Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Woudenberg houdende regels omtrent het VTH beleid uitvoering omgevingsrecht gemeente Woudenberg

Voorwoord

 

Voor u ligt het VTH beleid uitvoering omgevingsrecht gemeente Woudenberg (hierna: het VTH-beleid). Met dit beleidsplan over de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert de gemeente Woudenberg een belangrijke bijdrage aan datgene wat de gemeente graag wil zijn en behouden: een gemeente met een fijne, schone, duurzame en veilige leefomgeving voor iedereen. Dit is de kernboodschap.

 

Het doel van het VTH-beleidsplan is tweeledig. In de eerste plaats beoogt de gemeente Woudenberg de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te beschermen door risicogericht te werken, waardoor datgene wat de meeste aandacht behoeft, ook de meest aandacht krijgt. Dat vraagt een duidelijke strategie ten aanzien van het toetsen van vergunningen/meldingen als ook het toezicht daarop, inclusief sanctionerings- en gedoogstrategieën. Het formuleren van meetbare doelstellingen en het evalueren daarvan is een belangrijk onderdeel in de beleidscyclus.

In de tweede plaats is het doel van de gemeente Woudenberg om aan te sluiten op de kwaliteitscriteria 2.2. van 1 juli 2019 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit is een set criteria voor VTH-taken. In paragraaf 2.3.3. wordt hier nader op ingegaan.

 

We hebben regels opgesteld om de waarden waar wij voor staan, zoals een schone, veilige, leefbare en duurzame leefomgeving, te behouden. Dat geldt voor zowel de landelijke als voor de lokale regels. Bovendien klinkt iedere keer wanneer er zich een incident heeft afgespeeld de roep om meer en/of betere regelgeving. Daarnaast zijn regels er ook op verzoek en ten behoeve van andere mensen en belangen. Wij vinden het dan ook belangrijk om zaken van tevoren goed geregeld te hebben. Dit VTH-beleid draagt daar aan bij.

 

1. Inleiding

1.1. Algemeen

De beleidsmatige keuzes ten aanzien van de taken die de gemeente Woudenberg uitvoert, worden met dit beleid vastgelegd. Deze keuzes worden grotendeels bepaald door het uitvoeren van een omgevingsanalyse (probleem- en risicoanalyse). Bij deze analyse is een inschatting gemaakt van de ernst van mogelijke effecten die overtredingen van regels kunnen hebben en de verwachte overtredingskans. Door de risico’s in kaart te brengen is het mogelijk om de VTH-taken risicogericht aan te sturen. Ook kan hierdoor de beschikbare uitvoeringscapaciteit effectief ingezet worden op die gebieden waar de risico’s het grootst zijn. Tegelijkertijd wordt duidelijk welke taken een hoge, gemiddelde of lage prioriteit hebben. Op grond hiervan kan gemotiveerd worden waarom bepaalde taken minder intensief uitgevoerd worden. Dit wil overigens niet zeggen dat het bestuur geen keuzevrijheid meer heeft om bepaalde zaken ondanks de lage prioriteit toch uit te voeren. Daarbij dient men zich echter wel te realiseren dat het maken van andere keuzes gevolgen heeft voor de capaciteit of dat deze ten koste gaan van de uitvoering van taken met een hogere prioriteit. Dit laatste is echter onwenselijk, dus moet in dat geval bekeken worden of de capaciteit vergroot moet worden.

 

Uitwerking van het beleid

Het VTH-beleid wordt jaarlijks uitgewerkt in een VTH-uitvoeringsprogramma. Dat programma bevat een realistische raming van de VTH-activiteiten die dat jaar zullen worden uitgevoerd. Het VTH-programma is leidend voor de uitvoering van deze taken. Daarbij dient uiteraard rekening gehouden te worden met de organisatorische en financiële mogelijkheden en de bestuurlijke ambitie. Er is sprake van een programmatische planning en inschatting dat tevens rekening houdt met ad hoc zaken.

 

Doel beleidsplan

Het doel van het voorliggend VTH-beleidsplan is tweeledig. In de eerste plaats beoogt de gemeente Woudenberg de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te beschermen door risicogericht te werken, waardoor datgene wat de meeste aandacht behoeft, ook de meest aandacht krijgt. Dat vraagt een duidelijke strategie ten aanzien van het toetsen van vergunningen/meldingen als ook het toezicht daarop, inclusief sanctionerings- en gedoogstrategieën.

 

In de tweede plaats is het doel van de gemeente Woudenberg om aan te sluiten op de kwaliteitscriteria 2.2. van 1 juli 2019 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit is een set criteria voor VTH-taken. In paragraaf 2.3.3. gaan we verder in op deze kwaliteitscriteria.

 

Vergunningverlening

De gemeente Woudenberg wil bij vergunningverlening een betrouwbare partner zijn voor inwoners en ondernemers. Zij wil zich dienstverlenend opstellen en de inwoner zo optimaal mogelijk bedienen. De gemeente Woudenberg kiest voor een klantgerichte en vraaggerichte benadering, waarbij een snelle, zorgvuldige, juridisch correcte en tijdige afhandeling van de vergunningaanvragen centraal staat. De inwoner en bedrijf wordt daarbij op een deskundige en vriendelijke wijze van informatie voorzien. Voortdurend wordt gestreefd naar een verbetering van de dienstverlening.

 

De focus van de gemeente Woudenberg ligt niet op de beperkingen die wet- en regelgeving met zich meebrengen. Bij het beoordelen van vergunningaanvragen wordt juist gezocht naar de mogelijkheden om de aangevraagde activiteiten te vergunnen. Er wordt dus gewerkt volgens een ‘ja, tenzij’ principe. Dit is maatwerk met aandacht voor de rechtszekerheid van derden. De gemeente Woudenberg kiest niet voor zoveel mogelijk vergunningsvrij, omdat met een vergunningensysteem de belangen van buren en anderen worden gediend. We bezien wel altijd of vergunningen nog aansluiten bij het beoogde doel.

 

Toezicht en handhaving

De gemeente Woudenberg zorgt samen met haar inwoners en bedrijven voor een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving. Toezicht en handhaving zijn instrumenten die bij kunnen dragen aan dit streven. Daarnaast wil de gemeente Woudenberg op een eenduidige wijze uitvoering geven aan de taken die voortvloeien uit wetgeving en beleid. We streven naar duidelijke normen, zodat inwoners, bedrijven, instellingen en overheden hun eigen verantwoordelijkheden kunnen nemen en zich volgens de voor hun geldende regels gedragen. Naleefgedrag neemt een centrale plaats in. Naleving is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven zelf. Van inwoners en bedrijven wordt verwacht dat ze zich maatschappelijk verantwoord gedragen, de regels kennen en naleven en dat zij hierin samenwerken en elkaar aanspreken op ieders verantwoordelijkheid.

 

Ter verbetering van naleefgedrag wordt gekozen voor een gerichte aanpak. Hierbij hebben preventieve instrumenten de voorkeur boven repressieve instrumenten. Door overleg voor en tijdens de bouw verwachten wij bijvoorbeeld dat minder bouwactiviteiten leiden tot formele handhavingsacties.

 

Efficiënte, heldere en transparantere uitvoering van taken

Vergunningverlening, toezicht en handhaving vindt zoveel mogelijk gestandaardiseerd plaats. Dit betekent dat er gebruik gemaakt wordt van vooraf ingerichte werkprocessen en instructies. Op die manier wordt een uniforme werkwijze gegarandeerd. Vergelijkbare situaties worden op gelijke wijze afgehandeld: willekeur en rechtsongelijkheid wordt voorkomen en het proces is voorspelbaar. Dit betekent ook dat er vanuit de gemeente op een actieve manier gecommuniceerd moet worden. Op die manier kan ook worden overgedragen hoe de gemeente haar taken op het gebied van VTH uitvoert.

 

Monitoring

Gedurende de uitvoering van het VTH-programma vindt monitoring plaats van de onderwerpen die hierin zijn geregeld. Het monitoren hiervan is belangrijk om lopende het jaar te kunnen sturen op de planning, om middels de flexibele schil tijdig bij te kunnen sturen op capaciteit, om te controleren of gehandeld wordt conform de vastgestelde (beleids)kaders en om gegevens te verzamelen ten behoeve van de evaluatie. De verzamelde gegevens worden daarnaast gebruikt als input voor het VTH-programma van het opvolgende jaar en kunnen aanleiding zijn om het VTH-beleid op onderdelen aan te passen.

 

Evaluatie

Na afloop van een kalenderjaar wordt er een VTH-jaarverslag opgesteld. Het jaarverslag wordt gelijktijdig met het programma voor het komende jaar in één document aangeboden ter vaststelling. Het jaarverslag geldt als evaluatie van het VTH-programma van het voorafgaande jaar. In deze evaluatie wordt een overzicht gegeven van de doelstellingen uit het VTH-programma. Deze doelstellingen worden afgezet tegen de resultaten van het desbetreffende jaar. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, worden de prioriteiten, beleidsdoelstellingen of strategieën aangepast in het VTH-programma voor het daaropvolgende jaar.

1.2. Afbakening

Het voorliggend VTH-beleid richt zich specifiek op de VTH-taken die volgen uit het omgevingsrecht (bouwen, ruimtelijke ordening en (brand)veiligheid, archeologie, monumenten, kappen, in/uitritten etcetera). Dit document heeft geen betrekking op de VTH-taken voor het onderdeel milieu en bodem waarvoor op 18 mei 2017 actueel beleid is vastgesteld, sociale wetgeving, strafrechtelijk(e) toezicht- en handhaving, bestuursrechtelijke handhaving openbare ruimte (BOA), bijzondere wetten, leerplicht, belastingen en heffingen en bevolkingsadministratie.

 

Via een gemeenschappelijke regeling is de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD Utrecht) de uitvoeringsorganisatie voor de milieutaken (de basistaken). Dit geldt voor onder andere geluid, bodemsanering, de Wabo en het omgevingsrecht. De gemeente Woudenberg heeft al haar milieutaken ondergebracht bij de RUD Utrecht. Deze organisatie is dan ook verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van milieuwetgeving. Ook adviseert zij bij diverse ruimtelijke onderwerpen en andere vergunningprocedures, bijvoorbeeld ten aanzien van geluid (ook bij evenementen) en bodemkwaliteit. Op 18 mei 2017 is ingestemd met het VTH-beleidsplan milieu voor de gemeente Woudenberg. Dit beleidsplan maakt onlosmakelijk deel uit van het voorliggende VTH beleid uitvoering omgevingsrecht en is daarom opgenomen in bijlage 7.

 

De inwerkingtreding van de Omgevingswet 1 zal gevolgen hebben voor het totale stelsel van beleid, vergunningverlening en handhaving in het fysiek domein. De Omgevingswet kent echter voor gemeenten ook een lange periode van overgangsrecht waarin het huidige en het nieuwe stelsel naast elkaar bestaan en langzaam overgaan in het nieuwe stelstel. Op korte termijn zal de basis voor VTH niet veranderen, maar burgers en bedrijven mogen een nog meer integrale behandeling verwachten dan onder de Wabo. Omdat de gevolgen voor de dagelijkse uitvoering van het VTH beleid nog onvoldoende scherp zijn, wordt er in dit beleid nog uitgegaan van de huidige wetgeving en gelijktijdig een start gemaakt met een integraal beleid Omgevingswet. Dit beleid Omgevingswet volgt dan voorliggend VTH beleid op.

1.3. Leeswijzer

In hoofdstuk 2 gaan we in op de achtergrond van het beleid. We beschrijven de aanleiding om nieuw beleid op te stellen en lichten toe binnen welke kaders het beleid wordt opgesteld. Ook schenken we aandacht aan de beleidscyclus.

In hoofdstuk 3 zijn de bestuurlijke visie, ambities en doelstellingen te vinden met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving.

In hoofdstuk 4 wordt de VTH organisatie omschreven inclusief onze samenwerkingspartners.

In hoofdstuk 5 is een omgevingsanalyse te vinden bestaande uit een situatieschets en een probleemanalyse.

In hoofdstuk 6 wordt uitgelegd hoe de risico’s en de daaruit volgende prioriteiten worden bepaald.

In hoofdstuk 7 gaan we in op de vergunningsstrategie. Hierbij wordt ook de toetsing omtrent vergunningverlening beschreven.

Hoofdstuk 8 geeft de handhavingsstrategieën weer, waarbij wordt ingegaan op een tweetal aspecten van de naleving: preventie en handhaving.

Het sluitstuk van de beleidscyclus, de zogenaamde BIG-8, is monitoring en evaluatie. Dit onderwerp wordt beschreven in hoofdstuk 9.

