Gemeenteblad van Baarn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Baarn | Gemeenteblad 2020, 95704 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Baarn | Gemeenteblad 2020, 95704 | Verordeningen |
Algemene Subsidieverordening Baarn 2020
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering
Gelezen het voorstel 86162 van het College van Burgemeester en Wethouders van 4 februari 2020 inzake de Algemene subsidieverordening Baarn 2020;
Gelet op artikel 4:23 lid 1 Algemene wet bestuursrecht en artikel 149 Gemeentewet;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan onder:
College: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Baarn;
Raad: gemeenteraad van de gemeente Baarn;
Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 Awb, te weten een bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor vormen van subsidie die op basis van deze verordening en de geldende nadere subsidieregeling wordt verstrekt.
Subsidieregeling: nadere regeling, door het college vast te stellen, die bepaalt welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie, welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Algemene reserve: een algemene reserve bedoeld om een negatief saldo tussen werkelijke kosten en vastgestelde subsidie op te vangen. Een positief saldo wordt aan de algemene reserve toegevoegd.
Bestemmingsreserve: reserve ter dekking van een vooraf vastgestelde bestemming, passend binnen de doelstelling van de instelling.
Artikel 1.2 Reikwijdte algemene subsidieverordening 2020
1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen en passend binnen het door de gemeente vastgestelde beleid, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):
b) openbare orde en veiligheid;
d) verkeer, vervoer en waterstaat;
g) cultuur, recreatie, toerisme en sport;
h) sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;
i) volksgezondheid, duurzaamheid en milieu
j) ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.
2. Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Artikel 1.3 Bevoegdheid College
1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van opgenomen financiële middelen in de gemeentebegroting of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, - onder de voorwaarde dat voldoende financiële middelen in de begroting ter beschikking worden gesteld.
2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening of –vaststelling te verbinden.
Artikel 1.4 Indexering subsidies
Subsidies kunnen jaarlijks geïndexeerd worden met het indexcijfer dat door de raad wordt vastgesteld bij de begroting.
Artikel 1.5 Bevoorschotting subsidies
1. Subsidies worden betaald in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.
2. Subsidies tot € 5.000 worden in één termijn betaald.
3. Subsidies van € 5.000 tot € 100.000 worden in vier termijnen betaald.
4. Subsidies hoger dan € 100.000 worden in zes termijnen betaald.
5. Eenmalige subsidies kunnen na verlening dan wel vaststelling van de subsidie in één termijn betaald worden, ongeacht de hoogte van het subsidiebedrag.
Artikel 1.6 Vermogensvorming en vergoedin g
1. In de gevallen genoemd in artikel 4:41 lid 2 van de Awb is de subsidieontvanger het college een vergoeding verschuldigd.
2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.
3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige, aan te wijzen door het college.
4. Het college kan de vergoeding besteden aan een in overleg met de subsidieontvanger gekozen bestemming.
1. Als het college dat bij de subsidieverlening bepaalt, dan is de aanvrager verplicht een algemene reserve te vormen.
2. De algemene reserve van rechtspersonen met jaarlijkse subsidie bedraagt maximaal 20% van de totale lasten van het laatste boekjaar.
3. De hoogte van de algemene reserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de jaarrekening van de aanvrager.
Artikel 1.8 Bestemmingsreserve
1. Het college kan bepalen dat een ontvanger een bestemmingsreserve vormt of de bestemming van een bestemmingsreserve wijzigt.
2. De hoogte van de bestemmingsreserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de jaarrekening van de aanvrager.
Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en Begrotingsvoorbehoud
1. Het college kan besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s). In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie;
2. Het college kan een subsidieplafond verlagen:
a) als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd;
b) als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.
3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging;
Artikel 2.2 Begrotingsvoorbehoud
1. Een subsidie ten laste van de gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende financiële middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.
2. De voorwaarde wordt opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling.
Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie
1. Alleen rechtspersonen kunnen subsidie ontvangen.
2. In afwijking van lid 1 kan bij nadere regeling worden bepaald dat een natuurlijke persoon subsidie ontvangt.
1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft. In bijzondere omstandigheden kan het college afwijken van deze datum.
2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 52 en 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld.
