Gemeenteblad van Hellendoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hellendoorn | Gemeenteblad 2020, 230520 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hellendoorn | Gemeenteblad 2020, 230520 | Beleidsregels |
Beleidsregels bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Hellendoorn 2020
Nijverdal, 25 augustus 2020 Nr. 2020-022497
Burgemeester en wethouders van Hellendoorn;
dat het gewenst is om burgers aan te zetten tot het nakomen van verplichtingen genoemd in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40, vijfde lid, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de Wet basisregistratie personen, teneinde fraude en andere onwenselijke gedragingen rondom die verplichtingen te voorkomen en te bestrijden;
dat het wenselijk is om de kwaliteit van de gegevens over de ingeschrevenen in de basisregistratie personen verder te verhogen;
dat het wenselijk is om de uitvoering van het handhavingsinstrument van de bestuurlijke boete uit artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen voor de gemeente Hellendoorn in een beleidsregel vast te leggen;
gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen, artikel 4:81 en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de circulaire bestuurlijke boete van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 januari 2014 en de handreiking bestuurlijke boete van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken van november 2013;
Beleidsregels bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Hellendoorn 2020
De boete heeft ten doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40, vijfde lid, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de wet.
Toelichting op de Beleidsregels bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Hellendoorn 2020
Sinds 6 januari 2014 is de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) van kracht. Deze wet vervangt de Wet gemeentelijke basisadministratie personen (Wet GBA) en biedt de gemeente een aantal nieuwe instrumenten voor de handhaving van de plichten die de burgers op grond van de nieuwe wetgeving hebben, zoals onder andere een tijdige aangifte van vestiging, verhuizing, emigratie, het overleggen van bescheiden of het voldoen aan de informatieplicht. Deze instrumenten zijn ingesteld voor de borging en/of verbetering van de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in zijn circulaire Bestuurlijke boete van 18 november 2013 gevraagd om medewerking bij het instellen van de bestuurlijke boete.
In de Wet GBA was het niet nakomen van verplichtingen uit die wet strafbaar gesteld. In de Wet BRP is de verantwoordelijkheid voor de handhaving van de naleving van de verplichtingen van de burgers bij het college van burgemeester en wethouders neergelegd. Daarbij kan ieder college zijn eigen beleid bepalen.
De Nederlandse vereniging voor burgerzaken (NVVB) heeft in november 2013 een handreiking opgesteld over het invoeren van die bestuurlijke boete.
De Wet BRP introduceert de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het geval de burger (verwijtbaar) niet aan de verplichtingen als bedoeld in deze wet voldoet. Het heffen van de bestuurlijke boete is geen doel op zich. Het moet de burgers aanzetten tot het nakomen van de verplichtingen die de wet aan hen oplegt.
De bestuurlijke boete is een handhavingsinstrument in het bestuursrecht. Het is een boete die een bestuursorgaan of toezichthouder kan opleggen voor een overtreding van een wettelijke regel. De opgelegde sanctie is onvoorwaardelijk. Dat betekent dat de opgelegde boete niet kan worden ingetrokken of gewijzigd als alsnog aan de verplichtingen wordt voldaan. Tegen het opleggen van de bestuurlijke boete is wel bezwaar en beroep mogelijk.
Artikel 4.2 van de Wet BRP bevat een verplichting voor het college om bij inwerkingtreding van de wet ambtenaren aan te wijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de burger. De aanwijzing als toezichthouder betekent dat de desbetreffende ambtenaren komen te beschikken over de bevoegdheden die in titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn genoemd.
Titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht is onverkort van toepassing
In deze titel is onder meer bepaald wanneer een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wie de boete oplegt, hoe de boete wordt opgelegd en wanneer de opgelegde boete vervalt. Ook is bepaald dat het opleggen van een boete een wettelijke grondslag vereist. De Wet BRP voorziet hierin door het bepaalde in artikel 4.17.
In dit artikel zijn de in de beleidsregels gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.
De Wet BRP biedt de gemeente een aantal nieuwe instrumenten voor de handhaving van de plichten die de burgers op grond van de nieuwe wetgeving hebben (tijdige aangifte van vestiging, verhuizing, emigratie, overleggen van bescheiden, voldoen aan de informatieplicht, etc.). Het artikel is opgesteld ten behoeve de borging en/of verbetering van de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens.
Artikel 3, eerste lid. In de jurisprudentie hierover heeft de Hoge Raad enkele criteria opgeworpen om vast te stellen of er sprake is van hetzelfde feit. Allereerst is de feitelijke gedraging van belang. Er is sprake van hetzelfde feit als de gedraging in meer delicten hetzelfde is. Daarnaast speelt het beschermde rechtsgoed een rol. Wanneer de burger geen aangifte doet van zijn adreswijziging en vervolgens niet verschijnt wanneer het college van B en W hem daartoe verplicht, dan zijn dat in feite twee overtredingen. Het kan in dit geval disproportioneel zijn om twee boetes op te leggen. Overwogen kan worden om slechts één boete op te leggen.