2. Aanleiding VTH – beleid

2.1. Achtergrond

Op grond van de wet VTH en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is de gemeente verplicht om vergunning,- en handhavingsbeleid op te stellen. In de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) worden eisen gesteld aan de inhoud van VTH-beleid. Het overheidsoptreden met betrekking tot de verlening van omgevingsvergunningen, het toezicht op naleving en de handhaving van het omgevingsrecht dient uniform en integraal plaats te vinden. Daarnaast is de verplichting vastgelegd om het beleid uit te werken in jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s (het VTH-programma).

 

Op 30 januari 2014 heeft de gemeenteraad het Integraal toezicht- en handhavingsbeleid 2014-2018 vastgesteld. Het Bouwbeleidsplan is van mei 2008. Voor beide beleidsstukken is het tijd voor actualisatie. Met de vaststelling van dit VTH beleidsplan wordt aan deze wettelijke verplichtingen voldaan en worden het Integraal toezicht- en handhavingsbeleid 2014-2018 en het Bouwbeleidsplan middels dit voorliggende beleidsplan vervangen. De Wet VTH beoogt verder tevens de vorming van een landelijk netwerk van regionale uitvoeringsdiensten, het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering van VTH-taken en de verbetering van de samenwerking en informatie-uitwisseling, zowel bestuurs- als strafrechtelijk. De Wet VTH heeft paragraaf 5.2 van de Wabo vervangen door een nieuwe paragraaf over kwaliteitsbevordering en samenwerking bij de uitvoering en handhaving. De Wet VTH wordt, samen met de Wabo, overgeheveld naar de Omgevingswet.

 

Het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de VNG zijn per 1 juli 2019 een set kwaliteitscriteria overeengekomen. Deze kwaliteitscriteria 2.2 zijn bedoeld om de uitvoering van de VTH-taken door gemeenten en provincies in het omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. Deze criteria zijn zeer belangrijk voor de totstandkoming van dit VTH-beleid. We komen later op de kwaliteitscriteria terug.

2.2. Definities

Vergunningverlening

Onder vergunningverlening in het kader van het omgevingsrecht verstaan we het vooroverleg en het beoordelen en toetsen van principeverzoeken en aanvragen aan geldende wet- en regelgeving om uiteindelijk binnen de gestelde proceduretijd te komen tot een kwalitatief goed besluit, zo nodig onder voorwaarden en voorschriften.

 

Toezicht

Onder toezicht verstaan we het uitvoeren van controles van verleende vergunningen (bouwwerken en gebruik) of op eigen initiatief en het naar aanleiding van een klacht of melding verzamelen van informatie om te zien of een handeling of situatie voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Van de controles gaat een preventieve werking uit. Het toezicht kan tot resultaat hebben dat de wettelijke voorschriften, zonder inzet van verdere handhavingsmiddelen, worden nageleefd. Het toezicht omvat een breed scala aan activiteiten, vaak ook in voorlichtende, meedenkende en adviserende zin. Maar ook door middel van aansporing, overreding of het geven van een waarschuwing. Zodoende wordt geprobeerd om mensen aan te sporen alsnog de voorschriften na te leven. Wanneer dit niet tot het gewenste effect leidt, wordt overgegaan tot daadwerkelijk handhaven.

 

Handhaving

Onder handhaving wordt verstaan het bestuursrechtelijk optreden tegen situaties die in strijd zijn met de wettelijke voorschriften, op grond van artikel 125 van de Gemeentewet. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de verschillende bestuursrechtelijke bevoegdheden die in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) zijn geregeld. Te denken valt aan het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang; dit zijn zogenaamde herstelsancties, welke strekken tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Naast de voornoemde herstelsancties kan er ook een bestraffende sanctie worden ingezet: de bestuurlijke boete. Het doel van de bestuurlijke boete is leedtoevoeging. Overige mogelijkheden zijn het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning of een ontheffing. Bestuursrechtelijke handhaving is, met uitzondering van de bestuurlijke boete, niet gericht op straffen, maar op het opheffen van de strijdige situatie. Waar nodig (en mogelijk) kan, eventueel met samenwerkingspartners, worden besloten om naast een bestuursrechtelijk traject ook strafrechtelijk op te treden.

2.3. Beleidskaders

De kaders van het beleid worden bepaald door vereisten uit de Wabo, het Bor en de Wet VTH. Deze behelzen tevens de genoemde kwaliteitscriteria.

2.3.1. Beleidscyclus

Het VTH-beleid maakt onderdeel uit van de beleidscyclus. De procescriteria beschrijven de eisen die gesteld worden aan de beleidscyclus. Door de criteria te volgen, wordt de cyclus gesloten. Daarbij hanteren we het BIG-8 model:

 

 

Dit model is ontworpen voor overheden in het kader van kwaliteitsmanagement. Het maakt vanuit een strategisch kader de vertaling naar operationeel beleid ten behoeve van kwaliteitsborging, samen met een sluitende planning en control cyclus.

De BIG-8 is een dubbele ‘plan-do-check-act (PDCA)’ cyclus waarbij beleid en uitvoering twee cirkels vormen die in elkaar grijpen en daardoor verbonden zijn. Hierdoor worden werkzaamheden doelmatig en planmatig uitgevoerd.

 

De aanpak conform de BIG-8 is verplicht op grond van hoofdstuk 5 van de Wabo voor wat betreft toezicht en handhaving. In de Wet VTH is bepaald dat er ook ten aanzien van (omgevings)vergunningen een dergelijk beleid vastgesteld dient te worden. Het Bor zal hiervoor aangepast worden. Vooruitlopend hierop en op de nieuwe Omgevingswet waarin dit uiteindelijk ook geregeld zal worden, is hier het vergunningenbeleid al opgenomen en uitgewerkt.

2.3.2. Kwaliteitseisen Bor

Het Bor kent op hoofdlijnen de hiernavolgende eisen voor de organisatie van toezicht en handhaving.

 

VTH-beleid

Het bestuursorgaan stelt het beleid voor vergunningverlening, toezicht en handhaving vast dat gebaseerd is op een probleemanalyse en een naleefstrategie bestaande uit een preventie-, toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. Daarbij stelt het bestuursorgaan vast welke doelen het zichzelf stelt en hoe deze doelen kunnen worden bereikt.

 

VTH-programma

Aan de hand van de doelen en budgetten uit de programmabegroting, de omgevings- en probleemanalyse, de gestelde prioriteiten, de incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag, wordt het jaarlijkse uitvoeringsprogramma opgesteld. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangegeven wat de beoogde productie is in termen van aantal te verlenen vergunningen, afwijkingen van vergunningen, uit te voeren controles en het aantal afgehandelde klachten en meldingen. In het uitvoeringsprogramma VTH worden de volgende elementen opgenomen:

  • een inschatting van het soort en aantal vergunningen en meldingen;

  • de voorgenomen uit te voeren toezichts- en handhavingsactiviteiten voor dat jaar;

  • de te realiseren productie in termen van controles en handhavingsacties, waarbij tevens tijd voor ad hoc zaken moet worden meegerekend;

  • de relatie met de gestelde ambities en doelen en prioriteiten.

VTH-jaarverslag

Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid effect heeft en/of de gestelde doel- en taakstellingen zijn of zullen worden gehaald. De ambtelijke capaciteit speelt hierin ook een rol. Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegevens moeten periodiek opvraagbaar zijn voor zowel sturingsdoeleinden (voortgang van de uitvoering) als voor periodieke verantwoording naar het gemeentebestuur en de gemeenteraad. Ook de provincie dient hiervan, in het kader van het interbestuurlijk toezicht, op de hoogte te worden gesteld. Voor alle taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt gebruik gemaakt van een registratiesysteem, dat een integrale behandeling van omgevingsdossiers en termijnbewaking mogelijk maakt. De gegevens worden gebruikt als input van het jaarverslag en ter evaluatie. De voornoemde gegevens worden tevens als input gebruikt voor het nieuwe uitvoeringsprogramma. Op grond van evaluatie kan het beleid zo nodig bijgesteld worden, zodat dit effectiever en efficiënter wordt.

 

Uitvoeringsorganisatie

Het bestuursorgaan richt zijn organisatie zodanig in dat een adequate en behoorlijke uitvoering gewaarborgd is. Om dat te realiseren verplicht de Wabo het bestuursorgaan er in ieder geval voor te zorgen dat er voldoende middelen (op zowel personeel als op financieel vlak) beschikbaar zijn en dat de werkprocessen zijn beschreven.

Daarnaast is een scheiding tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving noodzakelijk. Op grond van de Wabo en de landelijke kwaliteitscriteria moeten binnen de gemeentelijke organisatie regelingen getroffen zijn voor een zo optimaal mogelijke scheiding tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving. De functiescheiding tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving draagt bij aan de objectiviteit van de handhaving. Op deze manier hoeft niet eenzelfde persoon, die een rol bij het verlenen van een bepaalde vergunning heeft gespeeld, nogmaals een oordeel te geven over de eventuele niet naleving van (een deel van) die vergunning. Daarnaast zijn vergunningverlening en handhaving aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteiten van de personen die zich hiermee bezig houden.

2.3.3. Kwaliteitscriteria 2.2

De samenleving verwacht van de overheid een professionele kwaliteit van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Gemeenten en provincies hebben in de loop der tijd steeds meer taken gekregen in de fysieke leefomgeving en zijn volop bezig met grote opgaven zoals de energietransitie en de (woning)bouwopgave. Om al deze taken en opgaven goed te kunnen oppakken, is het op orde zijn van de kwaliteit van de organisatie uitermate belangrijk. Dit geldt zowel voor de eigen organisatie als voor uitvoeringsorganisaties als omgevingsdiensten. Eén van de instrumenten om deze kwaliteit te borgen en bevorderen zijn kwaliteitscriteria van de VNG. De kwaliteitscriteria 2.2 van 1 juli 2019 stellen eisen aan de medewerkers die de taken uitvoeren. Deze eisen richten zich op ervaring, deskundigheid en taakfrequentie en leggen een ondergrens voor het aantal medewerkers dat een bepaalde taak dient uit te voeren (kritieke massa). Ook bepalen de kwaliteitscriteria 2.2 op welke wijze de gemeentelijke organisatie borgt dat de uitvoering van de VTH-taken structureel op een adequaat niveau plaatsvindt. De Wet VTH verplicht gemeenten om een verordening vast te stellen dat de kwaliteit regelt van de door en in opdracht van de gemeente uit te voeren VTH-taken in het omgevingsrecht. De gemeente Woudenberg heeft daarin voorzien door op 24 november 2016 de ‘Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Gemeente Woudenberg’ vast te stellen. Die verordening richt zich primair op basistaken die door de RUD Utrecht worden uitgevoerd. De voornoemde verordening heeft als uitgangspunt dat de gemeente Woudenberg zich conformeert aan de kwaliteitscriteria voor wat betreft de basistaken. Bij afwijkingen kan worden uitgelegd waarom de gemeente niet voldoet. Dit principe van voldoen aan de wet of uitleggen waarom er niet aan wordt voldaan, vindt zijn grondslag in het zogenaamde ‘comply or explain’ beginsel. Gezien de omvang van Woudenberg en het aantal te behandelen casussen wordt niet aan de minimale aantallen medewerkers voldaan. Daar is onvoldoende werk voor. Hoewel de kritieke massa niet wettelijk zijn geborgd, wordt het aanbevolen deze te hanteren.

 

Voor de gemeente betekent het voldoen aan de kwaliteitscriteria ook dat er een sluitende beleidscyclus moet zijn om kwaliteit te borgen, er een inhoudelijke ondergrens is en de taken belegd moeten worden bij (onderdelen van) organisaties die continuïteit in de uitvoering kunnen garanderen.

 

 

2.4. Ontwikkelingen

VTH onder de Omgevingswet

De Wet VTH zal voor zover mogelijk beleidsneutraal opgenomen worden onder de Omgevingswet. Op moment van schrijven is nog niet bekend per welke datum de Omgevingswet in werking zal treden. De eerder genoemde inwerkingtreding van 1 januari 2021 is niet haalbaar gebleken en is dan ook uitgesteld (verwachting met een half jaar of een jaar, nadere informatie volgt).

Veranderingen betreffen vooral het herschrijven om zo aan te sluiten bij de terminologie van de Omgevingswet. Dit betekent echter niet dat de invoering van de Omgevingswet geen invloed zal hebben op de werkwijze. De Omgevingswet zal namelijk zeer zeker invloed hebben op de wijze waarop het VTH-beleid en de uitvoering daarvan in de toekomst zal plaatsvinden. De betrokkenheid en invloed van de gemeente zal zich – naar verwachting – verplaatsen naar de achterzijde van het proces (toezicht en handhaving) en minder op de vergunningverlening (minder vergunningsplichten). Dit kan effecten hebben op de leges die binnenkomen bij de gemeente. Daarnaast streeft de Omgevingswet naar meer open normen en ruimte voor eigen initiatief. Dit vraagt om extra interpretatie van de toezichthouders, handhavers en juristen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de omvang van de verandering afhankelijk is van de ambitie die de gemeente Woudenberg daaromtrent inneemt. Hoe dan ook vraagt de Omgevingswet om een andere manier van werken, een manier waarin een aanvraag meer integraal bekeken wordt en de gemeente denkt vanuit mogelijkheden in plaats van beperkingen.