Artikel 3.3 Aan te leveren documenten bij aanvraag subsidie
Bij de aanvraag om subsidie verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:
a) de maatschappelijke effecten die worden nagestreefd;
b) een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en hoe de activiteiten bijdragen aan de door de gemeente gewenste maatschappelijke effecten;
c) een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.
d) als het een subsidie betreft die jaarlijks aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de begroting van de gehele organisatie, inclusief alle opbrengsten uit andere bronnen dan de subsidie van de gemeente Baarn;
e) als het een subsidie betreft die jaarlijks aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de algemene reserve op het moment van de aanvraag;
f) een beschrijving van de samenwerking met andere organisaties.
3. Indien een aanvrager een rechtspersoon is en voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, en het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel toe.
4. Indien een aanvrager voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, voegt hij behalve het genoemde in lid 2 ook het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe, tenzij het een nieuwe rechtspersoon betreft.
5. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.
6. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.
1. Op aanvraag van een subsidie die niet per kalenderjaar verstrekt wordt, wordt binnen 8 weken ná aanvraagdatum een besluit genomen. Deze termijn kan met maximaal 4 weken verlengd worden.
2. Op aanvraag van een subsidie per kalenderjaar wordt uiterlijk 15 september van het voorgaande jaar een besluit genomen.
3. Bij nadere regeling kan van de onder lid 1 en 2 genoemde termijnen worden afgeweken.
Hoofdstuk 4 Weigeringsgronden van de subsidie
Artikel 4.1 Algemene weigeringsgrond
Naast het bepaalde in art 4:25 Awb leden 2 en 3 en art 4:35 Awb kan het college een aanvraag voor subsidie weigeren indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
Artikel 4.2 Weigering op grond van de Wet Bibob
Het college kan de aangevraagde subsidie weigeren of de verleende subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 4.3 Terugvordering van subsidie
Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met wettelijke rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.
Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie
Artikel 5.1 Verstrekking subsidies
Hoofdstuk 6 Verplichting van de subsidieontvanger
Artikel 6.1 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger
De beschikking tot subsidieverlening kan bepalen welke verplichtingen ex art 4:37 en 4:38 Awb aan de subsidieontvanger worden opgelegd.
Artikel 6.2 Tussentijdse rapportage door de subsidieontvanger
Bij subsidies, hoger dan € 50.000, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.
De subsidieontvanger doet direct melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 6.4 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
1. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:
a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;
b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;
d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.
2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.
3. Indien de subsidieontvanger ook buiten de gemeentegrens van Baarn activiteiten verricht en de subsidie meer dan € 10.000,- per jaar bedraagt, is deze verplicht om dit zowel cijfermatig als ook in woord d.m.v. een toelichting aantoonbaar te maken in de jaarrekening waar het ontvangen geld binnen Baarn aan besteed is, of anderzijds op welke manier het geld ten gunste van Baarn is besteed.
Hoofdstuk 7 Vaststelling van de subsidie en verantwoording
Artikel 7.1 Aanvraag tot vaststelling van de subsidie
Artikel 7.2 Aan te leveren documenten bij aanvraag subsidievaststelling
1. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:
a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn uitgevoerd conform de verleningsbeschikking of, indien gesloten, de uitvoeringsovereenkomst;
b. een overzicht van baten en lasten met toelichting daarop;
c. een balans met toelichting daarop;
d. voor subsidies tussen € 50.000 en € 250.000 een samenstellingsverklaring van een onafhankelijke accountant;
e. voor jaarlijkse subsidies tussen € 250.000 en € 500.000 een keer per vier jaar een controleverklaring en in de tussenliggende jaren een samenstellingsverklaring van een onafhankelijke accountant.
2. Het college kan bepalen dat de onder lid 1.d. en 1.e. genoemde subsidieontvangers aan de accountant een door de gemeente opgesteld controleprotocol overhandigen. Daarin staat hoe de accountant moet toezien op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van de subsidie.
3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden verstrekt. Dit wordt in de beschikking tot subsidieverlening bepaald.
4. Het college kan bepalen dat bij de aanvraag een verantwoording van al dan niet ingehuurde medewerkers en bestuurders overeenkomstig de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) wordt overgelegd.
1. Het college stelt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast. Subsidies per kalenderjaar stelt het college uiterlijk 1 juli van het volgende jaar vast.
2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling. En noemt daarbij een termijn waarbinnen de beschikking alsnog wordt gegeven.
3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in art 7.1 leden 1 en 2 genoemde tijdstippen is ontvangen, dan kan het college zes weken na een éénmalige rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.
