Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2021, 52446 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2021, 52446 | Verordeningen |
Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 in verband met wijzigingen die van toepassing zullen zijn vanaf het subsidietijdvak schooljaar 2021-2022 (Verordening VloA-wijzigingen schooljaar 2021-2022)
Artikel I. Wijziging algemeen deel VloA
De Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:
Een aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt schriftelijk bij het college ingediend van 1 maart tot en met 30 april voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de voorziening of aanvullende voorziening wordt aangevraagd, tenzij in een voorziening anders is bepaald. Als door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt van dat formulier gebruik gemaakt.
Artikel II. Wijziging toelichting op algemeen deel VloA
De toelichting op de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
1. De vierde alinea (“De Verordening lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VloA 2019)” tot en met “Het gaat daarbij om:”) komt te luiden:
De Verordening lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VloA 2019) vervangt de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam uit 2014. Het belangrijkste verschil met de VloA 2014 is dat VloA 2019 geen schakelbepalingen heeft met de ASA 2013 en daardoor een volledige zelfstandige verordening is geworden. Daarnaast zijn de in de bijlage van de oude verordening opgenomen ruim 20 voorzieningen in elkaar geschoven in 5 afzonderlijke bijlages. Het gaat daarbij om:
2. Onder “Bijlage 1 Voorzieningen in natura” wordt een vijfde punt toegevoegd, luidende:
3. Onder “Bijlage 4 Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort” vervalt het punt “Amsterdamse Teambeurzen”.
4. De tekst onder het kopje “Bijlage 5 Materiële voorzieningen” komt te luiden:
5. De artikelsgewijze toelichting op artikel 1 komt te luiden:
De kans op een potentiele onderwijsachterstand, die leidend is bij het bepalen van een doelgroepleerling, wordt bepaald volgens een berekening aan de hand van de sociaaleconomische status (SES) van een leerling. Er zijn twee basisgegevens gebruikt voor de berekening van de SES, namelijk het ouderlijk opleidingsniveau en het huishoudinkomen 1 . De SES-score ligt tussen de 2 en 10 en is een optelsom van de score op deze twee indicatoren. Leerlingen met een SES-score van 2 t/m 4 worden gedefinieerd als potentiële onderwijsachterstandsleerlingen. Leerlingen geregistreerd als statushouders zijn toegevoegd aan de groep leerlingen met een potentiële onderwijsachterstand.
6. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6 komt te luiden:
Het eerste lid bepaalt dat een aanvraag voor subsidie uitsluitend schriftelijk kan worden ingediend. De aanvraagperiode loopt van 1 maart tot en met 30 april voorafgaand aan het schooljaar waarvoor een aanvraag wordt ingediend. In een voorziening kan van deze aanvraagtermijn worden afgeweken en kan er gekozen worden van een van een schooljaar afwijkend subsidietijdvak.
Artikel III. Wijziging bijlage 1 VloA
Bijlage 1 (Voorzieningen in natura) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 1.1 wordt een onderdeel toegevoegd luidende:
2. Artikel 5.3, derde lid, komt te luiden:
3. Artikel 5.4 komt te luiden:
In afwijking van artikel 6, eerste lid van de VloA 2019 kan een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen gedurende een schooljaar op verschillende momenten één of meerdere van de verstrekkingen genoemd in artikel 5.3 aanvragen op de website van de aanbieder.
4. Aan bijlage 1 wordt na hoofdstuk 5 een hoofdstuk toegevoegd, luidende:
Hoofdstuk 6 Voorziening Taal en Ouderbetrokkenheid (TOB)
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 6.2 Doel van de voorziening
Het doel van deze voorziening is het verbeteren van de taalvaardigheid van ouders van leerlingen van een school voor basisonderwijs, zodat zij beter in staat zijn hun kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling.
Artikel 6.4 Maximaal aantal beschikbare cursussen en verdeelsystematiek
Deze voorziening kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur van een school voor basisonderwijs die een percentage doelgroepleerlingen heeft dat gelijk is aan of groter is dan de drempel.
In aanvulling op artikel 6, eerste lid, van de VloA 2019 kan een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen per schooljaar een aanvraag voor deze voorziening indienen middels het daartoe voorgeschreven specifieke aanvraagformulier in het portaal onderwijssubsidies. Het schoolbestuur machtigt hiertoe de schooldirecteur.
