Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent de Nota Reserves en voorzieningen

De raad van de gemeente Zoetermeer;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 juni 2020

 

besluit

De nota Reserves en voorzieningen vast te stellen.

 

1. Inleiding

Deze nota bevat de kaders voor de reserves en voorzieningen en is een actualisatie van de Nota reserves uit 2005. Aanleidingen voor deze actualisatie zijn gewijzigde regelgeving (Besluit Begroting en Verantwoording, Financiële verordening) en verouderde terminologie. De kaders zijn ingesteld om de raad zoveel mogelijk transparantie en grip te geven. Door inzicht in de reserves en voorzieningen wordt de beleidsruimte beter zichtbaar.

Deze nota presenteert (naast de wettelijke regelgeving) scherper dan voorheen de specifieke Zoetermeerse beleidsuitgangspunten.

 

Belangrijkste wijzigingen

De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • -

    Aanpassingen als gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving, specifiek het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

  • -

    Nadruk op een generiek kaderstellend beleid op raadsniveau. De inhoud van de nota is gezuiverd van financiële overzichten met standen van reserves en voorzieningen, omdat deze informatie minimaal jaarlijks wijzigt en dus snel is verouderd. Bovendien wordt dit soort informatie in de jaarrekening en begroting opgenomen (wettelijke verplichting).

  • -

    De opbouw van de nota is gewijzigd in een inhoudelijk meer logische variant: uitgaande van de wettelijke – en gemeentelijke regelgeving en vervolgens inzoomend op de beleidsuitgangspunten voor reserves en voorzieningen.

Leeswijzer

Na de inleiding geeft hoofdstuk 2 een omschrijving van de meest voorkomende begrippen in deze nota. Hoofdstuk 3 bevat de wettelijke – en gemeentelijke (beleids)kaders. Tot slot presenteert hoofdstuk 4 de beleidsuitgangspunten voor reserves en voorzieningen.

 

Bijlage 1 bevat de wettelijke voorschriften voor reserves en voorzieningen opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) met voorschriften voor de inrichting van de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening.

2. Begrippen

Reserve

Reserves zijn vermogensbestanddelen die onderdeel zijn van het eigen vermogen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen algemene reserves en bestemmingsreserves.

 

Algemene reserve

Een algemene reserve is dat deel van het eigen vermogen waaraan in principe geen bestemming is gegeven en dat vrij besteedbaar is. De belangrijkste functie is het vormen van een buffer voor onvoorziene financiële tegenvallers (risico’s). Daarmee zijn algemene reserves ook de belangrijkste onderdelen van de weerstandscapaciteit.

 

Bestemmingsreserve

Bestemmingsreserves zijn dat deel van het eigen vermogen dat door de raad is ingesteld met een specifiek doel.

 

Voorzieningen

Voorzieningen zijn vermogensbestanddelen die onderdeel zijn van het vreemd vermogen, waaraan een verplichting is gekoppeld en zijn derhalve niet vrij besteedbaar.

 

Risico

Een kans op het optreden van een onvoorspelbare gebeurtenis met een bepaald negatief gevolg. Vaak is sprake van financiële gevolgen die niet specifiek zijn af te dekken.

 

Weerstandscapaciteit

Weerstandscapaciteit is het geheel aan beschikbare en vrij aanwendbare financiële middelen om onverwachte, niet begrote kosten te kunnen dekken. Het gaat om de ruimte om onverwachte eenmalige of tijdelijke financiële tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van gemeentelijke taken.

 

Weerstandsvermogen

Het vermogen om financiële tegenvallers op te kunnen vangen zonder afbreuk te doen aan beleidsdoelstellingen. Het bestaat uit de verhouding tussen de financiële weerstandscapaciteit en de berekende ongedekte financiële risico’s. Het weerstandsvermogen is groter naarmate risico’s beter kunnen worden afgedekt en opgevangen.

3. Wettelijk en gemeentelijk kader

3.1 Wettelijk kader

Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) geeft voorschriften voor de inrichting van de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening. Bijlage 1 bevat de relevante artikelen uit het BBV specifiek voor reserves en voorzieningen.