4. Het éénmalig rappel wordt daags ná verlopen van het in art 7.1 eerste lid genoemd tijdstip verzonden.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1.1, 1.2, 1.3 en 3.4 voor zover toepassing van de artikelen voor de subsidie-aanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken artikelen te dienen doelen. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
Artikel 8.2 Niet doelgebonden verplichtingen ex artikel 4:39 van de wet
Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot de wijze waarop de activiteit wordt verricht. Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op:
2. toegankelijkheid van de activiteiten voor mensen met een beperking;
3. social return on investment;
Artikel 8.3 Intrekking ASV 2015
De Algemene subsidieverordening Baarn 2015 wordt ingetrokken.
Artikel 8.4 Overgangsbepalingen
Aanvragen voor subsidie die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening 2020 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Baarn 2015.
Artikel 8.5 Inwerkingtreding ASV 2020
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.
Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Baarn 2020.
Toelichting op de Algemene subsidieverordening Baarn 2020
De gemeente Baarn verleent jaarlijks voor enkele miljoenen euro’s aan subsidies. Op een aantal beleidsterreinen is subsidiëring een belangrijk of zelfs essentieel beleidsinstrument. Om de subsidiering de wettelijke basis te geven is naast titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht ook een gemeentelijke wettelijke grondslag vereist. De algemene subsidieverordening voorziet hierin. De verordening geeft bepalingen die voorschrijven hoe de subsidieprocedure op hoofdlijnen moet verlopen. Ook enige beleidsuitgangspunten zijn in de verordening opgenomen.
Een verordening is een algemeen verbindend voorschrift, een wet in feite, waarin vermeld wordt wie, wat, hoe en wanneer moet doen. De verordening geeft niet aan wat de beleidsuitgangspunten zijn om wel of geen subsidie te verlenen; dat wordt geregeld in de afzonderlijke subsidieregelingen.
De verordening kent vaak juridisch jargon of bepalingen die nadere toelichting behoeven. Daarin voorziet deze toelichting. Gebruik is gemaakt van de Memorie van Toelichting op de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht. Niet elk artikel is toegelicht. Daar waar de tekst voor zichzelf sprak is afgezien van een nadere toelichting.
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Dit artikel definieert belangrijke in de verordening gehanteerde begrippen. Zo worden onder meer de financiële reserves benoemd die de gemeenten Baarn wil onderscheiden.
Het subsidieplafond is het maximale bedrag in een boekjaar dat de gemeente ter beschikking wil stellen voor alle aangevraagde subsidies van één bepaald beleidsterrein, ingeval het aantal aanvragen en daarmee de omvang van een beroep op de subsidieregeling vooraf onbekend is, zoals bijvoorbeeld de subsidie Verhoging kwaliteit jeugdsport.
Zonder nadere voorziening kunnen subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen al gauw niet meer worden geweigerd, ook al zijn de beschikbare middelen uitgeput. Het instellen van een subsidieplafond voorkomt dat een "openeinderegeling" tot onaanvaardbare overschrijdingen van de gemeentebegroting leidt.
Beoogd is een facultatieve regeling, die een instrument - het subsidieplafond - biedt waarmee de uitgaven beheerst kunnen worden. Of voor een bepaalde subsidie een subsidieplafond moet (kunnen) worden vastgesteld, wordt door het college beslist.
Zie ook artikel 2.1 van deze verordening.
Algemene reserve is de reserve die de jaarlijkse schommelingen in het rekeningsaldo kan opvangen. Een positief saldo wordt toegevoegd, een nadelig saldo wordt onttrokken.
Bestemmingsreserve. Een rechtspersoon kan de behoefte hebben aan het vormen van een reserve voor een bepaald omschreven doel zoals bijvoorbeeld de toekomstige vervanging van een kunstgrasmat. Het college kan beslissen dat dit wordt toegestaan. De bestemming wordt vastgelegd. Indien de rechtspersoon de bestemming wil wijzigen dan zal dat in overleg met het college moeten.
Zie ook artikel 1.9 deze verordening.
Artikel 1.2 Reikwijdte algemene subsidieverordening 2020
Lid 1 regelt de reikwijdte van de verordening. De opsomming die gegeven is in dit lid zijn alle hoofdcategorieën waarover een gemeente moet verantwoorden naar het CBS toe. Deze hoofdcategorieën omvatten het totale gemeentelijke taakveld voor zowel medebewind (verplichte taken) als autonome (eigen beleidsvrijheid) taken.
