Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Altena houdende regels omtrent water, land, recreatie en natuur in de Biesbosch (Biesboschverordening Altena 2021)

De raad van de gemeente Altena;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op de artikelen 149 en 154 Gemeentewet;

 

besluit:

 

Vast te stellen de hierna volgende:

 

Algemene Verordening houdende regels ten aanzien van water, land, recreatie en natuur in de Biesbosch Altena 2021

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanlegplaats: een door mensen gemaakte constructie dan wel een als zodanig gemarkeerde plaats gelegen in een vaarweg, bedoeld voor het ligplaats nemen met vaartuigen, niet zijnde woonboten, voor een bepaalde periode;

  • b.

    bedrijfsvaartuig: elk vaartuig, waarin of waarop uitsluitend of hoofdzakelijk een beroep, bedrijf of dienst wordt uitgeoefend dan wel dat door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd of geschikt is om daarin een beroep, bedrijf of dienst uit te oefenen;

  • c.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    het gehele gebied: de gebieden van de gemeenten Altena, Dordrecht en Drimmelen samen, zoals weergegeven in bijlage A.

  • f.

    jachthaven: de door het college aangewezen havens;

  • g.

    kampeermiddelen: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • h.

    ligplaatsconcentraties: een gedeelte van het openbaar water, geen jachthaven zijnde, dat door het college geschikt wordt geacht om ligplaats in te nemen;

  • i.

    ligplaats nemen: ankeren en meren;

  • j.

    oever: het stuk land, direct grenzend aan het water, tot een afstand van tien meter landinwaarts, te rekenen vanaf de watergrens;

  • k.

    openbaar terrein: elk terrein dat - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijk is en dat ligt in het rechtsgebied;

  • l.

    openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • m.

    openbare wateren: Alle wateren die - al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn en die liggen in het rechtsgebied;

  • n.

    open boot: een vaartuig zonder stuurhut, zonder slaaphut en zonder kajuit met een maximale lengte van 8 meter. Een overkapping tot maximaal 1/3 van de totale lengte van het vaartuig, mits niet afsluitbaar, is toegestaan;

  • o.

    parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • p.

    passagiersschip: een vaartuig dat is gebouwd of bestemd dan wel geschikt is of gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig vervoeren van personen;

  • q.

    pleziervaartuig: elk vaartuig, niet zijnde een woonboot, passagiersschip, binnenvaartschip of bedrijfsvaartuig;

  • r.

    rechtsgebied: het gebied als aangegeven in bijlage A, voor zover gelegen binnen de gemeente Altena;

  • s.

    rietkraag: een van een water of oever deel uitmakende oppervlakte van ten minste één m2, welke is begroeid met riet, biezen, lisdodden en/of helofyten en alle land, water of moeras binnen twee meter afstand hiervan;

  • t.

    standplaats: de al dan niet vaste op een openbare en in de openlucht gelegen plaats, van waaruit goederen dan wel diensten te koop worden aangeboden, verkocht of afgeleverd, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel en waarbij de aanbieder in afwachting van klanten op die plaats al dan niet tijdelijk – stilstaat, niet zijnde een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

  • u.

    vaartuig: elk voorwerp dat bestemd, ingericht is of gebruikt wordt voor het vervoer over water, van personen en/of goederen, danwel een drijvend werktuig of woonboot, alsmede:

    • vaartuigen die tijdelijk of blijvend de mogelijkheid en/of geschiktheid om te varen of te drijven hebben verloren;

    • vaartuigen die in aanbouw zijn en casco’s;

    • wrakken;

  • v.

    vaartuigwrak: een vaartuig dat vaartechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert, alsmede omvangrijke samenstellende delen van vaartuigen die in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeren;

  • w.

    venten: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis, niet zijnde:

    • het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten;

    • Te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 34;

  • x.

    voertuigen: alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1, onder z en al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • y.

    voertuigwrak: een voertuig of chassis dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert;

  • z.

    weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • aa.

    woonboot: elk vaartuig dat in hoofdzaak of uitsluitend dient of kan dienen tot woon- of nachtverblijf van één of meer personen.

Artikel 2 Doel, reikwijdte en afbakening van de verordening

  • 1.

    Deze verordening heeft tot doel het stellen van regels voor het gebruik van land en water binnen het rechtsgebied, zowel ter bescherming van de natuurwaarden, ter bewaring van het landschappelijk karakter als vanwege de zorg voor het recreatief gebruik.

  • 2.

    Deze verordening is van kracht binnen het rechtsgebied.

  • 3.

    Deze verordening is niet van toepassing op de rivier de Bergsche Maas en de Nieuwe Merwede.

  • 4.

    Indien bepalingen in deze verordening hetzelfde onderwerp regelen als bepalingen in overige verordeningen van de gemeente, blijven de bepalingen uit die overige verordeningen buiten werking, tenzij in deze verordening anders is aangegeven.

Hoofdstuk 2 Water en Oevers

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 3 Normadressaat

  • 1.

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de kapitein, de schipper of de bestuurder verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Bij afwezigheid van een kapitein, een schipper of een bestuurder is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 3.

    Bij afwezigheid van een exploitant, is de gebruiker, geen exploitant zijnde, verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 4.

    Bij afwezigheid van een gebruiker, geen exploitant zijnde, is de eigenaar verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 4 Jachthavens

Het college wijst de jachthavens aan in het rechtsgebied.

