Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Deventer houdende regels omtrent de locatiekeuze voor ondergrondse inzamelvoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders van Deventer,

overwegende dat:

  • -

    het Grondstoffenplan 2020-2024 en het Uitvoeringsprogramma maatregelen grondstoffenplan 2020-2024 als doelstelling heeft het duurzaam afvalbeheer in Deventer verder te verbeteren;

  • -

    één van de speerpunten minder restafval en meer zuiverheid van grondstoffen betreft;

  • -

    maatregelen uit het uitvoeringsprogramma o.a. het invoeren van GF-zuilen binnenstad en het optimaliseren van de afvalstromen papier en glas betreffen;

  • -

    voor de grondslag van de keuze van locaties voor (ondergrondse) inzamelvoorzieningen rekening moet worden gehouden met type wijk, aanwezige parkeergelegenheid, technische en verkeerstechnische plaatsingseisen en inpassing in de openbare ruimte en overige ruimtelijke aspecten;

gelet op:

  • -

    artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht; Afvalstoffenverordening 2009 gemeente Deventer en artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen 2013;

Besluit vast te stellen de

‘BELEIDSREGELS VOOR LOCATIEKEUZE (ONDERGRONDSE) INZAMELVOORZIENINGEN GEMEENTE DEVENTER’

1. Doel beleidsregels

Met deze beleidsregels wordt een nadere invulling gegeven aan het gebruik door het college van de bevoegdheid tot aanwijzing van (ondergrondse) inzamelvoorzieningen.

Bij het bepalen van een locatie voor (ondergrondse) inzamelvoorzieningen vindt een zorgvuldige afweging van belangen plaats. Om deze belangenafweging consistent en transparant te doen plaatsvinden zijn deze beleidsregels opgesteld.

2. Locatiekeuze  

Algemene belang versus het individuele belang

De gemeente beoogt het bewoners zo gemakkelijk mogelijk te maken om afval te scheiden door een goede infrastructuur van inzamelvoorzieningen te bieden. Ook wil de gemeente de locaties van de voorzieningen met de juiste betrokkenheid van bewoners bepalen. Bij het uitkiezen van locaties vindt per locatie een zorgvuldige afweging plaats op basis van een aantal randvoorwaarden en/of criteria. Deze zijn uitgewerkt in een (niet-limitatieve) lijst in paragraaf 3. De mogelijkheden om tegemoet te komen aan individuele bewoners die bedenkingen hebben (zienswijze) tegen gekozen locaties zijn in dat opzicht relatief beperkt.

Het algemene belang (bijvoorbeeld): doelmatige inzameling, optimale verdeling van de locaties van de ondergrondse containers zodat er sprake is van een logisch, kostenefficiënt en samenhangend netwerk, het creëren van een veilige situatie, het behoud van bomen, onmogelijkheid om te plaatsen wegens kabels en leidingen) gaat daarbij in beginsel voor op het individuele belang.

 

Samenhangend netwerk van inzamelvoorzieningen

De locaties van de (ondergrondse) inzamelvoorzieningen worden zo bepaald, dat een bewoner de mogelijkheid heeft om het afval op meerdere, voor de bewoner voor de hand liggende, logische locaties (zoals bij een winkelcentrum) in een ondergrondse container te deponeren.

 

De containers op de verschillende locaties vormen een samenhangend netwerk: het niet aanbrengen van een container op een locatie heeft invloed op de potentiële gebruikers van de beoogde locatie. Zij moeten hun afval naar een andere, mogelijk voor hen minder gunstige, locatie brengen. Daar zal meer afval worden aangeboden dan oorspronkelijk was voorzien, waardoor deze container vaker geleegd moet worden of soms een extra container nodig is.

3. Randvoorwaarden en/of criteria

Bereikbaarheid

De inzamelvoorziening moet zowel voor de inzamelaar als voor de gebruikers voldoende bereikbaar en toegankelijk zijn. Vanuit de kant van de inzamelaar houdt dit minimaal in dat de inzamelvoorzieningen zo gesitueerd behoren te zijn dat het technisch mogelijk is deze te legen en op een zodanige wijze geleegd kan worden dat de inzamelwagen en/of de (ondergrondse) inzamelvoorziening geen objecten in de openbare ruimte (zoals bomen, lantaarnpalen, auto's e.d.) of gebouwen (bijvoorbeeld muren, balkons, uitsteeksels aan gebouwen e.d.) raakt.

