Wijzigingsbesluit subsidie duurzame Amsterdamse gebouwen

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 4:23, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikel 3, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, gezien de op 3 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050, gezien de op 14 december 2016 vastgestelde ‘Strategie naar een Stad zonder Aardgas’ en gezien de besluiten van de gemeenteraad van Amsterdam van 1 december 2021 met onderwerp ‘instemmen met het verlenen van financiële dekking uit het Klimaatfonds voor subsidies voor het aardgasvrij maken van bedrijven en maatschappelijke organisaties en de Banne Noord’.

 

besluit:

Artikel I – Verkleining werkingsbereik van aardgasvrij bepalingen

De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    De hoofdstuktitel van hoofdstuk 1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

  •  

  • Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen met betrekking tot gebiedsgericht aardgasvrij

  • b.

    In artikel 1.1 worden in de aanhef tussen de woorden ‘In’ en ‘deze’ de woorden ‘hoofdstukken 1 tot 4 van’ toegevoegd.

  • c.

    In artikel 1.2 worden na het woord ‘toepassing’ de woorden ‘op hoofdstukken 1 tot 4 van deze subsidieregeling’ toegevoegd.

  • d.

    Artikel 1.3 wordt gewijzigd en komt te luiden:

  •  

  • Artikel 1.3 Doel van de regeling in hoofdstukken 1 tot 4

  • De hoofdstukken 1 tot 4 van deze subsidieregeling hebben tot doel het gebiedsgericht terugdringen van het gebruik van aardgas van bestaande gebouwen door stimulering van de transitie naar een aardgasvrij en klimaatneutraal Amsterdam.

  • e.

    In artikel 1.4 worden na de woorden ‘op grond van’ de woorden ‘hoofdstukken 1 tot 4 van’ toegevoegd.

  • f.

    In artikel 1.5, eerste lid, worden na de woorden ‘in het kader’ de woorden ‘van hoofdstukken 1 tot 4’ toegevoegd.

  • g.

    In artikel 1.6, eerste lid, worden na de woorden ‘subsidiabele activiteiten in’ de woorden ‘hoofdstukken 1 tot 4 van’ toegevoegd.

  • h.

    In artikel 1.6, tweede lid, worden na de woorden ‘subsidiabele activiteiten in’ de woorden ‘hoofdstukken 1 tot 4 van’ toegevoegd.

  • i.

    In artikel 1.7 worden in de aanhef na de woorden ‘zijn aan de subsidie’ de woorden ‘in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling’ toegevoegd.

  • j.

    In artikel 1.8 worden in de aanhef na de woorden ‘aanvraag tot subsidievaststelling’ de woorden ‘in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling’ toegevoegd.

  • k.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt in de toelichting bij Hoofdstuk 1 in de eerste alinea na het woord ‘binnen’ de woorden ‘hoofdstukken 1 tot 4 van’ ingevoegd.

  • l.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt in de toelichting bij artikel 1.1 in de eerste alinea het woord ‘de’ vervangen door de woorden ‘hoofdstukken 1 tot 4 van deze’.

  • m.

    In de artikelsgewijze toelichting komt in de toelichting bij artikel 1.3 de tweede alinea te vervallen.

  • n.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt in de toelichting bij artikel 1.3 in de derde alinea het woord ‘de’ vervangen door de woorden ‘hoofdstukken 1 tot 4 van deze’.

  • o.

    In de artikelsgewijze toelichting worden in de toelichting bij artikel 1.4 in de eerste alinea de zinsnede ‘De subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij is’ vervangen door de zinsede ‘Hoofdstukken 1 tot 4 van de subsidieregeling Duurzame Amsterdamse gebouwen’.

Artikel II – Toegankelijkheid huurders

De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    Artikel 1.5, tweede lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    • 2.

      Indien de aanvrager niet de eigenaar is van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft worden in aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 bij de subsidieaanvraag, in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling de volgende gegevens en stukken overlegd:

      • a.

        een schriftelijke bewijs van instemming van eigenaar dat de bedoelde aanvrager de binnen deze regeling als subsidiabel aangemerkte activiteiten in het betreffende gebouw mag gaan uitvoeren of een vonnis van de kantonrechter dat de verhuurder op grond van artikel 7:243BW of artikel 7:215BW medewerking met de voorgestelde voorzieningen oplegt.

      • b.

        een huur-, gebruiks- of uitvoeringsovereenkomst die betrekking heeft op het vastgoed waar de subsidiabele activiteit plaatsvindt, waaruit blijkt dat de aanvrager belang heeft bij de uit te voeren activiteiten.

  • b.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.5, tweede lid, onderdeel a worden in de eerste alinea de woorden ‘een verklaring van de eigenaar met de aanvraag’ vervangen door ‘een schriftelijk bewijs van instemming van de eigenaar met de subsidiabele activiteiten’.

  • c.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.5, tweede lid, onderdeel a komt de volgende zin te vervallen:

     

    • Naast deze toestemming, is het vereist dat de eigenaar zich in de verklaring tevens committeert aan de vier andere onder a genoemde vereisten.

Artikel III – Wijziging en verval tijdelijke bepaling

De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    In artikel 3.7 wordt het tweede lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:

     

    • 2.

      In afwijking van artikel 1.6, eerste lid, onder a kan het college subsidie verlenen voor de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.3, onder 2 voor voorzieningen die niet langer dan 16 maanden voor de aanvraagdatum en niet eerder dan de inwerkingtredingsdatum van de Subsidieregeling Wildemanbuurt zijn getroffen, mits de aanvraag betrekking heeft op meerdere woningen.

  • b.

    In artikel 3a.7 worden de twee voorvallen van de woorden ‘Subsidieregeling Bernard Loder - en Reimerswaalbuurt aardgasvrij Amsterdam’ vervangen door ‘Wijzigingsbesluit subsidie duurzame Amsterdamse gebouwen’.

 

  • c.

    Artikel 3b.7 komt te vervallen.

 

  • d.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt de toelichting bij artikel 3.7, tweede lid gewijzigd en komt te luiden:

  •  

  • Tweede lid

  •  

  • Deze uitzondering op de weigeringsgrond met betrekking tot ‘het begonnen zijn met het treffen van maatregelen’ zorgt ervoor dat het mogelijk is om subsidie te ontvangen voor het verwijderen van het kookgas uit een woning en het verwijderen van de aardgasaansluiting als deze voorzieningen niet langer dan 16 maanden voor de aanvraag en niet voor de inwerkingtreding van de regeling zijn getroffen. Aanvullend vereiste is daarbij wel dat de aanvraag betrekking heeft op meerdere woningen. De voornaamste aanleiding voor deze uitzondering is het beperken van de administratieve lasten die gepaard gaan met het verwijderen van aardgas bij huurdersmutatie. Uit overleggen met de in deze buurt aanwezige partijen blijkt dat het voor verhuurders eenvoudiger is om bij huurdersmutatie de kookvoorzieningen op aardgas te verwijderen. Bij mutatie is er namelijk geen sprake van huurrechten van de zittende huurder. Het is voor verhuurders echter niet mogelijk om te plannen wanneer huurdersmutatie plaats zal vinden, de huurders bepalen (in de meeste gevallen) immers wanneer ze de huurovereenkomst verkiezen te beëindigen. Tegelijkertijd hebben verhuurders vaak een zeer korte periode waarbinnen de maatregelen getroffen moeten worden. Zowel verhuurders als de gemeente Amsterdam willen leegstand namelijk zoveel mogelijk voorkomen. Om de voorgaande redenen het is voor verhuurders lastig om vooraf subsidie aan te vragen. Overwegende dat er binnen de vastgoedportefeuille van een verhuurder binnen een gebied al snel 50 huurdersmutaties per jaar plaats kunnen vinden is het bovendien ook in de uitvoering van de regeling praktischer als partijen gebundelde periodieke aanvragen voor kookgasmutatie kunnen doen. Met deze uitzondering is gebundelde periodieke/jaarlijkse aanvraag subsidie voor kookgasmutatie mogelijk gemaakt.

  • e.

    In de artikelsgewijze toelichting komt de toelichting bij artikel 3a.7 te vervallen.

Artikel IV – Aansluiting Basisregistratie Adressen en Gebouwen

De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij wordt als volgt gewijzigd:

 

  • f.

    In artikel 1.1 wordt onderdeel z gewijzigd en komt te luiden:

     

    • z.

      woning: een adresseerbaar object dat in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen geregistreerd is met het gebruiksdoel woonfunctie

  • g.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt aan het einde van de toelichting bij artikel 1.1 de volgende alinea toegevoegd:

     

  • Woning: Met het begrip woning wordt aangesloten bij de definities die gebruikt worden in de Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen. Dit maakt het bij de beoordeling eenvoudig om de in de basisregistratie beschikbare gegevens te gebruiken. Een burger kan deze informatie met betrekking tot zijn eigen woning controleren door zijn adres op te zoeken op data.amsterdam.nl. Als er voor het adres van de woning onder het kopje ‘verblijfsobject’ bij het gebruiksdoel ‘woonfunctie’ staat voldoet de woning aan deze voorwaarde. Als het adres niet te vinden is of een ander gebruiksdoel heeft, dan wordt het niet aangemerkt als woning.

     

  • De begrippen verblijfsobject, stand- of ligplaats volgen de Catalogus Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2018 die bijlage I vormt van de ministeriele Regeling BAG. Het gebruiksdoel woonfunctie sluit aan bij de Bijlage van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen.

     

  • Het gebruiksdoel (bouwkundige bestemming) is initieel afgeleid uit de bouwkundige gebruiksfunctie conform de categorisering van het Bouwbesluit 2012. De Wet op de huurtoeslag en artikel 7:234 BW stellen dezelfde eisen aan zelfstandige woonruimte als de Wet bag aan adresseerbaar object met woonfunctie.

