Gemeenteblad van Vijfheerenlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vijfheerenlanden | Gemeenteblad 2021, 470320 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vijfheerenlanden | Gemeenteblad 2021, 470320 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regels Jeugdhulp Gemeente Vijfheerenlanden 2022
1.1 Waarom deze nadere regels en toelichting
Dit document is opgesteld ter verduidelijking en verdere kadering van de Verordening Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2022. Regels zijn er niet alleen omdat het vanuit een wet moet, maar ook om jeugdigen en ouders te informeren over wat wij als gemeente doen en wat wij van de jeugdige en de ouder verwachten die een beroep op de gemeente doen.
Daar waar het gaat om een toelichting op de bepalingen uit de Verordening Jeugdhulp, wordt dat steeds zo aangegeven. Als het nadere regels zijn in aanvulling op de bepalingen van de verordening, zoals aangegeven in artikel 7.2, wordt dat ook aangegeven.
Dit document is vastgesteld door het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden op 21 december 2021 en het treedt in werking op hetzelfde tijdstip als de Verordening Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2022, 1 januari 2022.
We spreken in deze nadere regels en toelichting Jeugdhulp over de gemeente, hiermee bedoelen we het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden.
De Verordening Jeugdhulp geeft uitvoering aan de Jeugdwet. In deze wet staat dat de gemeente een jeugdhulpplicht heeft. De gemeente geeft invulling aan de Jeugdwet door algemene voorzieningen beschikbaar te stellen en individuele voorzieningen te verstrekken als uit het onderzoek blijkt dat de jeugdige of de ouder hulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. En daarbij de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en de ouder ontoereikend zijn.
De voorzieningen zijn erop gericht om de jeugdige en de ouder te ondersteunen in:
In de Jeugdwet is in de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 vastgelegd dat de gemeenteraad
regels stelt bij de Verordening Jeugdhulp over:
het waarborgen van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden;
De kernwaarden1 vormen het uitgangspunt van het gesprek zoals bedoeld in paragraaf 2.2 van hoofdstuk 2 van de Verordening Jeugdhulp. De gemeente heeft een jeugdhulpplicht op het moment dat de jeugdige en de ouder op eigen kracht geen mogelijkheden hebben om het gewenste resultaat te bereiken. En de jeugdige en de ouder dit resultaat ook niet kunnen bereiken met hulp uit het (sociaal) netwerk of met behulp van andere voorzieningen of organisaties in het voorliggende veld. Dat betekent dat de gemeente bij elke stap van het onderzoek de kernwaarden kan betrekken en daarover met de jeugdige en de ouder in gesprek kan gaan. Dit geldt ook als door de jeugdige en de ouder specifiek gevraagd wordt om een bepaalde voorziening.
Hoofdstuk 2: Hulpvraag, aanmelding en toegang
2.1 Stap 1: Aanmelding bij de gemeente
Een hulpvraag van een jeugdige en de ouder kan binnenkomen bij de gemeente. Als een hulpvraag mogelijk leidt tot de inzet van hulp vanuit de gemeente, dan registreert de gemeente de hulpvraag als aanmelding. Op basis van de aanmelding ontvangt de jeugdige en de ouder een uitnodiging voor een gesprek. Hiermee start het onderzoek. Hoe het onderzoek wordt gedaan staat beschreven paragraaf 2.2. van de Verordening Jeugdhulp.
2.2 Stap 2: Gesprek na de aanmelding
Nadere regel op grond van paragraaf 2.2 van de Verordening Jeugdhulp
In deze paragraaf staat de procedure beschreven om vast te stellen of de gemeente een voorziening aan de jeugdige en de ouder versterkt.
In het gesprek bespreekt de medewerker van het Sociaal Team wat de jeugdige en de ouder op eigen kracht kunnen of met hulp van het (sociaal) netwerk. Zo nodig schakelt de medewerker van het Sociaal Team andere deskundigen in om te komen tot een afweging, de jeugdige en de ouder worden hiervan op de hoogte gesteld.
Op basis van de informatie uit het onderzoek – één of meerdere gesprekken met de jeugdige, de ouder, personen uit het (sociaal) netwerk, eventuele deskundigen en een medewerker van het Sociaal Team – neemt de gemeente een beslissing over de hulp die moet worden ingezet. De deskundigheid van de medewerker van het Sociaal Team is leidend om te komen tot de gewenste inzet van hulp.