Paragraaf 2 Verbodsbepalingen

Artikel 5 Ligplaatsen

  • 1.

    Behoudens een ontheffing van het college is het verboden in de openbare wateren:

    • a.

      met enig vaartuig langer dan drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats ligplaats te hebben;

    • b.

      met een vaartuig binnen vijf dagen nadat het is verplaatst op dezelfde plaats opnieuw een ligplaats in te nemen;

    • c.

      langer dan drie achtereenvolgende uren ligplaats in te nemen met een vaartuig aan de aanlegplaats aan de aanlegplaats bij het Biesboschmuseum te Werkendam;

    • d.

      langer dan 12 uur ligplaats te nemen aan een aanlegplaats met een elektrisch oplaadpunt;

    • e.

      met een vaartuig, langer dan 20 meter, binnen een afstand van 100 meter ligplaats in te nemen aan een voor de recreatie ingericht gedeelte van de oever, stranden en aanlegvoorzieningen, waarbij de afstand gemeten wordt vanaf de kant van het schip dat het dichtst bij het voor de recreatie ingerichte deel van de oever of de aanlegvoorziening ligt.

    • f.

      als eigenaar of rechthebbende van een water of oevers toe te laten dat op dat water of aan die oever in strijd met de bepalingen in deze verordening ligplaats wordt ingenomen met een vaartuig.

  • 2.

    Een vaartuig wordt geacht gedurende drie achtereenvolgende dagen op dezelfde plaats ligplaats te hebben ingenomen, indien dat vaartuig op die ligplaats of binnen een afstand van 500 meter hemelsbreed daarvandaan, wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van de drie dagen en op enig tijdstip van de derde van die drie dagen.

  • 3.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar het niet is toegestaan om ligplaats in te nemen.

Artikel 6 Onbemand achterlaten van boten

  • 1.

    Het is verboden om vaartuigen langer dan acht achtereenvolgende uren onbemand te laten liggen in het water en op de oever.

  • 2.

    Een vaartuig wordt geacht gedurende acht achtereenvolgende uren onbemand te zijn, indien dat vaartuig gedurende acht opeenvolgende uren op tenminste vier tijdstippen met tussenpozen van tenminste twee uren onbemand is aangetroffen.

  • 3.

    Het is de eigenaar of rechthebbende van een water of oever verboden toe te laten dat op dat water of die oever een vaartuig langer dan acht achtereenvolgende uren onbemand wordt achtergelaten.

Artikel 7 Uitzonderingen

De in de artikelen 5 en 6 vervatte verboden zijn niet van toepassing op:

  • a.

    vaartuigen in jachthavens;

  • b.

    vaartuigen aan werven, voor zover dat noodzakelijk is voor de korte termijn uit te voeren werkzaamheden en voor zolang de werkzaamheden duren;

  • c.

    de aan de gemeenten Altena, Dordrecht en Drimmelen en Staatsbosbeheer toebehorende vaartuigen;

  • d.

    de aan Evides toebehorende vaartuigen;

  • e.

    vaartuigen afgemeerd aan een erf, mits het vaartuig eigendom is van de rechtmatige bezitter van het erf;

  • f.

    vaartuigen voor muskusrattenbestrijders;

  • g.

    vaartuigen voor wetenschappelijk onderzoek door daartoe bevoegde personen of instanties, mits hiervan minimaal 48 uur van tevoren melding is gedaan bij het college;

  • h.

    vaartuigen van toezichthoudende instanties en hulpdiensten;

  • i.

    vaartuigen die worden gebruikt voor het verrichten van onderhoud aan watergangen of oevers door of namens daartoe bevoegde instanties of personen;

  • j.

    vaartuigen die ligplaats hebben op een bedrijfsterrein of in een constructie- of opslagruimte.

Artikel 8 Ligplaatsconcentraties

  • 1.

    Het college kan locaties voor ligplaatsconcentraties aanwijzen.

  • 2.

    Het is zonder ontheffing van het college verboden ligplaats te nemen aan een ligplaatsconcentratie.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde ontheffing wordt verleend per kalenderjaar en wordt uitsluitend verleend voor open boten en pleziervaartuigen.

Artikel 9 Rietkragen

  • 1.

    Het is verboden met een vaartuig:

    • a.

      te varen binnen 1 meter vanaf de buitenste rand van een rietkraag;

    • b.

      ligplaats te nemen binnen 1 meter vanaf de buitenste rand van een rietkraag;

    • c.

      op enigerlei wijze schade toe te brengen aan een rietkraag.

  • 2.

    Het is de eigenaar of rechthebbende van een water of oever verboden toe te laten dat een vaartuig vaart door, ligplaats heeft in of op enigerlei wijze schade veroorzaakt aan een rietkraag.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op het verrichten van onderhoud aan watergangen of oevers door daartoe bevoegde instanties of eigenaren van water en oevers en op vaartuigen voor wetenschappelijk onderzoek door daartoe bevoegde personen of instanties mits deze minimaal 48 uur van tevoren melding hebben gedaan bij het college en op hulpdiensten en overheidsorganisaties.