Vanuit de kant van de gebruikers moeten de inzamelvoorzieningen makkelijk bereikbaar en toegankelijk zijn, in het bijzonder ook (altijd) voor ouderen en minder validen.

 

Verkeersveiligheid

De inzamelvoorziening moet zowel voor de inzamelaar als voor de gebruiker op een verkeersveilige wijze bereikt kunnen worden. Vanuit de kant van de inzamelaar houdt dit minimaal in dat de inzamelvoorziening veilig geleegd moet kunnen worden zonder dat hierdoor een gevaarlijke verkeerssituatie kan ontstaan. Vanuit de kant van de gebruiker betekent dit dat deze het afval kwijt moeten kunnen raken, zonder hiervoor verkeersonveiIige handelingen te moeten verrichten (bijv. de locatie moet de doorlopen van voetgangers en rolstoelgebruikers niet hinderen). De locatie moet verder voldoen aan de eisen zoals gesteld door brandweer en politie alsmede de betrokken gemeentelijke afdelingen (o.a. de beheergroep).

 

Ondergrondse obstakels

Bij het bepalen van locaties wordt de ondergrond onderzocht op de aanwezigheid van obstakels. Belangrijkste voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van kabels en leidingen. Het omleggen van de waterleiding of hoofdriolering –als dat al technisch mogelijk en wenselijk zou zijn- is over het algemeen een erg kostbare aangelegenheid. Het verleggen van andere kabels en leidingen voor het plaatsen van ondergrondse inzamelvoorzieningen moet ook zo veel mogelijk worden vermeden. Naast kabels en leidingen, wordt de ondergrond tevens in gebruik genomen door boomwortels, bodemenergie-systemen, parkeerkelders en waterbergingssystemen. Bij het vinden van een geschikte locatie voor een (ondergrondse) inzamelvoorziening kunnen dergelijke obstakels in de ondergrond de locatie van de inzamelvoorziening bepalen omdat het kostbaar is deze te verplaatsen. Toekomstige ontwikkelingen op het gebied van energietransitie en klimaatadaptatie leggen een extra claim op de ondergrond. Vermeden moet worden dat inzamelvoorzieningen geplaatst worden daar waar obstakels in de ondergrond aanwezig zijn of (bekende) toekomstige claims liggen. Daar waar graafwerkzaamheden bij oude panden in de binnenstad nodig zijn (soms moet er ruim 3 meter diep worden gegraven en is de oppervlakte beperkt) dient er rekening gehouden te worden met eventuele aanwezige oude kelders dichtbij een pand.

 

H inder beperken en inpassing in de openbare ruimte

Bij het bepalen van locaties wordt rekening gehouden dat de aanwezigheid, het gebruik en het legen van de container zo min mogelijk hinder geeft voor omwonenden. De inzamelvoorzieningen worden bijvoorbeeld zoveel mogelijk buiten eventuele haakse zichtlijnen ten opzichte van de gevel met woningen geplaatst, maar dit zal niet altijd mogelijk zijn. Het algemeen belang gaat ook hier uiteindelijk voor op het individuele belang. Met betrekking tot de afstand tussen een inzamelvoorziening en de gevel (lees: de naar de openbare ruimte gekeerde gevel met ramen) van een woning wordt in ieder geval een minimumafstand gehanteerd van drie meter. Voor andere zijden van een woning geldt dat de minimumafstand minder dan één meter kan bedragen, bijvoorbeeld als er geen (direct) uitzicht op de inzamelvoorziening is. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een blinde muur. Ook kan gedacht worden aan de situering van inzamelvoorzieningen ten opzichte van speelplaatsen, parkeervakken, bij voorkeur niet op laad- en losplaatsen of gehandicaptenparkeerplaatsen e.d. Inzamelvoorzieningen worden bijvoorbeeld in beginsel niet direct naast een speelplaats geplaatst. Inzamelvoorzieningen nabij parkeervakken worden, vanwege het straatbeeld, in beginsel in lijn met de parkeervakken geplaatst.

4. Afwegingssystematiek  

Bij de afweging worden alle genoemde criteria en/of randvoorwaarden betrokken. Soms zal blijken dat niet aan alle criteria/randvoorwaarden gelijktijdig voldaan kan worden en dat er weinig speelruimte is voor alternatieve locaties. In dat geval kiest de gemeente voor de meest optimale of meest aanvaardbare oplossing.