     

  • Weliswaar kent de BAG alleen een gebruiksdoel toe aan een verblijfsobject, maar ook standplaatsen en bepaalde ligplaatsen kennen een BAG+-gebruiksdoel op grond van art. 2.1 lid 1 onder a, c of d, en art. 8.2a Wabo. Dit heeft als consequentie dat woonboten met ligplaatsvergunning en vergunde standplaatsen voor woonwagen ook in aanmerking komen voor subsidie.

     

  • h.

    In artikel 1.1, onder a wordt het woord ‘gebouw’ vervangen door ‘verblijfsobject’.

  • i.

    In artikel 1.1, onder a wordt na het woord ‘ gebouwgebonden ’ de zinsnede ‘, collectieve, voor ruimte- of waterverwarming bedoelde’ ingevoegd.

  • j.

    In artikel 1.1 wordt, onder vernummering van de onderdelen w tot en met bb naar x tot met cc, het onderdeel cc vernummerd naar w;

  • k.

    In de volgende artikelen wordt het woord ‘wooncomplex’ vervangen door de woorden ‘pand met meerdere woningen’:

    • i.

      artikel 1.1, onderdeel w

    • ii.

      artikel 2.3, derde lid, aanhef;

    • iii.

      artikel 2.5, derde lid, onderdeel a (twee maal);

    • iv.

      artikel 2.5, derde lid, onderdeel b (twee maal);

    • v.

      artikel 3.3, aanhef;

    • vi.

      artikel 3a.3, aanhef; en

    • vii.

      artikel 3b.3, aanhef.

  • l.

    In artikel 2.3, eerste lid wordt de zinsnede ‘bestaande woning, wooncomplex of woonboot’ vervangen door ‘bestaande woning of bestaand pand met meerdere woningen’.

  • m.

    In artikel 1.1 komt, onder vernummering van de onderdelen j tot en met cc naar i tot met bb , het onderdeel i te vervallen.

  • n.

    In de volgende artikelen en alinea’s van de toelichting bij de regeling wordt het woord ‘complex’ vervangen door de woorden ‘pand met meerdere woningen’:

    • i.

      artikel 1.1, onderdeel g;

    • ii.

      artikel 1.1, onderdeel q;

    • iii.

      artikel 2.8, tweede lid (twee maal);

    • iv.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.1 bij het begrip Aardgasvrij, tweede alinea;

    • v.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.6, bij onderdeel f, tweede alinea (twee maal);

    • vi.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.3, eerste alinea (twee maal);

    • vii.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.3, bij het Derde onderdeel (drie maal);

    • viii.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.5, bij het Derde lid, aanhef (twee maal);

    • ix.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.5, bij het Derde lid bij Voorbeeld 1 (drie maal);

    • x.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.5, bij het Derde lid bij Voorbeeld 2 (vijf maal);

    • xi.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.6, laatste alinea

  • o.

    In de volgende artikelen en alinea’s van de toelichting bij de regeling wordt het woord ‘complexen’ vervangen door de woorden ‘panden met meerdere woningen’:

    • i.

      artikel 1.1, onderdeel g;

    • ii.

      artikel 1.1, onderdeel q;

    • iii.

      artikel 3.4, tweede lid, aanhef;

    • iv.

      artikel 3.4, tweede lid, onderdeel a;

    • v.

      artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.2;

  • p.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.1 bij het begrip Aardgasvrij komen in de tweede alinea woorden ‘complex- of’ te vervallen.

  • q.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.6 wordt in de laatste alinea het woord ’complexgerichte’ vervangen door de woorden ‘op een pand met meerdere woningen gerichte’.

  • r.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.3, derde onderdeel wordt tweemaal het woord ‘wooncomplexen’ vervangen door de woorden ‘panden met meerdere woningen’.

Artikel V – Verwerking wijziging ASA2013

De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    Aan hoofdstuk 1 wordt een artikel toegevoegd dat als volgt luidt:

     

  • Artikel 1.9 Directe vaststelling

    • 1.

      Subsidies op basis van hoofdstukken 1 tot 4 worden niet direct vastgesteld.

    • 2.

      Aanvragen tot vaststelling van subsidies die € 5.000,- of minder bedragen, die op basis van hoofdstukken 1 tot 4 zijn verleend, dienen op hetzelfde moment ingediend te worden als in artikel 15, tweede lid van de ASA 2013 voorgeschreven wordt voor eenmalige subsidieverleningen die meer bedragen dan €5.000,-, maar niet hoger zijn dan €50.000,-.

  • b.

    In de toelichting wordt de gehele uit een titel en vier alinea’s bestaande paragraaf met titel ‘Subsidies tot en met €5000,-“ verwijderd.

  • c.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt aan het eind van de artikelsgewijze toelichting van hoofdstuk 1 een artikeltoelichting toegevoegd die als volgt luidt:

     

  • Artikel 1.9 directe vaststelling

  • Artikel 13 (jo. artikel 17) van de ASA 2013 bepaalt dat subsidies tot en met € 5.000,- door het college direct moeten worden vastgesteld (en uitbetaald), zonder dat de subsidieontvanger daarvoor nog een verantwoording van de besteding van de subsidiegelden hoeft in te dienen. Artikel 2, derde lid, van de ASA 2013 bepaalt echter dat middels een bijzondere regeling hiervan kan worden afgeweken als de aard van de subsidie of het beoogde doel van de te subsidiëren activiteit daartoe noodzaken. Gelet op het potentiële frauderisico dat gepaard gaat met deze subsidie en de hogere uitvoeringskosten die het tegengaan van dat risico met zich meebrengt, wordt een dergelijke afhandelingswijze in dit geval niet wenselijk gevonden. Om die reden wordt in het eerste lid van dit artikel bepaald dat voor subsidies onder de €5000,- een schriftelijke aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend.

     

  • Het tweede lid van dit artikel ziet er in aanvulling op de ASA2013 op, dat ook voor subsidies onder de €5000,- een termijn geld waarbinnen de aanvragen tot vaststelling dienen te worden ingediend. Deze termijn is gelijk gesteld aan de termijn die uit de ASA2013 volgt voor subsidies tussen de €5000,- en €50.000,-.

Artikel VI – Stadsbrede subsidie voor bedrijven en maatschappelijke organisaties

De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    In artikel 1.1 wordt onder vernummering van de artikelleden f tot en met bb , naar respectievelijk h tot met dd worden de volgende twee artikelleden ingevoegd, luidende:

     

    • f.

      bedrijfsmiddel: een instrument of apparaat dat gebruikt wordt voor de bedrijfsvoering of uitoefening van de publieke functie binnen of nabij een verblijfsobject, niet zijnde een ruimte- of tapwaterverwarmingsinstallaties;

    • g.

      bedrijfsruimte: een verblijfsobject dat bedrijfsmatig gebruikt wordt en waarvan het gebruiksdoel niet wonen is;

  • b.

    In artikel 1.1 wordt onder vernummering van de artikelleden u tot en met dd , naar respectievelijk v tot met ee wordt het volgende artikellid ingevoegd, luidende:

     

    • u.

      maatschappelijk vastgoed: een verblijfsobject met een publieke functie op het gebied van onderwijs, sport, cultuur, welzijn, religie, maatschappelijke opvang of zorg.

  • c.

    In artikel 1.1 wordt onder vernummering van artikelleden y tot en met ee, naar respectievelijk z tot en met ff wordt het volgende artikellid ingevoegd, luidend:

     

    • y.

      Organisatie met publieke functie: een rechtspersoon zonder winstoogmerk, statutair gericht op een maatschappelijk belang met een publieke functie op het gebied van sport, cultuur, welzijn, religie, maatschappelijke opvang, zorg of onderwijs;

  • d.

    In artikel 1.1 wordt onder vernummering van artikelleden bb tot en met ff, naar respectievelijk cc tot en met gg wordt het volgende artikellid ingevoegd, luidend:

     

    • bb.

      schoolgebouw: gebouw van een school voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs, zoals bedoeld in artikel 1.1, onderdeel cc van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2020 of een nevenvestiging of een dislocatie daarvan gelegen op het grondgebied van de gemeente Amsterdam;

  • e.

    Artikel 2.2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Artikel 2.2 Subsidieplafonds

    • 1.

      Het subsidieplafond voor de in artikel 2.3, onder 1, 2 en 3 genoemde activiteiten is vastgesteld op €3.000.000,-.

    • 2.

      Het subsidieplafond voor de in artikel 2.3, onder 4 tot en met 6 genoemde activiteiten is vastgesteld op €500.000,-.

  • f.

    Aan artikel 2.3 worden drie leden toegevoegd die als volgt luiden:

     

    • 4.

      In bestaand maatschappelijk vastgoed, welke daardoor aardgasvrij wordt, de gasgestookte ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie en/of het door de netbeheerder laten verwijderen van de aardgasaansluiting.

    • 5.

      In een bestaande bedrijfsruimte, welke daardoor aardgasvrij wordt, de gasgestookte ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije ruimte- en/of tapwaterverwarmingsinstallatie en/of het door de netbeheerder laten verwijderen van de aardgasaansluiting.

    • 6.

      In een bestaande bedrijfsruimte of bestaand maatschappelijk vastgoed, welke daardoor aardgasvrij wordt, omzetten van aardgasverbruikende bedrijfsmiddelen naar bedrijfsmiddelen die dezelfde functie vervullen zonder aardgas te verbruiken.

  • g.

    Artikel 2.4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Artikel 2.4 subsidiabele kosten

    • 1.

      Voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 2.3, onderdelen 1 tot en met 5 komen de gemaakte kosten voor het treffen van de voorzieningen in aanmerking voor de subsidie.

    • 2.

      Voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 2.3, onderdeel 6 komt het verschil tussen de investeringskosten voor een vervangend aardgas verbruikend bedrijfsmiddel dat de functie van het bestaande bedrijfsmiddel kan vervullen en het duurdere bedrijfsmiddel dat die functie vervult zonder aardgas te verbruiken in aanmerking voor subsidie.

    • 3.

      Voor alle activiteiten in dit hoofdstuk geldt dat de volgende kosten niet aanmerking komen voor subsidie:

      • a.

        de kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de voorzieningen door de aanvrager zelf worden getroffen;

      • b.

        de kosten voor isolatievoorziening;

      • c.

        de kosten voor zonnepanelen;

      • d.

        de kosten voor biomassaverbrandingsketels, hout- of pelletkachels;

      • e.

        de kosten voor installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie, butaangas of andere brandstoffen die bij verbranding meer fijnstof produceren dan aardgas;

      • f.

        de kosten voor pannen en ander keukengerei;

      • g.

        de kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen.

  • h.

    In artikel 2.5 worden, onder vernummering van lid 4 naar 7, drie leden toegevoegd die luiden:

     

    • 4.

      Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 4, bedraagt de subsidie 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.4, eerste en derde lid, waarbij het laagste van de volgende subsidiebedragen geldt:

      • a.

        € 3,- per jaarlijks bespaarde kubieke meter aardgas; en

      • b.

        € 60.000,- per verblijfsobject.

    • 5.

      Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 5, bedraagt de subsidie 25% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.4, eerste en derde lid, waarbij het laagste van de volgende subsidiebedragen geldt:

      • a.

        € 3,- per jaarlijks bespaarde kubieke meter aardgas; en

      • b.

        € 30.000,- per verblijfsobject.

    • 6.

      Voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, onder 6, bedraagt de subsidie 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.4, tweede en derde lid, waarbij een maximum van €1000,- per verblijfsobject geldt.

  • i.

    Artikel 2.6 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Artikel 2.6 De aanvrager

    • 1.

      Subsidie voor activiteiten genoemd in artikel 2.3, onder 3, kan uitsluitend worden aangevraagd door de volgende personen:

      • a.

        eigenaar van het verblijfsobject; en

      • b.

        verenigingen van Eigenaren, een coöperatieve flatvereniging en een ander rechtspersoon met leden waarbij de leden binnen een gebouw van die rechtspersoon gebruik maken van een verblijfsobject.

    • 2.

      Subsidie voor activiteiten genoemd in artikel 2.3, onder 4, 5 en 6, kan uitsluitend worden aangevraagd door de volgende personen:

      • a.

        eigenaar van het verblijfsobject; en

      • b.

        verenigingen van Eigenaren en een ander rechtspersoon met leden waarbij de leden binnen een gebouw van die rechtspersoon gebruik maken van een verblijfsobject.

  • j.

    In artikel 2.7 worden, onder vernummering van lid 2 naar lid 4, een tweetal leden toegevoegd die luiden:

     

    • 2.

      In aanvulling op artikel 1.5 wordt bij een subsidieaanvraag ten behoeve van het aardgasvrij maken van maatschappelijk vastgoed of een bedrijfsruimte, zoals bedoeld in artikel 2.3, vierde en vijfde lid, de energierekening van het afgelopen jaar of het jaar daarvoor, voor een periode van maximaal één jaar.

    • 3.

      In aanvulling op artikel 1.5 wordt bij een subsidieaanvraag ten behoeve van aardgasvrije bedrijfsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 2.3, zesde lid, een met een recente offerte of unieke productomschrijving onderbouwde raming van de investeringskosten voor een aardgasverbruikend bedrijfsmiddel, dat de functie van het bestaande te vervangen bedrijfsmiddel kan vervullen.

  • k.

    Artikel 2.8, derde lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    • 3.

      In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, vijfde lid te verlenen indien er voor dezelfde activiteiten ook subsidie aangevraagd is op grond van artikel 2.3, vierde lid en het college voornemens is de subsidie op grond artikel 2.3, vierde lid te verlenen.

  • l.

    In artikel 2.8 wordt een lid toegevoegd dat luidt:

     

    • 4.

      In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden kan het college subsidie voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.3, zesde lid geheel of gedeeltelijk weigeren te verlenen als de raming van de investeringskosten voor een aardgasverbruikend bedrijfsmiddel niet in redelijke verhouding staat tot de investeringskosten voor het vervangende aardgasvrij bedrijfsmiddel als gevolg van:

      • i.

        het niet meerekenen van alle relevante kosten;

      • ii.

        het selecteren van een aardgasverbruikend bedrijfsmiddel dat aanmerkelijk minder functioneel is dan het vervangende aardgasvrije bedrijfsmiddel; of

      • iii.

        een nadelig verschil in de technische levensduur tussen het aardgasverbruikend en aardgasvrije bedrijfsmiddel.

  • m.

    In de artikelsgewijze toelichting worden in de toelichting op artikel 2.2 na de woorden ‘installaties is’ de woorden ‘in het eerste lid’ ingevoegd.

  • n.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt na de toelichting op artikel 2.2 een alinea toegevoegd die luidt:

     

    Voor bedrijven en maatschappelijke organisaties is in het tweede lid € 500.000.- beschikbaar gesteld. Ook dit bedrag kan tussentijds worden aangepast door het college.

  • s.

    In de artikelsgewijze toelichting worden na de toelichting op artikel 2.3 twee paragrafen toegevoegd die luiden:

     

    Vierde en vijfde onderdeel

    Het vierde en vijfde onderdeel regelen een subsidie voor het aardgasvrij maken van respectievelijk bestaand maatschappelijke vastgoed of een bestaande bedrijfsruimte door het uitvoeren van één of meerdere van de volgende activiteiten:

    • de gasgestookte ruimteverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije;

    • de gasgestookte tapwaterverwarmingsinstallatie omzetten naar een aardgasvrije;

    • het door de netbeheerder laten verwijderen van de aardgasaansluiting.

  • Voor de eerste twee is essentieel dat de bestaande installatie gasgestookt is, installaties op hout of andere fossiele brandstoffen dan gas komen niet in aanmerking voor subsidie.

     

    De begrippen maatschappelijk vastgoed en bedrijfsruimte zijn gedefinieerd in artikel 1.1.

     

    Zesde onderdeel

    Het zesde onderdeel regelt een subsidie om bestaande bedrijfsruimte of bestaande maatschappelijk vastgoed aardgasvrij te maken door bestaande aardgasverbruikende bedrijfsmiddelen om te zetten naar aardgasvrije. Ook hier is essentieel dat een bestaand bedrijfsmiddelen omgezet wordt.

  • t.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt de toelichting op artikel 2.4 gewijzigd en komt te luiden:

     

    Artikel 2.4 subsidiabele kosten

     

    Eerste lid

    Dit lid regelt welke kosten subsidiabel zijn voor de in artikel 2.3, onderdelen 1 tot en met 5 genoemde activiteiten. De voor subsidie in aanmerking komende kosten zijn de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Uitgekeerd wordt een totaalbedrag. Of BTW teruggevorderd kan worden door de aanvrager, doet voor de gemeente niet ter zake.

     

    Omdat met deze regeling het doel, en niet de techniek, centraal gesteld wordt, kunnen de voorzieningen divers zijn. Voorzieningen en kosten worden daarom niet nader gespecificeerd; zo min mogelijk voorzieningen worden dan uitgesloten.

     

    De gemeente behoudt het recht voor om externe expertise in te schakelen voor de beoordeling van de kosten en haalbaarheid van de aanvraag.

     

    Tweede lid

    Dit lid regelt welke kosten subsidiabel zijn voor de in artikel 2.3, onderdeel 6 genoemde activiteit, te weten subsidie voor bedrijfsmiddelen. In dit geval zijn uitsluitend meerkosten subsidiabel. Meerkosten betreffen het verschil tussen een nieuw gasverbruikend bedrijfsmiddel en een nieuw aardgasvrij bedrijfsmiddel. Er is bewust gekozen om een ‘nieuw’ gasverbruikend bedrijfsmiddel als referentie te nemen. Andere oplossingen waarbij meer rekening gehouden wordt met de huidige waarde van het bestaande bedrijfsmiddelen zijn in de praktijk niet uitvoerbaar, omdat er teveel sterk uiteenlopende bedrijfsmiddelen zijn, waardoor de bepaling van de waarde van het bedrijfsmiddel de kans op willekeur zou vergroten.

     

    Op grond van artikel 2.7, derde lid wordt de aanvrager gevraagd om een onderbouwde kostenraming te geven voor een nieuw aardgas verbruikend bedrijfsmiddel. De kosten van het aardgasvrije bedrijfsmiddel blijken uit de offertes die de aanvrager op grond van artikel 1.5, eerste lid, onderdeel b moet overleggen. Of BTW teruggevorderd kan worden door de aanvrager, doet voor de gemeente niet ter zake.

     

    Op grond van artikel 2.8, vierde lid kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als de onderbouwde raming van de investeringskosten van het aardgas gebruikende bedrijfsmiddel niet redelijk is.

     

    Derde lid

    Dit lid regelt welke kosten geen onderdeel van de subsidiabele kosten kunnen zijn. Kosten(soorten) die in dit lid genoemd zijn worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend, ook niet als deze op basis van het eerste of tweede lid wel tot de subsidiabele kosten gerekend zouden kunnen worden.

     

    Onderdeel a

    Kosten voor eigen arbeid worden in geen enkel geval gesubsidieerd.

     

    Onderdeel b

    De kosten voor isolatievoorzieningen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat het grootste deel van de investering in de isolatievoorziening zichzelf terugverdient door de daling in energielasten als gevolg van het afgenomen energieverbruik. Er zijn adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor isolatievoorzieningen betaald kunnen worden.