 

Wet kwaliteitsborging

Op 14 mei 2019 nam de Eerste Kamer de Wet kwaliteitsborging (hierna: de Wkb) voor het bouwen aan. De Wkb heeft drie doelen: een verbeterde (borging van de) bouwkwaliteit, een verbeterde positie van de consument, en het stimuleren van kwaliteitsverbetering en faalkostenvermindering. Om dit te bewerkstelligen wordt een stelsel ontwikkeld voor toetsing op relevante aspecten van kwaliteit van het eindproduct door een onafhankelijke marktpartij (private kwaliteitsborgers). Verder zal een verklaring van de kwaliteitsborger bij oplevering voorwaarde zijn voor ingebruikname en worden er een aantal wijzigingen in Burgerlijk Wetboek doorgevoerd.

 

De Wkb zal samen met de Omgevingswet in werking treden omdat deze wetten aan elkaar zijn gekoppeld. Beide wetten zijn onderdeel van een nieuw stelsel van

vergunningverlening, toezicht en handhaving. Op welke datum de Omgevingswet en de Wkb in werking treden is op moment van schrijven onderwerp van bestuurlijk overleg.

Tot de invoering van de Wkb wordt op landelijk niveau met ongeveer 10% van de eenvoudigere bouwprojecten als pilotprojecten uitgevoerd. Als blijkt dat het stelsel onvoldoende werkt of de kosten te veel stijgen, dan kan de minister besluiten de Wkb alsnog – of onderdelen daarvan – niet in te laten gaan. Als de Wkb wel wordt ingevoerd, dan gebeurt dat vooralsnog alleen voor eenvoudige 2 bouwprojecten (gevolgklasse 1). Op een later moment wordt beslist of de Wkb ook gaat gelden voor complexere bouwprojecten3 . De uitbreiding van de aansprakelijkheid geldt wel direct vanaf de inwerkingtreding voor alle bouwprojecten in alle gevolgklassen.

 

De invoering van de private kwaliteitsborging wordt gefaseerd ingevoerd. De kwaliteitsborging van groepen bouwwerken worden in fasen overgebracht van de publieke sector naar de private sector. Door middel van kwaliteitssystemen borgt de opdrachtgever de bouwkwaliteit. De invoering van de Wkb heeft gevolgen voor de gemeentelijke organisaties. Hierdoor gaat de capaciteitsbehoefte voor het onderdeel bouw naar alle waarschijnlijkheid afnemen. Dit komt mede doordat onder de Wkb het preventief toetsen van het Bouwbesluit niet meer nodig is.

3. Visies, ambities en doelstellingen

3.1. Visies en ambities

De gemeente Woudenberg beseft zich dat vergunningverlening, toezicht en handhaven iets is dat voor de betrokkenen onprettig kan zijn. Het aanvragen van een vergunningen kan namelijk behoorlijk wat voeten in de aarde hebben. Controles kunnen zorgen voor overlast. Handhaving kan voor betrokkenen als aanvallend en persoonlijk worden ervaren. De gemeente Woudenberg vindt het toch belangrijk om uitvoering te geven aan deze taken, omdat we met elkaar in de toekomstvisie Woudenberg 2030 hebben vastgesteld dat we in een veilige, gezonde, economische en duurzame omgeving willen wonen, werken, recreëren, opgroeien en leven. In de toekomstvisie Woudenberg 2030 zijn vier kernwaarden benoemd:

  • Woudenberg als agrarisch en bedrijvig dorp;

  • Woudenberg als klein, hecht, zorgzaam en pluriform dorp;

  • Woudenberg als dorp waar het levendig en prettig wonen is;

  • Woudenberg als duurzaam dorp waar ruimte, rust en groen volop te

  • vinden zijn.

Soms kan het gedrag van individuele inwoners of bedrijven bovenstaande visie en/of kernwaarden bedreigen en een risico opleveren voor de leefomgeving. Het is dan aan de gemeente om te zorgen dat de risico's beheersbaar blijven. Er is echter altijd een grens aan de middelen die de gemeente daarvoor kan en wil inzetten. Deze grens bepaalt daarmee ook de mate van risico dat nog acceptabel kan worden gevonden om door de gemeentelijke samenleving te worden gedragen.

 

De gemeente Woudenberg heeft voorts een dienstverleningsvisie 4 . Deze visie komt op het volgende neer: We geloven er in dat we samen met de inwoners, ondernemers en organisaties van Woudenberg beter kunnen zorgen voor een veilig, sociaal en leefbaar Woudenberg. We willen dat iedereen zich thuis voelt in ons dorp en de gemeente ziet als professionele partner. Daarom realiseren wij onze ambities samen met burgers, (commerciële) organisaties en andere overheden.

 

Deze dienstverleningsvisie is uitgewerkt op basis van de kernwaarden van onze gemeente:

  • betrouwbaar: onze inwoners hebben vertrouwen in de gemeente en andersom. We zeggen wat we doen én doen wat we zeggen;

  • open: we laten zien wat we doen en leveren. Onze processen zijn transparant. We staan open voor (nieuwe) initiatieven en feedback en koppelen altijd terug naar de initiatiefnemer. Inwoners zijn welkom in ons gemeentehuis;

  • initiatiefrijk: onze medewerkers en samenwerkingspartners denken mee met onze klanten en bieden maatwerk waar nodig. Zij hebben als vertrekpunt: 'ja, tenzij'.

Visies en ambities doorvertaald in vergunningverlening

De gemeente Woudenberg wil bij vergunningverlening een betrouwbare partner zijn voor inwoners en ondernemers. Zij wil zich dienstverlenend opstellen en de inwoner zo optimaal mogelijk bedienen. Dit wordt onder andere bereikt door op gelijke wijze om te gaan met gelijke aanvragen. De gemeente Woudenberg kiest voor een klantgerichte en vraaggerichte benadering, waarbij een snelle, zorgvuldige, juridisch correcte en tijdige afhandeling van de vergunningaanvragen centraal staat. De inwoner wordt daarbij op een deskundige en vriendelijke wijze van informatie voorzien. Voortdurend wordt gestreefd naar verbetering van de dienstverlening, door middel van digitale en integrale dienstverlening. Daarnaast wil de gemeente Woudenberg in vergunningverlening duidelijk en transparant zijn. Deze werkwijze moet teweegbrengen dat aanvragers van vergunningen weten waar zij aan toe zijn en hun eigen verantwoordelijkheden kunnen nemen.

 

De gemeente kijkt, waar sprake is van gemeentelijke beleidsvrijheid, continu naar de nut en noodzaak van het aanvraagproces en de vergunningsvoorwaarden. Zo worden overbodige toetsingskaders, procedurestappen en indieningvereisten (zoals verschillende bewijsstukken) geschrapt. Hetgeen ook uitgangspunt van onze bedrijfsfilosofie ‘Lean’ is. Zo wordt bij de op te stellen vergunningvoorschriften kritisch gekeken naar de nut en noodzaak, bijvoorbeeld waar het gaat om op te leggen meet- en registratievereisten.

 

De focus van de gemeente Woudenberg ligt niet op de beperkingen die wet- en regelgeving met zich meebrengen. Bij het beoordelen van vergunningaanvragen wordt integraal gezocht naar de mogelijkheden om de aangevraagde activiteiten te vergunnen (het eerder aangehaalde ‘ja, tenzij’ principe). Lokale regels worden getoetst op het concrete belang en er vind continu een beoordeling plaats van nut en noodzaak.

 

De gemeente gaat uit van een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager bij het aanvraagproces van een vergunning. Dit houdt in dat initiatiefnemers van vergunningaanvragen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het indienen van een complete aanvraag en het creëren van draagvlak of acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden. Uiteraard kan de gemeente hierbij adviseren. Door het toetsen van aanvragen en het verlenen van vergunningen neemt de gemeente de eigen verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers voor het voldoen aan wet- en regelgeving (waaraan getoetst wordt) niet weg.

 

Visies en ambities doorvertaald in toezicht en handhaving

De gemeente Woudenberg wil herkenbaar, duidelijk, consistent en integraal handhaven. Daarmee wordt een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor de inwoners en bedrijven nagestreefd. Toezicht en handhaving zijn instrumenten die bij kunnen dragen aan dit streven. Daarnaast wil de gemeente Woudenberg op een goede wijze uitvoering geven aan de taken die voortvloeien uit wetgeving en beleid.

 

De gemeente Woudenberg streeft naar duidelijkheid in de norm en regelgeving, zodat inwoners, bedrijven, instellingen en overheden hun eigen verantwoordelijkheden kunnen nemen om zich volgens de voor hen geldende regels te gedragen. Naleefgedrag neemt een centrale plaats in. Transparantie is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Het helder, eenduidig en begrijpelijk formuleren van regels en deze uitdragen en uitleggen, om het op die manier voor burgers, bedrijven en instellingen makkelijker te maken hun eigen verantwoordelijkheid te nemen om de regels ook na te leven draagt bij aan begrip en een betere naleving. Daarbij geldt dat nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan het voorkomen van overbodige regels en niet handhaafbare gemeentelijke regelingen en vergunningen. Naleving is zoals gezegd in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven zelf. Van inwoners en ondernemers wordt verwacht dat ze zich maatschappelijk verantwoord gedragen. Dat houdt in dat zij worden geacht de regels in grote lijnen te kennen en die regels dan ook naleven. Verwacht wordt dat mensen op dat vlak samenwerken en elkaar aanspreken op ieders verantwoordelijkheden.

 

Ter verbetering van naleefgedrag wordt gekozen voor een gerichte aanpak. De aanpak bestaat uit een doordachte combinatie van handhavingsinstrumenten en wordt op de situatie toegesneden. Hierbij hebben preventieve instrumenten de voorkeur boven repressieve instrumenten. Een goede naleving is belangrijk voor het beperken van de risico’s. Naleving wordt bevorderd door inzet van diverse middelen en een combinatie van preventieve (communicatie, vooroverleg, vergunningverlening en toezicht) en repressieve instrumenten (handhaving). Indien het uiteindelijk komt tot een handhavingstraject, dan volgt de gemeente Woudenberg het werkproces handhaving.

3.2. Doelstellingen

Om een bijdrage te leveren aan de geschetste visie stelt de gemeente Woudenberg zich ten aanzien van de VTH-taken een aantal doelen om op een goede wijze uitvoering te geven aan de taken die voortvloeien uit regelgeving en beleid. Een onderdeel hiervan is het voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.2, zoveel mogelijk in zelfstandigheid en daar waar nodig gezamenlijk door het maken van laagdrempelige afspraken. Veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid in de gemeente speelt hierbij een belangrijke rol.

 

  • Voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.2;

  • Via vooroverleg en voorlichting over kaders en regels ervoor zorgen dat kansrijke vergunningaanvragen worden ingediend en het formeel besluit tot weigeren beperkt kan blijven;

  • Transparante en tijdige vergunningverlening;

  • De opgestelde regels zijn geen doel, maar een middel om veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid van de samenleving en de fysieke ruimte te borgen.

  • Naleefniveau van de opgestelde regels behouden of verhogen;

  • Sancties (dus handhaving) is niet het doel, maar het uiterste middel;

  • De beleidscyclus sluiten door goede monitoring en evaluatie van de meetbare doelstellingen.

Het voorgaande levert uitgewerkt per vakdiscipline (meetbare) doelstellingen op, schematisch weergegeven in bijlage 1.

4. VTH organisatie

4.1. Structuur en organisatie

Het college is op het gebied van de Wabo, de Gemeentewet en de Awb het bevoegde bestuursorgaan voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Binnen het college zijn portefeuillehouders aangewezen. Vergunningverlening behoort tot een andere portefeuillehouder dan toezicht en handhaving. De portefeuillehouders zijn samen bestuurlijk verantwoordelijk voor het gevoerde beleid en de uitvoering van taken die binnen hun portefeuille vallen. Zij zorgen er als coördinerende bestuurders ook voor dat waar nodig op bestuurlijk niveau afstemming plaatsvindt, zodat er eenduidig en slagvaardig wordt opgetreden en gehandeld. De beleidsmedewerkers die zich met VTH-taken bezighouden hebben regelmatig een zogenaamd ‘portefeuillehoudersoverleg’ met de bestuurders om beleidsmatige en lopende zaken te bespreken.