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 van de VloA 2019, zijn aan de voorziening de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de VloA 2019 weigert het college de voorziening te verstrekken indien:
Artikel IV. Wijziging toelichting op bijlage 1 VloA
De toelichting op Bijlage 1 (Voorzieningen in natura) wordt als volgt gewijzigd:
1. De tweede, derde en vierde alinea (“De voorziening cultuurvouchers en basispakket cultuureducatie” tot en met “zoals aangegeven in de voorzieningen”) komen te luiden:
De voorziening cultuurvouchers en basispakket cultuureducatie en de voorziening schoolzwemmen richten zich op zowel leerlingen van scholen voor het basisonderwijs als scholen voor speciaal onderwijs, niet zijnde speciaal voortgezet onderwijs.
De voorziening schooltuinprogramma en Natuur& Milieueducatie richt zich op leerlingen van scholen voor het basisonderwijs. Bij de voorziening verkeerseducatie bestaat de doelgroep uit leerlingen van 4 tot 18 jaar van scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De website van de aanbieder voor verkeerseducatie is terug te vinden op de website van de gemeente Amsterdam.
Onder regie van Werk, Participatie en Inkomen (WPI), afdeling volwasseneneducatie, worden de cursussen Taal en Ouderbetrokkenheid al jaren uitgevoerd op basisscholen ten behoeve ouders die de Nederlandse taal onvoldoende spreken. Met ingang van schooljaar 2021-2022 zijn deze cursussen als voorziening in natura opgenomen in de VloA 2019. Deze voorziening vormt een aanvulling op de Kansenaanpak PO.
Voor alle voorzieningen geldt een bijzondere aanvraagprocedure, zoals aangegeven in de voorzieningen.
Artikel V. Wijziging bijlage 2 VloA
Bijlage 2 (Voorzieningen aanvullende financiering personeel) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 3.3, tweede lid, komt te luiden:
2. Artikel 3.4 komt te luiden:
Artikel 3.4 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
Artikel VI. Wijziging toelichting op bijlage 2 VloA
De toelichting op Bijlage 2 (Voorzieningen aanvullende financiering personeel) wordt als volgt gewijzigd:
De tekst onder het kopje “Voorziening vakleerkracht bewegingsonderwijs” komt te luiden:
Met deze voorziening wordt beoogd het bewegingsonderwijs van een bevoegde leerkracht in Amsterdam aan de leerlingen van groep 1 t/m 8 uit te breiden tot minimaal 90 minuten per week. Hierdoor gaan de leerlingen per week meer sporten, bewegen en nemen deel aan spelactiviteiten op school. Dit past in het beleid van de gemeente gericht op een gezond gewicht en een gezonde levensstijl. Via deze voorziening worden schoolbesturen er ook op gewezen dat de school bewegen en motoriek moet opnemen in het ondersteuningsprofiel, zodat het schoolteam passende ondersteuning en zorg kan bieden aan alle leerlingen op dit gebied, bijvoorbeeld via de Amsterdamse ondersteuningsroute bewegen en motoriek voor primair onderwijs. De vakleerkracht is ook verantwoordelijk om de verbinding te leggen tussen de school en de gemeentelijke sportstimulering.
Artikel VII. Wijziging bijlage 3 VloA
Bijlage 3 (Voorzieningen kansengelijkheid) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 2.1 komt te luiden:
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Vve-programma: programma voor voor- en vroegschoolse educatie waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands jeugdinstituut.
2. Artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
3. Artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
4. Artikel 2.3, tweede lid, komt te luiden:
De hoogte van de subsidie wordt bepaald op grond van het niveau van activiteiten dat een school uitvoert in combinatie met het aantal ongewogen leerlingen en het percentage doelgroepleerlingen daarvan dat op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school. Het college van B&W stelt jaarlijks voor elk afzonderlijk niveau het subsidiebedrag per leerling vast alsmede het bij het niveau behorende percentage doelgroepleerlingen.
5. Artikel 2.5 komt te luiden:
Artikel 2.5 Aanvullende weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 7, eerste lid van de VloA 2019 weigert het college een subsidie te verlenen als het percentage doelgroepleerlingen op de school voor basisonderwijs lager of hoger is dan het percentage behorend bij het aanbod niveau zoals bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, waarvoor de aanvraag is ingediend.