Artikel 3, tweede lid. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan conform artikel 5:45 Algemene wet bestuursrecht. Het is dus van belang om te bepalen op welke datum de overtreding van een verplichting op grond van de Wet BRP is begaan. Uitgangspunt is dat de overtreding wordt geacht te zijn begaan op het moment dat het college constateert dat niet aan de wettelijke verplichting is voldaan. Bijvoorbeeld na overtreding van de aangifteplicht blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij de wet. De termijn schuift daarmee dus op.
Artikel 3, derde lid. Meestal ligt de verplichting in de Wet BRP alleen bij de ingeschrevene. In dat geval is de boete alleen opeisbaar bij de ingeschrevene. Soms echter ligt de verplichting bij verschillende mensen. In dat geval kan de boete ook opgelegd worden aan verschillende mensen. Er moet dan een keuze gemaakt worden aan wie de boete wordt opgelegd.
Artikel 3, vierde lid. Indien meerdere personen de verplichting hebben om aangifte te doen op grond van dit artikel, zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat aan elke persoon afzonderlijk een boete opgelegd kan worden (ook indien anderen medeaansprakelijk zijn). Als één van de personen, aan wie de boete is opgelegd, betaalt, zijn de anderen gevrijwaard tot het betalen van de boete. Voor de aangifte moet het college van B en W wel bepalen op wie de verplichting voornamelijk rust. In het geval van minderjarigen zal de verplichting eerder rusten op de ouder, voogden of verzorgers bij wie het kind gaat wonen, dan bij de ouder of ouders op wiens adres het kind niet meer woont. In het geval dat het college van B en W meerdere personen aansprakelijk stelt voor de bestuurlijke boete, zullen deze personen afzonderlijk aangeschreven moeten worden.
Artikel 3, vijfde lid. De bestuurlijke boete kan niet opgelegd worden als de overtreder is overleden.
Wanneer de boete bij leven van de burger is opgelegd en de burger vóór de inning komt te overlijden, dan vervalt de boete.
Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve- en subjectieve verwijtbaarheid. Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of nalaten van de burger: heeft hij feitelijk een wettelijke regel overtreden? Bepalend daarbij is of er op hem een verplichting rustte op grond van de Wet BRP. Als uit een geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat op hem geen verplichting rustte, is er geen reden tot het opleggen van de boete. Of er sprake is van objectief verwijtbaar gedrag blijkt uit het dossier op grond waarvan uiteindelijk een boete wordt opgelegd. Als kan worden vastgesteld dat de burger niet voldaan heeft aan zijn verplichting, wordt de verwijtbaarheid van de gedraging in beginsel aangenomen.
Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist, of kon hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen? Afhankelijk van de feiten en de omstandigheden waarin de burger zich ten tijde van de verplichting bevond, bepaalt het college en eventueel de rechter of er sprake is van een overmachtssituatie, waardoor het de burger op subjectieve gronden niet verweten kan worden dat hij niet aan zijn verplichting voldoet. Een voorbeeld daarvan is een spoedopname in een ziekenhuis, waardoor iemand niet tijdig aan zijn verplichting kan voldoen. Hierbij is het wel van belang dat de overtreder zo snel mogelijk nadat hij is ontslagen uit het ziekenhuis alsnog aan zijn verplichting voldoet. Blijft hij nalatig in het voldoen aan deze verplichting, dan is hij immers nog steeds in overtreding, terwijl de subjectieve omstandigheden waardoor het nalaten niet verwijtbaar was, niet meer van toepassing waren.
Van verwijtbaarheid is in ieder geval sprake indien de overtreder:
stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres heeft gewoond. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in een instelling voor de gezondheidszorg, een instelling op het gebied van kinderbescherming of een penitentiaire instelling.
In het bestuursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen lage en hoge bestuurlijke boetes. Voor lage bestuurlijke boetes gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boetes. De grens ligt op € 340,-. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen heeft de wetgever voor het opleggen van boetes ingevolge de Wet BRP gekozen voor een maximum van € 325,-. Conform het advies van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) is ervoor gekozen om per overtreding minimaal een standaardboete op te leggen van € 200,- en voor de hogere boete het maximale bedrag van € 325,-.
In Bijlage 1 ' Schema overtreding bestuurlijke boete' is schematisch aangegeven wanneer de standaardboete of de hogere boete opgelegd kan worden.
Bij valsheid in geschrifte moet het in principe gaan om een schriftelijk document. Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift geldt als valsheid in geschrifte.
Bij een valse aangifte als hier bedoeld kan een bestuurlijke boete worden opgelegd vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er dient dan wel rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 5.44 van de Algemene wet bestuursrecht. Als er naast het overtreden van de aangifteplicht tevens sprake is van valsheid in geschrifte, dient de zaak eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) te worden voorgelegd. Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Overtreding bestuurlijke boete
Een schematisch overzicht over de soorten overtredingen die beboet worden en de hoogte van de te betalen boete wordt gegeven in onderstaande tabel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-230520.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.