Artikel 10 Woonboten

Het is verboden met een woonboot in het rechtsgebied ligplaats te nemen of te hebben met uitzondering van woonboten bestemd voor bedrijfsvoering ten dienste van Staatsbosbeheer, de gemeenten Altena, Dordrecht en Drimmelen of voor hun taken.

Artikel 11 Handel te water

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      in het rechtsgebied met, door of via een vaartuig handel te drijven of koopwaar aan te bieden;

    • b.

      in het rechtsgebied ligplaats te hebben met een vaartuig dat geschikt of bestemd is voor de uitoefening van handel of als zodanig in gebruik is;

    • c.

      als eigenaar of rechthebbende van een water of oever toe te laten dat met een vaartuig handel wordt gedreven of koopwaar wordt aangeboden of ligplaats wordt genomen met een vaartuig dat geschikt of bestemd is voor de uitoefening van handel of als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor vaartuigen die ligplaats hebben in een jachthaven.

Artikel 12 Rondvaarten

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college zich met een passagiersschip in het rechtsgebied te bevinden.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt per kalenderjaar verleend aan een eigenaar of exploitant van een of meerdere passagiersschepen, per passagiersschip.

  • 3.

    Het college stelt in samenspraak met de colleges van de gemeenten Drimmelen en Dordrecht voor het gehele gebied het maximum aantal passagiersschepen vast waarvoor door 1 of meer college(s) van Altena, Dordrecht en/of Drimmelen vergunning kan worden verleend.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent:

    • a.

      de wijze waarop en de criteria op basis waarvan het maximaal aantal beschikbare vergunningen zal worden verdeeld over de bedrijven die voor een of meerdere vergunningen in aanmerking wensen te komen.

    • b.

      de criteria waaraan een passagiersschip moet voldoen om onderwerp van een vergunning te kunnen zijn;

    • c.

      de criteria waaraan een eigenaar of exploitant moet voldoen om voor een vergunning in aanmerking te komen;

    • d.

      de periode waarin rondvaarten mogen worden uitgevoerd;

    • e.

      het aantal rondvaarten dat per dag, per maand en per periode of per gedeelte van een periode mag worden uitgevoerd;

    • f.

      overige aspecten die van invloed zijn of kunnen zijn op de bescherming van de natuur- en recreatiewaarden van het rechtsgebied, de veiligheid van de bemanning en de passagiers en op de veiligheid op het water.

  • 5.

    Het college kan in specifieke gevallen ontheffing verlenen voor de perioden die het college in nadere regels niet heeft aangewezen als perioden waarin rondvaarten mogen worden uitgevoerd

  • 6.

    Het college stelt, desgewenst per periode of per gedeelte van een periode, vast welke wateren gebruikt mogen worden voor het uitvoeren van rondvaarten binnen het rechtsgebied. Het college kan daarbij onderscheid maken tussen passagiersschepen met verschillende afmetingen.

  • 7.

    Het college kan - onverminderd het bepaalde in artikel 42, lid 3 en artikel 44, lid 1,- voorwaarden en voorschriften verbinden aan de vergunning ter bescherming van de recreatiewaarden van het rechtsgebied, de veiligheid van de bemanning en de passagiers en van de veiligheid op het water.

  • 8.

    De in het eerste lid bedoelde vergunning is gebonden aan het passagiersschip waarvoor hij wordt afgegeven.

Artikel 13 (Proef)draaien van motoren

  • 1.

    Het is verboden van vaartuigen de motor of motoren te laten draaien of proefdraaien met ingeschakelde schroef of schroeven op een zodanige wijze dat dit aanleiding kan geven tot stank- of geluidsoverlast in het rechtsgebied en voor de bezoekers, recreanten of andere gebruikers van het rechtsgebied.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt eveneens voor het laten draaien van motoren voor het opwekken van elektriciteit, tenzij het noodzakelijk is voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek door daartoe bevoegde instanties of personen.

Artikel 14 Repareren en bouwen van vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden reparaties en onderhoudswerkzaamheden aan vaartuigen uit te voeren of te laten uitvoeren dan wel vaartuigen te bouwen of af te bouwen, met uitzondering van jachthavens en daarvoor bestemde en ingerichte plaatsen en op of aan het eigen erf.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van direct noodzakelijke reparaties in het geval van storingen of motorische defecten, met het doel om een jachthaven te kunnen bereiken.

Artikel 15 Algemeen vaarverbod

  • 1.

    Het is verboden zich met een vaartuig in de wateren te bevinden die door het college daarvoor zijn aangewezen in verband met de bescherming van natuurwaarden.

  • 2.

    Het college kan een tijdelijk vaarverbod instellen ter bescherming van natuurwaarden.

  • 3.

    Het is verboden zich met een vaartuig waarvan de motor die zich in of aan dat vaartuig bevindt in werking is, in de wateren te bevinden die door het college daarvoor zijn aangewezen in verband met de bescherming van natuurwaarden.

  • 4.

    Het college kan wateren aanwijzen waarin het verboden is zich met een vaartuig te bevinden tussen zonsondergang en zonsopgang.

  • 5.