6. Artikel 2.6 komt te luiden:
Artikel 2.6 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
7. Artikel 2.7, onderdeel b, komt te luiden:
8. Artikel 5.1 komt te luiden:
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Amsterdamse Familie School: school voor basis of voortgezet onderwijs (niet zijnde een speciale school voor basis/voortgezet onderwijs of een school voor speciaal (voortgezet) onderwijs) die een brede ontwikkelomgeving en uitvalsbasis biedt voor kinderen én hun ouders, waarbij intensief samengewerkt wordt met ouders en met maatschappelijke partners binnen de domeinen: armoede, jeugd, zorg, sport en de wijk;
intergaal Kindcentrum (IKC): integrale voorziening voor kinderen van 0 of 2,5 tot 13 jaar, met een aanbod in opvang, voorschoolse educatie, naschoolse activiteiten en onderwijs, waar gewerkt wordt volgens één pedagogische visie op ontwikkeling en voorschoolse educatie onder aansturing van één leiding en uitgevoerd door één team;
samenwerkingspartners: 2 of 3 partijen, bestaande uit in ieder geval een schoolbestuur, onder wiens gezag de deelnemende basisschool valt, een door de gemeente erkende houder van een kindercentrum met voorschoolse educatie, die is opgenomen in het LRK en/of een houder van een in het LRK geregistreerde buitenschoolse opvang, die overeen zijn gekomen gezamenlijk een IKC te (willen) realiseren;
9. Artikel 5.2, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
10. Artikel 5.3, eerste lid, onderdeel a komt te luiden:
11. Artikel 5.5, derde lid, komt te luiden:
12. Artikel 5.8, eerste lid, onderdeel a, punt i, komt te luiden:
13. Artikel 5.9, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:
14. Artikel 5.11, onderdeel a, komt te luiden:
15. Artikel 6.3, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
de extra inzet van een NT2 deskundige ten behoeve van het nieuwkomersonderwijs aan minimaal 5 nieuwkomers in groep 2 van een basisschool, waarbij de subsidie maximaal € 15.000 per deskundige bedraagt. Daarbij geldt dat een school per schooljaar in aanmerking komt voor een subsidie van maximaal € 30.000;
16. Artikel 6.3, tweede lid, komt te luiden:
Het college kan in aanvulling op de subsidie als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b. een subsidie verlenen voor de deelname aan een nieuwkomersgroep gedurende een schooljaar van gemiddeld 4 of meer ongedocumenteerden en daaraan gelijkgestelde leerlingen, mits een schoolbestuur voor hen niet in aanmerking komt voor de Rijksbekostiging voor nieuwkomers. De subsidie bedraagt maximaal € 2.900,- per leerling.
17. Artikel 6.7 komt te luiden:
Artikel 6.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op 5, vierde lid van de VloA 2019 wordt bij de aanvraag verstrekt:
18. Artikel 6.8 komt te luiden:
Artikel 6.8 Aanvullende weigeringsgronden
19. Artikel 6.9 komt te luiden:
Artikel 6.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
20. Aan hoofdstuk 6 wordt na artikel 6.9 een artikel toegevoegd, luidende:
In aanvulling op artikel 11, derde lid, van de VloA 2019 bevat de aanvraag tot vaststelling van een subsidie als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, onder a en b, per betrokken school de beschikkingen van het Rijk op de gedurende het schooljaar ingediende aanvragen voor de Bijzondere bekostiging basisscholen voor eerste opvang (1e jaar) asielzoekers en overige vreemdelingen.
Artikel VIII. Wijziging toelichting op bijlage 3 VloA
De toelichting op bijlage 3 (Voorzieningen kansengelijkheid) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
1. De artikelsgewijze toelichting op artikel 2.2 komt te luiden:
Om het doel van Gelijke Kansen te realiseren, is het noodzakelijk dat alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Het doel van de voorziening Vroegschools aanbod is te voorzien in de realisatie van de optimale ontwikkeling van alle kinderen in de eerste twee jaar van de basisschool.
De voorziening is zo ingericht dat de basisschool zo goed mogelijk aansluit op de voorschoolse periode. Het risico dat deze overgang met zich meebrengt als het gaat om de doorgaande ontwikkeling, wordt daarmee zo veel mogelijk gereduceerd.
2. De artikelsgewijze toelichting op artikel 2.3 komt te luiden:
Artikel 2.3 subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
De voorziening kent drie te subsidiëren uitvoeringsniveaus met ieder hun eigen activiteiten en intensiteit, aangepast aan de zwaarte van de school.
Voor het bepalen van de niveau indeling wordt gewerkt met vier schoolgroepen. De groep scholen met het laagste percentage doelgroepkinderen kan alleen niveau A aanvragen. De groep scholen met het hoogste aantal doelgroepkinderen kan alleen niveau C aanvragen. De groep scholen met het een na laagste percentage doelgroepkinderen kan kiezen tussen niveau A en B. De groep scholen met het een na hoogste percentage doelgroepkinderen kan kiezen tussen niveau B en C.
De berekening van het percentage doelgroepleerlingen is gelijk aan de berekening van de voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3. Het percentage wordt berekend aan de hand van het aantal doelgroepleerlingen vanaf groep 3 dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school. In dit percentage zijn de leerlingen van groep 1 en 2 destijds ook meegewogen.