De algemene subsidieverordening Baarn 2020 regelt op hoofdlijnen de drie rechtsmomenten in de procedure: de verlening, de vaststelling en de betaling. Daarnaast gelden enige beleidsuitgangspunten zoals het subsidieplafond, begrotingsvoorbehoud, uitvoeringsovereenkomst, vermogensvorming. Niet wordt geregeld of en onder welke voorwaarden een subsidie verstrekt kan worden. Dat moet worden geregeld in de afzonderlijke subsidieregelingen waarvoor het college de bevoegdheid heeft gekregen deze vast te stellen.
Artikel 1.4 Indexering subsidies
Jaarlijks worden bij de gemeentelijke begroting de uitgangspunten en grondslagen vastgesteld. Een van die punten is de indexering van de subsidies. Indien geïndexeerd wordt, zijn de CBS cijfers leidend.
Artikel 1.5 Bevoorschotting subsidies
De gemeente kent een aantal grote subsidies. Bij een betaling in een beperkt aantal termijnen zou de liquiditeitspositie van de gemeente op de betaalmomenten te zeer onder druk komen te staan. Daarom is gekozen voor een meer gespreide betaling.
De aard van eenmalige subsidies leidt ertoe dat de hoogte van de subsidie niet vooraf in te schatten is. De subsidie voor een eenmalig evenement zal wellicht hoger uitvallen dan € 5.000. Subsidies hoger dan dit bedrag zullen vooraf verleend worden en ná de activiteiten op basis van een verantwoording vastgesteld worden. Om te voorkomen dat de subsidieontvanger een dergelijk hoog bedrag uit eigen middelen moet voorschieten, is bepaald dat bij de verlening vooraf tot volledige uitbetaling kan worden overgegaan. De afrekening komt bij de vaststelling van de subsidie.
Artikel 1.6 Vermogensvorming en vergoeding
Lid 1 van dit artikel verwijst naar artikel 4:41 lid 2 Awb.
Dit artikel bepaalt dat de subsidieontvanger in een aantal gevallen een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan indien de subsidie bij de ontvanger heeft geleid tot vermogensvorming.
Het komt voor dat een aanvrager met behulp van subsidiegelden bijvoorbeeld een pand of andere activa in eigendom verkrijgt. Wanneer dat activum enkele jaren later wordt vervreemd, kan dat leiden tot een vermogenstoename bij de aanvrager. In sommige gevallen is het dan redelijk dat dit vermogensvoordeel geheel of gedeeltelijk ten goede komt aan de subsidieverstrekker, die immers door het verlenen van de subsidie de aanvrager in staat heeft gesteld het pand te verkrijgen.
Het is echter niet redelijk - en ook niet doenlijk - om iedere toevallige vermogenstoename bij een subsidieontvanger "af te romen". Daarom is de vergoedingsplicht aan een aantal beperkingen gebonden.
De vergoedingsplicht kan slechts worden opgelegd in vijf gevallen, die in het tweede lid zijn opgesomd.
Het tweede lid, onderdeel a, ziet op de zojuist genoemde gevallen van vervreemding of bezwaring van voor de gesubsidieerde activiteit bestemde of gebruikte goederen. Onderdeel b ziet op het ontvangen van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van dergelijke goederen. Uiteraard kan dan alleen een vergoeding worden verlangd indien het ontvangen van de schadevergoeding ook inderdaad leidt tot vermogensvorming bij de ontvanger van de subsidie. Dit kan zich voordoen wanneer de bij wijze van schadevergoeding ontvangen gelden niet worden gebruikt voor vervanging van de verloren gegane of beschadigde goederen.
De onderdelen c en d betreffen een tweetal gevallen waarin de subsidieverhouding tot een einde komt en dus de financiële relaties tussen subsidieverlener en ontvanger moeten worden afgewikkeld. In het kader van die afwikkeling kan dan ook worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming en of daarvoor een vergoedingsplicht moet worden opgelegd. Een vergelijkbare situatie doet zich voor indien de rechtspersoon waar de subsidie aan was verleend, wordt ontbonden (onderdeel e).
De vergoedingsplicht ontstaat vanzelfsprekend slechts indien een causaal verband bestaat tussen de subsidieverlening en de vermogensvorming. Er moet een vermogenstoename hebben plaatsgevonden waarvan vaststaat dat deze niet zou hebben plaatsgevonden indien de subsidie niet zou zijn verleend.