     

    Onderdeel c

    De kosten voor zonnepanelen worden niet gesubsidieerd. De gedacht hierachter is dat zonnepanelen zichzelf in principe terugverdienen als gevolg van de besparing op de energierekening vanwege de vergoeding die gegeven wordt voor de levering van elektriciteit aan het elektriciteitsnet. Verder zijn er adequate leenfaciliteiten beschikbaar waarmee de investeringskosten voor zonnepanelen gefinancierd kunnen worden.

     

    Onderdeel d

    Vanwege de negatieve effecten op de luchtkwaliteit komen hout- en pelletkachels en biomassaverbrandingsketels niet in aanmerking voor subsidiering.

     

    Onderdeel e

    Installaties met fossiele brandstof als olie, butaangas of kolen komen ook niet in aanmerking, omdat deze nog vervuilender zijn dan aardgas. ‘Olie, butaangas of kolen’ vormen als zodanig geen limitatieve opsomming, de/alle andere fossiele brandstoffen zijn ook uitgesloten.

     

    Onderdeel f

    De aanschaf van pannen en ander keukengerei is niet aan te merken als een fysieke gebouwgebonden voorziening en de kosten die daarmee gemoeid zijn dus niet subsidiabel. Deze uitsluiting is daardoor in principe overbodig. De ervaring leert echter dat met een expliciet vermelding in de regeling onduidelijkheid vermeden kan worden.

     

    Onderdeel g

    Het is de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager om te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen of minimum kwaliteitseisen. De gemeente wil hiermee uitsluiten dat zij daaraan meebetaalt, terwijl het aan de aanvrager zelf is om dit gat te dichten alvorens subsidie wordt aangevraagd op grond van deze regeling. De voorzieningen moeten verder gaan dan het moeten voldoen aan wettelijke verplichtingen of gangbare minimum kwaliteitseisen. Het gaat erom dat de aanvrager die extra stap zet naar aardgasvrij, die zonder deze subsidie niet was gezet.

     

  • u.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt in de titel van de paragraaf over het vierde lid van artikel 2.5 het woord ‘Vierde’ vervangen door ‘Zevende’.

 

  • v.

    In de artikelsgewijze toelichting worden bij de toelichting op artikel 2.5 tussen de paragraaf over het eerste lid onder d en derde lid onder c en de paragraaf over het zevende lid een drietal paragrafen ingevoegd die als volgt luiden:

     

    Vierde lid

     

    Dit artikellid regelt de hoogte van de subsidie voor het aardgasvrij maken van maatschappelijk vastgoed. Deze subsidiabele activiteiten staan omschreven in artikel 2.3, onder 4. De subsidiabele kosten waar in dit artikel naar verwezen wordt, worden bepaald op basis van artikel 2.4, eerste en derde lid. De maximale subsidie is nooit hoger dan 50% van deze subsidiabele kosten. Degene die zijn maatschappelijk vastgoed aardgasvrij maakt, wordt dus in ieder geval geacht de helft van de kosten voor die activiteiten zelf te dragen. Daarnaast zijn er nog twee maxima, waarbij de laagste het maximale subsidiebedrag bepaald. Er is een maximum van €3,- per jaarlijks bespaarde kubieke meter aardgas. Het aardgasverbruik wordt bepaald op basis van de, op grond van artikel 2.7, tweede lid vereiste, door de aanvrager bij de aanvraag meestuurde energierekening. Ook geldt er een maximum van € 60.000,- per verblijfsobject. Aanspraak op de maximale subsidie kan dus worden gedaan als er € 120.000,- aan subsidiabele kosten zijn en er voortaan 20.000 kubieke meter aardgas per jaar minder verstookt wordt. Het begrip verblijfsobject wordt in artikel 1.1 gedefinieerd.

     

    Vijfde lid

    Dit artikellid regelt de hoogte van de subsidie voor het aardgasvrij maken van bedrijfsruimten. Deze subsidiabele activiteiten staan omschreven in artikel 2.3, onder 6. De subsidiabele kosten waar in dit artikel naar verwezen wordt, worden bepaald op basis van artikel 2.4, eerste en derde lid. De maximale subsidie is nooit hoger dan 50% van deze subsidiabele kosten. Degene die zijn bedrijfsruimte aardgasvrij maakt wordt dus in ieder geval geacht de helft van de kosten voor die activiteiten zelf te dragen. Daarnaast zijn er nog twee maxima, waarbij de laagste het maximale subsidiebedrag bepaald. Er is een maximum van €3,- per jaarlijks bespaarde kubieke meter aardgas. Het aardgasverbruik wordt bepaald op basis van de, op grond van artikel 2.7, tweede lid vereiste, door de aanvrager bij de aanvraag meestuurde energierekening. Ook geldt er een maximum van € 30.000,- per verblijfsobject. Aanspraak op deze maximale subsidie kan dus worden gedaan als er € 60.000,- aan subsidiabele kosten zijn en er 10.000 kubieke meter aardgas per jaar minder verstookt wordt. Het begrip verblijfsobject wordt in artikel 1.1 gedefinieerd.

     

    Zesde lid

     

    Dit artikellid regelt de hoogte van de subsidie voor het aanschaffen van aardgasvrije bedrijfsmiddelen. Deze subsidiabele activiteiten staan omschreven in artikel 2.3, onder 6. De subsidiabele kosten waar in dit artikel naar verwezen wordt, worden bepaald op basis van artikel 2.4, tweede en derde lid. De subsidiabele kosten zijn in dit geval de meerkosten van een aardgasvrij bedrijfsmiddelen t.o.v. een aardgasverbruikend bedrijfsmiddel dat hetzelfde doet. Als gevolg van dit artikel is de helft van deze meerkosten subsidiabel. Daarbij geldt bovendien een maximumsubsidie van € 1.000,- per verblijfsobject. Aanspraak op deze maximale subsidie kan gedaan worden als er sprake is van € 2.000,- of meer meerkosten. Het begrip verblijfsobject wordt in artikel 1.1 gedefinieerd.

 

  • w.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt in toelichting op artikel 2.6 wordt de laatste alinea vervangen door twee paragrafen die luiden:

     

    Eerste lid

     

    Uitsluitend eigenaren, waaronder begrepen rechtspersonen waarmee eigenaren zich verenigen, kunnen voor het aardgasvrij maken van een pand met meerdere woningen subsidie aanvragen (art. 2.3, onder 3). Huurders zijn hiervan uitgesloten. Huurders hebben onvoldoende belang bij een op een pand met meerdere woningen gerichte aanvraag, omdat zij bijna nooit partij zijn als er sprake is van een VvE of andere rechtspersoon.

     

    Tweede lid

    Uitsluitend eigenaren, waaronder begrepen rechtspersonen waarmee eigenaren zich verenigen, kunnen voor het aardgasvrij maken van een pand met maatschappelijk vastgoed of bedrijfsruimten subsidie aanvragen (art. 2.3, onder 4, 5 en 6). Huurders zijn hiervan uitgesloten.

  • x.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt de toelichting op artikel 2.7, tweede lid gewijzigd en komt te luiden:

     

    Tweede lid - energierekening

     

    Aanvragers die subsidie aanvragen op grond van artikel 2.3, vierde en vijfde lid, zijnde subsidie voor het aardgasvrij maken van maatschappelijk vastgoed of een bedrijfsruimte, worden gevraagd om een recente energierekening voor een periode van een jaar mee te sturen. Het is aan de aanvrager zelf om te bepalen of ze de rekening van het afgelopen jaar of het jaar daarvoor meesturen. Deze ruimte is gelaten, omdat energiebedrijven niet altijd even regelmatig facturen. Er is bewust gekozen om niet de gegevens van het lopende jaar te gebruiken, omdat deze gegeven niet compleet zijn en extrapolatie van gedeeltelijke gebruiksgegevens tot discussie en willekeur zou kunnen leiden. Bovendien zou het gebruik van huidige jaargegeven aanvragers kunnen stimuleren om extra gas te verkwisten. De maximale subsidie per bespaarde m3 aardgas is immers hogers dan de prijs van dat aardgas. De gebruiksgegevens op deze energierekening worden gebruikt om te bepalen hoeveel aardgas er bespaard zal worden met de subsidiabele activiteiten. Deze informatie is van belang om de subsidiehoogte te bepalen op grond van artikel 2.5, vierde en vijfde lid, onderdelen a. Het niet meesturen van deze gegevens bij een subsidieaanvraag leidt er, na een verzoek tot aanvullende gegevens, toe dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, omdat deze niet volledig is.

     

    In de artikelsgewijze toelichting worden in de toelichting op artikel 2.7, na het tweede lid een tweetal paragrafen toegevoegd die luiden:

     

    Derde lid - aardgasverbruikend bedrijfsmiddel

     

    Aanvragers die subsidie aanvragen op grond van artikel 2.3, zesde lid, zijnde subsidie voor de aanschaf van aardgasvrije bedrijfsmiddelen, worden gevraagd een onderbouwde raming van de investeringskosten voor een aardgasverbruikend bedrijfsmiddel, dat het bestaande aardgasverbruikend bedrijfsmiddel zou kunnen vervangen mee sturen. Onderbouwing van die raming kan met behulp van een recente offerte of een unieke productomschrijving. Er is gekozen om zowel een recente offerte of een unieke productomschrijving te accepteren. Met een unieke productomschrijving wordt gedoeld op een naam van een specifiek product op basis waarvan het college kan bepalen hoeveel dat product kost. Een screenshot van een website waar het product te koop staat en waarbij de prijs vermeld staat zouden dat doel goed dienen. Er is gekozen om niet uitsluitend een offerte te accepteren, omdat het college zich ervan bewust is dat het niet altijd even makkelijk is om een offerte voor een product te krijgen, vooral als men dat product eigenlijk niet eens aan wil schaffen, maar simpelweg de offerte nodig heeft om in aanmerking te komen voor subsidie. De unieke productomschrijving is laagdrempeliger. De informatie uit deze raming wordt gebruikt om de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.4, tweede lid en indirect de hoogte van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 2.5, zesde lid, te bepalen. Het niet meesturen van deze gegevens bij een subsidieaanvraag leidt er, na een vergeefs herhaald verzoek tot aanvullende gegevens, toe dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, omdat deze niet volledig is.