Bij niveau A worden de volgende activiteiten gesubsidieerd:
a. Het actief ophalen van relevante informatie over de voorschoolse periode
De overdracht van kindgegevens van de kinderopvang aan de school helpt de school om direct te kunnen bepalen wat de onderwijs- en zorgbehoefte van het kind is bij de instroom in de basisschool. Hiervoor dient de school afspraken te maken met de ‘toeleverende’ kinderopvanglocaties.
Met warme overdracht wordt bedoeld dat er een overleg plaatsvindt tussen de kinderopvang en de basisschool. De school dient te bepalen welke informatie nodig is om te kunnen starten met het geven van onderwijs. Omdat de uitwisseling van gegevens waarschijnlijk ruimer is dan wat is bepaald in artikel 167, derde lid van de Wpo, is voorafgaand aan de warme overdracht toestemming van ouders nodig.
Op elke peutervoorziening en basisschool is ouderbetrokkenheid een structureel onderdeel van het beleid en de uitvoering. De subsidieontvanger moet ouderbetrokkenheid stimuleren op basis van een plan met een visie, doelen en gerichte ondersteuning dat is gebaseerd op een analyse van wensen, behoeften en krachten van ouders en door zich te richten op de vier volgende onderdelen:
Deze activiteiten behoren aanvullend te zijn op de reguliere ouderbetrokkenheid die een basisschool uitvoert.
De coördinator draagt zorg voor de uitvoering het vroegschools aanbod en ziet toe op een doelmatige afstemming van de subsidiabele activiteiten.
De activiteiten onder niveau A aangevuld met:
Scholing ten behoeve van certificering groepsleerkrachten
Deze (na)scholing wordt gefaciliteerd om te kunnen voldoen aan de voorwaarde dat scholen moeten werken met een programma voor vroegschoolse educatie. Nadat de groepsleerkrachten zijn gecertificeerd kan deze activiteit worden ingezet voor de verdere deskundigheidsbevordering op het gebied van het jonge kind.
De activiteiten onder niveau A en B worden aangevuld met:
Het doel van de Combinatiefunctie is het stimuleren van een doorgaande ontwikkeling van peuter naar kleuter door de extra inzet van een combinatiefunctionaris in een kleutergroep naast de gebruikelijke bezetting van leerkrachten en onderwijsassistenten. Hierdoor wordt een pedagogisch klimaat gecreëerd waar kinderen zich direct veilig voelen in hun nieuwe omgeving en wordt de kwaliteit van de doorgaande ontwikkeling versterkt. De combinatiefunctie wordt gemiddeld een dagdeel (een aaneengesloten blok van drie uur) per week per kleuterklas gedurende een schooljaar van 40 weken ingezet. De omvang van de inzet, de kwaliteitseisen en het gehanteerde tarief worden geregeld in een overeenkomst tussen schoolbestuur en voorschoolaanbieder
Berekening van de hoogte van de subsidie per leerling
De hoogte van de subsidie per leerling voor de verschillende niveaus komt tot stand door normbedragen toe te kennen aan de verschillende activiteiten. De tarieven voor schooljaar 2019/2020 zijn hieronder weergegeven. Deze worden jaarlijks geïndexeerd.
3. De artikelsgewijze toelichting op artikel 2.5 komt te luiden.
Artikel 2.5 Aanvullende weigeringsgronden
4. De derde alinea van de artikelsgewijze toelichting op artikel 4.1 komt te luiden:
De onder d. gedefinieerde doelgroepleerling is een leerling van een Amsterdamse school voor voortgezet onderwijs die voldoet aan één of meer van de volgende kenmerken:
5. De algemene toelichting op hoofdstuk 5 (Voorziening PIEK aanpak) komt te luiden:
De voorziening PIEK-aanpak maakt onderdeel uit van een groter pakket voorzieningen dat gericht is op Kansengelijkheid. De PIEK aanpak bestaat uit drie actielijnen. Actielijn I: verstevigen van de overgang tussen kinderopvang en po, actielijn 2: versoepelen van de overgang van po naar vo en actielijn 3: stimuleren brede ontwikkelomgeving waarbij er een koppeling wordt gemaakt met de thuissituatie en de leefomgeving van het kind. Binnen actielijn I kan via de voorziening PIEK aanpak een procesbegeleiding IKC aangevraagd worden, in actielijn II een brede burgklas bonus en in actielijn III een Amsterdamse Familie School.
6. De artikelsgewijze toelichting op artikel 5.3 komt te luiden:
Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten
De aanpak kent drie subsidiabele activiteiten, namelijk procesbegeleiding IKC, Brede Brugklas Bonus en Amsterdamse Familie School.