3.2 Gemeentelijk beleidskader

 

Financiële verordening

De Financiële verordening 2017 bevat de volgende bepalingen over (beleidsnota) reserves en voorzieningen:

 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 3. Programmabegroting

  • 6.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de totale lasten en baten per programma en de daaraan verbonden reservemutaties, het overzicht algemene dekkingsmiddelen, de aanwending van voorzieningen en vermeerderingen in langlopende schulden.

  • 9.

    Aanpassing van beleid met financiële gevolgen (na vaststelling van de programmabegroting) voor exploitatie, investeringen en voorzieningen1 wordt vooraf aan de raad ter vaststelling voorgelegd.

Artikel 4. Tussenberichten

  • 2.

    De rapportages gaan in op afwijkingen wat betreft de maatschappelijke effecten (outcome), maatschappelijke doelen, baten, lasten (input), investeringen en reservemutaties, nieuwe en opgetreden risico’s (inclusief getroffen maatregelen).

  • 3.

    Financiële afwijkingen vanuit bestaand beleid op exploitatie, investeringen en voorzieningen worden gemeld.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid en financiële positie

Artikel 8. Begrotingsbeleid

  • 2.

    Voor 1 maart in het jaar na de verkiezingen legt het college aan de raad ter besluitvorming een overzicht voor van wel & niet te actualiseren financiële beleidsnota’s (overzicht actualisering financiële beleidsnota’s). Dit overzicht bevat:

    • a.

      per beleidsnota een verwijzing naar de oorspronkelijke vaststellingsdatum en datum van laatste wijziging;

    • b.

      per beleidsnota een bondige motivatie waarom actualisering wel/niet nodig wordt geacht;

    • c.

      tenminste de volgende (financiële) beleidsnota’s:

      • -

        Nota Reserves en voorzieningen (zie art. 14, lid 3)

      • -

        Nota Treasury Handvest en Statuut (zie art. 16, lid 4)

      • -

        Nota Herijking calculatierente (zie art. 16, lid 5)

      • -

        Nota Lokale heffingen (zie art. 17, lid 3)

      • -

        Nota Weerstandsvermogen en risicomanagement (zie art 18, lid 2)

      • -

        Nota Onderhoud openbare ruimte (zie art. 19, lid 1a)

      • -

        Nota Riolering (zie art. 19, lid 2)

      • -

        Nota Vastgoed (zie art. 19, lid 3)

      • -

        Nota Verbonden partijen (zie art 22)

      • -

        Nota Grondbeleid (zie art. 23).

Artikel 12. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 3.

    Indien investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, worden hierop bijdragen van derden die in een directe relatie hiertoe staan en bestemmingsreserves2 in mindering gebracht. Afschrijving hiervan vindt in een zo kort mogelijke termijn plaats, waarbij resultaatafhankelijke extra afschrijving is toegestaan3.

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college geeft jaarlijks bij de begroting een overzicht van de reserves en voorzieningen. Dit overzicht bevat:

    • a.

      de mutaties van reserves en voorzieningen en een onderbouwing van de benodigde omvang van de betreffende reserve/voorziening;

    • b.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves4.

  • 2.

    Het Reserve Investeringsfonds 2030 (= Rif) wordt in ieder geval op de volgende wijze financieel gevoed5:

    • -

      een positief jaarresultaat van de grondexploitaties wordt conform de in de nota Grondbeleid beschreven wijze overgeheveld naar het (Rif);

    • -

      een positief saldo van de jaarrekening wordt voor maximaal 50% overgeheveld naar het Rif;

    • -

      een verworven subsidie die een aantoonbare relatie heeft met de opgaven van de Stadsvisie wordt gestort in het Rif.

  • 3.

    Het college biedt, indien bijstelling nodig is, een geactualiseerde beleidsnota Reserves en voorzieningen aan ter vaststelling door de raad.

Artikel 15. Grondslag voor kostprijsberekening, tarieven en heffingen

  • 2.

    Bij de kostprijs worden betrokken:

    • a.

      bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa.

Spelregels begrotingsbeleid

De spelregels begrotingsbeleid6 melden over de inzet reserves:

 

“Voor een beoordeling van de financiële positie van de gemeente zijn allereerst de vrij besteedbare reserves van belang. De stand van de algemene reserves geeft aan welk bedrag dat is (wederom in meerjarenperspectief). Deze middelen kan de gemeente vrij inzetten.