     

    Vierde lid – geen intentieverklaring vereist voor huurders

     

    In afwijking van artikel 1.5, eerste, lid onder e is het voor subsidieaanvragers die geen eigenaar zijn en die subsidie aanvragen voor activiteiten zoals bedoeld artikel 2.3 niet verplicht om een schriftelijke, door de eigenaar of een namens de eigenaar gemachtigde natuurlijke persoon getekende intentieverklaring te overleggen, waaruit blijkt dat de eigenaar al zijn of haar vastgoed in het vastgestelde gebied voor de vastgestelde datum aardgasvrij zal proberen te maken, te overleggen.

     

    Het gebied en de datum aardgasvrij zijn in artikel 2.1 bepaald.

     

    Het zou het aanvragen van subsidie door huurders in veel gevallen onmogelijk maken als zij de gevraagde intentieverklaring zouden moeten leveren. Van eeen individuele huurder kan niet verlangd worden om de plannen van de vastgoed eigenaar in het gehele gebied kennen. Om die reden zijn huurder die subsidie aanvragen op grond van dit hoofdstuk uitgezonderd van de verplichting om de intentieverklaring mee te sturen.

     

    De weigeringsgronden in artikel 1.6, tweede lid onder c en d stelt het college in de gelegenheid om te verzekeren dat huurders niet door eigenaren worden gebruikt om te ontkomen aan het leveren van de gevraagde intentieverklaring.

  • o.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt de toelichting op artikel 2.8, derde lid gewijzigd en komt te luiden:

     

    Derde lid

     

    Dit artikellid regelt dat het college kan weigeren subsidie te verlenen als voor dezelfde activiteit gelijktijdig subsidie wordt aangevraagd op grond van zowel artikel 2.3, vierde en vijfde lid. Aanvragen op grond van het vijfde lid worden geweigerd als het college voornemens is subsidie te verlenen op grond van het vierde lid. Voor subsidies op grond van het vierde lid gelden strengere voorwaarden, maar deze subsidies kennen ook gunstigere voorwaarden. In situatie waar subsidies niet gelijktijdig, maar na elkaar worden aangevraagd wordt gebruik gemaakt van de weigeringsgrond in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel f.

  • p.

    In artikelsgewijze toelichting wordt na de toelichting op artikel 2.8, derde lid een paragraaf ingevoegd die luidt:

     

    Vierde lid

     

    Dit artikellid regelt een specifieke weigeringsgrond met betrekking tot de subsidie voor aardgasvrije bedrijfsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 2.3, zesde lid. De subsidiabele kosten en uiteindelijk de hoogte van deze subsidie wordt bepaald op basis van het verschil in prijs tussen een aardgasvrije en een aardgasverbruikende variant van het bedrijfsmiddel (lees hierover meer bij de toelichting bij artikel 2.4, tweede lid en artikel 2.5, zesde lid). Deze situatie schept een prikkel voor de aanvrager om een zo goedkoop mogelijk aardgasverbruikend alternatief op te voeren. Een goedkoper aardgasverbruikend alternatief leidt immers tot hogere subsidiabele kosten en dus tot een hogere maximale subsidie. Deze weigeringsgrond maakt het mogelijk om in het geval van onredelijk goedkope aardgasverbruikende bedrijfsmiddelen de subsidie lager vast te stellen of te weigeren.

Artikel VII – Subsidie voor Banne Noord

De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    Na hoofdstuk 3b wordt het een hoofdstuk ingevoegd, dat als volgt luidt:

 

Hoofdstuk 3c Banne Noord

 

Artikel 3c.1 Gebied en datumbepaling

  • 1.

    Het gebied waarbinnen subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3c.3, plaats dienen te vinden, wordt als volgt begrensd:

    • a.

      aan de zuidwestzijde door de IJdoornlaan;

    • b.

      aan de zuidoostzijde door het Noord-Hollandsch Kanaal;

    • c.

      aan de noordoostzijde door de Ringweg A10; en

    • d.

      aan de noordwestzijde door de sloot die overbrugd wordt door de bruggen met nummers 1729, en 1731.

  • 2.

    De beoogde datum waarop al het vastgoed binnen het onder het eerste lid bepaalde gebied aardgasvrij zal zijn, is 31 december 2031.

 

Artikel 3c.2 Subsidieplafond

 

Het subsidieplafond voor verlening van subsidie voor de in artikel 3c.3 genoemde activiteiten voor het tijdvak lopende van de datum van de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit subsidie duurzame Amsterdamse gebouwen tot en met 31 december 2025 bedraagt €790.000.

 

Artikel 3c.3 Subsidiabele activiteiten

 

Op voorwaarde dat de woning hiermee aardgasvrij wordt kan het college een eenmalige subsidie verlenen voor het treffen van de volgende fysieke gebouwgebonden voorzieningen in het in artikel 3c.1 bepaalde gebied in een bestaande woning of in een pand met meerdere woningen:

  • a.

    Omzetting van een gasgestookte ruimteverwarmings- en tapwaterinstallatie naar een aardgasvrije;

  • b.

    Omzetting van een gasgestookte kookvoorziening van een woning naar een aardgasvrije;

  • c.

    Verwijderen van de gasaansluiting door de netbeheerder.

Artikel 3c.4 Subsidiabele kosten

 

In aanmerking voor subsidie komen de gemaakte kosten voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bepaalde activiteiten met uitzondering van:

  • a.

    de kosten voor zelf verrichte arbeid, indien de voorzieningen door de aanvrager zelf worden getroffen;

  • b.

    de kosten voor isolatievoorziening;

  • c.

    de kosten voor zonnepanelen;

  • d.

    de kosten voor biomassaverbrandingsketels, hout- of pelletkachels;

  • e.

    de kosten voor installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie, butaangas of andere brandstoffen die bij verbranding meer fijnstof produceren dan aardgas;

  • f.

    de kosten voor pannen en ander keukengerei; en

  • g.

    de kosten voor voorzieningen die gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen.

Artikel 3c.5 Hoogte van de subsidie

 

  • 1.

    Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3c.3, onder 1, worden voor het bepalen van de hoogte van de subsidie de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 3c.4, verminderd met €2500 per woning. Van het resterende bedrag komt 50% in aanmerking voor subsidie. Deze subsidie bedraagt maximaal €3750,- per woning.

  • 2.

    Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3c.3, onder 2, worden voor het bepalen van de hoogte van de subsidie in aanmerking genomen 50% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 3c.4. Deze subsidie bedraagt maximaal €500,- per woning.

  • 3.

    Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3c.3, onder 3, geldt dat de hoogte van de subsidie gelijk is aan de kosten die door de netbeheerder in rekening worden gebracht voor het verwijderen van de gasaansluiting.

  • 4.

    Indien de aanvrager of de eigenaar van het vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft voor dezelfde activiteiten een andere subsidie ontvangt, wordt de hoogte van de subsidie zo berekend dat de totale subsidie niet meer bedraagt dan 100% van de werkelijke kosten.

Artikel 3c.6 Weigeringsgronden

 

  • 1.

    In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3c.3 te verlenen indien de aanvraag na 31 december 2025 is ingediend.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.6, eerste lid, onder a, kan het college subsidie verlenen voor de subsidiabele activiteiten in artikel 3c.3 voor voorzieningen die zijn getroffen in de periode tussen 1 juli 2021 en de éénennegentigste dag na de inwerkingtredingsdatum van het Wijzigingsbesluit subsidie duurzame Amsterdamse gebouwen. Een aanvraag hiervoor moet binnen 90 dagen na de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit subsidie Duurzame Amsterdamse gebouwen ingediend zijn.

 

  • b.

    In de toelichting wordt na de paragraaf over de Reimerswaalbuurt een paragraaf ingevoegd die als volgt luidt:

     

    Banne Noord

     

    Op 26 oktober 2021 heeft het college van B&W besloten om, met het oog op de zeer concrete plannen die mede vanuit het City Deal “Naar een Stad zonder Aardgas” samenwerkingsverband voorlagen voor het aardgasvrij maken van een deel van het vastgoed in de Banne Noord en vergevorderde planvorming voor de rest van het vastgoed in die buurt, de gebiedsgericht uitwerking vast te stellen. Deze uitwerking is opgenomen in hoofdstuk 3c van deze regeling.

  • c.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt na hoofdstuk 3b Reimerwaalbuurt een hoofdstuk ingevoegd dat als volgt luidt:

     

    Hoofdstuk 3c Banne Noord

     

    Artikel 3c.1 gebieds- en aardgasvrij datum bepaling

     

    Eerste lid

    Met dit lid wordt het gebied bepaald waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk plaats dienen te vinden. Als de activiteiten buiten dit gebied liggen zijn ze niet subsidiabel op basis van dit hoofdstuk. Dit artikel omschrijft de grenzen van het gebied. De grenzen van dit gebied komen overeen met de gebiedsbepaling uit bijlage 2 van het college van B&W van 26 oktober 2021. Met dit besluit is niet bepaald dat de netbeheerder geen verplichting meer heeft om nieuwe aardgasaansluitingen te faciliteren binnen het gebied. De verwachting is dat die aanwijzing zal gebeuren wanneer de concrete plannen voor het gehele gebied vastgesteld worden.