De subsidie wordt voor een schooljaar verleend. De subsidie is bedoeld om door middel van de inzet van procesbegeleiding te komen tot een IKC waarbinnen een intensieve samenwerking wordt gerealiseerd tussen de kinderopvang en de school, werkend vanuit één pedagogische visie en één doorlopende pedagogische aanpak rond het kind. Onderdelen van een IKC zijn:
De Brede Brugklas Bonus ondersteunt bestaande brede brugklassen in hun aanpak. De subsidie wordt voor een subsidietijdvak van vierjaar verleend en dient te worden ingezet voor het bieden van een heterogene basis aan leerlingen van minimaal drie niveaus, te weten vmbo, havo en vwo. Scholen met homogene groepen kunnen de Brede Brugklas Bonus inzetten voor het invoeren van een heterogene brugklas.
De subsidie voor de Amsterdamse Familie School wordt voor een subsidietijdvak van vier schooljaren verleend. Om tot een Amsterdamse Familie School te komen is een intensieve samenwerking nodig tussen onderwijs, zorg, jeugd- en maatschappelijke partners. De school biedt een dagvullend programma met ruimte voor de brede ontwikkeling van leerlingen en hun ouders. De school maakt een koppeling met de ouders en met de domeinen armoede, jeugd, zorg, gezondheid, sport en de wijk.
7. De artikelsgewijze toelichting op artikel 5.4 komt te luiden:
Het college stelt een subsidieplafond vast per actielijn.
Het subsidieplafond is €125.000,- voor schooljaar 2019-2020
Het subsidieplafond is €325.000,- voor schooljaar 2020-2021
Het subsidieplafond is €375.000,- voor schooljaar 2021-2022
Het subsidieplafond is €175.000,- voor schooljaar 2022-2023
Het subsidieplafond is €3.600.000,- voor de periode van 2019-2023.
Het subsidieplafond is €5.400.000,- voor de periode van 2019-2023.
8. De artikelsgewijze toelichting op artikel 5.9 komt te luiden:
Artikel 5.9 Aanvullende weigeringsgronden
Voor de beoordeling van de IKC wordt onder andere gekeken naar de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening. Er mogen geen overtredingen open staan op de voorwaarden zoals opgesomd in het artikel. Als er overtredingen zijn geconstateerd en niet zijn opgeheven komt de opvangvoorziening niet in aanmerking voor de samenwerking.
Indien de basisschool of de school voor voortgezet onderwijs een onvoldoende of zeer zwak oordeel van de inspectie heeft, dan kan het college, indien uit de aanvraag onvoldoende blijkt dat de basisschool of de school voor voortgezet onderwijs in staat is de activiteiten uit te voeren, de subsidie weigeren te verlenen.
Indien de basisschool of de school voor voortgezet onderwijs onder de opheffingsnorm zit, uitgaande van de 1 oktobertelling 2018, dan kan het college de subsidie eveneens weigeren te verlenen. Voor het basisonderwijs geldt voor Amsterdam een opheffingsnorm van 195 leerlingen. Voor het voortgezet onderwijs gelden de opheffingsnormen zoals opgenomen in artikel 107 Wvo.
Artikel IX. Wijziging bijlage 4 VloA
Bijlage 4 (Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1.1. komt te luiden:
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Deze bijlage betreft de volgende voorzieningen:
2. Hoofdstuk 2 (Voorziening Amsterdamse Teambeurzen) vervalt.
3. Artikel 3.3, derde lid wordt het woord “afstandscategoriën” vervangen door “afstandscategorieën”.
4. Artikel 3.5 (Aanvraag) vervalt.
5. Artikel 3.7, onderdeel b, komt te luiden:
6. Artikel 3.8, onderdeel c, komt te luiden:
7. Hoofdstuk 4 (Voorziening Begeleiding zij-instromers en ‘statushouders voor de klas’ komt te luiden:
Hoofdstuk 4 Voorziening zij-instromers en ‘statushouders voor de klas’
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
deelnemer: (voormalige) statushouder die een oriëntatietraject ‘statushouders voor de klas’ volgt of heeft gevolgd in Amsterdam als voorbereiding op het zij-instroom traject of een lerarenopleiding en die voor een of twee jaar wordt aangesteld op een school om ervaring op te doen binnen het Nederlandse onderwijssysteem.
potentiële zij-instromer: persoon die via www.lievervoordeklas.nl is aangemeld bij 1Loket, voldoet aan de voorwaarden om zij-instromer te worden (zoals afgeronde hbo/wo opleiding), en de eerste selectiefase met goed gevolg heeft doorlopen (waaronder een startgesprek en geschiktheidstest).
scholingsovereenkomst: een overeenkomst afgesloten tussen het schoolbestuur of de schooldirecteur van de school waar de zij-instromer wordt aangesteld, de leraren opleiding en de zij-instromer, waaruit blijkt dat de zij-instromer een aanstelling heeft voor maximaal twee jaar en ingeschreven staat bij een lerarenopleiding voor zij-instromers.
