Gemeenteblad van Lelystad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lelystad | Gemeenteblad 2022, 35516 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lelystad | Gemeenteblad 2022, 35516 | beleidsregel |
Besluit van het college en burgemeester van de gemeente Lelystad ieder voorzover het hun bevoegheid betreft houdende regels met betrekking tot het toepassen van de wet Bibob (Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Lelystad 2022)
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
rechtspersoon met een overheidstaak: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de politie, een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rechtspersoon met een overheidstaak.
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling “vastgoedtransactie”.
eigen Bibob-onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag om een beschikking, een (voorgenomen) vastgoedtransactie of een overheidsopdracht, waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de beschikking te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.
vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:
de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren; of
Landelijk Bureau Bibob. Er is een Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (artikel 8 Wet Bibob), hierna: het Bureau. Het Bureau heeft tot taak aan bestuursorganen op verzoek advies uit te brengen over de mate van gevaar. Het Bureau verricht hiertoe zelfstandig onderzoek (artikelen 8 en 9 van de Wet Bibob).
Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel
Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon zijnde de gemeente Lelystad en diens bestuursorganen. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming wordt betrokken.
Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel
Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een onderzoek in het kader van de Wet Bibob kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
Artikel 2.1 Vergunningen horeca, speelautomatenhal, seksinrichting, openbare inrichting
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid, past het bestuursorgaan de wet altijd toe ingeval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2021, indien de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportwedstrijd of -gala, zoals bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder e, van de Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2021 tenzij deze evenementen onder auspiciën van de landelijke vechtsportbond worden georganiseerd
Artikel 2.3 Omgevingsvergunning bouw
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo of in geval van een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo verricht, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibobrelaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.4 Omgevingsvergunning milieu
In geval van een aanvraag voor een vergunning of bij een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibobrelaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.5 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting, bedrijf) anders dan de situaties bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van deze beleidsregel en in geval van een aanvraag voor een vergunning zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie of bij een reeds verleende (of vastgestelde) subsidie zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.7 Verleende beschikking
In geval van een reeds verleende beschikking zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Hoofdstuk 3 privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, start de gemeente een Bibob-onderzoek alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft, zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren:
Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf
Artikel 3.3 Overheidsopdrachten
In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob valt, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-procedure bij beschikkingen
Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene
Het bestuursorgaan laat een aanvraag voor een beschikking in beginsel buiten behandeling, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in beginsel in op basis van artikel 4, eerste lid, van de Wet Bibob, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om een formulier als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid, Wet Bibob, volledig in te vullen, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet Bibob (volgt uit artikel 4, eerste lid, Wet Bibob). Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om aanvullende gegevens te verschaffen aan het Bureau, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet Bibob (volgt uit artikel 4, tweede lid, Wet Bibob).
Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanvragen (tot wijziging) van een vergunning
Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een vergunning of tot intrekking van een reeds verleende vergunning, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob.
Het bestuursorgaan kan de weigering van de vergunninghouder om een formulier als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid, Wet Bibob, volledig in te vullen, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4, eerste lid, Wet Bibob). Het bestuursorgaan kan de weigering van de aanvrager van een vergunning of de vergunninghouder om aanvullende gegevens te verschaffen, aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4, tweede lid, Wet Bibob).
Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende vijf jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties
Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties
De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a, tweede lid, en artikel 7a, derde lid, Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende vijf jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen
De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad gehouden op 18 januari 2022
De secretaris, De burgemeester,
De burgemeester van Lelystad,
Toelichting Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2022 gemeente Lelystad
Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie.
Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door bijvoorbeeld gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en vastgoedtransacties. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.
De integriteit van bestuursorganen (bijvoorbeeld een gemeente of een provincie) wordt aangetast als er bij een (verleende) vergunning of bij of een vastgoedtransactie, gebruik wordt gemaakt van ‘crimineel’ geld of wanneer de kans groot is dat vergunning wordt gebruikt om strafbare feiten te plegen.
Ter bescherming van hun eigen integriteit, kunnen gemeenten of provincies sinds 1 juni 2003 de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur, kortweg de Wet Bibob toepassen. Deze wet dient primair ter inschatting van het integriteitsrisico van overheidsorganen. De Wet Bibob is dus geen instrument om vermoedelijke criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.
