Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Rheden

 

De raad van de gemeente Rheden;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 november 2020;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Rheden.

 

 

ARTIKEL I

De Algemene Plaatselijke Verordening Rheden wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1:3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag te weigeren, zoals ook is aangegeven in artikel 1:8, lid 2 van deze verordening.

 

B

 

Artikel 1:8 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

 

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

 

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

 

C

 

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt als volgt te luiden:

 

HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID, VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU

 

D

 

Het opschrift van afdeling 1 van Hoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

 

E

 

Artikel 2:1 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

 

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

  • is verplicht op bevel van een opsporingsambtenaar van de politie of de gemeente Rheden zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

 

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

 

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

 

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

 

F

 

Artikel 2:1a wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:1a Verblijfs-/gebiedsontzegging

 

  • 1.

    De burgemeester kan -in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid- aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 72 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

 

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

 

  • 3.

    Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen 6 maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

 

  • 4.

    De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

 

G

 

Het opschrift van afdeling 5 van Hoofdstuk 2 komt als volgt te luiden:

 

Afdeling 5 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

H

 

Artikel 2:10a wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2.10a Voorwerpen op of aan de openbare plaats

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte of een andere openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

 

  • 2.

    De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd:

    • a.

      als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg of openbare plaats, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg of openbare plaats;

    • b.

      als het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

 

  • 4.

    De minimale vrije doorgang op openbare plaatsen, voor wat betreft de gedeelten voor voetgangers en rolstoelgebruikers, is 1,50 meter breed waarbij de vrij te houden hoogte minimaal 2,20 meter is.

 

  • 5.

    Het is verboden om een object te plaatsen of te hebben op of nabij een gidslijn en een geleidelijn voor blinden en slechtzienden.

 

I

 

Artikel 2:11, derde lid, komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

 

Aan artikel 2:11 wordt een vierde lid toegevoegd dat als volgt luidt:

 

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Gelderse Wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

 

J

 

Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:12 Maken, gebruiken of veranderen van een uitweg

 

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een uitweg te maken naar een weg, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      van een weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

 

  • 2.

    De vergunning kan worden geweigerd:

    • a.

      ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

    • b.

      als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten.

 

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de vigerende Wegenverordening Gelderland.

 

K

 

Artikel 2:24, eerste lid onder b wordt aangepast met een juiste verwijzing naar de Gemeentewet voor wat betreft het begrip ‘markten’:

 

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

 

L

 

Artikel 2:25, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd, voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2.1, eerste lid, van dat Besluit.

 

M

 

Artikel 2:26 wordt als gewijzigd:

 

Artikel 2:26 Ordeverstoring bij een evenement

 

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

 

  • 2.

    Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.

 

  • 3.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

 

  • 4.

    Het verbod in het derde lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

N

 

Artikel 2:27 wordt ondergebracht onder ‘Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen’ en komt te luiden:

 

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

 

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      openbare inrichting:

      • 1.

        een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;

      • 2.

        elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;

    • b.

      terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt;

    • c.

      exploitant: degene die een openbare inrichting exploiteert;

    • d.

      leidinggevende: de natuurlijke persoon die onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een openbare inrichting.

 

  • 2.

    Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

 

O

 

Artikel 2:28, tweede en derde lid, worden als volgt gewijzigd:

 

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

 

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

    • a.

      de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

      bij de toepassing van dit belang houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie;

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

      voor de reikwijdte van het begrip ‘slecht levensgedrag’ wordt aangesloten bij de criteria en terminologie van (artikel 8 van) de Drank- en Horecawet.

 

P

 

Artikel 2:31 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:31 Verboden gedragingen in een openbare inrichting

 

  • 1.

    Het is verboden in een openbare inrichting:

    • a.

      de orde te verstoren;

    • b.

      zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

    • c.

      op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruikmaken van het terras.

 

  • 2.

    Het is verboden voor een exploitant om een bijeenkomst van een organisatie, die bij rechterlijke uitspraak of bij bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde, te laten houden in een openbare inrichting.

 

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafecht.

 

Q

 

Artikel 2:38b, derde en vijfde lid, worden als volgt gewijzigd:

 

  • 3.

    Het college weigert de vergunning:

    • a.

      als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het kamerverhuurbedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • b.

      als de exploitatie van een kamerverhuurbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

    • c.

      als de exploitatie naar zijn oordeel in strijd is met de, op de woonvisie gebaseerde afwegingskaders voor initiatieven woonzorgcombinaties en huisvesting arbeidsmigranten.