Het doel van deze voorziening is het tegengaan van het Amsterdamse lerarentekort door de instroom van zij-instromers en deelnemers in het po, so en v(s)o te bevorderen, en de uitval gedurende de opleiding tot leraar te verlagen.
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten
Artikel 4.4 Subsidieplafond, subsidietijdvak en verdeelsystematiek
Artikel 4.6 Verlening van subsidie met terugwerkende kracht
Het college kan een subsidie voor een voortraject voor potentiële zij-instromers in het schooljaar 2020-2021 met terugwerkende kracht verlenen.
Artikel 4.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Artikel 4.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 worden aan de subsidie voor een voortraject voor potentiële zij-instromers de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie voor een voortraject voor potentiële zij-instromers of voor de begeleiding van deelnemers een rapportage met geanonimiseerde informatie over de participanten, waaronder opleidingsniveau, man/vrouw verhouding, en de vervolgstap na het doorlopen van het traject.
Artikel X. Wijziging toelichting op bijlage 4 VloA
De toelichting op bijlage 4 (Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
1. De toelichting op hoofdstuk 2 (de Voorziening Teambeurzen Lerarenagenda), komt te luiden:
Hoofdstuk 2 de Voorziening Teambeurzen Lerarenagenda
2. De artikelsgewijze toelichting op artikel 3.7 komt te luiden:
Artikel 3.7 Aanvullende verplichtingen
De tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten is een voorziening waarbij sprake is van cofinanciering. De gemeente en het schoolbestuur dragen beide 50% van de kosten van de aanvullende reiskostenvergoeding (kosten bovenop de vergoeding die voortvloeit uit de cao). De subsidie van de gemeente kan enkel worden aangevraagd voor personeelsleden die binnen de afstandscategorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid woont. De cofinanciering van het schoolbestuur kan het schoolbestuur aan alle personeelsleden, ongeacht de afstandscategorie toekennen, zolang het een tegemoetkoming bovenop de cao betreft.
Om de stad ook in de toekomst toegankelijk en leefbaar te houden, moeten we toewerken naar het gebruik van toekomstbestendige mobiliteitsoplossingen. Schoolbesturen worden daarom verplicht om met hun personeelsleden in gesprek te gaan over hun mobiliteitsbehoeften en over alternatieve en toekomstbestendige mobiliteitsvormen.
3. De artikelsgewijze toelichting op artikel 3.8 komt te luiden:
Scholen dienen bij de verantwoording aan te kunnen tonen dat het bedrag waarover subsidie is ontvangen is uitgekeerd aan personeelsleden die verder weg woonden dan 21,5 km po en 25 km vo en dat deze kosten zijn uitgekeerd als aanvullende tegemoetkoming in de reiskosten. Ook dienen scholen aan te kunnen tonen dat ze in gesprek zijn gegaan met personeelsleden over hun mobiliteitsbehoeften en over alternatieve en toekomstbestendige mobiliteitsvormen, met het oog op de Agenda Autoluw van de gemeente Amsterdam.
4. De toelichting op hoofdstuk 4 (Voorziening Begeleiding zij-instromers en ‘statushouders voor de klas’) komt te luiden:
Hoofdstuk 3 de Voorziening zij-instromers en ‘statushouders voor de klas’
Om het nijpende lerarentekort terug te dringen, wordt onder andere ingezet op het stimuleren van meer zij-instromers.
Voortraject potentiële zij-instromers
Om instroom te verhogen en uitval gedurende de opleiding te voorkomen kunnen deze middelen worden ingezet om een intensieve cursus ter kennismaking met het vak van leraar te bekostigen. De cursus is voor potentiële zij-instromers in het primair- of voortgezet onderwijs, waarbij de participant ervaart welke vaardigheden nodig zijn en praktijkervaring opdoet op een school.
Begeleiding van zij-instromers
De begeleiding van de zij-instromers vraagt veel van de capaciteit van de scholen en schoolbesturen, zeker in tijden van een lerarentekort. Gelet op het belang van goede begeleiding van zij-instromers kunnen schoolbesturen met de voorziening begeleiding zij-instromers hiervoor financiële tegemoetkoming ontvangen. Deze middelen kunnen worden ingezet om capaciteit binnen het personeelsbestand van de school vrij te maken voor begeleiding van de zij-instromer(s) en deelnemer(s) of om externe begeleiding van zij-instromer(s) aan te trekken.