Bij de afweging gaat het algemeen belang in beginsel voor het individuele belang.

5. Inwerkingtreding  

Het besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad en op de gemeentelijke website en treedt op de dag na bekendmaking in werking.

Aldus besloten in de vergadering van 16 februari 2021

Burgemeester en wethouders van Deventer,

de secretaris,

M.A. Kossen

de burgemeester,

R.C. König

Toelichting  

Juridisch kader

Wet Milieubeheer

De Wet milieubeheer verplicht de gemeente tot het inzamelen van huishoudelijk voor rest- en gftafval bij of nabij elk perceel (10.21 Wm). De gemeente heeft hier derhalve geen keuzevrijheid. Bij en krachtens de Wet milieubeheer zijn regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemeente invulling moet geven aan deze verplichting. Het inzamelen van huishoudelijk afval via (semi) onder-, of bovengrondse containers voor rest- en gftafval valt onder het inzamelen van afval nabij percelen (10.26 Wm).

 

Afvalstoffenverordening

Op basis van artikel 10.23 uit de Wet milieubeheer zijn gemeenten verplicht een Afvalstoffenverordening te hebben. In de Afvalstoffenverordening Deventer en het hieraan gekoppelde Uitvoeringsbesluit zijn de gemeentelijke regels vastgelegd met betrekking tot de huishoudelijke afvalinzameling. Volgens art. 10 lid 1 van de Afvalstoffenverordening kan de gemeente de inzamelmiddelen en -voorzieningen aanwijzen voor huishoudens. In het Uitvoeringsbesluit 2013 is dit nader uitgewerkt.

 

Beleidsuitgangspunten

Het is de wettelijke taak van de gemeente om er voor zorg te dragen dat het huishoudelijk afval gescheiden wordt ingezameld. Het is de bevoegdheid van het college om te bepalen welke inzamelmiddelen en-voorzieningen worden ingezet. In het bij het Grondstoffenplan 2020-2024 behorende ‘Uitvoeringsprogramma maatregelen grondstoffenplan 2020-2024 staan maatregelen genoemd om het duurzaam afvalbeheer in Deventer verder te verbeteren. Eén van de maatregelen betreft het uitbreiden van het aantal (ondergrondse) inzamelmiddelen en het realiseren van nieuwe (ondergrondse) inzamelvoorzieningen voor de inzameling van andere afval/grondstoffen zoals papier.

Belangrijk is dat bij het plaatsen en/of verstrekken van de inzamelmiddelen en -voorzieningen gebruik wordt gemaakt van vaste richtlijnen, waaronder de keuze van een locatie voor een (ondergrondse) inzamelvoorziening.

 

Locatiekeuze

Bij de plaatsing van (ondergrondse) inzamelmiddelen moet bepaald worden welke locaties geschikt zijn om (ondergrondse) inzamelvoorzieningen te realiseren. Daarbij moet rekening worden gehouden met type wijk, aanwezige parkeergelegenheid, technische en verkeerstechnische plaatsingseisen en de locatiespecifieke omstandigheden (zoals geen glasinzamelvoorziening aan fietspaden/-stroken en nabij speelplaatsen). In het kader van het efficiënt en effectief inzamelen van het huishoudelijk afval wordt bij het bepalen van de plaats van een inzamelvoorziening getracht zo goed mogelijk aan te sluiten bij de bestaande afvalinzamellogistiek.

 

Communicatieproces voorgenomen locatiekeuze

Voordat er nieuwe (ondergrondse) inzamelvoorzieningen worden gerealiseerd, wordt een ontwerp-aanwijzingsbesluit opgesteld. Dit ontwerp-aanwijzingsbesluit wordt gepubliceerd voor inspraak. Een ieder kan gedurende zes weken op het ontwerp-aanwijzingsbesluit reageren en eventueel voorstellen voor alternatieve locaties indienen. De inspraakreacties orden verwerkt in een nota van antwoord, die toegevoegd wordt aan het definitieve aanwijzingsbesluit.

Dit definitieve aanwijzingsbesluit wordt vervolgens vastgesteld en bekendgemaakt volgens artikel 3:42, tweede lid Algemene wet bestuursrecht.

 

Het aanwijzingsbesluit geeft aan op welke locatie (ondergrondse) inzamelvoorzieningen worden geplaatst. Tegen de precieze uitvoering van de plaatsing staan geen rechtsmiddelen open omdat dit feitelijk handelen betreft.

 

 

Naar boven