    De verboden, bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, zijn niet van toepassing op:

    • a.

      bedrijfsvaartuigen, voorzover deze zich daar moeten bevinden voor het uitvoeren van onderhoud;

    • b.

      vaartuigen van hulpdiensten en toezichthouders, voorzover deze zich daar moeten bevinden voor de uitoefening van hun beroep;

    • c.

      vaartuigen van degenen die hun vaste woon- en verblijfplaats hebben aan een in het eerste of tweede lid genoemde of bedoelde water, voor het varen met dat vaartuig over de kortst mogelijke geschikte route van en naar hun woning;

    • d.

      open boten van degenen die een aantoonbaar vis- of jachtrecht hebben in of op een in het eerste of tweede lid bedoelde water, voor het varen met die open boot in dat water;

    • e.

      vaartuigen voor wetenschappelijk onderzoek door of namens daartoe bevoegde instanties of personen dan wel vaartuigen die in opdracht van de gemeenten Altena, Dordrecht en/of Drimmelen of Staatsbosbeheer inventarisaties uitvoeren,

Artikel 16 Verontreiniging en beschadiging

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      een oever, waterbodem, -talud, steiger of ander werk in openbare wateren te verontreinigen of te beschadigen;

    • b.

      de voortstuwingsinstallatie van een afgemeerd vaartuig te laten werken, anders dan bij onmiddellijk afvaren of aanleggen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op het verrichten van onderhoud aan watergangen of oevers door daartoe bevoegde instanties, met uitzondering van het verbod op verontreiniging van de oever.

  • 3.

    Het in het eerste lid onder b bedoelde verbod geldt eveneens voor het laten draaien van motoren voor het opwekken van elektriciteit, tenzij het noodzakelijk is voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek door daartoe bevoegde instanties of personen.

Artikel 17 Voorzieningen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college in de wateren in het rechtsgebied een voorziening, van welke aard ook, te maken of te wijzigen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college in de wateren in het rechtsgebied boezemland door te graven, terreinen op te hogen, wateren geheel of gedeeltelijk te dempen of fysiek af te sluiten van open water, te verondiepen dan wel oevers aan te plempen.

  • 3.

    Het is de eigenaar of rechthebbende van een water of oever in het rechtsgebied verboden de in het eerste en tweede lid bedoelde werken en activiteiten toe te laten op de wateren of oevers.

  • 4.

    Onverminderd het in het eerste lid vervatte verbod is het een agrarisch productiebedrijf toegestaan om per bedrijf ten hoogste drie voor agrarische doeleinden te gebruiken aanleggelegenheden te maken en te hebben. Deze aanleggelegenheden moeten in goede staat van onderhoud worden gehouden.

Artikel 18 Veiligheid op het water

  • 1.

    Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening.

Artikel 19 Veiligheid op het ijs

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      voor het publiek toegankelijke ijsvlakten in het rechtsgebied te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige ander wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;

    • b.

      bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten, te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.

  • 2.

    Een ieder is verplicht onmiddellijk het ijs te verlaten wanneer hem dit, ter voorkoming van gevaar voor personen of goederen, door de met toezicht belaste ambtenaren wordt bevolen.

Artikel 20 Overlast aan vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2.

    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

Artikel 21 Verbod vaartuigwrakken

  • 1.

    Het is verboden een vaartuigwrak in het openbaar water te plaatsen of te hebben.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of de Wrakkenwet.

Hoofdstuk 3 Land

 

Paragraaf 1 Verbodsbepalingen in verband met de bescherming van het Landschap en het natuurschoon

Artikel 22 Verontreiniging

Voor zover in het geregelde onderwerp niet wordt voorzien door andere wetgeving, is het verboden in het rechtsgebied:

  • a.

    afval of resten van levensmiddelen, papier, blikken, flessen of andere materialen te werpen, neer te leggen, of achter te laten, anders dan in de kennelijk daartoe bestemde inrichtingen;

  • b.

    zich van oliën, chemicaliën of andere stoffen, welke tot vervuiling- van land, water of lucht aanleiding kunnen geven, dan wel schadelijk moeten worden geacht voor het publiek of voor flora en fauna, te ontdoen anders dan in de kennelijk daartoe bestemde inrichtingen.

Artikel 23 Plakken en kladden

Het is verboden een openbare plaats en onroerende zaken te beplakken, bekrassen of te bekladden.

Artikel 24 Handelsreclame en opschriften

  • 1.

    Het is verboden in de landelijke gebieden, waar de openheid als kwaliteit bescherming behoeft, opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, kennelijk voor reclame- of promotiedoeleinden gebezigde objecten, constructies ten behoeve daarvan, of kennelijk voor reclame- of promotiedoeleinden gebezigde transportmiddelen te plaatsen of te doen plaatsen, welke zichtbaar zijn vanaf een openbare weg, een openbaar vaarwater, een spoorweg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats.

  • 2.

    Het is de eigenaar, andere zakelijk gerechtigde of gebruiker van enige onroerende zaak in de in het eerste lid bedoelde gebieden, verboden deze zaak geheel of ten dele, al dan niet door middel van enige daarop aanwezige roerende zaak aan te wenden of de aanwending daarvan te gedogen voor opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, kennelijk voor reclame- of promotiedoeleinden gebezigde objecten, constructies ten behoeve daarvan, of kennelijk voor reclame- of promotiedoeleinden gebezigde transportmiddelen, welke zichtbaar zijn vanaf een openbare weg, een openbaar vaarwater, een spoorweg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats.

Artikel 25 Uitzonderingen

  • 1.