Oriëntatietraject ‘statushouders voor de klas’
Het doel van het oriëntatietraject statushouders voor de klas is om hoogopgeleide statushouders voor te bereiden op een baan als docent, op het zij-instroom traject of op de deeltijdopleiding tot tweedegraads docent. De statushouders hebben een afgeronde opleiding in een van de tekortvakken en hebben in het land van herkomst vaak al als leraar op een middelbare school gewerkt. De voorziening is om de scholen tegemoet te komen in de kosten van de begeleiding van de statushouders.
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
De subsidieregeling is een uitwerking van de Amsterdamse Lerarenagenda 2019-2023 ‘Liever voor de klas’ die onder andere tot doel heeft om bij te dragen aan voldoende en goed opgeleide leraren in Amsterdam.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
In november 2017 is uit onderzoek van Regioplan gebleken dat de kosten gemaakt door een bestuur per zij-instromer niet volledig kunnen worden gedekt vanuit de bijdrage van €20.000 die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt. Vooral bij het po en (v)so blijkt de begeleiding van een zij-instromer veel meer kosten met zich mee te brengen. Dit onderzoek is gebruikt als algemene indicatie voor het bepalen van de hoogte van de subsidie op grond van deze voorziening voor de verschillende onderwijssectoren. In overleg met de schoolbesturen is in 2018 besloten om een subsidie van € 8.500 beschikbaar te stellen voor het po en (v)so en € 2.500 voor het vo waardoor per sector de Rijkssubsidie kostendekkend wordt aangevuld. Met de taskforce lerarentekort is besloten deze bedragen te continueren voor de komende vier schooljaren.
Voor deelnemers die een aanstelling hebben is de subsidie voor de begeleiding en tegemoetkoming in de kosten van de aanstelling maximaal €3.750 bij 4 dagdelen, €5.625 bij 6 dagdelen en €7.500 bij 8 dagdelen.
Artikel 3.4 Subsidieplafond, subsidietijdvak en verdeelsystematiek
De subsidieplafonds voor de begeleiding van zij-instromers worden vastgesteld voor subsidietijdvakken van twee en half schooljaren. Dit heeft te maken met het feit dat een zij-instromerstraject maximaal twee schooljaren duurt en dat een zij-instromer twee keer per jaar, te weten op 1 september en op 1 februari kan beginnen met een lerarenopleiding. Er worden door het college per subsidietijdvak twee subsidieplafonds vastgesteld. Een voor de sectoren po en so en een voor de sectoren vo en vso.
Het subsidieplafond voor een voortraject voor potentiële zij-instromers en het subsidieplafond voor de begeleiding van deelnemers met een aanstelling worden per jaar vastgesteld.
De aanvraag moet worden ingediend via portaal onderwijssubsidies via het vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 3.6 Verlening van subsidie met terugwerkende kracht
Eind december 2020 liep de aanbesteding om voortrajecten voor potentiële zij-instromers af. Vanwege de omschakeling naar een subsidie, is het voor schooljaar 2020-2021 mogelijk om de subsidie voor het voortraject met terugwerkende kracht aan te vragen.
Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
De beschrijving van de begeleidingsactiviteiten geeft op hoofdlijnen de beoogde activiteiten weer.
Artikel 3.9 Aanvullende verplichtingen
Sinds augustus 2020 is een stedelijke aanpak integraal zij-instroomplan van start gegaan, waarbij alle zij-instromers zich via www.lievervoordeklas.nl aanmelden bij 1Loket. Vervolgens worden ze door een intermediair gekoppeld aan een schoolbestuur. Onderdeel van de aanpak is ook dat zij-instromers worden opgeleid op een school waar voldoende en goede begeleiding is georganiseerd – en waar niet noodzakelijkerwijs een vacature is. De organisatie die het voortraject uitvoert is onderdeel van deze keten en werkt mee om het opleiden van zij-instromers op scholen zonder vacatures, voor scholen met vacatures te versterken en mogelijk te maken.
Voor de begeleiding van zij-instromers geldt dat er sprake moet zijn van een tripartiete overeenkomst tussen de opleiding, het schoolbestuur en de zij-instromers (de scholingsovereenkomst). Deze overeenkomst dient bij de verantwoording aangeleverd te worden.
Voorbeeld van een vervolgstap: geplaatst op school als zij-instromer, doet verdere ervaring op bij vervolgpraktijkplek).
Artikel XI. Wijziging bijlage 5 VloA
Bijlage 5 (Materiële voorzieningen) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 vervalt.