 

De doelstellingen van het beleid zijn afgestemd op de omvang van de gemiddelde werkvoorraad op vergunningverlening, toezicht en handhaving en de daarbij behorende capaciteit. Op het moment dat de omvang van de werkvoorraad in totaal of op onderdelen toe- of afneemt zal een (her)prioritering of (tijdelijke) uitbreiding in capaciteit moeten plaatsvinden. De verantwoording voor de prioritering en de bewaking van voldoende (adequaat) toezicht is terug te vinden in het jaarlijks op te stellen VTH-uitvoeringsprogramma.

 

Het behandelen van aanvragen voor een omgevingsvergunning bouwen en variaties daarop, vindt plaats door de plantoetsers. Het toezicht op de uitvoering en de naleving van bouwregelgeving, ruimtelijke ordening et cetera wordt uitgevoerd door de toezichthouder(s). Het juridisch/beleidsteam is verantwoordelijk voor het voeren van juridische procedures en het uitvoeren van bestuursrechtelijke handhavingsprocedures.

 

Scheiding VTH-taken

Vergunningverlening, toezicht en handhaving is binnen de gemeente Woudenberg, en binnen de vakdisciplines VTH in het bijzonder, gescheiden.

Dat is nodig gebleken. Niet alleen om te voorkomen dat er belangverstrengeling kan ontstaan, maar ook omdat het ongewenst is dat een vergunningverlener zijn of haar eigen vergunning zou kunnen controleren. Deze scheiding is op drie manieren gerealiseerd, namelijk door:

  • een duidelijke functieomschrijving;

  • de betreffende medewerkers in aparte basisteams te organiseren;

  • vergunningverlening te laten behoren tot een andere portefeuillehouder dan de portefeuillehouder die is belast met toezicht en handhaving.

4.2 Middelen

De kosten die binnen de gemeente Woudenberg bestaan voor de VTH-taken bestaan voornamelijk uit personele kosten van medewerkers, de gemeentelijke bijdrage aan de RUD Utrecht en de bijdrage aan de Veiligheidsregio Utrecht (hierna: de VRU). Daarnaast zijn er overige kosten zoals het registratiesysteem (dat wordt gebruikt voor werkzaamheden rondom omgevingsvergunningen), en de applicaties waarmee de toezichthouders werken. Een andere post is ook de inzet van de commissie ruimtelijke kwaliteit. Deze wordt gedekt via de legesinkomsten.

 

Tegenover de uitgaven staan de legesinkomsten. Deze mogen over een langere periode niet meer dan kostendekkend zijn. Overigens komen niet alle taken in aanmerking voor legesdekking. Dit geldt voor alle vooroverleg, bezwaar- en beroepsprocedures, meldingen en toezicht en handhaving. De omgevingswet zal de basis voor het heffen van de leges veranderen, maar lijkt nog steeds geen mogelijkheid te bieden om de kosten van toezicht en handhaving via leges te dekken.

 

De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om financiële middelen beschikbaar te stellen. Dat heet ‘budgetrecht’. Er dienen voldoende middelen ter beschikking te zijn om de risico’s die met de uitvoering van de VTH-taken worden tegengegaan tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. De financiële kaders zijn opgenomen in de begroting die aan de gemeenteraad in de reguliere planning- en control cyclus wordt aangeboden. De daadwerkelijke uitvoering, vastgelegd in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s, vindt plaats binnen de in de begroting opgenomen kaders voor personeelskosten en directe budgetten. Ontwikkelingen zoals bezuinigingen, deregulering, minder administratieve lasten en uitbreiding van het vergunningvrij bouwen hebben uiteraard invloed op de begroting. Zo heeft de economische crisis van 2008 en in de jaren daarna een duidelijke invloed gehad op het aantal aanvragen voor bouwvergunningen en daardoor ook op de legesinkomsten. Meer vergunningvrij bouwen betekent eveneens minder legesinkomsten, terwijl er veel meer vakinhoudelijke vragen gesteld worden aan medewerkers. Dergelijke vragen komen voort uit onduidelijkheden rondom vergunningvrij bouwen, waar dus geen leges tegenover staan.

 

Voor het uitvoeren van VTH-beleid is deskundigheid nodig. Op technisch gebied wijzigt de regelgeving de laatste jaren voortdurend en dit zal de komende jaren ook zo blijven.

4.3. Samenwerkingspartners

De gemeente Woudenberg voert haar VTH-taken niet alleen uit, maar werkt daarvoor samen met verschillende partners. Het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (hierna: het Mor) verplichten een afstemming en bekendmaking van het uitvoeringsprogramma aan betrokken bestuursorganen en strafrechtelijke partners.

 

Hierna zal een overzicht van die samenwerkingspartners volgen. Per samenwerkingspartner wordt een korte beschrijving gegeven van de taken die eenieder voor diens rekening neemt en welke afspraken er zijn gemaakt.

 

 

 

De milieutaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving worden uitgevoerd door de RUD Utrecht. Het gaat hierbij om de verplichte basistaken aangevuld met een aantal andere milieu gerelateerde taken zoals het beleid en de uitvoering van de Wet bodembescherming. Zij zijn hiervoor volledig gemandateerd, zoals onderstaande tabel indiceert. Ook het volledige inrichtingenbestand – inclusief (voormalige) provinciale bedrijven – van de gemeente Woudenberg is overgedragen aan de RUD Utrecht. De gemeente blijft als bevoegd gezag echter wel verantwoordelijk voor de uit te voeren taken op regionaal niveau en kan hier waar nodig sturing op geven.

 

De RUD Utrecht voert voor de gemeente Woudenberg de vergunningverlening/advisering voor de omgevingsvergunning activiteit milieu uit. Enkelvoudige vergunningen worden door de RUD Utrecht verleend. Bij meervoudige vergunningen levert de RUD Utrecht advies voor het milieudeel. Voor het Besluit bodemkwaliteit behandelt de RUD Utrecht de meldingen en houdt zij toezicht. Voor bodemsanering levert de RUD Utrecht – op verzoek – advies aan de gemeente Woudenberg. Daarnaast voert de RUD Utrecht (indien noodzakelijk) specialistische taken uit zoals Hogere grenswaarden geluid en RO-advisering.

 

Taakveld

Uitwerking beleid

Uitvoerend partij

Omgevingsvergunning

en meldingen milieu

Gemeente Woudenberg

RUD Utrecht

Toezicht milieu

Gemeente Woudenberg

RUD Utrecht/gemeente Woudenberg (signalerend)

Aandachtsgebieden milieu

Gemeente Woudenberg

RUD Utrecht

Handhaving (sancties/gedogen)

Gemeente Woudenberg

RUD Utrecht

 

De samenwerkingsafspraken tussen de RUD Utrecht en de gemeente Woudenberg liggen vast in een dienstverleningsovereenkomst (hierna: Dvo). De RUD Utrecht rapporteert ieder kwartaal en ook jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van haar taken voor de gemeente. Ook stelt de RUD Utrecht jaarlijks een jaarprogramma op. Het jaarverslag en het uitvoeringsprogramma worden door het college vastgesteld en ter kennisname aan de gemeenteraad aangeboden.

Daarnaast is de RUD Utrecht een samenwerkingspartner in de uitvoering van het takenpakket dat zij namens het bevoegd gezag van de provincie Utrecht uitvoeren, onder andere op het gebied van de Wet Natuurbescherming.

 

 

De VRU adviseert de gemeente Woudenberg in het kader van de vergunningverlening op het gebied van brandveilig gebruik. Daarnaast voert de VRU op dit gebied het toezicht uit. Tevens adviseert de VRU in het kader van Bevi bedrijven en de ruimtelijke inrichting van gebieden, onder andere in de voorbereiding van de brandbestrijding. De samenwerkingsafspraken tussen de VRU en de gemeente Woudenberg liggen ook vast in een Taakuitvoeringsovereenkomst (TUO). De VRU rapporteert jaarlijks over de uitgevoerde werkzaamheden en stelt jaarlijks in overleg met de gemeente Woudenberg een jaarplan op.

 

 

Om gezamenlijk effectief en efficiënt te kunnen opereren, is samenwerking tussen de voornoemde samenwerkingspartners verplicht gesteld. De provincie Utrecht heeft op grond van paragraaf 5.2 van de Wabo de wettelijke taak gekregen om deze samenwerking tussen alle organisaties die zich bezig houden met omgevingsrecht te coördineren. Hiertoe dienen zij een of meerdere overlegorganen in te stellen. Tenslotte is de provincie op grond van dezelfde paragraaf in de Wabo de wettelijke regisseur kwaliteitseisen en ziet zij erop toe dat hieraan voldaan wordt.

Op provinciaal vlak is het doel binnen het domein van VTH het verbeteren en bewaken van de kwaliteit en veiligheid in de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht. Zoals aangegeven streven de verschillende samenwerkingspartners (alle Utrechtse gemeenten, de RUD, de VRU, de Waterschappen, het openbaar ministerie en de politie) dit doel na op basis van hun eigen (wettelijke) taken en rollen.

 

Interbestuurlijk toezicht (IBT)

De provincies hebben een rol gekregen in het kader van het interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van medebewindstaken. Voorheen werd deze rol uitgevoerd door de Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT). Daarvoor werd het gedaan door de VROM-Inspectie. Primair heeft de gemeenteraad de taak het college te controleren op het juist uitvoeren van haar taken op het gebied van het omgevingsrecht. Dit wordt horizontaal toezicht genoemd. De provincie voert in principe haar taak in het kader van het verticale toezicht om die reden terughoudend uit.

 

Daarnaast is de provincie bevoegd gezag op een aantal wetgevingen en op haar eigen verordeningen. Met de omgevingswet zal dit geheel aangepast worden, maar de hoofdlijn zal de eerste jaren niet veranderen. De uitvoering vind deels via de RUD en deels via eigen personeel van de provincie plaats.

 

 

Er is sprake van een samenwerking tussen het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en waterschap Vallei en Veluwe. Deze samenwerking in heeft betrekking op het toezicht en de handhaving van zaken die grondwater of oppervlaktewater gerelateerd zijn. Daarbij moet worden gedacht aan zaken op het gebied van waterkwaliteit en waterkwantiteit (lozingen), het medegebruik van openbaar water en het nautisch toezicht op vaarbewegingen. Ook zijn er in 2019 afspraken gemaakt over de borging van de VTH-taken op het gebied van indirecte lozingen in het oppervlakte water.

 

 

Binnen het grondgebied van de gemeente Woudenberg bevindt zich het bedrijf Van Appeldoorn Chemical Logistics. Dit bedrijf is een zogenaamd BRZO-bedrijf (vallend onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen), waardoor het valt onder het bevoegd gezag van de provincie Utrecht. De omgevingsdienst Noordzeekanaal gebied (hierna: NZKG) uit Zaandam voert de milieutaken namens de provincie uit. Het toezien bij Van Appeldoorn op de naleving van de regels wordt door NZKG gedaan. Van Appeldoorn Chemical Logistics B.V. is een BRZO bedrijf en dient daarom te voldoen aan de meest strikte veiligheidswetgeving. Hoewel wij als gemeente geen bevoegd gezag zijn bij dit bedrijf, hebben wij belang bij goede naleving van de regels door dit bedrijf. In het kader van de integraliteit is ook van belang dat afstemming met het bevoegd gezag plaatsvindt.

 

De taken voor advisering op vergunning en toezicht archeologie heeft de gemeente Woudenberg op afroep bij de Omgevingsdienst Regio Utrecht liggen.

 

Op het gebied van strafrechtelijke milieuzaken zijn de milieu-agenten het eerste aanspreekpunt voor de gemeente. Daarnaast zijn de wijkagenten van Woudenberg het vaste aanspreekpunt voor de gemeente/de BOA. Afhankelijk van de positionering van de overtreding in de matrix van de Landelijke Handhavingsstrategie, kan het Milieuteam op enig moment in beeld komen.

 

 

In het geval strafrechtelijk optreden is vereist zal ook via de politie contact worden gezocht met het Openbaar Ministerie (het OM). Dit zal bijvoorbeeld moeten gebeuren bij geconstateerde milieuovertredingen, waarbij het vermoeden bestaat dat er sprake is van een economisch delict. Handhaven op Wet op de Economische Delicten kan alleen op basis van de artikelen: Wabo artikel 2.1, lid1, aanhef en onder e, al dan niet in combinatie met artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder j of k en artikel 2.3, aanhef en onder a. Daarbij kan gedacht worden aan een professioneel bedrijf dat sloopwerkzaamheden uitvoert waarbij asbest vrijkomt, maar er geen verplichte sloopmelding inclusief asbestinventarisatierapport wordt ingediend. In dergelijke gevallen vindt afstemming plaats met het Functioneel Parket, aangezien die afdeling zich in het bijzonder toelegt op de bestrijding van onder andere milieucriminaliteit. De vervolging van overtredingen op het gebied van openbare ruimte zal worden afgehandeld door het OM Midden-Nederland.