Voor de toepassing van de Wet Bibob in het algemeen geldt dat het slechts als ultimum remedium,als ‘laatste redmiddel’ dient te worden ingezet. De gemeente is hierdoor verplicht eerst de mogelijkheden na te gaan die de reguliere wetgeving biedt.
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Wet Bibob. De Wet Bibob is een facultatieve wet. Dat betekent dat een gemeente zelf mag bepalen wanneer dit instrument wel of niet toepast.
Het invoeren en toepassen van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan burgers en ondernemingen. Tevens voorkom je als gemeente willekeur in de toepassing van de Wet Bibob voor de burger en een onderneming. In de beleidslijn staat namelijk precies aangegeven op welke vergunningen, vastgoedtransacties, subsidies en overheidsopdrachten de Wet Bibob wordt toegepast en in welke situaties de Wet Bibob kan worden toegepast. Tevens geef je als gemeente een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van de eigen integriteit. Dit kan een preventieve werking tot gevolg hebben.
In de gevallen, waarin toepassing van het Bibob-instrument beperkt zal worden tot aangewezen branches/gebieden en daarop toegeschreven risico-indicatoren is het noodzakelijk, dat hierin een zorgvuldige afweging wordt gemaakt.
Gelet hierop gelden voor de gemeente Lelystad de volgende uitgangspunten voor de beleidslijn:
Het instrument wordt vooral ingezet waar de kans dat zich criminele activiteiten voordoen het grootst is. Door het Bibob instrumentarium risicogericht in te zetten worden de administratieve lasten voor ondernemers zoveel mogelijk beperkt. Ondernemers en markpartijen die te maken kunnen krijgen met een Bibob onderzoek worden hier in een zo vroeg mogelijk stadium over geïnformeerd.
4. Wetswijzing Wet Bibob d.d. 1 augustus 2020.
Op 1 augustus 2020 is de gewijzigde Wet Bibob (eerste tranche) in werking getreden. Onderdeel van de wetswijziging is onder andere een verruiming van de mogelijkheden van overheden om eigen onderzoek (zie ook verder) te doen. Voortaan kan bijvoorbeeld ook justitiële informatie over bepaalde zakelijke relaties van de betrokkene zoals vermogensverschaffers, worden opgevraagd.
Ook is het toepassingsbereik van de Wet Bibob uitgebreid. Zo vallen vanaf 1 augustus 2020
ALLE overheidsopdrachten onder de Wet Bibob. Voorts zijn de mogelijkheden rondom vastgoedtransacties gewijzigd. Sinds 2013 valt de deelname van een rechtspersoon met een overheidstaak aan een rechtspersoon die een onroerende zaak in eigendom heeft of die (ver)huurt, onder het bereik van de Wet Bibob. Met voornoemde wetswijziging valt ook de vergroting, vermindering of beëindiging van een dergelijke deelname onder de Wet Bibob.
Tevens is de Wet Bibob nu ook van toepassing als de rechtspersoon de onroerende zaak pas ná de (vergroting, vermindering of beëindiging van de) deelname verwerft of gaat huren (artikel 1, eerste lid, begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’, sub 4, Wet Bibob). Het verlenen van toestemming door de eigenaar voor het vervreemden van erfpacht, wordt nu ook als een vastgoedtransactie gekwalificeerd. Een gemeente kan in dergelijke zaken daardoor de Wet Bibob toepassen alvorens over het verlenen van toestemming te beslissen (artikel 1 eerste lid, begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’, sub 5, Wet Bibob).
Nieuw is ook dat het Bureau een adviesaanvraag buiten behandeling kan laten als:
5. Toepassingsbereik Wet Bibob .
Gemeenten (als publiekrechtelijk orgaan) kunnen de Wet Bibob toepassen op:
Voor gemeenten als privaatrechtelijke partner geldt sinds 1 augustus 2020 dat:
een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:
de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren; of
5.1 Publiekrechtelijke beschikkingen.
In artikel 2.1, eerste lid, van de beleidsregel zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij elke aanvraag om (een wijzing van) een vergunning aan de Wet Bibob wordt getoetst . De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door:
Daarnaast is een aantal ‘kan’-bepalingen opgenomen in de beleidsregel. Uitgangspunt daarbij is dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden. De toepassing blijft in die zaken beperkt tot de gevallen waarin er sprake is van informatie of van bepaalde signalen waardoor er mogelijk een vergroot risico bestaat op criminele invloeden en dus een grote(re) kans op het schaden van de (eigen) integriteit. Aan de hand van het uitvoeren van een voortoets, waarbij openbare bronnen worden onderzocht en/of indicatorenlijsten wordt besloten om al dan geen bibob toe te passen.
