Gewijzigde Subsidieverordening Sociaal Domein gemeente Geertruidenberg 2018

 

De raad van de gemeente Geertruidenberg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 januari 2020

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de gewijzigde Subsidieverordening Sociaal Domein gemeente Geertruidenberg 2018:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. gemeente: gemeente Geertruidenberg;

b. subsidie: een aanspraak op financiële middelen, zoals bedoeld in artikel 4:21, lid 1 van de

Algemene wet bestuursrecht;

c. BCF-subsidie: beleidsgestuurde contractfinanciering. Met de professionele welzijnsinstellingen worden aan de hand van het BCF-offerte model specifieke afspraken gemaakt over de door de instellingen te leveren producten en bijkomende specifieke kosten en resultaatverwachtingen, resulterend in een uitvoeringsovereenkomst, als bijlage op de beschikking tot subsidieverlening.

d. activiteitensubsidie: een subsidie voor de duur van meerdere jaren op grondslag van activiteiten die bijdragen aan het beleid van de gemeente;

e. waarderingssubsidie: een subsidie voor een activiteit of activiteiten die wordt verstrekt om de waardering van de gemeente voor het ondernemen daarvan tot uitdrukking te brengen, zonder dat hieronder een directe bekostigingsgrondslag wordt gelegd of verantwoording over de besteding van de subsidiegelden wordt vereist.;

f. projectsubsidie: een tijdelijke subsidie voor de duur van één tot maximaal drie jaren om startende of eenmalige initiatieven te ondersteunen die met hun activiteiten bijdragen aan het beleid(-doelen)van de gemeente;

g. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Geertruidenberg;

h. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;

i. instelling: een organisatie of groepering van personen, die zich de behartiging van belangen van ideële of materiële aard ten doel stelt of mede ten doel stelt en die de subsidiabele activiteiten zonder winstoogmerk uitvoert;

j. werkprogramma: een uiteenzetting van zoveel mogelijk in meetbare prestaties geformuleerde activiteiten die de instelling in een bepaald jaar biedt, inclusief een begroting;

k. activiteit: verrichtingen die een organisatie ontplooit (1) waaraan iedere inwoner kan deelnemen, (2) welke beoogde doelen passen binnen het gemeentelijk beleid en (3) onderdeel zijn van de reguliere activiteiten en doelgroep van de organisatie.

l. investeringsplan: een plan voor investering in onroerende goederen;

m. gelieerd rechtspersoon: een rechtspersoon die voornamelijk dient ter financiering, ondersteuning of buffer van een door de gemeente gesubsidieerde instelling.

n. egalisatiereserve: Vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatie)kosten op te vangen.

o. bestemmingsreserve: Bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst beoogde specifieke activiteiten te kunnen bekostigen;

p. voorziening: Vermogensbestanddelen die worden gevormd voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en berekenbaar zijn;

q. algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

r. de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

s. Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

t. Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

Artikel 2. Reikwijdte

1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

3. Deze verordening is alleen van toepassing op de volgende beleidsterreinen:

- Maatschappelijke samenhang, ondersteuning en zorg;

- Jeugdbeleid1;

- Kunst, cultuur en erfgoed;

- Toerisme en recreatie;

- Sport;

- Participatie2;

Armoedebeleid.

 

Artikel 3. Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald. Deze regelingen zijn vermeld in het subsidieprogramma Geertruidenberg 2018-2024.

 

Artikel 4. Bevoegdheden, beleidsregels en rapportage

1. De gemeenteraad stelt de gemeentelijke doelen op de in artikel 2 genoemde beleidsterreinen vast;

2. De gemeenteraad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de voor subsidiëring beschikbare budgetten vast.

3. Subsidieverlening geschiedt door het college binnen de onder het eerste en tweede lid

vastgestelde kaders.