4.5. Bereikbaarheid

Volgens het Bor moet de gemeentelijke organisatie ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar zijn voor de Wabo-handhaving. Bij calamiteiten is er een gemeentelijke noodnummer beschikbaar wat buiten kantooruren kan worden gebeld, te weten (033) 2867777.

 

Voor wat betreft acute klachten over bedrijven die tot het basistakenpakket van de RUD Utrecht behoren, is die organisatie 24/7 bereikbaar via de milieuklachtenlijn, te weten (0800) 022551.

5. Omgevingsanalyse

5.1. Inleiding

De basis voor het stellen van prioriteiten en doelen met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt gevormd door een analyse van problemen en risico’s binnen de fysieke leefomgeving: de omgevingsanalyse.

 

In dit hoofdstuk beschrijven we in paragraaf 5.2. de situatieschets van de gemeente Woudenberg. In paragraaf 5.3. zal inhoudelijk worden ingegaan op de probleemanalyse. Daarbij zal tevens worden besproken hoe wij de risicoanalyse hebben uitgevoerd.

5.2. Situatieschets gemeente Woudenberg

De gemeente Woudenberg ligt centraal in Nederland. Namelijk op de grens van de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei, gelegen tussen de stedelijke regio’s Utrecht, Amersfoort en Veenendaal. De gemeente telt 13.403 inwoners 5 en heeft een oppervlakte van 36,72 km². Binnen de gemeentegrenzen liggen geen andere dorpen. Het dorpscentrum van Woudenberg is het winkelgebied van de gemeente.

 

Het bedrijventerrein ligt nu nog op enige afstand van de kern, maar wordt de komende jaren door de wijk Hoevelaar verbonden waar tot 2020 ca. 925 woningen gebouwd zullen worden. Het dorp kenmerkt zich door de ligging aan twee provinciale wegen: N226 en N224. Vanuit de oude kern met lintbebouwing langs de toegangswegen, is het dorp wijkgericht uitgebreid sinds de jaren 60. De wijken bestaan hoofdzakelijk uit grondgebonden eengezinswoningen. De niet grondgebonden gebouwen zijn voornamelijk appartementencomplexen uit eind jaren tachtig (Westerwoud), de jaren negentig en begin tweeduizend (centrum, Zeeland en De Schans). Bijzondere functies zijn verzorgingstehuis Groenewoude en De Schans. Het bedrijventerrein is een mix van transport- en opslagbedrijven en industrie. Vanouds in vrijstaande gebouwen, in toenemende mate aangevuld met bedrijfsverzamelgebouwen. De belangrijkste bestaansbronnen zijn zakelijke dienstverlening, handel, zorg en bouwnijverheid. Daarnaast vormen transport en logistiek, landbouw en nijverheid ook belangrijke sectoren.

 

Verspreid over de kern en het buitengebied komen rijks- en gemeentelijke monumenten voor, zoals het gemeentehuis.

 

In de afbeelding op de volgende pagina zijn de bouwjaarcategorieën van de Woudenbergse panden in beeld gebracht.

 

Figuur: Bouwjaarcategorieën panden

 

In het buitengebied is het agrarisch gebruik van groot belang. Dit geeft in combinatie met de cultuurhistorie en de natuur- en landschapswaarden het buitengebied een veelzijdig karakter met een recreatieve aantrekkingskracht. Het recreatiegebied Henschotermeer, een voormalige zandafgraving, is in de regio zeer geliefd. Net als de Pyramide van Austerlitz, een 17 meter hoge piramide van aarde, gebouwd in 1804 door napoleontische soldaten, een van de hoogste punten van de Utrechtse Heuvelrug. In de gemeente Woudenberg komen de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei samen. De bebouwing ligt verspreid in het gebied. Naast de agrarische bebouwing staan in het buitengebied ook diverse woningen.

 

Kwetsbare gebieden

Het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN) loopt globaal door de gemeente over de zuid- en westkant. Er liggen diverse aardgastransportleidingen in de gemeente Woudenberg. Aan de Ekris is een gasdruk- en regelstation aanwezig. Aan de zuidkant van de gemeente loopt een hoogspanningsleiding. Tussen de vijf á tien woningen bevinden zich in de nabijheid van deze leiding. In dat gebied ligt tevens de spoorlijn en de A12. Direct ten zuiden van de Stationsweg West ligt een waterwingebied met een boringsvrije zone.

5.3. Probleemanalyses

Voor een duidelijk en weloverwogen VTH-beleid is het noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Door het stellen van prioriteiten kunnen de beschikbare middelen en capaciteit efficiënter worden ingezet. Opgemerkt moet worden dat de probleem- en risicoanalyse slechts een momentopname betreft. Die analyse wordt jaarlijks getoetst op actualiteit en zo nodig herzien. Op basis van de jaarlijkse analyse wordt het VTH-programma opgesteld.

 

In hoofdlijnen kan onderscheid gemaakt worden in drie gebieden: de dorpskern, bedrijventerreinen en het buitengebied. Elk gebied kent zijn eigen problematiek en de daaraan verbonden risico’s. Bij de toets vooraf en het toezicht en handhaving achteraf wordt nauw samengewerkt met de RUD Utrecht.

 

Probleemanalyse dorpskern (bebouwde kom)

Binnen de dorpskern is het van belang om een juiste balans te vinden tussen de soms grote diversiteit aan voorkomende functies en activiteiten. Levendigheid en bedrijvigheid staan soms haaks op de leefbaarheid van de omgeving. Het gaat hier bijvoorbeeld om functies als het gemeentehuis, scholen, de sporthal, het partycentrum en winkels. De leefbaarheid wordt bijvoorbeeld verminderd door geluidsoverlast van horeca en laad- en losactiviteiten bij winkels.

 

Gebouwen met een openbare functie worden door veel mensen (tegelijk) bezocht. De brandveiligheid en constructieve veiligheid binnen en rondom gebouwen met een dergelijke functie zijn van groot belang.

Naast deze categorie gebouwen, hebben we in de dorpskern ook te maken met woningbouw. Hierbij is onderscheid te maken in grondgebonden en gestapelde woningbouw, de laatste categorie soms met een verscheidenheid aan functies op de begane grond. Bij grondgebonden woningbouw is veelal sprake van een gering risico. Bij gestapelde woningbouw zijn vooral constructieve veiligheid en brandveiligheid van belang.

 

Probleemanalyse bedrijventerreinen

Bedrijventerreinen kennen een eigen problematiek. Ook hier is het van belang om een juiste balans te vinden tussen de verschillende voorkomende functies. De reikwijdte is hier echter wel kleiner dan binnen de dorpskern: de voorkomende functies zijn in principe allen aanwezig in het kader van bedrijvigheid. De gebieden Parallelweg, Klein Landaas zijn de twee bedrijventerreinen in Woudenberg. Deze liggen aan de oostkant van de dorpskern. Op dit moment is er nauwelijks ruimte voor nieuwe bedrijven.

 

Woudenberg heeft 8 inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) waarvan 1 provinciale BRZO-inrichting (Besluit risicio’s zware ongevallen):

Het bedrijventerrein Klein Landaas ligt binnen de bebouwde kom, tegen woningen aan. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijfswoningen aanwezig. Op Klein Landaas zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Het bedrijventerrein Parallelweg is zeer divers. Hier is de maximale categorie 3 en in sommige gevallen categorie 4 toegestaan (BRZO-bedrijf). Er zijn een aantal (bedrijfs-)woningen op het bedrijventerrein gevestigd. Daarnaast zijn er enkele detailhandelgerichte bedrijven gevestigd aan de rand van het bedrijventerrein, zoals een supermarkt.

 

Probleemanalyse buitengebied

In het buitengebied zijn enkele belangrijke functies in hoofdzaak te onderscheiden. De agrarische en de recreatieve sector zijn hier breed vertegenwoordigd. De recreatie kent een concentratie rond het Henschotermeer. Daarnaast vindt in het buitengebied (veelal solitair gelegen) bedrijvigheid plaats, wordt er (solitair) gewoond en lopen er belangrijke transportleidingen van gas, water, elektra en infrastructurele hoofdverbindingen doorheen. Het buitengebied is een grootschalig gebied met een grote diversiteit aan functies. Deze functies staan soms op gespannen voet met elkaar, waardoor een zorgvuldige afweging op zijn plaats is.

 

De veranderingen in de landbouw en de omvang van met name de aanwezige schuren maakt dat het soms moeilijk te overzien is op welke plekken illegale bebouwing of strijdig gebruik ontstaat. Het risico van ondermijning is in het buitengebied, gelijk aan andere gemeenten, groot.

 

Recreatieve sector

De recreatieve sector is een belangrijke sector in onze gemeente: er werken veel mensen, er komen veel mensen recreëren. Het gebruik van de gronden en de gebouwen voor recreatieve doeleinden wijkt af van de overige functies: de recreant maakt relatief kort gebruik van de voorzieningen en is niet altijd bekend met het gebouw of de omgeving waar men is. Ook zijn veel recreatieve gebouwen geschikt voor het (kortstondig) ontvangen van grote groepen mensen.

Het is niet toegestaan om (permanent) in een recreatief verblijf te wonen. Hiervoor is met de recreatieve ondernemers een convenant afgesloten.

 

Agrarische sector

De agrarische sector is vanouds rijk vertegenwoordigd in de gemeente Woudenberg. Het buitengebied is voor een groot deel in gebruik door al dan niet grondgebonden agrariërs. Dit gebruik kan op gespannen voet staan met de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het gebied. Aanwezige kwetsbare (natuur)gebieden en functies als wonen kunnen daarentegen de mogelijkheden van het agrarisch bedrijf beperken. De risico’s in de agrarische sector hebben vooral te maken met milieuaspecten van het bedrijf en de omgeving. Tevens ontstaat door de verandering van de landbouw en het al dan niet gedwongen stoppen van ondernemers een risico dat vanuit de leegkomende bedrijfsgebouwen andere functies ontstaan met bijvoorbeeld criminele activiteiten. Het VAB (vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing) beleid moet dit risico van ondermijning verkleinen.

 

Door de ruimte voor ruimte regeling toe te passen voor de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing vindt er geleidelijk een verschuiving plaats van een gebied met overwegend actieve agrarische inrichtingen naar een gebied met meerdere burgerwoningen. Door deze verschuiving krijgt het gebied ook een ander beschermingsregime vanuit milieu- wet en regelgeving. Dit kan als effect hebben dat de nog wel actieve agrarische inrichtingen geen uitbreidingsmogelijkheden meer hebben.

 

De gemeente Woudenberg speelt in op bovenstaande ontwikkelingen in het buitengebied door de functies van oude agrarische gebouwen te herzien in de op te stellen ruimtelijke plannen.

6. Risico’s en prioriteitstelling

 

Het spreekt voor zich dat de middelen waarmee de taken uitgevoerd moeten worden niet oneindig zijn. Hierbij moeten keuzes gemaakt worden. De beschikbare middelen worden zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet om risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door prioriteiten te stellen op basis van een inventarisatie en weging van risico’s. Dit wil overigens niet zeggen dat de inzet uitsluitend gericht is op deze prioriteiten. Het betekent wel dat de grootste inspanning gericht is op deze prioriteiten. Om verder richting te geven aan de inspanningen worden doelen gesteld. Doelen die realistisch en meetbaar zijn.

 

Het is onmogelijk om in onze samenleving alle risico’s uit te sluiten. Het absoluut voorkomen van risico’s door middel van vergunningverlening of door toezicht en handhaving is niet voor 100% mogelijk. Niet elk detail van een vergunningverlening kan diepgaand getoetst worden. Net zo min is het onmogelijk om overal en altijd aanwezig te kunnen zijn om toezicht te houden op de naleving van wet- en regelgeving. Daarom worden doordachte keuzes gemaakt in wat wel en niet gedaan wordt en hoe dat uitgevoerd wordt. Voor het uitvoeren van de risicoanalyse wordt gebruik gemaakt van het landelijk veel gebruikte risicomodel zoals dat door het voormalige ministerie van Justitie ontwikkeld is. Dit model heeft de volgende definitie:

 

Risico = negatief effect x de kans dat dit effect voorkomt

 

Het gaat hier kort om de, naar maatschappelijke normen, ongewenste gevolgen van een activiteit (het negatieve effect), verbonden met de kans dat deze zich bij niet naleven van de wet- en regelgeving zullen voordoen. Van alle te onderscheiden activiteiten wordt de kans bepaald dat dit voorkomt en vervolgens afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan. De risicoanalyse resulteert in een matrix waarin de omvang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk is gemaakt, zowel voor vergunningverlening als voor toezicht en handhaving. Met plantoetsers en toezichthouders zijn de prioriteitenmatrixen ingevuld. De score die hieruit voortvloeit is vervolgens bepalend voor de mate van prioriteit die aan een item wordt toegekend.