Het is niet de bedoeling om het proces onnodig bureaucratische te maken. Het onderzoek kan afhankelijk van de vraag meer of minder uitgebreid zijn. Voor het onderzoek is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de hulpvraag worden onderzocht volgens de procedure (stap 1 t/m 4) in de Verordening Jeugdhulp. Dit kan ervoor zorgen dat er meerdere gesprekken nodig zijn.
Het artikel 2.2.5 is opgenomen in het belang van zorgvuldige dossiervorming en motivering van het te nemen besluit. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een transparante communicatie met de jeugdige en de ouder. De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in het actieplan. De weergave van het onderzoek kan variëren afhankelijk van hoe uitgebreid het onderzoek is uitgevoerd. Een actieplan kan beknopt zijn als het onderzoek beperkt is en/of als de jeugdige en de ouder met een beknopte weergave instemt.
Nadere regel op grond van artikel 2.3.1 van de Verordening Jeugdhulp
Voorwaarden aan een aanvraag individuele voorziening jeugdhulp
Als de jeugdige en de ouder geen gebruikt maken van een ondertekend actieplan voor het indienen van een aanvraag van een individuele voorziening, zoals genoemd in artikel 2.3.1 lid 4 van de Verordening Jeugdhulp, dienen de jeugdige en de ouder een aanvraag in bij de gemeente die in elk geval de volgende gegevens bevat:
Het actieplan wordt door ondertekening voor gezien of akkoord, een aanvraag. Een aanvraag is nodig om een beschikking voor een individuele voorziening te krijgen. De beschikking is een brief waarin het besluit over een individuele voorziening is vastgelegd.
Als de jeugdige en de ouder het actieplan ‘voor akkoord’ tekenen stemmen zij in met de uitkomsten van het onderzoek. Een actieplan ‘voor gezien’ tekenen betekent dat de jeugdige en de ouder niet instemmen met de uitkomsten van het onderzoek. Dat is van belang om bezwaar te kunnen maken tegen het besluit.
Als de jeugdige en de ouder het actieplan mailen met de opmerking voor gezien of akkoord, wordt dit op grond van artikel 2.2.5, lid 4 van Verordening Jeugdhulp als ondertekening gezien.
Nadere regels op grond van artikel 2.4.1, lid 3 en 4 van de Verordening Jeugdhulp
De termijn van de voorziening en aantal
Voor specifieke voorzieningen die erop gericht zijn om individuele doelen2 te bereiken met behulp van op ervaringsgerichte werkwijze en voor zover deze niet bekostigd worden uit bijvoorbeeld een zorgverzekering of ander zorgdomein, geldt in beginsel een maximaal aantal behandelingen/sessies.
Als de jeugdige en de ouder (via een actieplan) een aanvraag bij de gemeente indienen, verstuurt de gemeente een schriftelijke beschikking. De beschikking is het besluit waarin staat welke voorziening door de gemeente is toegekend, waarom en voor hoe lang of waarom een voorziening niet wordt toegekend (afwijzing). Dit geldt zowel voor de voorziening(en) die in natura worden toegekend als in de vorm van een pgb. Het actieplan maakt als motivering onderdeel uit van de beschikking en wordt als bijlage bij de beschikking meegestuurd.
De jeugdige en de ouder kunnen tegen de beschikking bezwaar maken, als zij het niet eens zijn met de toekenning of de afwijzing. De manier waarop bezwaar kan worden gemaakt en de manier waarop een beroep bij de rechter kan worden gedaan is vastgelegd in de Awb en geldt voor alle gemeentelijke beschikkingen.
Er is geen vergoeding van de hulp mogelijk is op grond van de Jeugdwet, als de jeugdige en de ouder deze hulp al heeft gekregen vóór de melding. De jeugdige en de ouder hebben het probleem dan immers zelf al opgelost. Als er toch nog sprake is van een (nieuwe) hulpvraag, dan onderzoekt de gemeente of deze hulp inderdaad nodig en passend is. Het onderzoek betreft één of meerdere gesprekken met de jeugdige, de ouder, personen uit het (sociaal) netwerk, eventuele deskundigen en een medewerker van het Sociaal Team.