4. Het college stelt voor elk van de in artikel 2 genoemde beleidsterreinen nadere regels vast via het vaststellen van het subsidieprogramma, waarin het subsidiebeleid ten aanzien van deze terreinen wordt omschreven. Zij omvatten ten minste een omschrijving van:

a. de subsidiabele activiteiten, producten of prestaties;

b. de grondslag van de subsidiëring;

c. de van toepassing zijnde subsidievorm(en);

5. Het college doet jaarlijks middels een aparte subsidieparagraaf binnen de jaarrekening van de gemeente verslag aan de gemeenteraad ten aanzien van de subsidies in het voorafgaande jaar over:

a. het aantal verleningen;

b. het aantal weigeringen;

c. het aantal wijzigingen;

d. het aantal intrekkingen c.q. terugvorderingen;

e. het aantal vaststellingen;

f. de uitgaven aan subsidies per beleidsterrein zoals genoemd in artikel 2.

6. Het college doet middels een aparte subsidieparagraaf binnen de jaarrekening van de gemeente voor het jaar voorafgaand aan de beëindiging van het merendeel van de subsidiecontracten op een beleidsterrein zoals genoemd in artikel 2 verslag aan de gemeenteraad van de effecten en de doeltreffendheid van de subsidies in de praktijk.

 

Artikel 5. Europees steunkader3

1. Bij subsidieregelingen in het subsidieprogramma waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

2. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

 

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. De gemeenteraad kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling in het subsidieprogramma de wijze van verdeling van de betrokken subsidie. Dit doen zij in ieder geval bij de subsidievormen projectsubsidies en incidentele waarderingssubsidies.

2. De gemeenteraad kan een subsidieplafond verlagen als:

a. het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

b. de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 7. Egalisatiereserve4

1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 75.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt.

2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om toestemming te verlenen voor de vorming van een bestemmingsreserve en wijziging van de bestemming van een bestemmingsreserve. Bij de subsidievaststelling worden de bestemmingsreserves expliciet opgenomen onder vermelding van al dan niet goedkeuring. Daarnaast kan het college een plafond stellen aan de algemene- en bestemmingsreserves en/of –voorzieningen.

4. De hoogte van de bestemmingsreserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de beschikking tot subsidievaststelling.

 

Artikel 8. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren, intrekken of terugvorderen:

a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente, gemeentelijke doelen of haar ingezetenen;

b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

d. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

e. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

f. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

g. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob); ;

h. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

4. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

5. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

 

Artikel 9. Aanvullende weigeringsgronden

1. Een subsidieaanvraag kan door het college worden geweigerd indien:

a. de activiteit niet gericht is op de doelgroep;

b. activiteiten die in grote mate een partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijk karakter hebben;

c. de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

d. de activiteiten niet of onvoldoende bijdragen aan de realisering van met subsidie beoogde beleidsdoelen;

e. de activiteit ten tijde van de indiening van de aanvraag reeds geheel of gedeeltelijk heeft plaatsgevonden;

f. de activiteit een commercieel doel heeft;

g. de activiteit in strijd is met een ander gemeentelijk doel;

h. er al in het betreffende jaar een subsidieaanvraag is gehonoreerd voor deze activiteit of een onderdeel daarvan;

i. er sprake is van een onevenredige verhouding tussen kosten en baten;

j. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken om de kosten van de activiteit te dekken.

k. Het subsidieplafond is bereikt.

 

Hoofdstuk 2 Subsidieprocedure

 

Artikel 10. Meerdere aanvragen

Voor zover de instelling voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een ander bestuursorgaan of een andere partij, doet zij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

 

Artikel 11. Subsidiesoorten

1. Als soorten van subsidie worden onderscheiden:

a. beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF);

b. activiteitensubsidies;

c. waarderingssubsidies, en;

d. projectsubsidies.

2. De voorwaarden waaronder en de vorm waarin met betrekking tot de verschillende subsidiesoorten subsidie wordt verleend zijn opgenomen in het subsidieprogramma 2018-2024 gemeente Geertruidenberg.

 

Artikel 12. Aanvraag

1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders.

Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Indien van toepassing bevat het dekkingsplan een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

4. In het subsidieprogramma kan afgeweken worden van de voorgaande leden.

 

Artikel 13. Rechtspersoonlijkheid

1. BCF- en activiteitensubsidies worden slechts verleend aan organisaties die rechtspersoon zijn.

2. Waarderings- en projectsubsidies kunnen in bijzondere gevallen ook worden verstrekt aan instellingen die geen rechtspersoon zijn en aan natuurlijke personen. In zulke gevallen zal in beginsel verlangd worden dat deze natuurlijke personen een rechtspersoon oprichten.

 

Artikel 14. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

 

Artikel 15. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

 

Hoofdstuk 3 BCF-subsidie

§ 3.1 Aanvraag BCF-subsidie

 

Artikel 16. Aanvraagtermijn

1. De instelling dient de aanvraag van een BCF-subsidie bij het college in vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan de periode waarvoor het subsidie wordt aangevraagd.

2. Het college kan in bijzondere gevallen toestemmen in verlenging van de in lid 1 genoemde aanvraagdatum.

Artikel 17. Bescheiden

1. Naast de in artikel 12 genoemde vereisten bevat de aanvraag van een BCF-subsidie:

a. een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten betreffende de instelling,

betrekking hebbend op het nieuwe boekjaar;

b. een werkprogramma, betrekking hebbend op het nieuwe boekjaar;

c. een ingevuld document BCF- offertemodel zoals uitgegeven door het college;

d. overige door het college bepaalde bescheiden;

2. Het college kan ter zake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

Artikel 18. Aanvullende bescheiden

1. Indien betreffende het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, gaat de aanvraag voorts vergezeld van:

a. een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling en van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

b. het beleidsplan van de instelling voor tenminste het komende jaar;

c. het jaarverslag en de jaarrekening over het voorafgaande jaar, en;

d. overige door het college bepaalde bescheiden.

2. Het college kan gedeeltelijke of algehele vrijstelling verlenen van het bepaalde in het lid 1.

 

Artikel 19. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

1. In de offerte dient gespecificeerd te staan tegen welke prijs de instelling de opdracht van het college zal uitvoeren. Deze prijs dient op basis van een integrale kostprijs inzichtelijk gemaakt te worden, met daarin de variabele kosten van de organisatie en de vaste kosten van de organisatie.

2. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van de in het subsidieprogramma voorgeschreven berekeningswijze.

3. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij het subsidieprogramma voorgeschreven definities.

4. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

 

Artikel 20. Overleg

1. Het college treedt tijdig met de instelling in overleg over de aanvraag van een BCF-subsidie, tenzij het college niet eerder subsidie heeft verstrekt en in redelijkheid vaststaat dat dit overleg niet tot een beschikking tot subsidieverlening zal leiden.

2. De uitkomsten van het overleg, bedoeld in lid 1, worden neergelegd in een verslag.

 

§ 3.2 Verlening BCF-subsidie

 

Artikel 21. Beslissingstermijn BCF-subsidie

1. Het college beslist uiterlijk 1 oktober van het jaar waarin de subsidieaanvraag is ontvangen, op de subsidieaanvraag door middel van het afgeven van een beschikking, onder voorbehoud van vaststelling van de gemeentelijke begroting door de raad.

2. Een BCF-subsidie kan door het college voor één jaar of voor meerdere jaren worden verleend. Daarbij is een jaar gelijk aan het kalenderjaar, tenzij het college akkoord gaat met het bezigen van een andersoortig jaar.

3. Het college kan het nemen van de beslissing, bedoeld in lid 1, uiterlijk acht weken opschorten.

4. Indien niet op een aanvraag om een BCF-subsidie is beslist vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het subsidie is aangevraagd, is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste een derde deel van de bedragen per kalenderjaar zoals vermeld de laatst gegeven beschikking tot subsidieverlening.

 

Artikel 22. Periode subsidieverlening

1. Een BCF-subsidie wordt voor de totale periode van verlening als één geheel beschouwd en kan bij een meerjarige looptijd jaarlijks worden bijgesteld op basis van een jaarlijks vast te stellen indexering voor loonkosten.