De algemene reserves dienen ook als buffer tegen onverwachte tegenvallers. De gemeente staat bloot aan veel risico’s, waarvan een aantal mogelijk ook tot werkelijke (financiële) schade kunnen leiden. Ter afdekking van het (financiële) risicoprofiel op enig moment wordt de reservepositie in zijn totaliteit afgezet tegen de verwachte uitkomst van de risico’s (zie paragrafen weerstandsvermogen in begroting, tussenberichten en rekening). Het weerstandsvermogen dat aldus wordt berekend moet minimaal op de factor 1,0 uitkomen (dan is er voldoende buffer om de verwachte werkelijke schade te kunnen dekken). Voor die berekening worden als reserves meegeteld:

  • -

    vrij inzetbare reserve;

  • -

    reserve versterking financiële positie van het grondbedrijf;

  • -

    reserve risico’s grondbedrijf.

Ter info wordt het totaalbedrag van de bestemmingsreserves weergegeven. Dit bedrag kan door beleidsbijstelling c.q. reallocatie worden ingezet ter dekking van financiële tegenvallers in geval van calamiteiten.”  

4. Beleidsuitgangspunten reserves en voorzieningen

Dit hoofdstuk zoomt allereerst in paragraaf 4.1 in op de algemene Zoetermeerse beleidsuitgangspunten die zowel voor reserves als voor voorzieningen gelden. Vervolgens presenteert paragraaf 4.2 uitgangspunten specifiek gericht op algemene - en bestemmingsreserves. Paragraaf 4.3 richt zich op voorzieningen.

Tot slot is een tabel met een samenvatting van het onderscheid tussen reserves en voorzieningen opgenomen.

4.1 Algemene beleidsuitgangspunten voor reserves en voorzieningen

  • 1.

    Reserves en voorzieningen worden ingesteld met een duidelijk doel.

  • 2.

    Voor een goede, overzichtelijke besluitvorming wordt het aantal reserves en voorzieningen zo veel mogelijk beperkt. Lasten worden zoveel mogelijk in de exploitatie opgevangen.

  • 3.

    Jaarlijks wordt in de begroting een toelichting gegeven op het verloop van de reserves en voorzieningen (meerjarenbestedingsplan).

  • 4.

    Jaarlijks wordt bij de jaarrekening in de toelichting op de balans de aard en het doel van elke reserve en voorziening en de toevoegingen, onttrekkingen/aanwendingen en vrijval ten gunste van de rekening toegelicht.

  • 5.

    Jaarlijks bij het opstellen van de jaarrekening worden de reserves en voorzieningen beoordeeld op toereikendheid, nut en noodzaak.

  • 6.

    Aan reserves en voorzieningen wordt geen rente toegevoegd.

  • 7.

    Reserves en voorzieningen kunnen waardevast worden gehouden door een bijschrijving gekoppeld aan de inflatie ten laste van het begrotingssaldo. 7

    Om in aanmerking te komen voor de inflatiebijschrijving moet een reserve/voorziening voldoen aan de volgende criteria:

    • -

      de omvang van de reserve/voorziening hangt samen met een vastgesteld meerjarig bestedingsplan;

    • -

      er is sprake van een omvang van minimaal € 250.000;

    • -

      de looptijd is langer dan drie jaar.

    Bij uitzondering kan desgewenst een andere methode dan inflatiebijschrijving worden toegepast om een reserve of voorziening waardevast te houden.

    In de jaarrekening vindt geen nacalculatie van het inflatiepercentage plaats. Een verschil tussen het geraamde en werkelijke inflatiepercentage wordt bij de eerstvolgende begroting gecorrigeerd. In de jaarrekening wordt wel rekening gehouden met de werkelijke stand van de reserves en voorzieningen per 1-1 van het betreffende jaar. Bij een hogere stand dan begroot, leidt dit tot een hogere waardeaanpassing dan geraamd.

4.2 Algemene - en bestemmingsreserves

  • 1.

    De inzet van algemene reserves is in principe alleen toegestaan om incidentele tekorten of uitgaven te dekken. Structurele tekorten moeten worden afgedekt met structurele middelen door aanpassing van de begroting.