    Het gebied van Banne Noord wordt volgt begrensd:

    • a.

      aan de zuidwestzijde door de IJdoornlaan ;

    • b.

      aan de zuidoostzijde door het Noord-Hollandsch Kanaal;

    • c.

      aan de noordoostzijde door de Ringweg A10; en

    • d.

      aan de noordwestzijde door de sloot die overbrugd wordt door de bruggen met nummers 1729 en 1731.

  •  

    figuur 1 - overzichtskaart van Amsterdam met het gebied ‘Banne Noord’ gemarkeerd

     

    figuur 2 - Detailkaart met daarin het gebied ‘Banne Noord’ gemarkeerd

De volgende postcodes en bijbehorende huisnummers worden geacht binnen het gebied te liggen:

 

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

Postcode

Huisnummer

1034JE

Alle

1034MX

Alle

1034RK

Alle

1034KL

Alle

1034MZ

Alle

1034RL

Alle

1034KM

Alle

1034NA

Alle

1034RM

Alle

1034KN

Alle

1034NB

Alle

1034RN

Alle

1034KP

Alle

1034NC

Alle

1034RP

Alle

1034KP

Alle

1034ND

Alle

1034RR

Alle

1034KR

Alle

1034NE

Alle

1034RS

Alle

1034KS

Alle

1034NG

Alle

1034RT

Alle

1034KT

Alle

1034NH

Alle

1034RV

Alle

1034KV

Alle

1034NJ

Alle

1034RW

Alle

1034KW

Alle

1034NK

Alle

1034RX

Alle

1034KX

Alle

1034NL

Alle

1034RZ

Alle

1034KZ

Alle

1034NM

Alle

1034SB

Alle

1034LA

Alle

1034NN

Alle

1034SC

Alle

1034LB

Alle

1034NP

Alle

1034SE

Alle

1034LC

Alle

1034NR

Alle

1034SG

Alle

1034LD

Alle

1034NS

Alle

1034SH

Alle

1034LE

Alle

1034NT

Alle

1034SJ

Alle

1034LG

Alle

1034NV

Alle

1034SK

Alle

1034LH

Alle

1034NX

Alle

1034SL

Alle

1034LJ

Alle

1034NZ

Alle

1034SM

Alle

1034LK

Alle

1034PA

Alle

1034SN

Alle

1034LL

Alle

1034PB

Alle

1034SP

Alle

1034LM

Alle

1034PC

Alle

1034SR

Alle

1034LN

Alle

1034PD

Alle

1034ST

Alle

1034LP

Alle

1034PE

Alle

1034SV

Alle

1034LR

Alle

1034PG

Alle

1034SW

Alle

1034LS

Alle

1034PH

Alle

1034SX

Alle

1034LT

Alle

1034PJ

Alle

1034SZ

Alle

1034LV

Alle

1034PL

Alle

1034TA

Alle

1034LW

Alle

1034PK

Alle

1034TB

Alle

1034LX

Alle

1034PM

Alle

1034TC

Alle

1034LZ

Alle

1034PN

Alle

1034TD

Alle

1034MA

Alle

1034PP

Alle

1034TE

Alle

1034MB

Alle

1034PR

Alle

1034TG

Alle

1034MC

Alle

1034PS

Alle

1034TH

Alle

1034MD

Alle

1034PT

Alle

1034TJ

Alle

1034ME

Alle

1034PV

Alle

1034TK

Alle

1034MG

Alle

1034PW

Alle

1034TL

Alle

1034MH

Alle

1034PX

Alle

1034TM

Alle

1034MJ

Alle

1034PZ

Alle

1034TN

Alle

1034MK

Alle

1034RA

Alle

1034TP

Alle

1034ML

Alle

1034RB

Alle

1034TR

Alle

1034MN

Alle

1034RC

Alle

1034TS

Alle

1034MP

Alle

1034RD

Alle

1034TT

Alle

1034MR

Alle

1034RE

Alle

1034TV

Alle

1034MS

Alle

1034RG

Alle

1034VA

Alle

1034MT

Alle

1034RH

Alle

1034VB

Alle

1034MV

Alle

1034RJ

Alle

1034VC

Alle

 

Tweede lid

Met dit lid wordt met betrekking tot dit hoofdstuk de streefdatum om al het vastgoed in de van de Pekbuurt aardgasvrij te maken bepaald op 31 december 2031 is. De voornaamste werking van deze streefdatum ontstaat door de verplichting om een intentieverklaring te leveren die ertoe strekt dat al het vastgoed, binnen het gebied, in eigendom van de eigenaar waarop subsidieaanvraag betrekking heeft, aardgasvrij wordt (zoals genoemd in artikel 1.5, eerste lid onder e) en de mogelijkheid voor het college om een subsidieaanvraag geheel of gedeeltelijk te weigeren als die intentieverklaring onvoldoende stevig is (artikel 1.6, tweede lid, onder c).

 

Artikel 3c.2 tot en met 3c.6, eerste lid

Hoofdstuk 3c is behalve voor het aangewezen gebied en het plafondbedrag inhoudelijk vrijwel identiek aan hoofdstuk 3a. De toelichting van de artikelen uit dit hoofdstuk is daarom ook identiek. Voor de toelichting bij artikelen 3c.2 tot en met 3c.6, eerste wordt u verwezen naar respectievelijk artikelen 3a.2 tot en met 3b.6. De kanttekening is daarbij dat u gevraagd wordt op alle plaatsen waar 3a staat 3c te lezen.

 

Artikel 3c.6, tweede lid

Dit twee artikellid ziet er dat mensen die kort voor het beschikbaar komen van de subsidie op grond van hoofdstuk 3c hun woning aardgasvrij gemaakt hebben toch in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Het tweede lid ziet er op dat het college niet meer verplicht is de subsidie te weigeren, omdat men reeds begonnen is met het treffen van de subsidiabele maatregelen. Het is slechts tot 90 dagen na de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit subsidie duurzaam Amsterdamse gebouwen, waarmee dit hoofdstuk tezamen wordt toegevoegd aan de subsidieregeling Duurzame Amsterdamse gebouwen, mogelijk om aanspraak te maken op deze artikelleden.

Artikel IX – Wijziging regelingsnaam

De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    Het intitulé wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

     

    Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie voor de verduurzaming van Amsterdamse gebouwen (Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen)

  • b.

    In de aanhef wordt de zinsnede

     

    “gelet op artikel 4:23, derde lid, onder d, van Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, gezien de adviezen van verschillende partners binnen het samenwerkingsverband City Deal “Naar een Stad zonder Aardgas” en gezien het besluit van de gemeenteraad van Amsterdam van 19 december 2019 met het onderwerp “Instemmen met het verlenen van de financiële dekking uit het Klimaatfonds voor de uitvoering van een stadsbreed hoofdstuk en een op de Wildemanbuurt gericht hoofdstuk van de Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam”

     

    vervangen door de volgende zinsnede

     

    “gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 4:23, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikel 3, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, gezien de op 3 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050, gezien de op 14 december 2016 vastgestelde ‘Strategie naar een Stad zonder Aardgas’”.

  • c.

    In de aanhef worden de woorden “Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam” vervangen door “Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen”.

  • d.

    In artikel 1.6, tweede lid, onderdeel f wordt een subonderdeel toegevoegd dat luidt:

     

    • v.

      Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen

  • e.

    In artikel 4.2 wordt de zinsnede ‘Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij’ vervangen door ‘Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen’.

  • f.

    In de toelichting komt de paragraaf ‘De-minimisverklaring en staatsteun’ te vervallen.

  • g.

    In de toelichting worden de paragrafen Inleiding, Voortzetting en Uitbreiding voor gebiedsgerichte uitwerkingen vervangen door een vijftal paragrafen die luiden:

     

    Inleiding

     

    De gemeente Amsterdam wil de verduurzaming van de stad versnellen. De op 3 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 geeft uitdrukking aan die ambitie en stippelt de weg erheen aan de hand van een viertal transitiepaden uit. Het woord transitie verwijst naar de transitie van CO2 (en equivalenten) uitstotende manieren van dingen doen naar manieren van dingen doen die geen CO2 (of equivalenten) uitstoten en daarmee een vrijwel verwaarloosbare invloed op het klimaat hebben, ook wel klimaatneutraal genoemd. De gebouwde omgeving is één van die transitiepaden. Dit transitiepad is verantwoordelijk voor 25% van de Amsterdamse CO2 uitstoot. Deze subsidieregeling is er op gericht om de versnelling op dit transitiepad te realiseren. In de verschillende hoofdstukken van deze regeling worden subsidies voor verschillende doelgroepen en verschillende aspecten van deze verduurzaming van de gebouwde omgeving geregeld.

     

    Voorgeschiedenis

     

    De gemeente Amsterdam heeft al jaren verschillende subsidies beschikbaar om mensen aan te moedigen om hun in Amsterdam gelegen vastgoed te verduurzamen of het nu ging om isolatie, dubbel glas, duurzame nieuwbouw of aardgasvrij. De regeling zelf is het resultaat van een naamswijziging van de, op 19 november 2019 door het college van B&W vastgestelde, subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam, naar subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. Deze naamswijziging was nodig om de subsidieregeling een naam te geven die bredere inhoud (breder dan aardgasvrij) van de regeling en de toekomstige ontwikkelingen op dit gebied dekt. Ook komt de regeling dan beter te passen in het subsidielandschap op het gebied van duurzaamheid dat bestaat uit: Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie, duurzame Amsterdamse vervoersmiddelen, duurzame Amsterdamse gebouwen en Groen in Amsterdam.

     

    Het verdient noot dat de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam op zichzelf al een opvolger was van de subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij, die op 31 december 2019 is komen te vervallen en die op zichzelf weer het resultaat was van een naamswijziging van de subsidieregeling Amsterdam aardgasloos.