2. De indexering wordt vastgesteld op basis van de indexering als gebruikt bij de berekening van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

3. Een BCF-subsidie wordt voor de totale periode van verlening als één geheel beschouwd en kan bij een meerjarige looptijd jaarlijks worden bijgesteld op basis van de geformuleerde beleidsdoelen en behaalde resultaten.

4. Van het rijk ontvangen geoormerkte gelden kunnen in de BCF-subsidie worden opgenomen

 

Artikel 23. Overeenkomst

1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening wordt een privaatrechtelijke

uitvoeringsovereenkomst worden gesloten.

2. Wanneer ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst wordt gesloten, wordt in de beschikking tot subsidieverlening bepaald dat deze genomen is onder de voorwaarde dat een overeenkomst tot stand komt.

3. Tenzij de aard van het subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de instelling verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor het subsidie is verleend. Dit volgens het gestelde in artikel 4:36 lid van de Algemene wet bestuursrecht.

 

§ 3.3 Vaststelling BCF-subsidie

Artikel 24. Aanvraag vaststelling BCF- subsidie

1. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid, sub f, en 4:44 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, legt het college subsidie-ontvangende instellingen de onderstaande verplichtingen op.

2. De ontvanger van een BCF-subsidie dient vóór 1 juli volgend op elk jaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van het subsidie in bij het college betreffende dat jaar, ongeacht of het subsidie al dan niet is verstrekt voor een periode van één jaar of meerdere jaren. In geval het subsidie is verleend voor een andersoortig jaar dan het kalenderjaar, kan het college een andere uiterste datum bepalen voor indiening van deze stukken.

Artikel 25. Bescheiden

1. De aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. een door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten en een toelichting op deze stukken;

b. een accountantsverklaring wanneer het subsidiebedrag groter is dan € 75.000,-, en

c. een activiteitenverslag van de verrichte werkzaamheden en activiteiten, waarin inzicht wordt gegeven in hoeverre de te verrichten activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre met de activiteiten de in het BCF offertemodel gestelde resultaatverwachtingen zijn gerealiseerd, alle betrekking hebbend op het afgelopen boekjaar.

2. De in lid 1, onder a. bedoelde rekening van baten en lasten dient op dezelfde wijze te zijn

ingedeeld als de voor dat boekjaar ingediende begroting.

3. Het college kan met betrekking tot de aanvraag nadere richtlijnen vaststellen, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

4. Het college kan op verzoek van een subsidieontvanger besluiten dat in plaats van een

accountantsverklaring als bedoeld in lid 1, onder b, een verslag van een onafhankelijke kascommissie wordt overgelegd.

5. Het college kan ter zake van het verslag van de kascommissie nadere richtlijnen opstellen.

6. Het college kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van de verplichting tot overlegging van de in de vorige leden genoemde bescheiden

 

Artikel 26. Beslissingstermijn vaststelling BCF-subsidie

Het college beschikt op de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend.

 

Hoofdstuk 4 Activiteitensubsidies

§ 4.1 Aanvraag activiteitensubsidie

Artikel 27. Aanvraagprocedure

1. De instelling dient de aanvraag van een activiteitensubsidie bij het college in vóór 1 mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarvoor het subsidie wordt aangevraagd.

2. Het college kan in bijzondere gevallen toestemmen in verlenging van de in lid 1 genoemde aanvraagtermijn.

 

Artikel 28. Bescheiden

1. Naast de in artikel 12 genoemde vereisten bevat de aanvraag van een activiteitensubsidie:

a. een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten betreffende de instelling,

betrekking hebbend op het nieuwe boekjaar, incl. leden en jeugdleden aantallen per 1 januari van het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

b. een werkprogramma, betrekking hebbend op het nieuwe boekjaar en;

c. overige door het college bepaalde bescheiden.