Indien een zorgaanbieder of zorgverlener van de lopende zorg, via de jeugdige, de ouder of medewerker van het Sociaal Team, met terugwerkende kracht een verlenging of ophoging vraagt, wordt eveneens eerst door de gemeente onderzoek gedaan. De gemeente kan de noodzakelijke hulp vergoeden/inzetten vanaf het moment dat de jeugdige en de ouder (op verzoek van de zorgaanbieder of zorgverlener) bij de gemeente de aanvraag heeft ingediend.
Nadere regel op grond van artikel 2.5.2 van de Verordening Jeugdhulp
In spoedeisende gevallen kent de gemeente, na overleg met een medewerker van het Sociaal Team en/of externe deskundige, een tijdelijke voorziening toe voor maximaal zes (6) maanden. Dit stelt de gemeente in staat om alsnog zorgvuldig onderzoek te doen naar de situatie en de hulp die nodig is voor de jeugdige en de ouder.
In de Jeugdwet is bepaald dat hulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts. En dat hulp na een bepaling van de gecertifieerde instelling of de rechtbank toegankelijk is. Met een dergelijke verwijzing kunnen de jeugdige en de ouder rechtstreeks aankloppen bij de zorgaanbieders die de gemeente heeft gecontracteerd. Het is dan nog wel nodig dat de gemeente bepaalt welke specifieke vorm van hulp een jeugdige en de ouder precies nodig heeft. In de praktijk is het de zorgaanbieder die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke hulp daadwerkelijk nodig is. Bij deze beoordeling dient de zorgaanbieder zich te houden aan de afspraken die daarover met de gemeente zijn gemaakt, maar ook de kwaliteitsafspraken in de Jeugdwet, het besluit Jeugdwet en de afspraken van zijn branche.
Hoofdstuk 3: Gezond en veilig opgroeien
3.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp
De gemeente houdt zo veel mogelijk rekening met het geloof, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en de ouder, waarbij de kernwaarden van de Verordening Jeugdhulp leidend zijn.
De preventieve maatregelen zijn vrij toegankelijk en er is geen besluit van de gemeente voor nodig. De gemeente kan wel registreren of de jeugdige en de ouder gebruikt maakt van de vrij toegankelijke voorziening. Deze registratie is op naam van de jeugdige en wordt gedaan als dit in het belang is van de jeugdige.
Met de vertrouwenspersoon wordt een persoon bedoeld die jeugdigen, ouders, pleegouders en verzorgers op hun verzoek ondersteunt bij hun rechten ten opzichte van de gemeente, zorgaanbieder of gecertificeerde instelling en het vertrouwen van de jeugdige en de ouder heeft. De vertrouwenspersoon is onafhankelijk, beschikbaar (zonder tussenkomst van de gemeente), bereikbaar en toegankelijk voor de jeugdige en de ouder. De vertrouwenspersoon staat naast de jeugdige en ouders en werkt oplossingsgericht, onafhankelijk en laagdrempelig. De toegang tot de onafhankelijke vertrouwenspersoon is kosteloos.
Nadere regels op grond van artikel 3.3, lid 2 en 4 van de Verordening Jeugdhulp
De ouder is verantwoordelijk voor de begeleiding van de jeugdige in het vervoer, tot een duur van zes uur per dag. Dit is niet anders als de ouder werkt.
Uitvoering van de vervoersvoorziening
Toegang behandeling Ernstige Dyslexie
De hulp op grond van de Jeugdwet, bestaat uit verschillende soorten hulp zoals vermeld in de definitie van jeugdhulp uit hoofdstuk 8 van de verordening. Een beschrijving van de voorzieningen is nodig, omdat de wetgever gemeenten op heeft gedragen om jeugdigen en ouders inzicht te geven welke jeugdhulp voorzieningen de gemeente biedt aan jeugdigen en ouders. De gemeente bepaalt welke jeugdhulp vrij toegankelijk is, de algemene voorzieningen en welke niet, de individuele voorzieningen. Dit is geregeld in artikel 2.9 onder a. van de Jeugdwet. In de Verordening Jeugdhulp is daarom opgenomen wat de algemene vrij toegankelijke voorzieningen en de individuele voorzieningen zijn. De individuele voorziening worden in onderstaande nadere regels verder gespecificeerd.