De hoogte van de vergoeding zal, indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, in de bijzondere subsidieregeling moeten worden geregeld. Zij zal uit de aard der zaak niet hoger kunnen zijn dan de vermogenstoename zelf. De Algemene wet bestuursrecht eist echter niet dat steeds een volledige vergoeding wordt verlangd. De raad dan wel het college kan ook volstaan met een gedeeltelijke vergoeding of zelfs geheel van het verlangen van een vergoeding afzien.
Artikel 1.8 Bestemmingsreserves
Zie toelichting bij artikel 1.1
Het subsidieplafond moet zijn vastgesteld door het college.
Artikel 4:25 lid 2 Awb geeft als weigeringsgrond de overschrijding op het subsidieplafond. Daar zit wel een beperking aan. Het bedrag dat voor de verstrekking van een bepaalde subsidie beschikbaar is, is beschikbaar voor een bepaald tijdvak. Wanneer het college niet tijdig op de aanvraag beslist, of het aanvankelijke besluit in bezwaar of beroep gecorrigeerd wordt, kan het voorkomen dat het definitieve besluit pas in een later tijdvak wordt genomen. Het derde lid stelt buiten twijfel dat de aanvrager dan niet de dupe kan worden van het feit dat de definitieve beslissing door toedoen van het bestuur verschoven is naar een later tijdvak, waarin wellicht minder geld beschikbaar is.
Artikel 2.2 Begrotingsvoorbehoud
In veel bestaande subsidieregelingen is getracht de vereisten van rechtszekerheid en begrotingsdiscipline met elkaar te verzoenen door het opnemen van zogenaamde "uitputtingsclausules". Daarin wordt bepaald dat een subsidie kan worden geweigerd of de aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten indien de in de begroting voor de subsidie bestemde middelen zijn uitgeput. Tegen dergelijke clausules bestaat in veel gevallen juridisch geen bezwaar, terwijl zij als gezegd voor de beheersing van de overheidsuitgaven vaak noodzakelijk zijn.
Het begrotingsvoorbehoud biedt de mogelijkheid subsidie te verlenen, terwijl de begroting nog niet is vastgesteld. Opgemerkt zij dat artikel 2.2 er van uitgaat dat de voorwaarde in de subsidiebeschikking zelf wordt opgenomen; dit is een eis van rechtszekerheid.
De voorwaarde geeft het college een (voorwaardelijke) bevoegdheid om op een subsidieverlening terug te komen. Dat is een ingrijpende bevoegdheid. Zolang de voorwaarde bestaat, hangt een financieel zwaard van Damocles boven het hoofd van de subsidieontvanger. Het is daarom een eis van rechtszekerheid dat het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk duidelijk maakt of het op de voorwaarde een beroep zal doen. Daarom is in de Awb bepaald dat de voorwaarde vervalt indien daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep is gedaan. In dat geval geldt de oorspronkelijke subsidieverlening, maar dan zonder voorwaarde. Bij meerjarige subsidies kan het begrotingsvoorbehoud slechts worden ingeroepen met inachtneming van een redelijke termijn.
Artikel 4.1 Algemene weigeringsgrond
Toelichting op artikel 4:25 leden 2 en 3 Awb. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.1 Subsidieplafond
Toelichting op artikel 4:35 Awb
In welke gevallen een subsidie geweigerd kan worden, wordt in het algemeen bepaald door de concrete subsidieregeling. De weigeringsgronden hangen immers nauw samen met aard en doel van de betreffende subsidie. Aan een beperkt aantal weigeringsgronden bestaat echter bij vrijwel iedere subsidie behoefte. Uit oogpunt van harmonisatie van wetgeving is het gewenst deze gronden in de Algemene wet bestuursrecht neer te leggen. Artikel 4:35 voorziet daarin.
De in deze bepaling neergelegde weigeringsgronden zijn aanvullend: zij gelden naast de eventueel in de concrete subsidieregeling neergelegde weigeringsgronden. Dit is in de aanhef van zowel het eerste als het tweede lid tot uitdrukking gebracht door de woorden "in ieder geval".
De gronden die de Awb noemt zijn:
Artikel 6.1 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger
Dit artikel verwijst naar de artt. 4:37 en 4:38 Awb. Hierin zijn verplichtingen opgenomen die door het college in de beschikking aan de subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. Te denken valt aan de aard en omvang van de activiteiten, het voeren van een administratie, gegevensverstrekking voor de vaststelling van de subsidie, verzekeren van risico’s. Met het oog op een doelmatig en rechtmatig subsidiebeleid kan het opleggen van verplichtingen noodzakelijk zijn.