    Het in artikel 24 vervatte verbod is – mits geen knipperende of bewegende verlichting en ook geen bewegende onderdelen zijn aangebracht – niet van toepassing:

    • a.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke zijn aangebracht ter voldoening aan een wettelijke verplichting, mits de wettelijk voorgeschreven maten niet worden overschreden of, indien geen maten zijn voorgeschreven, die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen grotere afmeting in horizontale of verticale richting dan 1,00 meter, waarbij een bord waarop of een kader waarbinnen het opschrift, de aankondiging of de afbeelding is aangebracht, wordt meegerekend bij de bepaling van die oppervlakte en die afmeting, mits de bovenkant van het opschrift, de aankondiging of de afbeelding dan wel de constructie ten behoeve daarvan niet hoger is dan 2,00 meter boven het maaiveld;

    • b.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke door of in opdracht van de overheid zijn aangebracht ingevolge een wettelijk toegekende bevoegdheid, mits de wettelijk voorgeschreven maten niet worden overschreden of, indien geen maten zijn voorgeschreven, die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen grotere afmeting in horizontale of verticale richting dan 1,00 meter, waarbij een bord waarop of een kader waarbinnen het opschrift, de aankondiging of de afbeelding is aangebracht, wordt meegerekend bij de bepaling van die oppervlakte en die afmeting;

    • c.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke zijn aangebracht op wegwijzers die in opdracht van een wegbeheerder zijn geplaatst of op borden van een uniform bewegwijzeringsysteem waaraan de overheid deelneemt;

    • d.

      op opschriften aankondigingen en afbeeldingen, welke betrekking hebben op een campagne ten behoeve van de verkeersveiligheid, mits die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen geen handelsreclame bevatten en geen grotere oppervlakte hebben dan 6,00 m2 en geen grotere afmeting in horizontale of verticale richting dan 3,00 meter, waarbij een bord waarop of een kader waarbinnen het opschrift, de aankondiging of de afbeelding is aangebracht, wordt meegerekend bij de bepaling van die oppervlakte en die afmeting;

    • e.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke met schriftelijke toestemming van een openbaar vervoersbedrijf zijn aangebracht aan een wachtruimte of in een voor reclame bestemde houder op een halteplaats van het openbaar vervoer;

    • f.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke educatieve informatie verschaffen over het landschap, de natuur, de geografie, de cultuurhistorie, de monumenten, de archeologie, de landbouw of de recreatie in het gebied waarin zij zijn aangebracht, mits die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen geen handelsreclame bevatten,

      • -

        bij bosschages, de gevel van een gebouw, de ingang van een terrein of op een parkeerterrein verticaal zijn geplaatst, de constructie ten behoeve daarvan een in het landschap passende donkerbruine of donkergroene kleur heeft en niet breder dan 2,00 meter en niet hoger dan 2,50 meter boven het maaiveld is en het opschrift, de aankondiging of de afbeelding die afmetingen niet overschrijdt;

      • -

        in een open terrein horizontaal zijn geplaatst, de constructie ten behoeve daarvan een in het landschap passende donkerbruine of donkergroene kleur heeft en niet hoger dan 1,00 meter boven het maaiveld is, het horizontale deel van die constructie geen grotere oppervlakte heeft dan 0,80 m2 en het opschrift, de aankondiging of de afbeelding die afmetingen niet overschrijdt;

    • g.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen ter aanduiding van door of vanwege de overheid beheerde openbare voorzieningen, mits de bovenkant van het opschrift, de aankondiging of de afbeelding dan wel de constructie ten behoeve daarvan niet hoger is dan 2,00 meter boven het maaiveld;

    • h.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, waardoor de weg wordt gewezen naar een in de nabijheid of in de omgeving uitgeoefend(e) beroep, bedrijf of dienst en waarvan het model is vastgesteld door de ANWB, of, indien zij zijn geplaatst langs een weg in beheer bij het Rijk, in de Richtlijn bewegwijzering, mits zij zijn geplaatst op de door de wegbeheerder daarvoor aangewezen plaats en hoogte langs een weg;

    • i.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, betrekking hebbende op enig beroep, enig bedrijf of enige dienst, uitgeoefend in of op de onroerende zaak of waarvoor die zaak is bestemd, mits zij geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en niet meer dan twee opschriften, aankondigingen of afbeeldingen bij het beroeps-, bedrijfs- of dienstgebouw, op het bedrijfsterrein of bij de inrit daarnaar worden aangebracht, waarbij een bord waarop of een kader waarbinnen het opschrift, de aankondiging of de afbeelding is aangebracht, wordt meegerekend bij de bepaling van die oppervlakte;

    • j.

      op twee aankondigingen op, aan of onmiddellijk bij een onroerende zaak, waarbij deze zaak geheel of gedeeltelijk te koop, te huur, of in pacht wordt aangeboden, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits elke aankondiging geen grotere oppervlakte heeft dan 1,5 m2, waarbij een bord waarop of een kader waarbinnen het opschrift, de aankondiging of de afbeelding is aangebracht, wordt meegerekend bij de bepaling van die oppervlakte;

    • k.

      op aankondigingen van tijdelijke aard ten behoeve van een niet vaker dan éénmaal per jaar in de gemeente waarin de aankondiging is aangebracht, te houden openbare wedstrijd, manifestatie, evenement of tentoonstelling, welke niet behoort tot de gebruikelijke commerciële uitoefening van een beroep, bedrijf of dienst, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, doch voor niet langer dan vijf weken, waarvan vier weken voor en één week na die openbare wedstrijd, die manifestatie, dat evenement of die tentoonstelling, en mits:

      • -

        die aankondigingen niet meer handelsreclame van sponsors bevatten dan tien procent van hun totale oppervlakte en geen grotere totale oppervlakte hebben dan 4,50 m2 en geen grotere afmeting in horizontale of verticale richting dan 3,00 meter, waarbij een bord waarop of een kader waarbinnen de aankondiging is aangebracht, wordt meegerekend bij de bepaling van die oppervlakte en die afmeting;

      • -

        niet meer dan vier aankondigingen per openbare wedstrijd, manifestatie, evenement of tentoonstelling worden aangebracht;

      • -

        de aankondigingen niet vaker dan eenmaal per jaar worden aangebracht en

      • -

        de tijdelijke aard blijkt uit een datumaanduiding in de aankondigingen;

    • l.

      op tijdelijke opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke betrekking hebben op een werk in uitvoering, mits:

      • -

        die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen geen grotere oppervlakte hebben dan 4,50 m2 en geen grotere afmeting in horizontale of verticale richting dan 3,00 meter, of, indien zij zijn geplaatst langs een weg in beheer bij het Rijk, geen grotere oppervlakte hebben dan 35 m2, waarbij een bord waarop of een kader waarbinnen het opschrift, de aankondiging of de afbeelding is aangebracht, wordt meegerekend bij de bepaling van die oppervlakte en die afmeting;

      • -

        zij onmiddellijk bij het werk zijn geplaatst;

      • -

        zij niet langer aanwezig zijn dan de uitvoering van dat werk duurt;

      • -

        niet meer dan twee opschriften, aankondigingen of afbeeldingen per werk worden aangebracht;

    • m.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen binnenshuis, voor zover het pand als bedrijf wordt gebruikt en die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen betrekking hebben op dat bedrijf;

    • n.

      op opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke dienen tot het openbaren van gedachten of gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet, mits die opschriften, aankondigingen of afbeeldingen geen handelsreclame bevatten en geen grotere oppervlakte hebben dan 1,50 m2 en geen grotere afmeting in horizontale of verticale richting dan 1,00 meter, waarbij een bord waarop of een kader waarbinnen het opschrift, de aankondiging of de afbeelding is aangebracht, wordt meegerekend bij de bepaling van die oppervlakte en die afmeting;

    • o.

      op constructies ten behoeve van de onder a tot en met n bedoelde opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, mits de totale hoogte van die constructies en de daaraan bevestigde opschriften, aankondigingen en afbeeldingen niet hoger is dan 2,50 meter boven het maaiveld, met uitzondering van de onder b, c en d bedoelde opschriften, aankondigingen en afbeeldingen en de constructies ten behoeve daarvan.

    • p.

      op één opschrift per bedrijfsvestiging, indien:

      • 1.

        uitsluitend de naam van het eigen bedrijf en/of het eigen product is/zijn vermeld;

      • 2.

        de lengte niet meer bedraagt dan een kwart deel van de lengte van de gevel, doch in elk geval niet meer dan vier meter;

      • 3.

        de hoogte niet meer bedraagt dan een halve meter;

      • 4.

        het opschrift haaks op of plat tegen de gevel is bevestigd;

      • 5.

        het opschrift niet uitsteekt boven de goot- of dakrand;

      • 6.

        het opschrift is gericht naar de weg waarop de inrit van het bedrijf uitkomt;

    • q.

      op één opschrift per bedrijfsvestiging, indien:

      • 1.

        de oppervlakte niet meer dan één vierkante meter bedraagt;

      • 2.

        het opschrift plat tegen de eigen gevel is bevestigd;

      • 3.

        het opschrift niet uitsteekt boven de goot- of dakrand;

      • 4.

        het opschrift is gericht naar de weg waarop de inrit van het bedrijf uitkomt;

    • r.

      op twee opschriften per bedrijfsvestiging, indien de opschriften zijn aangebracht op niet meer dan twee vlaggen, die niet uitsteken boven het dak;

    • s.

      op één opschrift per bedrijfsvestiging, indien:

      • 1.

        de oppervlakte niet meer dan één vierkante meter bedraagt;

      • 2.

        de hoogte niet meer dan anderhalve meter boven het maaiveld bedraagt;

      • 3.

        het opschrift is geplaatst nabij de eigen inrit;

      • 4.

        het bedrijf niet zichtbaar is vanaf de openbare weg;

      • 5.

        het opschrift enkelzijdig is uitgevoerd;

      • 6.

        het opschrift evenwijdig aan de openbare weg is geplaatst;

    • t.

      op één afbeelding van een vignet, embleem of logo per bedrijfsvestiging, indien:

      • 1.

        de afbeelding is toegevoegd aan een onder a, b, c, of d vermeld opschrift;

      • 2.

        het totaal van het opschrift en de afbeelding voldoet aan de onder a, b, c, of d vermelde voorwaarden;

    • u.

      op één lichtuitstralend opschrift (lichtbak) per horecabedrijf, indien:

      • 1.

        de oppervlakte niet meer dan één vierkante meter bedraagt;

      • 2.

        het opschrift haaks op of plat tegen de eigen gevel is bevestigd;

      • 3.

        de verlichting ervan is gedoofd, wanneer het bedrijf is gesloten;

    • v.

      op opschriften, aankondigingen of afbeeldingen van een verkoopstation voor motorbrandstoffen, indien:

      • 1.

        zij zijn uitgevoerd overeenkomstig de merkstandaard;

      • 2.

        zij zijn bevestigd aan het eigen verkoopstation;

      • 3.

        zij niet uitsteken boven het dak;

      • 4.

        de verlichting ervan is gedoofd, wanneer het station is gesloten.