 

  • 5.

    Geen vergunning is vereist voor woonruimtes die deel uitmaken van een seniorencomplex, herstelinrichtingen en verzorgingstehuizen of daarmee naar hun aard vergelijk te stellen woonvormen, zolang deze worden verhuurd overeenkomstig de specifieke functies van de in dit lid bedoelde woonvormen.

    Voor de door zorgaanbieders geboden of te bieden huisvesting (verhuur van kamers) en begeleiding aan zorgcliënten, is de verplichting van een exploitatievergunning wel van toepassing.

 

R

 

Na artikel 2:48 wordt het nieuwe artikel 2:48a ingevoegd, dat als volgt luidt:

 

Artikel 2:48a Lachgasverbod

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

 

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

 

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

 

S

 

Na artikel 2:50 wordt het nieuwe artikel 2:50a ingevoegd, dat als volgt luidt:

 

Artikel 2:250a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

 

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

 

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafecht.

 

T

 

Artikel 2:51 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen, scooters, bromfietsen en dergelijke

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats een fiets, een scooter, een bromfiets en dergelijke te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek als:

    • a.

      dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;

    • b.

      daardoor die ingang versperd wordt.

 

  • 2.

    Het is verboden op het trottoir een fiets, scooter, bromfiets en dergelijke zodanig te plaatsen of te hebben dat daardoor de doorgang wordt gehinderd of belemmerd voor voetgangers en rolstoelgebruikers en overige mindervaliden.

 

  • 3.

    Het is verboden op of nabij een gidslijn en geleidelijn voor blinden en slechtzienden een fiets, scooter, bromfiets en dergelijke te plaatsen of te laten staan.

 

U

 

Het opschrift van hoofdstuk 4, afdeling 1 komt te luiden:

 

Afdeling 1 Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

 

V

 

De begripsbepalingen in artikel 4:1 onder b, f en g worden als volgt gewijzigd:

 

  • b.

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Besluit;

 

  • f.

    gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Besluit;

 

  • g.

    gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit;

 

W

 

Artikel 4:2, eerste, tweede en achtste lid, worden als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

 

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

 

  • 8.

    Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, moet het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening, uiterlijk worden beëindigd:

    • a.

      op dinsdag tot en met donderdag om 01.00 uur;

    • b.

      op vrijdag, zaterdag en zondag om 02.00 uur;

    • c.

      op zondagavond om 23.00 uur.

 

X

 

Artikel 4.3, eerste, zevende en achtste lid, worden als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan op maximaal acht dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste drie weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

 

  • 7.

    De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

    Deze geluidsnorm geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

 

  • 8.

    Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, moet het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening, uiterlijk worden beëindigd:

    • a.

      op dinsdag tot en met donderdag om 01.00 uur;

    • b.

      op vrijdag, zaterdag en zondag om 02.00 uur;

    • c.

      op zondagavond om 23.00 uur.

 

Y

 

Artikel 4:6, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Provinciale Milieuverordening Gelderland.

Z

 

Artikel 4:9a wordt ingevoegd, dat als volgt luidt:

 

Artikel 4:9a Verbod oplaten ballonnen

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats, tijdens vergunningplichtige evenementen en meldingsplichtige kleine evenementen en tijdens overige openbare samenkomsten en vermakelijkheden één of meer ballonnen op te laten.

 

  • 2.

    Onder een ballon, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan:

    • a.

      een ballon, van welk materiaal dan ook, die door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of enig ander gas dat lichter dan lucht is, wordt opgelaten in de buitenlucht, zonder dat deze op enige wijze met het aardoppervlak verbonden is.

    • b.

      in ieder geval een biologisch afbreekbare ballon, herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, alle wensballonnen, papierballon en geluksballon of elk ander daarmee vergelijkbaar voorwerp.

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      luchtvaartuigen als bedoeld in de Wet luchtvaart;

    • b.

      ballonnen waarbij de richting en/of hoogte door menselijk ingrijpen wordt bepaald;

    • c.

      ballonnen die noodzakelijk zijn voor meteorologische of andere wetenschappelijke waarnemingen.

 

AA

 

Artikel 4:9b wordt ingevoegd, dat als volgt luidt:

 

Artikel 4:9b Verbod verspreiden confetti en serpentines

 

Het is verboden op een openbare plaats, tijdens vergunningplichtige evenementen en meldingsplichtige kleine evenementen en tijdens overige openbare samenkomsten en vermakelijkheden confetti en serpentines, van een ander materiaal dan afbreekbaar papier, te verspreiden.