  • 2.

    Vier verschillende beheersfuncties.

    Het BBV kent geen nader onderscheid tussen (bestemmings)reserves. De besteding is naar tijd en omvang onzeker en er staat (nog) geen verplichting tegenover. Zoetermeer onderscheidt vier verschillende functies voor (bestemmings)reserves:

    • a.

      Bestedingsfunctie met als oogmerk om gereserveerde middelen in de toekomst voor een specifiek bestedingsdoel uit te geven. Jaarlijks bij de begroting worden de toevoegingen en onttrekkingen voor het komende jaar begroot. De inzet van (bestemmings)reserves met een bestedingsfunctie wordt integraal bij de begroting geraamd (integrale afweging tijdens begrotingsdebat). Voorbeelden: Reserve investeringsfonds/Rif.

    • b.

      Risicoafdekking van eventuele risico’s/claims met een kans van < 70% die een substantiële impact hebben op de resultaten van de gemeente (= algemene reserve als buffer voor het weerstandsvermogen). Er worden pas middelen uit de reserve onttrokken als het risico zich voordoet (realisatiebasis) dan wel als de reserve boven een maximum uitkomt. Voorbeelden: vrij inzetbare reserve en reserve risico’s grondbedrijf.

    • c.

      Egalisatiefunctie bestemd om jaarlijkse fluctuaties in de lasten te egaliseren/nivelleren en ongewenste schommelingen in de exploitatie op te vangen. Onttrekking vindt plaats op basis van realisatie. Voorbeeld: Reserve groot onderhoud welzijnsaccommodaties/ sociaal culturele accommodaties.

    • d.

      Financieringsfunctie waarbij investeringen worden gefinancierd met eigen middelen. Hierdoor wordt de noodzaak beperkt om te financieren met leningen van de bank waaraan rentelasten zijn verbonden. Bij financiering met eigen vermogen zijn de rentelasten lager. Er is dus sprake van bespaarde rente. Voorbeeld: Reserve algemeen dekkingsmiddel. Deze reserve is niet vrij besteedbaar, maar is beklemd.

  • 3.

    Een (bestemmings)reserve wordt ingesteld, gewijzigd en opgeheven door de raad.

    De raad kan besluiten het doel of de bestemming van een reserve te wijzigen. Indien de raad besluit tot opheffing van een (bestemmings)reserve vallen de resterende middelen vrij ten gunste van het begrotingssaldo. Majeure beleidswijzigingen van besteding leiden tot formeel opheffen van de oorspronkelijke (bestemmings)reserve en vervolgens instellen van een nieuwe (bestemmings)reserve (uit oogpunt van rechtmatigheid).

  • 4.

    Bij een beroep op specifiek voor het doel in het leven geroepen bestemmingsreserve is het bedrag van de feitelijke onttrekking gelijk aan de gemaakte kosten tot maximaal de raming van de kosten8.

    Deze beleidslijn maakt het mogelijk om bij lagere kosten dan geraamd ook een lagere aanwending van de reserve te kunnen verantwoorden. Deze mogelijkheid is niet standaard voorzien in het BBV.

  • 5.

    Toevoegingen van het positieve resultaat van een grondexploitatie aan de Reserve investeringsfonds 2030 en de Reserve financiële positie grondbedrijf worden geboekt, ongeacht de hiervoor begrote bedragen9.

    Deze beleidslijn maakt het mogelijk om bij een gunstiger dan geraamd resultaat grondexploitaties ook een hogere toevoeging aan deze reserves te kunnen verantwoorden. Deze mogelijkheid is niet standaard voorzien in het BBV.

  • 6.

    De Brede bestemmingsreserve is ingesteld om het aantal specifieke bestemmingsreserves te beperken.

     

    Deze reserve bevat middelen ter dekking van exploitatielasten, die altijd concrete onderwerpen betreffen die specifiek door de raad zijn benoemd, waarvan de omvang van het betrokken bedrag relatief concreet is te duiden en waarvan de fasering in de tijd van besteding van de middelen in de tijd beperkt is.

    De hiervoor benodigde middelen worden per onderwerp aan deze reserve toegevoegd. De onttrekkingen aan de reserve vinden per onderwerp gedurende een beperkt aantal jaren plaats.

