkelijk kunnen worden ingewonnen mocht het nodig zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een bijzondere voorraad: hoewel het een hoge (inkoop-)waarde kan vertegenwoordigen is de zekerheidswaarde daarvan erg laag. Het verplichten van verzekeren van de zekerheden kan hier een gevolg van zijn. En zorg er hierbij ook voor dat de zekerheden periodiek worden gemonitord (inclusief eventuele verplicht gestelde verzekeringen).
NB: De weigeringsgrond kunnen op hoofdlijnen ingedeeld worden in twee hoofdgroepen, te weten: absolute weigeringsgronden en relatieve weigeringsgronden. Onderstaand is dit nader uitgewerkt:
Het college weigert de garantie aanvraag in behandeling te nemen wanneer:
Ook op relatieve weigeringsgronden kan het verstrekken van een lening en/of garantie worden geweigerd door het college van B&W. Hierbij vindt een afweging plaats tussen het publieke belang van het verstrekken van een leningen en/of garantie en het te beschermen bijzondere belang.
Hieronder zijn deze gronden weergegeven.
In deze nota wordt het begrip ‘garantie’ gehanteerd. Formeel gezien moet de terminologie van het burgerlijk Wetboek worden gehanteerd en dit is de term ‘borgtocht’. In artikel 850 – Burgerlijk wetboek boek 7 wordt gesteld: Borgtocht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen.
Waar in deze nota garantie wordt gebruikt wordt borgtocht bedoeld.
De dekkingswaarde betreft de executiewaarde van een zekerheid (bij voorbeeld hypotheek of verpanding). In geval van een hypotheek is dit de verwachte verkoopopbrengst van een pand bij executie.
EURIBOR (European Interbank Offered rate)
Euribor is de interbankrente die in Europa wordt toegepast. Het is de rente waartegen de Europese banken deposito’s in euro bij andere Europese financiële tussenpersonen kunnen hebben.
Het aantrekken van benodigde financiële middelen. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen
Bij het verstrekken van een garantie stelt de gemeente geen geld beschikbaar maar garandeert aan bijvoorbeeld een bank (geldgever) van een instelling (geldnemer) dat de instelling de verschuldigde rente en aflossingen kan betalen. Bij een garantie vindt geen geldoverdracht plaats. Dit betekent dat een garantie idealiter niet leidt tot kosten voor een gemeente. Als de instelling de verschuldigde betalingen (rente en/of aflossing) niet kan voldoen, dan kan de geldverstrekkende instelling (bank) de gemeente op haar garantie aanspreken waardoor er wel kosten voor de gemeente ontstaan.
Bij het verstrekken van een geldlening stelt de gemeente aan een rechts- of natuurlijk persoon geld beschikbaar met de verwachting dit op termijn terug te krijgen. Gedurende de looptijd van de lening ontvangt de gemeente rentebetalingen en aflossingen. Als de gemeente haar rentevoet in rekening brengt bij de geldnemer dan leidt het verstrekken van leningen idealiter niet tot kosten voor de gemeente.
Bij een lening, waaronder een garantie, het bedrag dat terugbetaald dient te worden, exclusief de rente en dergelijke.
Kredietrisico is een investeringsrisico van een verlies dat optreedt als een geldnemer zijn beloofde betalingen niet na komt of kan komen. Een dergelijke gebeurtenis wordt een default genoemd. Een andere term voor kredietrisico is debiteurenrisico. De investeringsverliezen kunnen de rente, de hoofdsom, een verminderde kasstroom en gestegen incassokosten betreffen.
De mate waarin een persoon of onderneming openstaande schulden kan vereffenen met eigen (toekomstige) middelen. De kredietwaardigheid van een onderneming wordt vaak geschat middels een rating.
Lening waarbij een geldnemer geld leent van een of enkele geldgevers. In tegenstelling tot een obligatielening is er bij de onderhandse lening sprake van direct contact tussen geldnemer en geldgever. De verschillende partijen maken zelf de afspraken in een leningsovereenkomst.
De mate waarin een onderneming op korte termijn aan de vervallen of opeisbare verplichtingen kan voldoen.
De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.
Extra rente (ten opzichte van eigen financieringsrente van de gemeente) die de geldnemer moet betalen bij een lening ter compensatie van de kredietrisico’s.
RVP staat voor een resultaat verantwoordelijk programma van de gemeente.
De solvabiliteit geeft aan in welke mate een onderneming aan haar totale schulden kan voldoen (eventueel na liquidatie). In de bedrijfseconomie neemt men daarvoor vaak de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen.
Sinds de zogenaamde Basel-akkoorden zijn banken verplicht een risico-gebonden weerstandsreserve aan te houden, gerelateerd aan de risicoprofiel van de lening.
Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten SVn: Externe link: www.svn.nl.
Voor het begrip subsidie wordt aangesloten bij wat daarover in de AWB (o.a. artikel 4:21) is bepaald. De definitie van het begrip subsidie omvat vier kenmerken:
Het onderscheid tussen diverse soorten van subsidies (budgetsubsidie, projectsubsidie of waardering subsidie) is expliciet opgenomen in de Algemene subsidieverordening Deventer (ASV -2017). Een subsidie onderscheidt zich van een garantie of geldlening doordat bij een subsidie er overdacht van geld plaatsvindt zonder dat dit moet worden afgelost of dat hierover rentekosten in rekening worden gebracht. Met de verstrekking van de subsidie wordt geen financieel risico gelopen.
Waarborgfonds Sociale Nieuwbouw (WSW): Externe link: www.wsw.nl9
Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW): Externe link: www.nhg.nl10
Nationale Hypotheekgarantie (NHG): Externe link: www.nhg.nl
Stichting Waarborgfonds Sport (WSW): Externe link: www.sws.nl11
Stichting Waarborgfonds Kinderopvang: Externe link: www.waarborgfondskinderopvang.nl12
Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector: Externe link: www.wfz.nl13
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-526063.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.