2. Het college kan ter zake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

3. Het college kan vrijstelling verlenen van onderdelen van het bepaalde in lid 1.

 

Artikel 29. Aanvullende bescheiden

1. Indien betreffende het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, gaat de aanvraag voorts vergezeld van:

a. een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling en van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

b. het beleidsplan van de instelling voor tenminste het komende jaar;

c. het jaarverslag en de jaarrekening over het voorafgaande jaar, en;

d. overige door het college bepaalde bescheiden.

2. Het college kan gedeeltelijke of algehele vrijstelling verlenen van het bepaalde in het lid 1.

 

Artikel 30. Toetsing

1. Indien een activiteitensubsidie reeds voor een periode van meerdere jaren is verstrekt, vindt elk jaar in de subsidieperiode aan het einde van het kalenderjaar een inhoudelijke en financiële toetsing plaats van de besteding van het verstrekte subsidie, waaronder van de activiteiten en prestaties.

2. Een instelling die voor hetzelfde kalenderjaar een (incidentele of structurele) waarderingssubsidie aanvraagt of ontvangt, komt niet in aanmerking voor een activiteitensubsidie en vice versa

§ 4.2 Verlening activiteitensubsidie

Artikel 31. Beslissingstermijn activiteitensubsidie

1. Het college beslist op een aanvraag om een activiteitensubsidie vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan de periode waarvoor het subsidie wordt verleend, onder voorbehoud van vaststelling van de gemeentelijke begroting door de raad.

2. Een activiteitensubsidie kan door het college voor meerdere jaren worden verleend. Daarbij is een jaar gelijk aan het kalenderjaar, tenzij het college akkoord gaat met het bezigen van een andersoortig jaar.

3. Het college kan het nemen van de beslissing, bedoeld in lid 1, uiterlijk acht weken opschorten.

4. Indien niet op een aanvraag om een activiteitensubsidie is beslist vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het subsidie is aangevraagd, is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste een derde deel van de bedragen per kalenderjaar zoals vermeld de laatst gegeven beschikking tot subsidieverlening.

 

Artikel 32. Periode subsidieverlening

1. Een activiteitensubsidie wordt voor de totale periode van verlening als één geheel beschouwd en kan bij een meerjarige looptijd jaarlijks worden bijgesteld op basis van een jaarlijks vast te stellen indexering voor loonkosten.

2. De indexering wordt vastgesteld op basis van de CBS-loonkostenindex van het voorgaande jaar, onder voorbehoud van vaststelling van deze index door de raad van de gemeente Geertruidenberg.

3. Een activiteitensubsidie wordt in principe toegekend voor een periode van 4 jaar. Dit gaat vanaf 2020 in. Activiteitensubsidies worden dan weer in 2024 bijgesteld.

4. Bij wijze van overgangsregeling worden activiteitensubsidies aangevraagd in 2018 toegekend tot en met 2024.

5. Als bij de tweede subsidievaststelling van de periode blijkt dat het ledenaantal ten opzichte van het ledenaantal waarop de beschikking is gebaseerd gestegen dan wel gedaald is met 15% of meer dient de subsidie aanvrager dit expliciet aan te geven. Als de verandering van ledenaantal binnen de 15%-bandbreedte blijft, past de gemeente haar subsidiebedrag op basis van de ledenaantallen voor de subsidieaanvrager niet aan. Indien het verschil meer dan 15% is, zal het subsidiebedrag dienovereenkomstig aangepast worden.

6. Van het rijk ontvangen geoormerkte gelden kunnen in de activiteitensubsidie worden opgenomen.

 

§ 4.3 Vaststelling activiteitensubsidie

Artikel 33. Aanvraag vaststelling activiteitensubsidie

1. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid, sub f, en 4:44 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, legt het college subsidie-ontvangende instellingen de onderstaande verplichtingen op.

2. De ontvanger van een activiteitensubsidie dient vóór 1 mei volgend op elk jaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van het subsidie in bij het college betreffende dat jaar, ongeacht of het subsidie al dan niet is verstrekt voor een periode van meerdere jaren. In geval het subsidie is verleend voor een andersoortig jaar dan het kalenderjaar, kan het college een andere uiterste datum bepalen voor indiening van deze stukken.