 

AB

 

In het opschrift van hoofdstuk 5, afdeling 1, wordt na ‘Parkeerexcessen ingevoegd:

en stopverbod

 

AC

 

Artikel 5:6 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

 

  • 1.

    Het is verboden een kampeerwagen, woonwagen, caravan, camper, keetwagen, magazijnwagen, aanhanger of een ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel voor andere dan verkeersdoeleinden is bedoeld of bestemd en/of wordt gebruikt:

    • a.

      langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op de weg, met een maximum van zes dagen per maand;

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente dan wel de verkeersveiligheid in gevaar brengt.

 

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

 

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Gelderse Wegenverordening of de Omgevingsverordening Gelderland.

 

AD

 

Artikel 5.8 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

 

  • 1.

    Het is de eigenaar, houder of bestuurder van een voertuig, dat met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, verboden dit voertuig te parkeren op een weg gelegen binnen de bebouwde kom.

 

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing:

    • a.

      op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 uur tot 19.00 uur;

    • b.

      voor de in de bebouwde kom van Dieren gelegen parkeerplaats aan de Admiraal Helfrichlaan nabij sportpark ‘Het Nieuwland’;

    • c.

      voor de in de bebouwde kom van Rheden gelegen industrieterrein aan de Pinkelseweg;

    • d.

      vervallen;

    • e.

      voor de in de bebouwde kom van Spankeren gelegen industrieterreinen Kanaal I en II;

    • f.

      voor de in de bebouwde kom van Velp gelegen parkeerplaats aan de President Kennedylaan nabij ziekenhuis Velp;

    • g.

      op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

 

  • 3.

    Het college kan van het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

 

  • 4.

    Het college kan plaatsen aanwijzen (en aanwijzingen opheffen) waar het verbod, zoals gesteld in het eerste lid, niet van toepassing is.

 

AE

 

Artikel 5:10 komt te luiden:

 

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

 

  • 1.

    Het is verboden een voertuig te parkeren of te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

 

AF

 

Artikel 5:12 komt te luiden:

 

Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen

 

  • 1.

    Het is verboden om fietsen of bromfietsen, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, in door het college aangewezen gebieden buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

 

  • 2.

    Het is verboden om fietsen of bromfietsen in door het college aangewezen gebieden langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.

 

  • 3.

    Het is verboden om fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan.

 

AG

 

Artikel 5:14, tweede lid, onder b wordt aangepast met een juiste verwijzing naar de Gemeentewet voor wat betreft het begrip ‘markten’:

 

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid, aanhef en onder g van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;

 

AH

 

Artikel 5:17, tweede lid, onder a wordt aangepast met een juiste verwijzing naar de Gemeentewet voor wat betreft het begrip ‘markt’:

 

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160 eerste lid, aanhef en onder g van de Gemeentewet;

 

AI

 

Artikel komt te luiden:

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

 

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

 

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:

    • a.

      de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

    • b.

      een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met dringende reden van algemeen belang.

 

AJ

 

Artikel 5:22, tweede lid, onder a wordt aangepast met een juiste verwijzing naar de Gemeentewet voor wat betreft het begrip ‘markt’:

 

  • 2.

    Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    • a.

      een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160 eerste lid, aanhef en onder g van de Gemeentewet;

 

AK

 

Artikel 5:32 komt te luiden:

 

Artikel 5:32 Crossterreinen

 

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

 

AL

 

Artikel 6:1 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

 

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie:

    • -

      artikel 2:1;

    • -

      artikel 2:26, derde lid;

    • -

      artikel 2:31, tweede lid;

    • -

      artikel 2:34b tot en met 2:34e;

    • -

      artikel 2:47 tot en met 2:52;

    • -

      artikel 2:62;

    • -

      artikel 3:4;

    • -

      artikel 3:6;

    • -

      artikel 3:8 tot en met 3:11;

    • -

      artikel 4:6.

 

  • 2.

    Overtreding van het bij of krachtens andere dan de in het eerste lid genoemde artikelen en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

 

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10a, 2:11, 2:12 en 4:11.

 

ARTIKEL II Slotbepalingen

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van datum bekendmaking.

 

De Steeg, 15 december 2020

 

De raad voornoemd,

 

voorzitter.

 

griffier.

 

Naar boven