6.1. Risico analyse vergunningverlening

 

De centrale vraag luidt: ‘Hoe toetsen we vergunningsaanvragen en wat zijn de diepgangsniveaus?’.

 

De prioriteiten en doelstellingen worden vertaald naar concrete strategieën. De toepassing van deze strategieën leidt tot het behalen van de geformuleerde doelen. De probleemanalyse van vergunningverlening laat zien dat ten aanzien van vergunningen en meldingen de negatieve effecten leidend zijn. De gemeente Woudenberg wil deze risico’s strategisch beheersen door risicogestuurd te gaan werken. Door risicogestuurd te kijken naar verschillende vergunning- en meldingaanvragen wordt inzichtelijk welke onderdelen belangrijk zijn en dus een diepgaandere toets wenselijk/noodzakelijk is. In andere woorden, de strategie beoogt de capaciteit daar in te zetten waar de effectscores het hoogst zijn. Dit kan worden gedaan door diepgangsniveaus in de toetsingen toe te passen. Met behulp van een prioritering wordt ‘top-down’ gewerkt. Naar mate de berekende effectscores afnemen, neemt ook de inspanning (diepgangsniveau) af. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de toetsingsniveaus met bijbehorende omschrijving.

Nr.

Omschrijving diepgang toetsniveau

Nadere uitwerking binnen de genoemde tijdseenheden

0

Geen toetsing (plannen/aanvragen worden ontvangen, maar niet getoetst).

Ingediende bescheiden worden gearchiveerd.

1

Toetsen op uitgangspunten (sneltoets: toetsen op de aanwezigheid en compleetheid van de technische informatie).

De toetser bladert diagonaal door de stukken en bepaalt op basis van ervaring zijn oordeel aangaande het betreffende aspect.

2

Globaal (visuele hoofdlijnentoets: toetsen of de uitgangspunten conform de daarvoor gestelde normen zijn uitgevoerd).

Van het aspect worden de uitgangspunten gecontroleerd en bekeken wordt of de uitkomsten realistisch zijn voor het ontwerp.

3

Gemiddeld (representatief: toetsen of informatie klopt en eventuele berekeningen correct zijn uitgevoerd).

Vanuit de hoofdlijnentoets wordt vanuit de ervaring van de toetser bepaald welk onderdeel representatief is voor het gehele aspect en dit onderdeel wordt inhoudelijk getoetst. Dit kan door een schaduwberekening uit te voeren of het geheel doorlopen van ingediende berekening(en).

4

Grondig (integraal: volledige toetsing op alle onderdelen).

Van een aspect worden alle documenten bestudeerd en compleet getoetst of opnieuw berekend.

 

Op deze wijze zullen vergunningen en meldingen met een hoger risico ook een intensiever beoordelingsproces kennen waarmee risico’s beter worden beheerst en het publiekelijk belang wordt gewaarborgd. Een adequate risicogestuurde aanpak voor het vergunningsverleningstraject draagt bij aan de efficiëntie van het houden van toezicht, omdat opgemerkte aandachtspunten bij het vergunningsverleningstraject meegenomen kunnen worden in het toezichttraject.

6.2. Risicoanalyse toezicht en handhaving

De gemeente Woudenberg wil de risico’s strategisch beheersen door risicogestuurd te werken. De risico’s geven aan welke objecten/bedrijven grote risico’s met zich meebrengen en waar dus toezicht een belangrijkere rol speelt. De strategie hierin is om de capaciteit daar in te zetten waar de risico’s het grootst zijn. Dit kan gedaan worden door gebruik te maken van diepgangsniveaus. Evenals bij vergunningverlening kan bij toezicht met behulp van een prioritering ‘top-down’ gewerkt worden. Naar mate de berekende risico’s afnemen, neemt ook de inspanning (diepgangsniveau) af. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de toetsingsniveaus met bijbehorende omschrijving.

 

Nr.

Omschrijving diepgang toetsingsniveaus

Nadere uitwerking binnen de genoemde tijdseenheden

0

Geen toetsing (vergunning).

Niet beoordelen of aan een voorschrift wordt voldaan.

1

Toetsen op uitgangspunten (toets op minimale invulling).

De toezichthouder houdt minimaal toezicht op de meest relevante voorschriften, en ten behoeve van de BAG

2

Toetsen op uitgangspunten (toets op basisniveau).

De toezichthouder hanteert het basisniveau met betrekking tot toezicht op de meest relevante voorschriften.

3

Toetsen op uitgangspunten (toets op basisniveau+).

De toezichthouder hanteert het basisniveau met betrekking tot toezicht op alle voorschriften.

4

Grondig (integraal: continue toetsing op alle onderdelen).

De toezichthouder ziet continu toe op de naleving van voorschriften (monitoring).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op deze wijze zullen de toezichtstaken met een hoger risico ook een intensiever toetsingsproces kennen waarmee de risico’s beter worden beheerst en het publieke belang wordt gewaarborgd. Een adequate risicogestuurde aanpak voor het vergunningsverleningstraject draagt bij aan de efficiëntie van het houden van toezicht omdat opgemerkte aandachtspunten bij het vergunningsverleningstraject meegenomen kunnen worden in het toezichtstraject.

 

Het verschil tussen de analyse voor vergunningverlening en de analyse voor toezicht en handhaving is dat bij toezicht en handhaving de kans op het negatieve effect (ongewenste effecten van een activiteit) mede bepalend is. In andere woorden, de kans (lees: naleving) op de overschrijding van regels bepaalt de mate waarin de negatieve effecten kunnen optreden en bepaalt daarmee het risico. De risicomodule wordt dan ook aan de hand van volgend invultabellen berekend;

 

 

Prioriteiten

De Risicomodule kent op basis van het risicoprofiel automatisch een verdeling in risicoklassen. De volgende risicoklassen worden onderscheiden.

 

 

Een volledige weergave van de risicoprioritering van de gemeente Woudenberg inclusief aantallen is weergeven in bijlage 2.

 

Aandachtsgebieden gemeente Woudenberg

Aanvullend op de geprioriteerde risico’s (conform de Risicomodule) kunnen er maatschappelijke-, bestuurlijke-, en politieke belangen zijn. Deze belangen verdienen ook aandacht tijdens de uitvoering van de taken. Er kan echter ook op andere manieren meer aandacht aan gegeven worden, losstaand van het risicoprofiel.

7. Vergunningenstrategie

 

De vergunningenstrategie is een nadere uitwerking van het nieuwe VTH-stelsel, onderdeel ‘bieden van een strategie om te komen tot generieke condities waaronder het stelsel kan functioneren en waaronder een (verdere) verbetering van de kwaliteit van vergunningverlening kan plaatsvinden’. Hierbij valt te denken aan een infrastructuur voor kennis- en informatie-uitwisseling en training en opleiding van plantoetsers.

 

De vergunningenstrategie vindt haar wettelijke basis in hoofdstuk 7 van het Bor. Daarin staat dat elke provincie en gemeente moet beschikken over een beschrijving van het VTH-beleid voor de uitvoering van de Wabo-taken en dat deze waar het de basistaken van de omgevingsdienst betreft, op elkaar af moeten worden gestemd. Dit VTH-beleid vervangt het bouwbeleidsplan van mei 2008.

 

De vergunningenstrategie ondersteunt het bevoegd gezag bij het bepalen en vaststellen van de visie en het uitvoeringsbeleid voor vergunningverlening. Daarnaast brengt het één lijn aan in de kaders en uitgangspunten die in algemene zin aan vergunningverlening van alle bevoegde overheden mogen worden gesteld en waarop de samenleving – bedrijven en andere belanghebbenden – kan rekenen.

 

In deze strategie wordt onder vergunningverlening verstaan: het afgeven, weigeren, wijzigen of intrekken van een omgevingsvergunning door een bestuursorgaan, waarbij aan een bedrijf, particulier of (bestuurlijke) organisatie toestemming wordt verleend om een bepaalde activiteit (die zonder vergunning verboden is en niet mag worden uitgevoerd) tóch (al dan niet voor een bepaalde tijd) uit te voeren (zie ook artikel 2.1 van de Wabo).

7.1. Doel vergunningenstrategie

Besluiten van het bevoegd gezag vergen een goede en transparante afweging. Zorgvuldige afweging van belangen en passend bij de omgeving zijn hierbij essentiële vereisten. Een gedegen insteek van vergunningverlening verkleint het risico op latere problemen bij naleving en/of handhaving. De vergunningplicht bestaat op grond van de wet en/of ter uitvoering van ons beleid, vastgelegd in verordeningen en bestemmingsplan (binnenkort omgevingsplan).

 

De vergunningenstrategie heeft als doel: het vaststellen van gezamenlijke uitgangspunten die het bevoegd gezag kan toepassen in de zorg voor de leefomgeving. De uitgangspunten die de gemeende Woudenberg hanteert als het gaat om professionele en zorgvuldige dienstverlening ten aanzien van vergunningen en meldingen zijn als volgt:

 

  • Kwalitatief goede dienstverlening

  • De gemeente Woudenberg kiest voor een klantgerichte benadering, waarbij een goede (zoveel mogelijk digitale) dienstverlening en een snelle en zorgvuldige afhandeling van de vergunningaanvraag, aanvraag om ontheffing of melding centraal staan. Aanvragers worden daarbij op een deskundige en vriendelijke wijze van informatie voorzien en het vergunningtraject is voor hen herkenbaar en transparant. De gemeente Woudenberg streeft naar een voortdurende verbetering van de dienstverlening richting aanvragers van vergunningen en ontheffingen.

 

  • Rechtszekerheid voor burgers en ondernemers

  • De rechtszekerheid voor burgers en ondernemers is van groot belang. De gemeente Woudenberg streeft er dan ook naar vergunningen te verstrekken die helder, duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn en daardoor de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat het van rechtswege verlenen van vergunningen, als gevolg van overschrijding van de wettelijke afhandelingstermijn, voorkomen wordt. Daar waar geen wettelijke termijnen gelden hanteert de gemeente Woudenberg een zogenaamde termijn van orde. Deze is afgestemd op de algemene regels zoals die zijn vastgelegd in de Awb.

 

  • Redeneren vanuit oplossingen

  • Bij het beoordelen van vergunningaanvragen wordt gezocht naar de mogelijkheden om de aangevraagde activiteiten te vergunnen. De focus ligt dus niet op de beperkingen die voort kunnen vloeien uit wet- en regelgeving, maar juist op het zoeken naar wegen en oplossingen om binnen de wet en rekening houdend met de wensen van de aanvrager en de omgeving de activiteiten toch mogelijk te maken. Dit laat uiteraard onverlet dat het landelijke wettelijke kader, of de gemeentelijke en provinciale regels, er desondanks toch de reden van kunnen zijn dat aanvragen geweigerd dienen te worden. Dit noemen we het ‘ja, tenzij’ principe.

 

  • Gedeelde verantwoordelijkheid

  • De gemeente is verantwoordelijk voor het tijdig afgegeven van kwalitatief goede vergunningen. De initiatiefnemers van vergunningaanvragen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het (tijdig) indienen van een complete aanvraag. Ook zijn initiatiefnemers zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak en acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden zoals buren. Voorts zijn initiatiefnemers zelf verantwoordelijk voor het zich houden aan de wet en de afgegeven vergunning. De gemeente Woudenberg heeft begrip voor de wensen van de initiatiefnemer. Omgekeerd verwacht de gemeente ook begrip van de aanvrager indien een initiatief niet te vergunnen is. Van burgers en bedrijven mag worden verwacht dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen om problemen op te lossen, bijvoorbeeld door in overleg te treden. De gemeente houdt zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

7.2. Toetsing vergunningaanvragen

De gemeente heeft de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. De komst van de Wabo heeft ertoe geleid dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt gewerkt met casemanager: bij elke aanvraag wordt een behandelend ambtenaar toegewezen. De aanvrager beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt. Deze draagt zorg voor het vragen van interne en externe adviezen en dat deze verwerkt worden in de aanvraag.

Op deze manier ontstaat een integraal verleende vergunning, waarbij tegenstrijdige voorschriften in principe niet mogelijk zijn.

 

Omgevingsvergunning

Aanvragen om omgevingsvergunning kennen verschillende aspecten waaraan getoetst kan worden. Afhankelijk van de prioriteit wordt er meer of minder diepgaand getoetst. Zo heeft een dakkapel in de prioriteitenmatrix een lage prioriteit toegekend gekregen en wordt deze dus minder diepgaand getoetst. Een aanvraag voor de bouw van een zorglocatie scoort echter juist hoog. Een dergelijke aanvraag wordt dus diepgaand getoetst.