Artikel 34. Bescheiden

1. De aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. een door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten en een toelichting op deze stukken;

b. een activiteitenverslag van de verrichte werkzaamheden en activiteiten, waarin inzicht wordt gegeven in hoeverre de te verrichten activiteiten zijn uitgevoerd en of met de activiteiten de gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd, alle betrekking hebbend op

het afgelopen boekjaar.

2. De in lid 1, onder a. bedoelde rekening van baten en lasten dient op dezelfde wijze te zijn

ingedeeld als de voor dat boekjaar ingediende begroting.

3. Het college kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van de verplichting tot overlegging van de in de vorige leden genoemde bescheiden.

4. Het college kan met betrekking tot de aanvraag nadere richtlijnen vaststellen, alsmede modellen vaststellen voor de te overleggen bescheiden.

Artikel 35. Beslissingstermijn vaststelling activiteitensubsidie

1. Het college beslist binnen tien weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

2. Het college kan de beslissing, bedoeld in lid 1, uiterlijk vijf weken opschorten.

 

HOOFDSTUK 5 Waarderingssubsidie

§ 5.1 Aanvraag waarderingssubsidie

 

Artikel 36. Aanvraagprocedure

1. De aanvraag van een waarderingssubsidie dient te worden ingediend bij het college vóór 1 mei voorafgaande aan de periode waarvoor het subsidie wordt aangevraagd.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 dient voor waarderingssubsidie voor activiteiten met een incidenteel karakter de aanvraag bij het college te worden ingediend uiterlijk 18 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd.

3. Het college kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van de in lid 2 bedoelde termijn.

Artikel 37. Bescheiden

1. Naast de in artikel 12 genoemde vereisten bevat de aanvraag van een waarderingssubsidie:

a. een overzicht van de activiteiten waarvoor het gevraagde subsidie zal worden gebruikt alsmede een financiële begroting betreffende die activiteiten, en;

b. een overzicht met ledenaantallen per 1 januari van het aanvraagjaar;

c. overige door het college te bepalen bescheiden.

2. Het college kan ter zake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

3. Het college kan gedeeltelijke vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1.

§ 5.2 Verlening waarderingssubsidie

 

Artikel 38. Beslissingstermijn waarderingssubsidie

1. Het college beslist op een aanvraag om een waarderingssubsidie vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan de periode waarvoor het subsidie wordt gevraagd, onder voorbehoud van vaststelling van de gemeentelijke begroting door de raad.

2. Een waarderingssubsidie wordt door het college voor een periode van één tot vier jaar verleend. Daarbij is een jaar gelijk aan het kalenderjaar, tenzij het college akkoord gaat met het bezigen van een andersoortig jaar.

3. Het college kan het nemen van de beslissing, bedoeld in lid 1, uiterlijk acht weken opschorten.

4. In afwijking van lid 1 beslist het college binnen tien weken op een aanvraag voor een

waarderingssubsidie voor activiteiten met een incidenteel karakter.

 

Artikel 39. Vaststelling waarderingssubsidie

1. De beschikking tot verlening van het waarderingssubsidie is tevens de beschikking tot vaststelling van de subsidie.

2. Het college kan bij de verlening/vaststelling van de waarderingssubsidie het bepaalde in artikel 4 lid 4 buiten beschouwing laten.

3. Een instelling die voor hetzelfde kalenderjaar een waarderingssubsidie aanvraagt of ontvangt, komt niet in aanmerking voor een activiteitensubsidie en vice versa.

4. Een instelling die voor hetzelfde kalenderjaar een structurele waarderingssubsidie aanvraagt of ontvangt, komt niet in aanmerking voor een incidentele waarderingssubsidie.

 

Artikel 40. Periode subsidieverlening

1. Een waarderingssubsidie wordt voor de totale periode van verlening als één geheel beschouwd.

2. Een waarderingssubsidie wordt toegekend voor een periode van 4 jaar. Dit gaat vanaf 2020 in. Waarderingssubsidies worden dan weer in 2024 bijgesteld en dan kan het college overwegen om incidentele waarderingssubsidies om te zetten in structurele waarderingssubsidies.