Artikel XII. Wijziging toelichting op bijlage 5 VloA
De toelichting op Bijlage 5 (Materiële voorzieningen) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 komt te luiden:
Artikel XIII. Wijziging bijlage 6 VloA
Bijlage 6 (Voorzieningen overig) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel XIV. Wijziging toelichting op bijlage 6 VloA
De toelichting op bijlage 6 (Voorzieningen overig) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 februari 2021.
De voorzitter
Femke Halsema
De raadsgriffier
Jolien Houtman
Om de ambities voor onderwijsbeleid zo goed mogelijk uit te voeren is het belangrijk om de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VloA 2019) aan te scherpen zodat de voorzieningen in lijn blijven met het beleid. De wijzingen zijn van toepassing vanaf het aankomende subsidietijdvak in schooljaar 2021-2022. De belangrijkste wijzigingen zijn de toevoeging van de voorziening Taal- en ouderbetrokkenheid (TOB) en het beëindiging van de voorziening Amsterdamse teambeurzen en de voorziening voor tegemoetkoming voor schoolgebouwen met overdimensionering en voor schoolgebouwen in de fijnstofzone.
In het algemene deel van de VloA 2019 en de toelichting daarop worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel I en II van deze wijzigingsverordening. De belangrijkste wijziging is de aanpassing van de aanvraagperiode zodat deze start na de voorjaarsvakantie (Regio Noord) en loopt tot de start van de meivakantie.
In bijlage 1 (Voorzieningen in natura) en de toelichting daarop worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel III en IV. De belangrijkste wijzigingen zijn:
In bijlage 2 (Voorzieningen voor aanvullende financiering personeel) en de toelichting daarop worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel V en VI. De belangrijkste wijziging houdt in dat de voorziening Vakleerkracht bewegingsonderwijs wordt geïndexeerd. De hoogte van de subsidie per leerling wordt € 73. Ook worden er twee verplichtingen toegevoegd waarbij het schoolbestuur moet toezien dat (1) bewegen en motoriek is opgenomen in het ondersteuningsprofiel van de school. (2) De vakleerkracht de verbinding legt met gemeentelijke sportstimulering.
In bijlage 3 (Voorzieningen Kansengelijkheid) en de toelichting daarop worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel VII en VIII. De belangrijkste wijzigingen houden in dat:
Vroegschools aanbod – Aan het college van B&W wordt de bevoegdheid gedelegeerd om jaarlijks het subsidiebedrag per leerling vast te stellen voor de voorziening Vroegschools aanbod (niveau A, B en C) alsmede de grenspercentages tussen de categorieën op basis van de meest recente onderzoeksgegevens naar doelgroepleerlingen.
Nieuwkomers – Een inhoudelijke en tekstuele wijziging en aanvulling ter verheldering van de NT-2 subsidie voor groep 2. Scholen die de NT-2 subsidie aanvragen voor nieuwkomers in groep 2 worden in staat gesteld om de subsidie op basis van een schatting van het aantal te verwachten leerlingen te doen. De verplichting om bij de aanvraag een bewijs van een aanvraag van de Rijksubsidie bijzondere bekostiging mee te sturen vervalt, omdat deze geen informatie geeft over het daadwerkelijk aantal nieuwkomersleerlingen in het nieuwe schooljaar. Hierdoor wordt wel de verplichting uit artikel 9, eerste lid, onder a, van de VloA 2019 belangrijk. Zodra het schoolbestuur merkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of slechts gedeeltelijk kunnen plaatsvinden, moet het schoolbestuur dit melden. Naar aanleiding van die melding kan het college de subsidieverlening wijzigen. De aanvraag tot vaststelling is eveneens belangrijk. Daarin moeten schoolbesturen in de verantwoording aantonen aan hoeveel nieuwkomers in groep 2 zij daadwerkelijk onderwijs hebben gegeven. Bij de vaststelling vraagt de gemeente om de besluiten van het Rijk op de aanvragen voor bijzondere bekostiging aan te leveren.
In bijlage 4 (Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort) en de toelichting daarop worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel IX en X. De belangrijkste wijzigingen houden in dat:
Bijlage 5 (Materiële voorziening) en de toelichting daarop vervallen, zoals opgenomen in artikel XI en XII. De voorziening voor tegemoetkoming voor schoolgebouwen met overdimensionering en voor schoolgebouwen in de fijnstofzone wordt beëindigd met ingang van schooljaar 2021-2022.
In bijlage 6 (Overige voorzieningen) en de toelichting daarop worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel XIII en XIV. De wijziging houdt in dat de subsidie voor Hoogbegaafdheid wordt aangepast om tot een simpelere verdeling van het voor subsidie beschikbare bedrag te komen. De voorziening wordt nu alleen per school aangevraagd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-52446.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.