    Bedragen die bij afronding van het onderwerp zijn overgebleven, vallen vrij ten gunste van de algemene middelen.

    Voorbeelden van onderwerpen in Brede bestemmingsreserve: nazorg van afgesloten grondexploitaties en aardgasvrije wijken.

  • 7.

    Voor toekomstige uitgaven en/of lasten verbonden aan de toekomstige Schaalsprong-investeringen moet de beschikbare ruimte in de Rif (inclusief de nog te verwachten winstafdrachten uit de grondexploitaties aan de Rif) beschikbaar worden gehouden.

    Deze ruimte wordt aangevuld met maximaal de helft van de stijging van de algemene middelen uit de OZB en de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds. Het gaat hierbij om stijging die voortkomt uit de extra (netto = bruto – sloop) woningen in stad. De inzet van deze dekkingsmiddelen dient jaarlijks te worden afgewogen in de perspectiefnota. Zie het raadsvoorstel ‘06 37 29 12 15 Kosten Schaalsprong 2018 en 2019, beslispunt 8’. Bij de volgende aanpassing van de Financiële verordening wordt artikel 14, lid 2 hierop als technische wijziging verwerkt.

4.3 Voorzieningen

  • 1.

    Voorzieningen zijn onderdeel van het vreemd vermogen en worden gevormd wegens:

    • a.

      verplichtingen, verliezen en risico’s waarvan de omvang onzeker is, maar wel redelijkerwijs is in te schatten (bijvoorbeeld voorziening dubieuze debiteuren);

    • b.

      egalisatie van kosten, dus voor een gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren (zoals voorziening onderhoud schoolgebouwen gemeente);

    • c.

      bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor sprake is van een heffing (waaronder voorziening riolering);

    • d.

      ontvangen middelen van derden die specifiek moeten worden besteed (denk aan voorziening afvalstoffenheffing of voorziening wethouderspensioen).

  • 2.

    Een voorziening wordt ingesteld, gewijzigd en opgeheven door het college van B&W.

    Voorzieningen hebben een verplicht karakter (BBV-wetgeving) en kennen daardoor vrijwel geen beleidsvrijheid bij het instellen hiervan. Bij de jaarrekening worden de mutaties in voorzieningen inzichtelijk gemaakt en legt het college verantwoording af aan de raad. Als een verplichting of risico waarvoor de voorziening is ingesteld wegvalt, wordt de voorziening opgeheven.

  • 3.

    Een voorziening mag niet groter of kleiner zijn dan de verplichting of het risico waarvoor ze is gevormd. Deze analyse vindt plaats bij de jaarrekening.

    Dit houdt in dat iedere voorziening moet zijn onderbouwd met een berekening.

     

    Bepaling van de noodzakelijke omvang van een voorziening is van belang voor een juiste weergave van de vermogenspositie van de gemeente. Als een voorziening niet toereikend is, kan er een tekort op de exploitatie ontstaan. Maar een te hoge voorziening legt onnodig beslag op de toch al schaarse dekkingsmiddelen. Daarom is het van belang dat er goed onderbouwde (beheer)plannen beschikbaar zijn.

     

    Voor risico’s met een kans van < 70% worden geen voorzieningen gevormd. Dit soort risico’s worden gekwantificeerd en opgenomen in de verplicht voorgeschreven paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in begroting en jaarrekening. De algemene reserve dient als financiële buffer.

  • 4.

    Toevoegingen aan een voorziening zijn een last in de exploitatie; aanwendingen vinden rechtstreeks plaats (zogenaamde balansmutatie).

    Een voorziening wordt gevormd door het doen van een toevoeging aan de betreffende voorziening. Deze toevoeging beïnvloedt het resultaat van de exploitatie en wordt direct in de jaarrekening verwerkt.

    Jaarlijks bij de begroting worden ramingen opgenomen van de bedragen, die in het begrotingsjaar moeten worden toegevoegd aan de voorziening, zodat de bestaande voorzieningen voldoende omvang houden om aan de onderliggende verplichtingen te kunnen blijven voldoen c.q. het bestedingsplan kan worden uitgevoerd. Aanwending van de voorziening wordt rechtstreeks ten laste van de voorziening verantwoord.