3. Als bij de tweede subsidievaststelling van de periode blijkt dat het ledenaantal ten opzichte van het ledenaantal waarop de beschikking is gebaseerd gestegen dan wel gedaald is met 15% of meer dient de subsidie aanvrager dit expliciet aan te geven. Als de verandering van ledenaantal binnen de 15%-bandbreedte blijft, past de gemeente haar subsidiebedrag op basis van de ledenaantallen voor de subsidieaanvrager niet aan. Indien het verschil meer dan 15% is, zal het subsidiebedrag dienovereenkomstig aangepast worden.

 

Hoofdstuk 6 Projectsubsidies

§ 6.1 Aanvraag projectsubsidie

 

Artikel 41. Aanvraagtermijn

1. De instelling dient de aanvraag van een projectsubsidie bij het college in uiterlijk 18 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen voorziening waarvoor subsidie wordt gevraagd.

2. Het college kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van de termijn, bedoeld in lid 1.

 

Artikel 42. Bescheiden

1. Naast de in artikel 12 genoemde vereisten bevat de aanvraag van een projectsubsidie:

a. een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten betreffende het project;

b. een beschrijving van de activiteit, de wijze waarop het project bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling van dit subsidieprogramma, een financiële onderbouwing, de doelgroep van de activiteit, de wijze waarop deze doelgroep wordt bereikt, een indicatie van het draagvlak en de duur van het project..

c. indien van toepassing: een afschrift van de oprichtingsakte en van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en;

d. overige door het college te bepalen bescheiden.

2. Het college kan ter zake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

3. Het college kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1, onderdelen a en b.

 

§ 6.2 Verlening projectsubsidie.

 

Artikel 43. Beslissingstermijn projectsubsidie

1. Het college beslist binnen tien weken op een aanvraag om een projectsubsidie.

2. Het college kan de beslissing, bedoeld in lid 1, uiterlijk acht weken opschorten.

 

 

§ 6.3 Vaststelling projectsubsidie

 

Artikel 44. Aanvraag vaststelling projectsubsidie

De ontvanger van een projectsubsidie dient binnen dertien weken nadat het project is

gerealiseerd waarvoor het subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van het subsidie in bij het college.

 

Artikel 45. Bescheiden

1. De aanvraag van een beschikking tot vaststelling van een projectsubsidie gaat vergezeld van een gespecificeerde opgave van de werkelijke kosten met de daarbij behorende bewijsstukken.

2. Daarnaast dienen ten behoeve van de subsidievaststelling gegevens met betrekking tot bereik onder inwoners of doelgroep, behaalde resultaten, methodische aanpak en eventuele samenwerking met andere instellingen en organisaties worden overgelegd.

3. Het college kan aanvullingen formuleren op het gestelde in lid 2.

 

Artikel 46. Beslissingstermijn vaststelling projectsubsidie

1. Het college beslist binnen tien weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

2. Het college kan de beslissing, bedoeld in lid 1, uiterlijk vijf weken opschorten.

 

Artikel 47. Toekenning projectsubsidie

1. Het maximumbedrag dat toegekend kan worden aan een projectsubsidie is € 5.000 per jaar.

2. Aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst. De gemeente heeft een gelimiteerd bedrag voor subsidies gereserveerd en verleent subsidies tot dit bedrag op is.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 48. Hardheidsclausule

1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

2. Door het college kan van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

 

Artikel 49. Slotbepalingen

1. Deze gewijzigde Subsidieverordening Sociaal Domein gemeente Geertruidenberg 2018 treedt in werking op de datum van besluitvorming door de raad, te weten 19 februari 2020.

 

 

Geertruidenberg, 19 februari 2020

De raad van Geertruidenberg,

De griffier, de voorzitter,

Drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere drs. M. Witte

Naar boven