Artikel 6.4 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
In lid 2 wordt verwezen naar artikel 4:71 Awb. Deze bepaling somt een aantal rechtshandelingen op waarvan het verrichten van invloed kan zijn op de aanwending van subsidiegelden, op de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of op de kwaliteit en omvang van de activiteiten. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de subsidieontvanger voor het verrichten van één of meer van deze rechtshandelingen toestemming behoeft van het college.
a het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
b het wijzigen van de statuten;
c het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede bekostigd worden uit subsidiegelden;
d het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
e het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;
f het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
g het vormen van fondsen en reserveringen
h het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;
i het ontbinden van de rechtspersoon;
j het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.
Artikel 7.2 Aan te leveren documenten bij aanvraag subsidievaststelling
De gemeente Baarn vindt de rechtmatige besteding van gemeentelijke middelen bijzonder belangrijk. Echter, kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 6.3 en 8.1). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Het instrument daarvoor is onder andere de accountantscontrole op jaarrekeningen van instellingen die middelen ontvangen van de gemeente. De prijzen van accountantscontroles zijn in de jaren 2013-2020 sterk gestegen. Voor de instellingen in de gemeente Baarn moet de financiële last van de controle in verhouding staan tot de hoogte van het subsidiebedrag. Daarom is gekozen voor de grens van € 500.000.
De verordening is een regeling die de procedure wettelijk voorschrijft. Daar kan niet van worden afgeweken omdat daarmee de rechtmatigheid in het geding komt. Toch zou het kunnen voorkomen dat het college anders wil beslissen dan de verordening toelaat. Om deze ruimte te bieden kent de verordening de zogenaamde hardheidsclausule. Deze geeft het college de wettelijke ruimte om anders dan de verordening voorschrijft te beslissen. Het gaat erom dat toepassing van de artikelen voor de subsidieaanvrager of ‑ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken artikelen te dienen doelen. In die gevallen kan het college afwijken.
Artikel 8.2 Niet doelgebonden verplichtingen ex artikel 4:39 van de Awb
De Awb onderscheid als het ware drie soorten verplichtingen: de standaardverplichtingen (artikel 4:37), de overige doelgebonden verplichtingen (artikel 4:38) en de niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39). De standaardverplichtingen zijn verplichtingen waarvan de wetgever heeft gedacht dat een subsidieverstrekker ze vrijwel altijd zal willen opleggen. Omdat ze zo gebruikelijk zijn, is het toegestaan ze op te leggen bij de subsidieverlening zonder dat de subsidieverordening of -regeling daarover iets bepaalt. Het gaat om verplichtingen met betrekking tot:
a. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;
c. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;
e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;
f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;
g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;
h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.
Naast verplichtingen met betrekking tot de genoemde onderwerpen in artikel 4:37, zegt artikel 4:38 Awb dat ook andere verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, kunnen worden opgelegd. Dit kan echter alleen bij of krachtens wettelijk voorschrift, wanneer het om wettelijke subsidies gaat. Voor zover het gewenst is andere doelgebonden verplichtingen op te leggen dan in de ASV genoemd, moeten deze verplichtingen in de subsidieregelingen worden opgenomen. Een voorbeeld is de verplichting om de activiteiten uit te voeren onder begeleiding van bepaalde deskundigen of gediplomeerden. In geval van buitenwettelijke subsidies, kunnen ook de overige doelgebonden verplichtingen gewoon bij de subsidieverlening worden opgelegd.
Wat betreft de niet-doelgebonden verplichtingen eist de Awb dat deze bij wettelijk voorschrift worden geregeld. Het zijn verplichtingen die erop gericht zijn een ander beleidsdoel te realiseren dan het doel dat het bestuursorgaan met de subsidie voor ogen heeft. De ASV bepaalt dat in Baarn niet-doelgebonden verplichtingen kunnen worden opgelegd die betrekking hebben op gelijke behandeling, toegankelijkheid van de activiteiten voor mensen met een beperking, social return on investment en duurzaamheid.
Artikel 8.4 Overgangsbepalingen
De verordening krijgt werkingskracht nadat de vaststelling van de verordening door de gemeenteraad bekend gemaakt is. Maar dat is per definitie tijdens de lopende subsidieperiode van dat jaar. De lopende procedure zal worden bepaald door de ASV 2015. De nieuwe periode (aanvragen subsidie 2020) zullen worden bepaald door de nieuwe verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-95704.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.