     

Tot slot: onderstaande tabel toont het onderscheid tussen reserves en voorzieningen

Reserve

Voorziening

Onderdeel van

Eigen vermogen

Vreemd vermogen

Bevoegdheid instelling

Raad (budgetrecht)

College.

Bestemming

Raad kan bestemming wijzigen/besluiten tot alternatieve inzet van middelen

Gebonden, slechts voor het betreffende doel aanwendbaar. Restantsaldo valt vrij of moet worden terugbetaald.

Omvang

Politieke keuze raad.

Omvang is gelijk aan verplichting.

Toevoeging

Het resultaat van baten en lasten leidt tot een toevoeging aan respectievelijk onttrekking aan de reserve.

Directe toevoeging ten laste van resultaat voor bestemming is niet toegestaan, maar vindt plaats binnen resultaatbestemming (en niet via de resultaatbepaling).

De toevoeging komt direct ten laste van de exploitatie en is dus resultaatbepalend.

Onttrekking/

aanwending

Directe onttrekking ten gunste van de exploitatie voor bestemming is niet toegestaan. Resultaatbestemming.

Aanwending leidt tot een balansmutatie en blijft dus buiten de exploitatie. Er is geen sprake van een last.

Onttrekking aan (of vrijval)/ storting komt ten gunste/ten laste van de exploitatie en is resultaatbepalend.

Rentetoevoeging/

fictieve rentevergoeding

BBV staat dit toe via resultaatbestemming. Zoetermeer vergoedt geen rente over eigen vermogen. Wel is sprake van waardevast houden (inflatiecorrectie).

BBV staat dit niet toe. Waardevast houden (inflatiecorrectie) wel mogelijk.

Financiële onderbouwing

Volgens BBV niet verplicht. Zoetermeer stelt dit wel verplicht.

Volgens BVV verplicht.

 

Dit besluit treedt in werking twee weken na de bekendmaking daarvan. Tenzij over dit besluit een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 21 september 2020.

de griffier,

drs. R. Blokland MCM

de voorzitter,

J.P.J Lokker

Bijlage 1: Relevante artikelen uit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)

 

Titel 4.5. De balans en de toelichting

Paragraaf 4.5.3. Vaste activa

Artikel 35

  • 1.

    In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      investeringen met een economisch nut;

    • b.

      investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

    • c.

      investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

  • 2.

    Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

Paragraaf 4.5.5. Vaste passiva

Artikel 42

  • 1.

    Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde resultaat wordt afzonderlijk opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen.

Artikel 43

  • 1.

    In de balans worden de reserves onderscheiden naar:

    • a.

      de algemene reserve;

    • b.

      de bestemmingsreserves.

  • 2.

    Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan provinciale staten respectievelijk de raad een bepaalde bestemming heeft gegeven.

Artikel 44

  • 1.

    Voorzieningen worden gevormd wegens:

    • a.

      verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

    • b.

      op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

    • c.

      kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;

    • d.

      de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

  • 2.

    Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.

  • 3.

    Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.

Artikel 45

Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan.

 

Paragraaf 4.5.7. Toelichting op de balans

Artikel 54

  • 1.

    In de toelichting op de balans worden de aard en reden van elke reserve en de toevoegingen en onttrekkingen daaraan toegelicht.

  • 2.

    Per reserve wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven. Daaruit blijken:

    • a.

      het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b.

      de toevoegingen of onttrekkingen uit hoofde van het voorgaande boekjaar;

    • c.

      de toevoegingen of onttrekkingen bij het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening;

    • d.

      de verminderingen in verband met afschrijvingen op activa waarvoor een specifieke bestemmingsreserve is gevormd;

    • e.

      het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 55

  • 1.

    In de toelichting op de balans worden de aard en reden van de voorzieningen, bedoeld in artikel 44 en de wijzigingen daarin toegelicht.

  • 2.

    Per voorziening wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven. Daaruit blijken:

    • a.

      het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b.

      de toevoegingen;

    • c.

      ten gunste van de rekening van baten en lasten vrijgevallen bedragen;

    • d.

      de aanwendingen;

    • e.

      saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Naar boven