     

    Aardgasvrij

     

    Met de laatste naamswijziging zijn de structuur en inhoud van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij behouden gebleven. De aardgasvrij regeling heeft zijn plaats gekregen in hoofdstuk 1 tot 4 van deze regeling. Het gaat nadrukkelijk om tot 4, zodat hoofdstuk 4 en de eventuele vervolghoofdstukken er geen onderdeel van zijn, maar de hoofdstukken 3a, 3b, 3c enzovoort wel.

     

    Deze regeling blijft voorzien in de ambitie om specifieke uitwerkingen van de regeling mogelijk te maken voor nader te bepalen gebieden in Amsterdam. De eerste gebiedsgerichte uitwerking is opgenomen in hoofdstuk 3 Wildeman en verder uitwerkingen in hoofdstukken 3a, 3b, 3c enzovoort.

     

    Binnen een gebiedsgerichte uitwerking kunnen afwijkende subsidievoorwaarden voor een gebied bepaald worden. Het bepalen van die afwijkende subsidievoorwaarden gebeurt op basis van de uitkomsten van de voor dat gebied bepaalde wijkaanpak. In de wijkaanpak wordt samen met de eigenaren, gebruikers en partijen die de infrastructuur aanleggen en beheren gezocht naar de beste oplossing voor de hele wijk om de stap (en eventuele tussenstappen) naar aardgasvrij te maken. Dit vraagt om een complexe belangenafweging met betrekking tot de volgende zaken:

     

    • de breed gedragen voorkeuren van eigenaren en gebruikers in een gebied voor een specifiek alternatief;

    • de isolatiegraad van bestaand vastgoed;

    • het beschermde of monumentale karakter van het bestaand vastgoed;

    • renovatieplannen van vastgoedeigenaren;

    • de geschiktheid van inpandige installaties in bestaand vastgoed voor bepaalde aardgas alternatieven;

    • de geschiktheid van bestaande bouwkundige constructies voor bepaalde aardgas alternatieven;

    • de mate van afschrijving die gedaan is op de aanwezige aardgasverbrandingsinstallaties;

    • de mate waarin het eigendom van bestaande gebouwen is gefragmenteerd;

    • de investeringsbereidheid en -gereedheid van eigenaren van de bestaande gebouwen;

    • de mate waarin verhuurders instemming van huurders nodig hebben en kunnen krijgen voor alternatieven voor aardgas;

    • de uitvoeringscapaciteit van installatiebedrijven;

    • de ligging en nabijheid van potentiële alternatieve warmtebronnen;

    • de beperkte beschikbaarheid van potentiële alternatieve warmtebronnen;

    • de ontwikkeling en stimulering van alternatieve warmtebronnen;

    • de ligging en nabijheid van potentiële alternatieve energieinfrastructuur;

    • de geschiktheid van bestaande energieinfrastructuur voor de implementatie van alternatieven;

    • de hoeveelheid vastgoed of het percentage van vastgoed dat minimaal moet kiezen voor een collectieve oplossing om de aanleg ervan rendabel en betaalbaar te maken.

    • de mate van afschrijving op de bestaande energieinfrastructuur;

    • de investeringsbereidheid en -gereedheid van partijen die energieinfrastructuur aanleggen en beheren;

    • de uitvoeringscapaciteit bij de partijen die de energieinfrastructuur aanleggen en beheren;

    • de onderhoudsplanning voor bestaande ondergrondse infrastructuur;

    • de mate waarin de bestaande inrichting van de openbare ruimte is afgeschreven;

    • de onderhoudsplanning voor de openbare ruimte in het gebied;

    • de hoeveelheid beschikbare ruimte in de ondergrond voor de aanleg van alternatieve of supplementaire energieinfrastructuur;

    • de ontwikkelingsplannen van de gemeente in nabijgelegen gebieden;

    • de verkeerkundige consequenties van de aanleg van alternatieve infrastructuur;

    • de bedrijfsvoeringsconsequenties voor bestaande ondernemers van de aanleg van alternatieve infrastructuur.

    • het wettelijke kader en de beschikbare juridische instrumenten die betrekking hebben op de energietransitie;

    • de algemene stand van de techniek voor alternatieve warmtebronnen.

Daarnaast zijn er nog zaken die niet specifiek zijn voor ieder gebied, maar met het verstrijken van tijd kunnen veranderen en kunnen leiden tot aanzienlijke verschillen tussen gebieden.

 

Veel van de voorgenoemde zaken treffen belangen die aanmerkelijk breder zijn dan het belang van de eigenaar of gebruiker van het vastgoed die subsidie kan aanvragen op basis van een gebiedsgerichte uitwerking. Deze belangen in overweging nemende, is het te rechtvaardigen dat verschillende voorwaarden worden bepaald in verschillende gebieden. Voorbeelden van voorwaarden waarin gebiedspecifieke uitwerkingen gevarieerd kunnen worden, zijn:

 

  • De hoogte van het subsidieplafond voor een gebied, zodat dat aansluit bij het aantal gebouwen in het gebied en de te verwachten te verlenen subsidie per gebouw. Dit is ter voorkoming van reservering van grote hoeveelheden gemeentemiddelen voor gebouwen in (delen van) gebieden waarvan de uitvoering niet binnen afzienbare tijd zal beginnen of waar subsidieaanvragen niet mogelijk zijn.

  • De activiteiten waarvoor subsidie aangevraagd kan worden, zodat gericht voorkeursalternatieven kunnen worden gestimuleerd en het subsidiëren van tussenoplossingen en deeloplossingen mogelijk wordt.

  • De hoogte van de subsidie, zodat deze beter aansluit bij de te verwachten kosten voor de installatie van het voorkeursalternatief in het vastgoed in het gebied of zodat een vast subsidiebedrag in plaats van een maximaal subsidiebedrag bepaald kan worden.

  • De functies van de gebouwen waarvoor subsidie beschikbaar gesteld kan worden, zodat naast woningen ook bestaande maatschappelijke organisaties of kleine ondernemingen in een bepaald gebied gestimuleerd kunnen worden om de transitie te maken.

  • De aanvragers, zodat bijvoorbeeld uitgesloten kan worden dat aanvragers een winstoogmerk hebben of zodat verzekerd kan worden dat aanvragen uitsluitend vanuit VvE verband gedaan kunnen worden om de besturen van de in het gebied aanwezige VvE’s in een stevigere positie te brengen ten opzichte van de deeleigenaren.

  • De in te dienen gegevens, zodat deze aansluiten bij de afwijkende activiteiten.

  • De weigeringsgronden, zodat deze beter aansluiten bij de concrete plannen en afspraken die uit de wijkaanpak volgen.

  • De termijn waarbinnen de subsidie kan worden aangevraagd, zodat eigenaren en bewoners in een gebied gestimuleerd worden om snel de overstap naar het alternatief te maken en de kosten die gemoeid zijn met een functionerend maar deels gebruikte alternatieve verwarmingsinstallatie worden vermeden.

  • De aanvullende verplichtingen, zodat deze beter aansluiten bij eventuele andere activiteiten en de concrete afspraken die uit de wijkaanpak volgen.

De-minimisverklaring en staatssteun

 

Op 2 juni 2020 heeft het college van B&W met het oog op grotere aanvragen van vastgoedbezitters voor aardgasvrij subsidie (zoals geregeld in hoofdstukken 1 tot 4) besloten om minder dwingend te zijn met betrekking tot de de-minimisverklaring. Als gevolg daarvan is de de-minimisverklaring in deze gevallen geen gedwongen weigeringsgrond meer. Het voldoen aan de de-minimisvereisten is een ‘kan’ bepaling geworden. De bedoeling hiervan is dat het college aanvragers van subsidie, geen toegelaten instellingen zijnde, die subsidie aanvragen voor meerdere woningen of meerdere bedrijfs- of maatschappelijke ruimten, waardoor er meer dan €200.000,- gemoeid zou zijn, niet direct meer weigert. In de plaats daarvan onderzoekt en bepaalt het college in die individuele gevallen of er vanuit de artikel 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (of daarop gebaseerde regelgeving en richtlijnen) beperkingen worden opgelegd. Het college zal bij de verlening rekening houden met deze beperkingen en daardoor de subsidie mogelijk lager of zelfs op nihil verlenen.

 

Stadsbrede subsidie

De eerste en uitzonderlijke gebiedsgerichte aardgasvrije subsidie ligt besloten in hoofdstuk 2. Het werkingsgebied voor dit hoofdstuk betreft de gehele stad, met uitzondering van gebieden die in andere hoofdstukken zijn aangewezen. Zodra er een gebiedsgerichte uitwerking voor een gebied bestaat, is het voor eigenaren en gebruikers van vastgoed in dat gebied dus in principe niet meer mogelijk om subsidie aan te vragen voor dat vastgoed op basis van de stadsbrede regeling in hoofdstuk 2. Als vanzelfsprekend is het ook niet mogelijk om subsidie aan te vragen op basis van de voorwaarden die voor een ander gebied gelden.

 

Het stadsbrede hoofdstuk fungeert als een waarborg dat iedereen die slechts een appartement of enkele gebouwen bezit aanspraak kan maken op subsidie voor het aardgasvrij maken van zijn of haar gebouwen. Grote vastgoedbezitter zijn in de praktijk aangewezen op de gebiedsgerichte uitwerkingen. Het grote werkingsgebied laat dit hoofdstuk weinig ruimte voor maatwerk en de maximale subsidiebedragen zijn aan de lage kant.