Een beschikking voor hulp kan uit meerdere voorzieningen bestaan. De duiding van de in te zetten hulp wordt vastgelegd in het actieplan, wat samen met de jeugdige en de ouder is opgesteld.
Nadere regel op grond van artikel 3.4 van de Verordening Jeugdhulp
De gemeente zet verlengde jeugdhulp in als:
Gemeenten zijn via de Jeugdwet verantwoordelijk voor de hulp aan jeugdigen tot 18 jaar. Als er ook na de leeftijd van 18 jaar hulp nodig is én deze hulp niet vanuit een andere wet geleverd kan worden (zoals bijvoorbeeld vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), kan deze hulp tot uiterlijk de dag dat de jeugdige 23 jaar wordt vanuit de Jeugdwet plaatsvinden. Dit noemen wij de verlengde jeugdhulp. Om de continuïteit van deze hulp te waarborgen, stellen de gemeente en de zorgaanbieder in samenspraak met de jeugdige en de ouder een perspectiefplan op. Het perspectiefplan wordt bij voorkeur zodra de jeugdige de leeftijd van 16,5 jaar heeft bereikt, opgesteld. En minimaal 9 maanden voordat de jeugdigen 18 jaar wordt.
3.5 Afstemming met andere vormen van hulp
In het kader van het werken op basis van het principe “één gezin, één plan, één regisseur, wordt de hulp die door verschillende zorgaanbieders en of zorgverleners gegeven wordt op elkaar afgestemd. En in samenspraak met de jeugdige en de ouder vastgelegd in het actieplan.
Hoofdstuk 4: De vorm van de individuele voorziening
Uitgangspunt van de Jeugdwet is dat voorzieningen voor jeugdhulp in natura worden verleend. Voorzieningen in natura zijn voorzieningen die door de gemeente zijn ingekocht. Er zijn in dit geval contract- en prijsafspraken gemaakt met de zorgaanbieders die deze voorzieningen leveren.
Nadere regels op grond van artikel 7.2 van de Verordening Jeugdhulp
Levering van een individuele voorziening in de vorm van een pgb
Of een jeugdige en de ouder dan wel een persoon uit het (sociaal) netwerk is staat is om de aan een pgb verbonden taken uit te voeren, kan de gemeente laten vaststellen door middel van een test, zoals de pgb-test van Per Saldo. De gemeente kan hiervoor ook de checklist gebruiken van de rijksoverheid: 10 punten pgb-vaardigheden3.
Het pgb kan niet besteed worden aan:
Nadere regels op grond van artikel 4.2.2 van de Verordening Jeugdhulp
Voorwaarden voor levering van hulp door de ouder
Kwaliteitseisen aan het sociaal netwerk voor het bieden van hulp
Een persoon uit het sociaal netwerk die voor hulp met een pgb wordt ingezet, moet voldoen aan de volgende eisen:
Nadere regels op grond van artikel 4.2.3 van de Verordening Jeugdhulp
De gemeente verleent een pgb met ten hoogste de volgende bedragen:
Begroting met betrekking tot de besteding van het pgb
In artikel 8.1.1. van de Jeugdwet is vastgelegd dat aan de jeugdige en de ouder een pgb verstrekt kan worden. Dit kan alleen als de jeugdige en de ouder kunnen motiveren waarom zorg in natura niet passend is en in staat zijn om de aan de pgb verbonden taken uit te voeren (pgb-vaardig zijn). Met een pgb organiseren de jeugdige en de ouder zelf de benodigde hulp.
De gemeenteraad heeft de opdracht om in de Verordening Jeugdhulp vast te leggen op welke wijze de hoogte van het pgb wordt bepaald. Dit is geregeld in artikel 4.3.2 van de Verordening Jeugdhulp. Als de zorgaanbieder, zzp-er of persoon uit het sociaal netwerk een hoger tarief berekend voor de hulp die nodig is en beschikt is door de gemeente, dan is het nodig dat de jeugdige en de ouder zelf de meerkosten betalen. Dit wordt vastgelegd in het actieplan.
Hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten wordt door de gemeente niet gezien als jeugdhulp. Wanneer de beslissing door het gezin is genomen om met eigen kracht jeugdhulp te verlenen waarbij een van de ouders minder betaalde arbeid is gaan verrichten, en de draaglast van de zorgvraag en de draagkracht van het gezin zijn in met elkaar overeenstemming, dan bestaat niet vanzelfsprekend een aanspraak op een jeugdhulpvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, behalve als het gezin door de inkomensdaling in financiële problemen komt die niet met door het gezin te nemen maatregelen zijn op te lossen binnen de bestaande woon- en leefsituatie.
Nadere regels op grond van artikel 4.3 van de Verordening Jeugdhulp
De jeugdige en de ouder zijn verplicht tot het gebruik van de zorgovereenkomsten van de Sociale Verzekeringsbank voor het vastleggen van afspraken over de te leveren hulp in de vorm van het pgb. De inhoud van de zorgovereenkomst moet overeen komen met het ondertekende actieplan.
Gedurende de looptijd van de hulp die wordt ingezet met een pgb neemt een medewerker van het Sociaal Team contact op met de pgb-beheerder om de te ontvangen hulp op grond van inhoud, kwaliteit en financiën te evalueren.
De jeugdige en de ouder melden zaken (feiten, omstandigheden, of wijzigingen daarin) die van invloed kunnen zijn op het pgb direct aan de gemeente conform artikel 8.1.2 van de Jeugdwet. Dat doen ze ongevraagd als ze redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het relevant is voor de voorziening en dat doen ze als de gemeente het vraagt. Deze voorwaarde wordt ook aangegeven in de beschikking. Als de jeugdige en de ouder dit niet doen, dan kan dat gevolgen hebben voor het pgb.
De gemeente kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook na de beschikking concrete informatie en bewijsstukken van de jeugdige en de ouder vragen. De gemeente is verantwoordelijk om misbruik van voorzieningen te voorkomen en er tegen op te treden.
Hoofdstuk 5. Afspraken tussen jeugdige en de ouder en gemeente
5.1 Rol van de gemeente en de jeugdige en de ouder
De gemeente zoekt samen met de jeugdige, de ouder en het (sociaal) netwerk naar een oplossing voor de hulpvraag. In deze paragraaf staat hoe de gemeente dit samen met de jeugdige, de ouder en het (sociaal) netwerk doet. De gemeente gaat daarbij altijd uit van de eigen kracht van de jeugdige, de ouder en het (sociaal) netwerk. Als de jeugdige en de ouder verwacht dat de gemeente geld besteed aan de oplossing voor de jeugdige en de ouder, verwacht de gemeente dat de jeugdige en de ouder zich houdt aan de plichten bij deze oplossing.
5.2 Weigeren, herzien, beëindiging en terugvordering
In deze paragraaf worden regels gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een voorziening, evenals van misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet. Ook is aangeven wat er kan gebeuren als de jeugdige en de ouder zich niet houden aan de plichten die verbonden zijn aan de oplossing of als de voorziening niet langer passend of nodig is.
De gemeente streeft ernaar om fraude te voorkomen (preventie). Om te voorkomen dat er onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van voorzieningen, is er een duidelijk proces ingericht met een sterk preventieve werking. Er wordt ingezet op een zorgvuldige uitvraag, het herkennen van signalen, het delen van informatie binnen de wettelijke grenzen en het doen van onderzoek. Indien nodig zal er overgegaan worden tot handhaving. Deze paragraaf geeft aan op welke manier de gemeente onderzoekt en vaststelt of de zorg die op grond van de Jeugdwet is verstrekt, ook daadwerkelijk is verleend aan de jeugdige en de ouder (rechtmatig). De gemeente kan ook onderzoek doen bij zorgaanbieders.
Onrechtmatigheid is onder te verdelen in fouten en fraude. Als regels als gevolg van onduidelijkheid of vergissing onbedoeld worden overtreden, spreken we van fouten. Er is sprake van fraude als er opzettelijk en doelbewust in strijd met regels wordt gehandeld met als doel eigen of andermans (financieel) gewin.