5.2 Privaatrechtelijke transacties.
De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Ook bij privaatrechtelijke transacties wordt aan de hand van het uitvoeren van een voortoets, waarbij openbare bronnen worden onderzocht en/of indicatorenlijsten, besloten om al dan geen bibob toe te passen.
In artikel 3.1 van de beleidsregel wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven.
Dit betreft een uitbreiding van het Bibob-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar wordt beschouwd. Op onderdelen is echter gebleken dat deze sector erg kwetsbaar kan zijn. Ervaring leert dat de sector ‘vastgoed’ vatbaar is voor criminele inmenging dan wel dat er vaker sprake is van ondoorzichtige financieringsstructuren.
Dat is reden om bij de in art 3.1, tweede lid, genoemde categorieën, standaard een Bibobonderzoek te starten. Dit zijn ook veelal de categorieën die, als een beschikking moet worden aangevraagd, altijd aan bibob getoetst worden. Door de bibob toets al bij een vastgoedtransactie uit te voeren wordt daarmee meer aan de voorkant geacteerd.
In artikel 3.3 wordt de toepasbaarheid bij overheidsopdrachten omschreven.
Sinds de wetswijzing van 1 augustus 2020 kunnen alle overheidsopdrachten worden getoetst aan de Wet Bibob. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke overheidsopdracht over te gaan tot een Bibob-toets.de toepassing van de Wet Bibob wordt beperkt tot die gevallen, waarbij de toepassing gemotiveerd kan worden. Bijvoorbeeld doordat concrete informatie of een signaal daartoe aanleiding geeft.
6. Versterking eigen onderzoek
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, zal de gemeente in eerste aanleg gebruik maken van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook worden open bronnen geraadpleegd om te bezien of dat daar relevante informatie over deze zaak voorhanden is. De mogelijkheden tot het doen van eigen onderzoek door gemeenten zijn versterkt met ingang van de wetswijzing van 1 augustus 2020. Het bestuursorgaan krijgt toegang tot meer justitiële gegevens, niet meer enkel de gegevens van de betrokkene en (indirecte) bestuurders, maar ook van een aantal categorieën derden. Zie hiervoor artikel 15 eerste lid sub b juncto tweede lid van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Verder zijn de RIEC’s bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier van de gemeente als ook het advies van het Bureau in te zien. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie van bijvoorbeeld de Belastingdienst. Ook kan het RIEC het eigen onderzoek ondersteunen en in concrete gevallen adviseren om wel/niet over te gaan tot het indienen van een adviesaanvraag bij het Bureau.
Indien de gemeente een advies van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor deze gemeente een vergewisplicht op. Uit artikel 28, tweede lid, onder c, Wet Bibob volgt dat dit advies kan worden voorgelegd aan de leden van het lokale driehoeksoverleg. De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeente, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, haar besluit afdoende dient te motiveren.
De beleidsregel toepassing Wet Bibob 2022 gemeente Lelystad is gebaseerd op de model beleidslijn Bibob van RIEC Midden Nederland. Dit sluit ook aan bij de gedachte van de Flevolandse norm, waarbij de intentie is uitgesproken om onder andere beleid en regelgeving met elkaar af te stemmen om zodoende een gelijke aanpak te hanteren tegen ondermijning en om het waterbedeffect zoveel mogelijk te voorkomen.
De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe als de toepassing door zoveel mogelijk gemeenten gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria binnen de gemeenten zo veel mogelijk eenduidig zijn.
Daarbij moet worden opgemerkt dat te allen tijde de ‘çouleure locale’ wordt betrokken en er wordt gekeken naar de lokale situatie, de risico’s en de haalbaarheid van de uitvoering van de beleidsregel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-35516.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.