 

Bij de inwerkingtreding van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij voorzag de stadsbrede regeling uitsluitend in subsidie voor het aardgasvrij maken van woningen. Met de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit duurzame Amsterdamse gebouwen is het ook voor bedrijven en maatschappelijke organisaties, binnen het werkingsgebied van hoofdstuk 2, mogelijk geworden om aanspraak te maken op subsidie voor het aardgasvrij maken van bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed. Scholen zijn uitgesloten van deze subsidie, omdat voor deze groep een andere subsidie is voorzien. De bedoeling is dat nieuwe gebiedsgerichte uitwerkingen ook zullen voorzien in subsidie voor bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed.

 

  • h.

    In de artikelsgewijze toelichting worden in de toelichting bij artikel 1.5 de woorden ‘Gebiedsgericht Aardgasvrij’ vervangen door ‘duurzame Amsterdamse gebouwen’.

Artikel X - Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel XI - Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Wijzigingsbesluit subsidie Duurzame Amsterdamse gebouwen

Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 oktober 2021.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Algemene Toelichting

Dit Wijzigingsbesluit subsidie duurzame Amsterdamse gebouwen betreft een uitvoerige wijziging van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam. Deze wijziging introduceert naast subsidies voor het aardgasvrij maken van bedrijven en maatschappelijke organisaties, ook een gebiedsgerichte uitwerking van de Banne Noord. Ook worden verschillende wijzigingen aangebracht die een zeer beperkte invloed hebben op de werking van de regeling, maar juist de juridische structuur van de subsidieregeling herzien, zodat deze logischer aansluit met andere duurzaamheidssubsidies van de gemeente Amsterdam. Belangrijk is daarbij de wijziging van de naam van de regeling van Subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij Amsterdam naar Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. De regeling komt zo als gelijke naast de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse vervoersmiddelen, duurzame Amsterdamse energie en groen in Amsterdam te staan. Met deze wijziging ontstaat tevens meer ‘ruimte’ om andere zaken dan het aardgasvrij maken van gebouwen te subsidiëren, wordt beter aangesloten bij de terminologie in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), worden bepalingen die niet werking meer hebben verwijderd en wordt de regeling naar aanleiding van recente jurisprudentie toegankelijker voor huurders.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I – Verkleining werkingsbereik van aardgasvrij bepalingen

 

Dit artikel moet in samenhang met artikel IX over de wijziging van de regelingsnaam beschouwd worden. Dit wijzigingsbesluit wijzigt de naam van de regeling van subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij naar subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. De regeling wordt geschikt gemaakt om in de toekomst alle Amsterdamse subsidies die betrekking hebben op duurzame gebouwen te bevatten. De hoofdstukken 1 tot 4 van de huidige regeling hebben allemaal uitsluitend betrekking op het gebiedsgericht aardgasvrij maken van gebouwen. Hoofdstukken 4 en verder zouden ook betrekking kunnen gaan hebben op bijvoorbeeld de isolatie van gebouwen. De bewoording van hoofdstukken 1 tot 4 en in het bijzonder de verwoording van het (voorheen) algemene hoofdstuk 1 was echter algemeen. Dit bracht het risico met zich mee dat bepalingen uit hoofdstuk 1 (ongewenste) effecten zouden kunnen hebben op zaken die bijvoorbeeld hoofdstuk 5. Om deze onbedoelde wisselwerking tussen hoofdstukken te voorkomen wordt in artikel I voor ieder artikel en ieder artikellid de werking nadrukkelijk beperkt. In de meeste gevallen betekent dat dat er toegevoegd wordt dat de bepaling van toepassing is op hoofdstukken 1 tot 4. De verwoording 1 tot 4 is bewust gekozen, zodat hoofdstuk 3a, 3b, 3c, enzovoorts, wel binnen de werking van de bepaling vallen. Met andere woorden: door het werkingsbereik van hoofdstuk 1 tot 4 te beperken tot hoofdstuk 1 tot 4 wordt ruimte gemaakt om in de vervolghoofdstukken van de regeling andere subsidies te introduceren. Ook worden de nodige wijzigingen in de algemene en artikelsgewijze toelichting gemaakt.

 

Artikel II – Toegankelijkheid huurders

 

Dit artikel is een gevolg van recent ontwikkelde jurisprudentie. Deze jurisprudentie kan geduid worden te betekenen dat een huurder geen enkele zeggenschap heeft over een wat een eigenaar met een woning doet nadat de huurovereenkomst is beëindigd. Wel heeft een huurder als gevolg van de rechtsfiguur van de Zelf-Aangebrachte-Voorziening de mogelijkheid om ingrepen in een woning te doen, zolang deze geen waardevermindering of vermindering van de verhuurbaarheid van de woning tot gevolg heeft. De subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij voorziet in een mogelijkheid voor huurders om subsidie te krijgen als ze de woning aardgasvrij maken. Daarbij werd in de regeling echter een schriftelijke verklaring van de eigenaar gevraagd, dat hij of zij de wijzigingen niet ongedaan zou maken. De rechterlijke uitspraak maakt duidelijk dat een huurder deze verklaring niet kan afdwingen, terwijl zij op basis van de rechtsfiguur van de Zelf-Aangebrachte-Voorziening wel af kunnen dwingen dat ze de woning aardgasvrij kunnen maken. Daardoor ontstaat de mogelijkheid voor de verhuurder om de huurder subsidie te ontzeggen.

 

Met de wijzigingen in dit artikel wordt verklaring van de eigenaar dat hij of zij de wijzigingen niet ongedaan zal maken niet meer vereist. Daarmee ontstaat een situatie die als zodanig beter vergelijkbaar is met eigenaren die subsidie aanvragen. Van eigenaren die hun woning verkopen wordt immers ook niet geëist dat ze de volgende eigenaar verbieden om geen gasaansluiting te nemen.

 

Artikel III – Verwijderen tijdelijke bepalingen

In de huidige subsidieregeling staan een aantal bepalingen die slechts gedurende 60 dagen na de inwerkingtreding ervan gevolg hebben voor de aanvragers. Die periode is verstreken en deze bepalingen kunnen daarom omwille van het overzicht uit de regeling verwijderd worden.

 

De wijziging in onderdeel b van dit artikel is uitzonderlijk. Deze wijziging leidt ertoe dat het voor partijen in de Bernard Loderbuurt na de inwerkingtreding van dit besluit opnieuw voor 60 dagen mogelijk wordt om subsidie aan te vragen. Dit is nodig, omdat één van de corporaties in deze buurt, die de nodige zaken conform de investeringsnota uitvoert, door een fout van een medewerker geen aanvraag heeft ingediend. Het is nadrukkelijk de bedoeling van dit subsidiehoofdstuk om ook deze partij te stimuleren om de woningen aardgasvrij te maken.

 

Artikel IV – Aansluiting BAG

Dit artikel regelt een nauwere aansluiting van begrippen tussen deze subsidieregeling en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen. Deze wijzigen zijn een gevolg van een uitvoerige ambtelijke analyse. De definitie van het begrip woning vergt daardoor een wijziging. Ook wordt het woord complex uit de regeling gehaald. Reden hiervoor is dat binnen de regeling het woord complex de betekenis had van een pand met meerdere zelfstandige woonruimten. Binnen de basisregistratie zijn deze woonruimten juist onzelfstandig. Door het begrip complex in de regeling te vervangen door ‘pand met meerdere woningen’ ontstaat de ruimte om conform de BAG voor panden met meerdere onzelfstandige woonruimten het woord complex te gebruiken.

 

Artikel V – Verwerken wijziging ASA 2013

Op 9 juni 2020 is de door de raad vastgestelde wijziging van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 in werking getreden. Met deze wijziging werd het mogelijk voor het college om te regelen dat subsidies tot € 5000,- niet direct vastgesteld worden, maar eerst verleend en vervolgens vastgesteld zouden worden. In de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij werd voor zo ver als mogelijk rekening gehouden met deze wijziging, maar de exacte verwoording van de wijziging heeft als gevolg dat de regeling ook gewijzigd moet worden. Met deze wijziging worden subsidies onder de €5000,- niet direct vastgesteld. Daarmee is blijft geborgd dat mensen die de subsidie aanvragen het geld pas krijgen als ze de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk uitgevoerd hebben. Op die manier wordt de noodzaak voor risicoprofiel-gebaseerde steekproefsgewijze controle op de uitvoering vermeden.

 

Artikel VI – Subsidie voor aardgasvrij bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed

Dit artikel ziet op de introductie van een nieuwe subsidiabele activiteit in het stadsbrede hoofdstuk. Deze subsidiabele activiteiten hebben betrekking op subsidie voor het aardgasvrij maken van bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed.

 

Scholen zijn uitgesloten van deze subsidie, omdat in een afzonderlijke subsidie voor scholen is voorzien.

 

De onderdelen van dit artikel voorzien ook de benodigde wijziging van de toelichting en de artikelsgewijze toelichting.

 

Artikel VII – Banne Noord

Dit artikel ziet op de toevoeging van een nieuwe gebiedsgerichte uitwerking van de aardgasvrij subsidie. Deze uitwerking gebeurt in een aanvullend hoofdstuk dat is gericht op de Banne Noord.

 

De onderdelen van dit artikel voorzien ook de benodigde wijziging van de toelichting en de artikelsgewijze toelichting.

 

Artikel VIII – Wijziging regelingsnaam

Dit artikel regelt de wijziging van de naam van de subsidieregeling van gebiedsgericht aardgasvrij naar duurzame Amsterdamse gebouwen. Deze naamsverandering brengt de naam van de regeling in lijn met de andere subsidieregelingen duurzame Amsterdamse energie, duurzame Amsterdamse vervoersmiddelen en groen in Amsterdam. Ook wordt de breedte van onderwerpen die binnen deze subsidieregeling kunnen worden verbreed van aardgasvrije gebouwen naar duurzame gebouwen. Op die manier ontstaat er ruimte voor subsidies voor isolatiemaatregelen of andere duurzame deelmaatregelen die niet per se tot aardgasvrij leiden.

 

 

Naar boven