    • w.

      op één opschrift per grootschalig project, indien:

      • 1.

        het project een grootschalige en ingrijpende wijziging van het landschap ten gevolge heeft;

      • 2.

        de uitvoering van het project daadwerkelijk is begonnen;

      • 3.

        het opschrift niet langer blijft staan dan de werkzaamheden ter verwezenlijking van het project duren;

      • 4.

        uitsluitend informatie over het project wordt gegeven;

      • 5.

        de lengte niet meer bedraagt dan vier meter;

      • 6.

        de hoogte niet meer bedraagt dan drie meter;

      • 7.

        de bovenzijde van het opschrift zich op een hoogte van niet meer dan vier meter boven het maaiveld bevindt;

      • 8.

        het opschrift is geplaatst evenwijdig aan de weg waarop de inrit van het project uitkomt.

  • 2.

    Het in artikel 24 vervatte verbod is niet van toepassing op de constructies ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, mits die constructies niet hoger dan 1,50 meter hoog zijn boven het maaiveld en niet buiten het opschrift, de aankondiging of de afbeelding uitsteken met uitzondering van de onderkant daarvan.

Artikel 26 Kampeermiddelen

  • 1.

    Het is verboden in het rechtsgebied kampeermiddelen te plaatsen .

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor daarvoor door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor personen met een nachtvisvergunning van Sportvisserij Nederland mits de kampeermiddelen voldoen aan de vereisten die in de vergunning zijn opgenomen.

     

Paragraaf 2 Overige verbodsbepalingen

Artikel 27 Vliegeren

Het is verboden, behoudens op daartoe door het college aangewezen plaatsen, te vliegeren met kabelvliegers.

Artikel 28 Schade, gevaar en hinder

  • 1.

    Het is verboden op openbare terreinen:

    • a.

      zich in of op kunstwerken of bouwwerken en overige niet voor dit specifieke doel bestemde objecten van de gemeenten Altena, Dordrecht en Drimmelen en van Staatsbosbeheer te bevinden;

    • b.

      bomen, struiken, riet of andere planten, bouwwerken en goederen zodanig te gebruiken dat de hiervoor genoemde zaken geheel of gedeeltelijk verloren gaan danwel worden beschadigd;

    • c.

      zich te gedragen op zodanige wijze dat schade, gevaar of hinder veroorzaakt wordt of kan worden veroorzaakt aan personen, dieren of goederen.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 29 Graven in openbare terreinen

  • 1.

    Het is verboden in grond behorende tot het rechtsgebied putten en kuilen te graven of de vegetatie op een andere manier te verwijderen of te beschadigen;

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      de voor recreatie bestemde strandjes.

    • b.

      rechthebbenden op eigen terrein en personen of instanties met toestemming van rechthebbenden

Artikel 30 Gebruik van vuur

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van het college in de openlucht afvalstoffen te verbranden,buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer op de openbare terreinen en openbare wateren of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel gestelde verbod geldt niet voor zover het betreft:

    • a.

      vuurkorven, voorzover daar door de gebruiker zelf meegebracht hout in wordt verbrand en afdoende bodembeschermende maatregelen zijn getroffen;

    • b.

      een barbecue voor zover daar door de gebruiker zelf meegebracht houtskool op wordt verbrand en afdoende bodembeschermende maatregelen zijn getroffen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 31 Honden

  • 1.

    Het is verboden honden niet aangelijnd te laten lopen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet op het eigen erf.

  • 3.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar de aanwezigheid van honden verboden is.

  • 4.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar het in het eerste lid bedoelde verbod niet van toepassing is.

Artikel 32 Modelsport

  • 1.

    Het is verboden in het rechtsgebied modelsport te bedrijven met model auto’s of - motorfietsen, model vliegtuigen, - helikopters, drones of andere voorwerpen op modelschaal die worden voortbewogen of aangedreven door een brandstof- of elektromotor.

  • 2.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar het in het eerste lid bedoelde verbod niet geldt.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op professioneel gebruik van drones door personen die belast zijn met publieke handhavingstaken, toezichthouders en op professioneel gebruik van drones voor inventarisatiedoeleinden door personen, bedrijven of instellingen die daartoe opdracht hebben gekregen van het college of Staatsbosbeheer.

Artikel 33 Ventverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college te venten.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

  • 3.

    Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het tweede lid beperken door een verbod in te stellen:

    • a.

      op door het college aangewezen openbare plaatsen;

    • b.

      voor bepaalde dagen en uren.