In het voorliggende document zijn nadere regels opgenomen die bijdragen aan het voorkomen van fraude. In het kader van preventie zijn er regels gesteld aan het pgb. Dit betreffen de regels in paragraaf 4.2 persoonsgebonden budget, de artikelen 4.3, 4.4 en paragraaf 6.3 kwaliteitseisen formele hulp met pgb. Ook zijn er nadere regels gesteld aan de hulp die verleend wordt door zorgaanbieders, hiervoor zijn de regels uit paragraaf 6.2 van toepassing. Ook is de aanpak van het bestrijden van misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude vastgelegd in een regionaal beleidsplan dat in samenwerking met de Le
De wijze waarop de inwoner bij de totstandkoming en implementatie van beleid is betrokken, en hoe de inwoner hierop kan adviseren, is vastgelegd in de Verordening Adviesraad Sociaal Domein Vijfheerenlanden.
De gemeente Vijfheerenlanden betrekt de Adviesraad sociaal domein Vijfheerenlanden in een zo vroeg mogelijk stadium van de beleidsvorming of het evalueren van reeds vastgesteld beleid. De Adviesraad hanteert een vaste vergaderfrequentie. Periodiek wordt door de gemeente een beleidsagenda opgesteld waarin de beleidsonderwerpen beschreven staan.
Afhankelijk van specifieke onderwerpen gaat de gemeente de dialoog aan met andere groeperingen, die specifieke en waardevolle kennis kunnen delen (te denken valt aan cliëntenraden, jeugdraden, Gehandicaptenplatform, etc.). Naast groeperingen kunnen ook individuele cliënt- of belangenbehartigers van individuen gevraagd worden mee te denken over te vormen beleidskaders.
De gemeente betrekt jeugdigen en ouders bij het beleid dat betrekking heeft op de Jeugd/Jeugdhulp op verschillende manieren. Afhankelijk van het onderwerp en doel wordt op basis van het gemeentelijk communicatiebeleid de best passende manier gekozen. Hiervoor kunnen vervolgens verschillende instrumenten worden ingezet.
Hoofdstuk 6: Kwaliteit en aanbesteding
De gemeente moet er zeker van zijn dat de hulp die de jeugdige en de ouder ontvangen veilig, doeltreffend, doelmatig en gericht is op de jeugdige en de ouder, oftewel van goede kwaliteit is. De gemeente toetst hierop bij de aanvraag, maar is te allen tijde bevoegd tussentijds heronderzoek te doen. Dit geldt voor zowel een voorziening die in zorg in natura als in een pgb wordt verstrekt.
Wanneer de hulp naar het oordeel van de gemeente niet van goede kwaliteit is, kan de gemeente besluiten een verzoek tot verstrekking van de individuele voorziening te weigeren, herzien of in te trekken. Dit is vastgelegd in de Verordening Jeugdhulp in paragraaf 5.2 en 5.3.
Uitleg van de begrippen ‘veilig’, ‘doeltreffend’, ‘doelmatig’ en ‘gericht op de jeugdige en de ouder’
Met het begrip ‘veilig’ wordt bedoeld dat de jeugdige en de ouder de voorziening met weinig risico’s kan ontvangen. Het gaat om risico’s ten aanzien van zijn fysieke, sociale of psychische gesteldheid. Eén aspect waarnaar gekeken wordt bij het beoordelen of de hulp veilig is, is de aard van de relatie tussen de zorgverlener en de jeugdige en de ouder. Beoordeeld wordt op welke wijze de zorgverlener de jeugdige met respect behandelt Dat deze oog heeft voor de rechten en plichten van de jeugdige en de ouder en in lijn met bepaalde gedrag- meldcodes handelt.