 

Toetsing aan ruimtelijke ordening/bestemmingsplan/omgevingsplan

Bij iedere aanvraag om omgevingsvergunning wordt altijd getoetst of deze past binnen het vigerende bestemmingsplan. Het gaat dan om bouw- en gebruiksregels, maar ook de regels ten aanzien van archeologie en het aanlegvergunningstelsel. Indien dit niet het geval is kan vergunning verleend worden indien het een binnenplanse (opgenomen in het bestemmingsplan) afwijking betreft. Voor het overige dienen aanvragen dan ook beschouwd te worden als een vergunningaanvraag om af te wijken van ruimtelijke regels. Dit wordt in het besluitproces rond de aanvraag dan een onderdeel van de aanvraag, maar kan ook betekenen dat er sprake is van een uitgebreide, en dus langere, procedure. Daarnaast zijn er de buitenplanse afwijkingsmogelijkheden. Hiervoor is beleid geformuleerd, genaamd ‘Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden’ waaraan iedere afwijking individueel beoordeeld en getoetst kan worden. Het college besluit hierover.

 

Toetsing aan ruimtelijke kwaliteit

Voordat er een (omgevings)vergunning wordt afgegeven voor een bouwactiviteit wordt een plan eerst op meerdere aspecten getoetst. Eerst wordt bekeken of de aanvraag past binnen de bouwregels uit het bestemmingsplan/omgevingsplan, waaronder de bouwhoogte en de locatie van het gebouw. Ook wordt een aanvraag getoetst op een aantal bouwkundige aspecten, waaronder de constructie en bouwveiligheid. Onderdeel van de toetsing vormt ook het welstandsbeleid. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (vastgesteld in februari 2020) staat beschreven aan welke kwaliteitscriteria een bouwwerk moet voldoen. De kwaliteitscriteria gaan over het uiterlijk en de verschijningsvorm van een gebouw.

 

Voor eenvoudige bouwplannen zijn de loketcriteria opgesteld. De loketcriteria zijn begrijpelijk opgesteld en dienen ervoor dat iedereen er zelf aan kan toetsen. Het doel is om een groot deel van de aanvragen om omgevingsvergunning af te kunnen doen met de loketcriteria. De toetsing vindt niet meer plaats door de (gedelegeerde van de) commissie ruimtelijke kwaliteit, maar door de behandelend ambtenaar. Bij twijfel en in het geval het plan niet voldoet aan de loketcriteria wordt het plan alsnog voorgelegd aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. Voor bouwplannen die niet passen in deze loketcriteria vindt een reguliere toetsing plaats, via de commissie ruimtelijke kwaliteit.

 

Bouwtechnische toetsing/Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische vereisten waaraan bouwwerken dienen te voldoen. De gemeente Woudenberg gebruikt hierbij de prioriteitenstelling zoals die naar voren is gekomen uit de matrix (zie bijlage 3). De invoering van de Wet kwaliteitsborging zal op termijn deel van deze taken en verantwoordelijkheden neerleggen bij de initiatiefnemer dan wel bouwer.

 

Beoordelingskader monumenten

Aanvragen om omgevingsvergunningen voor monumenten (om het wijzigen ervan) vragen bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan cultuurhistorisch erfgoed. Dergelijke aanvragen worden altijd ter advisering voorgelegd aan de commissie ruimtelijke kwaliteit, aangevuld met de adviseur monumenten die daarbij de beschrijvingen van de monumentale waarde als toetsingscriteria gebruikt. Verder wordt aangesloten bij de strategie voor aanvragen om omgevingsvergunning met de activiteit bouwen, aangezien voor vrijwel alle veranderingen aan een monument ook een dergelijke vergunning vereist is.

 

Meldingen sloop en asbestverwijdering

Op 7 november 2019 heeft het college besloten om de wettelijk verplichte basistaak rondom asbest per 1 januari 2020 over te dragen aan de RUD Utrecht. Het uitvoeringsbeleid bedrijfsmatige asbestsaneringen regio Utrecht (Uitvoeringsbeleid Asbestsaneringen) is vastgesteld en de taak is aan de RUD Utrecht overgedragen. Hiermee wordt niet alleen voldaan aan wettelijke verplichtingen, maar wordt tevens een basis gelegd voor meer (risico)gericht werken, programmeren en een effectievere en doelmatige uitvoering van de voor de RUD Utrecht nieuwe op zich te nemen asbesttaak.

 

Wet Natuurbescherming

Indien een aanvraag mede betrekking heeft op de activiteit handelen in een natuurbeschermingsgebied of wanneer een dergelijke activiteit nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de aanwezige flora en fauna vanwege verstoring of vernietiging van de habitat van diersoorten of planten, dan dient daarvoor een verklaring van geen bedenkingen te worden aangevraagd bij de provincie Utrecht. De activiteit maakt via aanhaking onderdeel uit van de vergunning, indien voorafgaand aan de vergunningaanvraag niet eerder een Wet Natuurbescherming vergunningaanvraag bij de provincie is ingediend. De inhoudelijke toetsing ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna vindt plaats door de provincie Utrecht. De resultaten van deze toets worden opgenomen in de uiteindelijke vergunning.

 

Brandveilig gebruik

De toets op de brandveiligheidsaspecten die betrekking hebben op het brandveilig gebruik van een bouwwerk wordt, in het geval van complexere en risicovolle aanvragen, uitgevoerd door de VRU. De eenvoudigere gevallen worden getoetst en beoordeeld door de behandelend ambtenaar (vergunningverlener). De vraag is uiteraard wanneer er nou precies advies moet worden gevraagd aan de VRU. Hiervoor is een schema opgesteld, welke is te vinden in bijlage 6.

 

Leges

De gemeente Woudenberg heft leges voor de behandeling van aanvragen om omgevingsvergunningen waarin sprake is van activiteiten zoals bouwen, handelen in strijd met de ruimtelijke regels, kappen, wijzigen van monumenten, et cetera. Met de omgevingswet zal dit stelsel wijzigen. De hoogte van de leges en de berekening daarvan is geregeld in de legesverordening van de gemeente Woudenberg, welke ieder jaar opnieuw wordt vastgesteld. Voor het werkproces rondom vergunningverlening wordt verwezen naar bijlage 5.

8. Handhaving strategieën

8.1. Nalevingsstrategie

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze het naleefgedrag onder burgers, bedrijven en instellingen bevorderd wordt en zo nodig afgedwongen. De nalevingstrategie laat zien op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten, naleving van wet- en regelgeving en de daarmee samenhangende gestelde doelen, kan worden bereikt. Naleving heeft betrekking op de houding en het gedrag van burgers en bedrijven. Er zijn meerdere mogelijkheden om als bevoegd gezag op te treden om de naleving van wet- en regelgeving te waarborgen. Dit kan op verschillende momenten in het vergunningen- en toezichttraject. Afhankelijk van de situatie kan dan gekozen worden voor een bepaalde strategie, maar veelal zal er een combinatie plaatsvinden van verschillende strategieën. De uitvoering van de nalevingsstrategie is niet enkel een exercitie van de gemeente Woudenberg, maar betreft een intensievere samenwerking met andere handhavingspartners op basis van gemaakte afspraken. Onderstaand model geeft weer welke strategieën onderscheiden worden.

 

 

 

8.2 Preventieve strategie

De preventieve strategie is bedoeld om te voorkomen dat burgers en bedrijven wet- en regelgeving niet naleven. Door daar preventief op in te spelen kan worden voorkomen dat overtredingen ontstaan. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan actieve informatieverstrekking om de kennis van regels te vergroten. Zoals ook gebeurt bij het vooroverleg bij vergunningverlening. Maar ook het publiceren van genomen handhavingsbeschikkingen heeft een preventieve werking.

 

Een voorwaarde voor een goede werking van dit instrument, is dat wet- en regelgeving dusdanig moet zijn opgesteld dat deze ook handhaafbaar is. In Woudenberg worden bij het formuleren van regels alle VTH medewerkers om deze reden betrokken. Om handhaafbaar te zijn, moeten regels helder en duidelijk zijn. De regels moeten bovendien op acceptatie kunnen rekenen. Als de regels bekend en begrijpelijk zijn, ze handhaafbaar zijn en als er draagvlak voor bestaat, zal dit leiden tot een betere naleving. Om die reden is goede communicatie over wet- en regelgeving een belangrijk instrument.

 

Communicatie

Het instrument communicatie is echter alleen effectief op het moment dat de desbetreffende inwoner of het bedrijf geen kennis van wet- en regelgeving heeft. Indien een inwoner of bedrijf (bijvoorbeeld) om financiële redenen de wet- en regelgeving niet naleeft, dan is een communicatief instrument niet daadkrachtig.

Communicatie wordt dus op verschillende manieren ingezet door de gemeente Woudenberg. Een aantal voorbeelden hiervan zijn:

  • Tijdens het toezichtsproces in het kader van uitleg/onderbouwing;

  • gebruikmaken van het gemeentenieuws voor actuele informatie over diverse wet- en regelgeving, maar ook voor het publiceren van handhavingsbesluiten;

  • media-aandacht voor handhavingszaken kan eveneens een preventief effect hebben. Om die reden worden handhavingsbeschikkingen (geanonimiseerd) gepubliceerd in het gemeentenieuws;

  • plantoetsers informeren aanvragers over wet- en regelgeving en over de achtergrond en bedoeling daarvan. Ook maken zij duidelijk waarom bepaalde voorwaarden gesteld worden. Bij gecompliceerde aanvragen heeft het de voorkeur om vooroverleg te houden;

  • tijdens toezichtcontroles wordt eveneens ingegaan op de achtergrond van wet- en regelgeving;

  • In de voorbereiding van de Omgevingswet wordt gewerkt aan toepasbare regels; een vragenboom in duidelijke taal waarbij ook niet-juristen eenvoudig kunnen bezien of activiteiten wel of niet vergunningplichtig is.

  • beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt openbaar gemaakt, net als het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en het jaarverslag.

8.3 Toezichtstrategie

In de toezichtstrategie worden de verschillende vormen van toezicht onderscheiden en wat daarbij de basiswerkwijze is. Niet voor elke situatie kan het toezicht hetzelfde zijn. Het type controle moet afgestemd zijn op de situatie. Zo is het soms bijvoorbeeld niet verstandig om een controle vooraf aan te kondigen.

Daarnaast is bijvoorbeeld bij nieuwbouwwijken vooral in de eerste jaren meer toezicht nodig om de beoogde ruimtelijke kwaliteit in stand te houden, zoals instandhouding verplichte hagen en geen dichte schuttingen.

 

Grofweg kan er een onderscheid gemaakt worden in actief toezicht en passief toezicht. Actief toezicht vindt planmatig plaats en kan onderverdeeld worden in routinematig toezicht, projectmatig toezicht en ook toezicht op tijdelijke activiteiten. Dit zijn de bouwtoezichtcontroles bij te realiseren bouwwerken.

 

Passief toezicht wordt ook wel ad hoc toezicht genoemd en dit vindt plaats naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten en handhavingsverzoeken. Klachten en meldingen van inwoners en bedrijven vormen een waardevolle aanvulling op het actieve toezicht. Het is voor de toezichthouders immers onmogelijk om altijd alles zelf te kunnen constateren. Er wordt contact opgenomen met de indiener van klacht en/of melding, waarna de zaak inhoudelijk onderzocht wordt. Zo nodig wordt er handhavend opgetreden. De indiener wordt van de resultaten op de hoogte gesteld. Voor spoedeisende klachten en meldingen is de gemeente ook buiten kantoortijden 24 uur per dag bereikbaar.

 

Integraal toezicht

De gemeente Woudenberg streeft naar het invoeren van integraal toezicht, waarbij zoveel mogelijk tussen de verschillende toezichthouders wordt samengewerkt. Op die manier wordt getracht het aantal contactmomenten met inwoners en bedrijven te beperken. Integraal toezicht kan echter op verschillende manieren plaatsvinden, waarbij de vorm afhankelijk is van de complexiteit en context van de activiteit waarop het toezicht wordt gehouden.

 

De meeste winst in het verminderen van de toezichtlasten zit in het toezicht op de omgevingsvergunning, waarbij gelijktijdig meerdere handhavingstaakvelden betrokken zijn, zoals bouwen, brandpreventie, milieu en eventueel APV en bijzondere wetgeving. Dit vraagt om organiseren en afstemmen. Dit is met name van belang bij meervoudige complexe omgevingsvergunningen waarbij de inzet van externe partners vereist is.