Artikel 34 Standplaatsvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    De aanvrager voegt in ieder geval de volgende zaken bij zijn aanvraag:

    • a.

      een geldig uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • b.

      een geldige WA-verzekering voor ambulante handel.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 43 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      gelet op de grootte of uiterlijk van de verkoopinrichting;

    • b.

      wegens strijd met een geldend bestemmingsplan;

    • c.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

    • d.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

    • e.

      op grond van storing of ontsiering van het landschap;

    • f.

      op grond van aantasting van het type, het karakter of de schaal van het landschap;

    • g.

      op grond van aantasting van het natuurlijk milieu;

    • h.

      ter bescherming van terreinen of wateren, die ecologische, cultuur-historische, archeologische, geomorfologische, recreatieve of toeristische waarden hebben.

Artikel 35 Rijden met voertuigen en paarden

  • 1.

    Het is verboden om zich met een motorvoertuig, een bromfiets, een aanspanning of een paard te bevinden buiten de voor het openbare rij- en ander verkeer openstaande wegen en paden.

  • 2.

    Het college kan terreinen aanwijzen waarop het in het eerste lid bedoelde verbod niet van toepassing is en kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

    • a.

      het voorkomen van overlast en schade;

    • b.

      de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van het publiek.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten.

  • 4.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is, mits de schade aan natuur- en recreatiegebieden zoveel mogelijk wordt voorkomen dan wel beperkt, niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, aanspanningen, fietsen en paarden:

    • a.

      die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • b.

      die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    • c.

      van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • d.

      voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder c bedoelde personen.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid bedoelde verbod.

  • 6.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 36 Verboden toegang

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar toegang, al dan niet tijdelijk, verboden is.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid bedoelde verbod.

     

Paragraaf 3 Parkeer excessen

Artikel 37 Te koop aanbieden van voertuigen

Het is verboden op een openbare plaats een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

Artikel 38 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 39 Voertuigwrakken

  • 1.

    Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 40 Aanhangwagens ca.

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van het college een magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd buiten de bebouwde kom langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te doen of laten staan.

  • 2.

    Het college kan buiten de bebouwde kom locaties aanwijzen waar het in het eerste lid bedoelde verbod niet geldt.

Hoofdstuk 4 Vergunningen en Ontheffingen

Paragraaf 1 Aanvragen

Artikel 41 Indienen aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag bevat ten minste:

    • a.

      naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van degene of de organisatie of instelling die de aanvraag indient;

    • b.

      de strekking van de aanvraag en de aanduiding van het tijdstip of periode waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

  • 3.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft wordt ingediend, kan door of namens het college worden besloten dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.

Artikel 42 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een vergunning of ontheffing binnen een periode van 8 weken na de ontvangstdatum van de aanvraag.

  • 2.

    Op de beslissing als bedoeld in het eerste lid is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 3.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorwaarden en voorschriften worden verbonden, strekkende tot bescherming van de in artikel 2 genoemde belangen.

  • 4.

    De vergunning of ontheffing is persoons- of organisatiegebonden, tenzij anders aangegeven in deze verordening.

Artikel 43 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan worden geweigerd op de volgende gronden:

    • a.

      (ver)storing of ontsiering van het landschap;

    • b.

      aantasting van het type, het karakter of de schaal van het landschap;

    • c.

      aantasting van het natuurlijk milieu;

    • d.

      aantasting of verstoring van ecologische, natuurwetenschappelijke, cultuur-historische, archeologische, recreatieve of toeristische waarden van terreinen of wateren;

    • e.

      gehele of gedeeltelijke onbruikbaarmaking van een watergebied voor de ecologische infrastructuur of de recreatie;

    • f.

      belemmering van de recreatie op, in en bij het water;

    • g.

      belemmering van het in goede banen leiden van vormen van recreatie op, in of bij het water.

  • 2.

    Het college is bevoegd om bij nadere regels aanvullende weigeringsgronden vast te stellen.

Artikel 44 Wijziging en intrekking

  • 1.

    Het college kan, indien de bescherming van de in artikel 2 genoemde belangen dit naar zijn oordeel vordert, de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften wijzigen en aan de ontheffing nadere voorwaarden en voorschriften verbinden.

  • 2.

    Het college kan een vergunning of ontheffing bij een met redenen omkleed besluit intrekken, indien:

    • a.

      de houder hierom verzoekt;

    • b.

      er bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • c.

      sprake is van veranderde omstandigheden of inzichten of herzien beleid;

    • d.

      de aan een vergunning of ontheffing verbonden voorwaarden en voorschriften niet worden nageleefd;

    • e.

      de bescherming van een of meerdere van de in artikel 2 genoemde belangen dit naar haar oordeel vordert;

    • f.

      een object waarvoor ontheffing is verleend, is of wordt gewijzigd dan wel niet meer aanwezig is op de in de vergunning of ontheffing vermelde plaats;

    • g.

      de activiteit waarvoor vergunning of ontheffing is verleend geen doorgang vindt;

    • h.

      van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of binnen een redelijke termijn als er geen termijn is gesteld.

Paragraaf 2 Straf- en handhavingsbepalingen

Artikel 45 Strafbepalingen

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 46 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

  • a.

    ambtenaren aangewezen in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering;

  • b.

    de bij een besluit van het college aangewezen personen.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 47 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Biesboschverordening Altena 2021

Artikel 48 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Altena van 15 december 2020.

de voorzitter,

drs. E.B.A. Lichtenberg MCM

de raadsgriffier,

drs. S.J. Peet

Bijlage A Rechtsgebied Biesbosch

 

 

Naar boven