Bij ‘doeltreffend’ gaat het om de vraag of de hulp passend en toereikend is gelet op de problematiek en ontwikkelingsdoelen van de jeugdig en de ouder. Of de kwaliteit van de hulp toereikend is, is niet alleen afhankelijk van de bekwaamheid van de zorgverlener (opleiding, werkervaring en/of referenties) en zijn wijze van hulpverlening, maar ook van de situatie en (achtergrond van) de problematiek van de jeugdige en de ouder. De hulp die een zorgverlener biedt, kan immers de ene jeugdige en ouder wel in staat stellen zijn doelen te realiseren, terwijl dit voor de andere jeugdige en ouder (gelet op zijn problematiek) onvoldoende oplossing biedt. Het stukje maatwerk dat een zorgverlener vooraf/tussentijds aantoonbaar kan leveren, met een begeleidingsplan/ evaluatieverslag, bepaalt in grote mate of de hulp passend en toereikend (doeltreffend) is voor de jeugdige en de ouder
De aard van de relatie tussen de zorgverlener en de inwoner is niet alleen relevant voor de veiligheid, maar ook voor de doeltreffendheid van de in te kopen hulp. De keuze voor bijvoorbeeld de inzet van een bekende (sociaal netwerk) of een professional is afhankelijk van de ontwikkeldoelen die moet worden behaald
Hulp is ‘doelmatig’ of efficiënt als weinig middelen nodig zijn voor het behalen van het resultaat. Hulp moet daarvoor zo veel mogelijk waarde toevoegen aan de jeugdige en de ouder. Het gaat om het leveren van goede hulp op het juiste moment aan de jeugdige en de ouder, rekening houdend met de toekomstbestendigheid van de hulp; het behouden, verbeteren en in balans houden van kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de hulp. Door vermindering van regels en bureaucratie wordt integrale hulp bij meervoudige problematiek beter mogelijk.
Met de term ‘gericht op de jeugdige en de ouder’ wordt bedoeld dat de voorziening aansluit op datgene wat de jeugdige en de ouder nodig heeft. Om dit te kunnen bepalen moet duidelijk zijn dat de beoogde zorgverlener zich bij het bieden van de ondersteuning op de wensen, voorkeuren en behoeften van de jeugdige en de ouder baseert. En dat de beoogde zorgverlener over voldoende deskundigheid en de juiste competenties beschikt om de voor de specifieke jeugdige en ouder benodigde hulp te bieden. Denk hierbij aan een verslag van een onderzoek, maar bijvoorbeeld ook aan specifieke kenmerken (zoals bijvoorbeeld de godsdienstige gezindheid) of de specialisatie/deskundigheid van de persoon of organisatie die de hulp verstrekt.
Nadere regel op grond van artikel 6.2 van de Verordening Jeugdhulp
Kwaliteitseisen zorgaanbieders in natura
De kwaliteitseisen zijn uitwerkt in de contracten met professionele zorgaanbieders die de hulp in natura leveren voor de gemeente. De gecontracteerde zorgaanbieders dienen zich te houden aan de gestelde kwaliteitseisen zoals opgenomen in de contracten. Deze inkoopdocumenten Jeugdhulp zijn te vinden op de website van de Regionale Backoffice Lekstroom.
6.3 Kwaliteitseisen formele hulp met pgb
Nadere regels op grond van artikel 6.3.1. van de Verordening Jeugdhulp
Om te kunnen spreken van hulp van goede kwaliteit (veilige, doeltreffende en gericht op de jeugdige en de ouder), moet de hulp die de jeugdige en de ouder met een pgb wenst in te kopen naar het oordeel de gemeente aan de volgende basiskwaliteitseisen voldoen:
Kwaliteitseisen aan zorgaanbieders die worden ingezet met een pgb
In aanvulling op de in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet gestelde eisen gelden de volgende kwaliteitseisen voor zorgaanbieders en zorgverleners, die met een pgb worden ingezet:
De gemeente moet er zeker van zijn dat de hulp die door de jeugdige en de ouder worden ingezet met een pgb veilig, doeltreffend en op de jeugdige en de ouder gericht zijn, oftewel van goede kwaliteit is. De gemeente toetst hierop bij de aanvraag, maar is te allen tijde bevoegd tussentijds heronderzoek te doen, Het mag dus ook lopende de bestedingstermijn van het pgb onderzoeken of het pgb juist besteed wordt en/ of de ingekochte ondersteuning nog steeds aan de kwaliteitseisen voldoet.
Wanneer de ondersteuning naar het oordeel van de gemeente niet van goede kwaliteit is, kan de gemeente besluiten een verzoek tot verstrekking van de maatwerkvoorziening als pgb te weigeren en de maatwerkvoorziening in natura te verstrekken of een eerder genomen besluit tot verstrekking van een pgb te herzien dan wel in te trekken. Dit is vastgelegd in de Verordening Jeugdhulp in paragraaf 5.2 en 5.3.
6.4 Regeling voor klachten en medezeggenschap
Bij de inkoop van diensten (meestal via een aanbesteding) eist de gemeente dat de aanbieder beschikt over een klachtenregeling voor jeugdige en ouders.
Voor klachten als gevolg van handelwijze door de gemeente kunnen jeugdigen en ouders overeenkomstig hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht bij het bestuur een klacht indienen over gedragingen van bestuurders of medewerkers. Daartoe stelt de gemeente een klachtenregeling vast. De gemeente Vijfheerenlanden heeft een klachtenregeling vastgesteld in het Intern Protocol Behandeling Klachten.
De Nationale Ombudsman, zoals aangewezen voor de gemeenten, is bevoegd tot behandeling van klachten zoals bedoeld in hoofdstuk 9, titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De jeugdwet kent een zelfstandig kwaliteitsregime, het Toezicht Sociaal Domein (TSD). Het TSD houdt onder andere in de gaten of organisaties zich houden aan de kwaliteitseisen uit de Jeugdwet. In het TSD werken de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie Justitie en Veiligheid en Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen. De Jeugdwet bepaalt dat de samenwerkende inspecties toezicht houden op de volgende organisaties (art. 9.1): jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering, certificerende instelling voor jeugdbescherming en jeugdreclassering, het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (tegenwoordig Veilig Thuis), Raad voor de Kinderbescherming en justitiële jeugdinrichtingen. Dit betekent dat de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in de Jeugdwet en de regeling Jeugdwet van toepassing zijn op alle zorgaanbieders ongeacht of ze hulp bieden in natura of bekostigd worden met een pgb.
Hoofdstuk 7: Van oud naar nieuw
De gemeente evalueert in beginsel eenmaal per beleidsperiode het gevoerde beleid.
De gemeente maakt een evaluatieverslag op en stelt dat vast, waarna de gemeente de gemeenteraad informeert. De raad kan op basis van het evaluatieverslag beoordelen of de Verordening Jeugdhulp doeltreffend is en wat de effecten van het werken met de Verordening Jeugdhulp in de praktijk zijn. Zo nodig worden aanpassingen in de Verordening Jeugdhulp doorgevoerd. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de regels van de gemeente passend blijven bij ontwikkelingen die lokaal, regionaal of landelijk zich kunnen voordoen
7.3 Afwijken van de nadere regels (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze nadere regels als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van deze regels door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
Dit artikel biedt de gemeente de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen een besluit te nemen dat afwijkt van de nadere regels. De Verordening Jeugdhulp kent een eigen hardheidsclausule. Deze hardheidsclausule in de nadere regels volgt de hardheidsclausule van de verordening. De gemeente kan een afwijkend besluit nemen als het niet bieden van jeugdhulp zou leiden tot een zeer onwenselijke situatie voor de jeugdige en de ouder. De hardheidsclausule wordt uitsluitend na zorgvuldige afweging in individuele situaties toegepast en kan niet dienen ter onderbouwing van categorische afwijking van de verordening.
7.4 Intrekken oude Nadere regels jeugdhulp
De Nadere regels Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2019 worden ingetrokken met ingang van de datum dat de Nadere regels en toelichting Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2022 in werking treden.
Indien op basis van de nieuwe verordening en nadere regels geen individuele voorziening meer verleend wordt, kan ter overbrugging naar een aanpassing aan de nieuwe situatie bij wijze van overgangsperiode eenmalig een afbouwvoorziening voor maximaal 3 maanden worden verleend. Deze voorziening kan naar aard en omvang nooit meer of zwaarder zijn dan de voorafgaande toegekende individuele voorziening.
Een besluit dat op grond van de oude verordening is genomen blijft van kracht tot het moment waarop een nieuw besluit over de voorziening wordt genomen. Een nieuw besluit wordt genomen op basis van de dan geldende nieuwe verordening en nadere regels.
Deze nieuwe nadere regels volgen het overgangsrecht van de verordening. Dit betekent dat aanvullende voorwaarden van de oude regeling van toepassing blijven op bestaande rechten, tot het moment waarop over de voorziening een nieuw besluit wordt genomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-470320.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.