 

Minnelijke handhaving

Minnelijke handhaving betreft de inspanningen gericht op het ongedaan maken van ongewenste situaties, waarbij nog geen handhavingsinstrumenten worden toegepast. Dit kan beperkt blijven tot het aanspreken of informeren van een overtreder. Denk hierbij aan de toezichthouder die overtreders aanspreekt op hun gedrag. Anderzijds kan dit ook een langdurig proces betreffen waarbij meerdere malen wordt overlegd met overtreders over het beëindigen van ongewenste situaties. De achtergrond bij deze wijze van handhaving is echter het gegeven dat er reeds een overtredingssituatie bestaat of dat deze zich zal aandienen. Behoudens situaties waarin legaliseren of gedogen is aangezegd, geldt dat deze overtredingen dienen te worden beëindigd. De wijze waarop overtredingen ongedaan dienen te worden gemaakt, de te volgen procedure en benodigde medewerking van de gemeente, de termijnen die daarvoor worden gegund en (in mindere mate) de hoogte van sancties zijn onderwerp van gesprek. Langs deze weg worden op informele wijze overtredingen ongedaan gemaakt waarbij ook rekening wordt gehouden met de belangen van burgers die in overtreding zijn. Daarbij kan ook schriftelijke informatie worden verstrekt of anderszins worden verwezen naar relevante bronnen. Aanspreken of informeren is vooral aan de orde bij goedwillende overtreders die onbedoeld de regels niet naleven en die gemotiveerd zijn de niet-naleving zo snel mogelijk zelf op te heffen.

8.4. Sanctiestrategie

Indien toezicht (of minnelijke handhaving) niet leidt tot beëindiging van de overtreding, is de gemeente in beginsel verplicht om daartegen op te treden. Dit vanwege het algemeen belang dat gediend is met handhaving. Echter, onder bijzondere omstandigheden mag van handhaving worden afzien. Bijvoorbeeld als er sprake is van concreet zicht op legalisatie, of wanneer handhaven niet evenredig is. In 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) daar nog een andere nuance op aangebracht en dient ook het beleid van het bestuursorgaan te worden meegenomen. Als het bestuursorgaan redelijk beleid heeft opgesteld waarin staat dat het bestuursorgaan de overtreder in bepaalde gevallen eerst waarschuwt en de gelegenheid biedt tot herstel voordat het een handhavingsbesluit voorbereidt, dan dient het bestuursorgaan zich in beginsel ook aan dat beleid te houden. Beleid mag echter niet zover strekken dat in het geheel niet wordt opgetreden tegen overtredingen waarbij om handhaving is verzocht (handhavingsverzoek).

 

Professionele handhaving kenmerkt zich onder andere door een consequente uitvoering. De sanctiestrategie is bepalend voor de wijze waarop de gemeente Woudenberg zal optreden bij geconstateerde overtredingen. Het voornaamste doel is om overtredingen te beëindigen en/of herhaling te voorkomen. Naast de corrigerende en preventieve werking biedt de sanctiestrategie ook de mogelijkheid om te bestraffen. Het opleggen en uitvoeren van sancties dient te zorgen voor een zo optimaal mogelijke naleving van de regels.

 

In de sanctiestrategie worden de volgende stappen in het handhavingsproces onderscheiden:

  • 1.

    constateringsbrief: na de constatering wordt de overtreder middels een eerste brief gewezen op de waargenomen overtreding(en). Aan de overtreder wordt de mogelijkheid geboden om binnen een gestelde termijn de overtreding(en) te beëindigen en eventuele schade te herstellen. Er wordt een globale haalbaarheidstoets gedaan, zodat de overtreder direct in de constateringsbrief al kan lezen welke vervolgactie meest het meest kansrijk is; stoppen/slopen of vergunning/afwijking aanvragen. In de constateringsbrief wordt nog niet (concreet) met een sanctie gedreigd, maar wordt de overtreder wel gewezen op de bestaande handhavingsinstrumenten die eventueel ingezet kunnen worden door de gemeente;

 

  • 2.

    vooraanschrijving: indien bij de hercontrole blijkt dat de overtreding niet of niet geheel ongedaan is gemaakt, ontvangt de overtreder een bestuurlijke waarschuwing, oftewel een vooraanschrijving (handhavingsvoornemen). De overtreder krijgt wederom de mogelijkheid om binnen een bepaalde termijn de overtreding(en) te beëindigen en eventuele schade te herstellen. Daarbij wordt opnieuw duidelijk gemaakt welke sancties de gemeente ter beschikking staan. Anders dan in de constateringsbrief wordt concreter benoemd welke sanctie het bestuursorgaan zal inzetten indien de overtreding(en) niet worden beëindigd. De overtreder wordt in dit stadium in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn (veelal drie weken) een zienswijze in te dienen;

 

  • 3.

    beschikking last onder dwangsom/bestuursdwang: indien na beoordeling van de zienswijze niet wordt afgezien van handhaving en de overtreding voort blijft duren, wordt het besluit genomen tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel. in dit besluit wordt de daadwerkelijke herstel- of bestraffende sanctie opgelegd. De overtreder krijgt dan nog eenmaal een allerlaatste termijn om de overtreding zonder consequenties te beëindigen (begunstigingstermijn). Een dergelijke brief is een beschikking en daarmee een besluit in de zin van de Awb. Na het verstrijken van de termijn in de beschikking worden de aangekondigde sancties geëffectueerd. Zo zal een dwangsom (van rechtswege) worden verbeurd indien niet tijdig aan de last is voldaan. Een aangekondigde bestuursdwang zal feitelijk worden uitgevoerd wanneer de overtreder niet tijdig zelf de overtreding(en) heeft beëindigd. Naast de voornoemde lasten behoort ook het opleggen van een bestuurlijke boete tot de mogelijkheden.

  • De gemeente Woudenberg heeft de voorkeur voor het opleggen van een last onder dwangsom boven het opleggen van een last onder bestuursdwang. Het toepassen van een last onder bestuursdwang is het zwaarste middel dat in het bestuursrecht ter beschikking staat. De overheid maakt namelijk inbreuk op het eigendomsrecht en aanverwante rechten om op die manier een einde te maken aan een strijdige situatie. Daarom zal het middel van bestuursdwang alleen worden toegepast in situaties, die daarom vragen. In zijn algemeenheid kan hierover worden opgemerkt dat het dan gaat om situaties, waarbij de veiligheid en gezondheid in het geding zijn en bij grove en grootschalige overtredingen.

 

Het voorgaande stappenplan is het uitgangspunt bij reguliere situaties. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij hiervan kan worden afgeweken:

  • gevaar: bij acuut gevaar voor personen en/of de omgeving kan direct optreden noodzakelijk zijn;

  • onherstelbare schade: indien onherstelbare schade plaatsvindt of dreigt plaats te vinden zal direct dan wel versneld optreden de meest aangewezen werkwijze zijn;

  • ernstige hinder: in deze situatie wordt stap 1 overgeslagen om de overtreding versneld ongedaan te laten maken;

  • herhaling van (vergelijkbare) overtredingen: indien optreden tegen een eerdere overtreding geen effect heeft gehad, kan bij herhaling van de overtreding gekozen worden voor een versnelde/directe aanpak. Het informeren van de betrokkene (stap 1) is in deze gevallen weinig zinvol omdat de eerdere waarschuwing niet tot het gewenste gedrag heeft geleid.

Schematisch gezien ziet het stappenplan er bij afwijkende situaties als volgt uit:

Aanpak

Aantal stappen

Omschrijving stappen

Regulier

3

De 3 stappen zoals hierboven omschreven worden doorlopen.

Versneld

2

Stap 1 uit het reguliere stappenplan wordt overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding wordt stap 2 ingezien (vooraanschrijving).

Direct

1

Stap 1 en 2 uit het reguliere stappenplan worden overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding volgt direct stap 3 (nemen besluit, kan ook een bouwstop zijn).

 

Bestuurlijke boete

Naast herstelsancties is er ook de mogelijkheid om een bestraffende sanctie op te leggen. Een bestraffende sanctie opleggen is bij omgevingsrechtelijke handhavingszaken in de gemeente Woudenberg de uitzondering. In de meeste gevallen wordt gekozen voor een herstelsanctie. Wanneer er in voorkomende gevallen voor wordt gekozen om geen herstelsanctie, maar een bestraffende sanctie op te leggen (een bestuurlijke boete), dan is het van groot belang om met een aantal zaken rekening te houden. Het opleggen van een bestuurlijke boete levert in vrijwel alle gevallen een ‘criminal charge’ op, zo blijkt uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de mens. Ook in de nationale rechtspraak wordt daarvan uitgegaan.

Dat betekent dat bij het opleggen van een bestuurlijke boete er allerlei strafrechtelijke waarborgen in acht genomen moeten worden.6 Voorts eist het legaliteitsbeginsel dat bij de oplegging van een bestuurlijke boete de overtreding wordt gebaseerd op een zo specifiek mogelijke wettelijke grondslag. Bestraffen middels een bestuurlijke boete is in het bijzonder effectief bij overtredingen die onherstelbaar zijn. Denk daarbij aan het zonder sloopmelding verrichten van sloopwerkzaamheden, terwijl een dergelijke melding wel verplicht was. Het komt voor dat daardoor niet meer kan worden achterhaald of er asbesthoudend materiaal is weggehaald. Zulks is een licht tot matig ernstig vergrijp dat door het bevoegde gezag goed zelf kan worden afgedaan. In dit soort gevallen is het inzetten van een herstelsanctie soms maar weinig zinvol. Bestraffen kan dan passender zijn om de overtreder over te halen tot gedragsverandering. Wel vereist de Woningwet (evenals de relevante jurisprudentie daarover) dat het opleggen van een herstelsanctie bij de eerste keer slopen zonder sloopmelding het uitgangspunt moet zijn. Pas wanneer een overtreder herhaaldelijk de regels op het gebied van slopen overtreedt, is het opleggen van een bestuurlijke boete aan de orde. Dit komt ook overeen met hoe de gemeente Woudenberg wil handhaven: in goed contact en gezamenlijk komen eerst komen tot herstel van de overtreding. Alleen wanneer herstel echt niet mogelijk blijkt te zijn, komt bestraffing in beeld.

 

Overtredingen van onder andere de Drank- en Horecawet worden in de gemeente Woudenberg wel standaard afgedaan met een bestuurlijke boete. De beperkte capaciteit in de strafrechtketen (politie en openbaar ministerie) wordt dan niet verder belast.

 

Optreden tegen overtredingen door de eigen gemeentelijke organisatie

De gemeente Woudenberg heeft zelf ook gebouwen en onderneemt zelf ook activiteiten, waarvoor zij zelf op grond van wetgeving het bevoegd gezag is. De gemeente moet zelf ook in geval van bouwen en gebruik voldoen aan de relevante wet- en regelgeving. Het kan voorkomen dat de gemeente als vergunninghouder of anderszins zelf wet- en regelgeving overtreedt. De reguliere sanctiestrategie is dan niet altijd passend. Het is immers niet logisch dat de gemeente zichzelf een last onder dwangsom oplegt en die vervolgens bij zichzelf moet gaan innen. Een aangepaste sanctiestrategie is dan ook wenselijk. In bijlage 5 is een schema uitgewerkt met de basiswerkwijze.

8.5. Gedoogstrategie

Volgens de al meermalen genoemde vaste jurisprudentie heeft een bevoegd gezag in principe de beginselplicht om te handhaven in het geval van overtredingen van wet- en regelgeving. Gedogen is het niet optreden tegen overtredingen door een orgaan dat tot zodanig optreden juridisch gezien bevoegd is. Er wordt in dat geval bewust afgezien van het sanctioneren van overtredingen. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd om van handhavend optreden af te zien. Dat kan zich zoals gezegd voordoen wanneer sprake is van concreet zicht op legalisatie of wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.

 

Ondanks dat het uitgangspunt is om handhavend op te treden tegen overtredingen, zijn er situaties denkbaar waarvoor een gedoogconstructie zich leent. Zo kan bijvoorbeeld met (niet al dan niet concreet) zicht op legalisatie ervoor gekozen worden tijdelijk de illegale situatie te laten voortduren en eerst het legalisatieonderzoek af te wachten voordat er handhavend wordt opgetreden. Het motto vanuit de preventie is: ‘handhaven is goed, maar preventie is beter’. Wanneer toezicht echter tot handhaving leidt is daadwerkelijk handhaven de regel en gedogen de uitzondering.

Echter, er kunnen zich altijd bijzondere situaties voordoen. De praktijk is weerbarstig en zit vaak vol met onverwachte verrassingen. Er zijn situaties denkbaar waarbij een uitzondering verantwoord is en het inzetten van een handhavingstraject niet in alle redelijkheid kan plaatsvinden. Er zijn dan twee opties denkbaar, namelijk gedogen of afzien van handhaving:

  • 1.

    afzien van handhaving: deze optie volgt wanneer uit de belangenafweging is gebleken dat handhaven zo onevenredig zwaar de belangen van de overtreder schaadt in verhouding tot het te beschermen (algemeen) belang, dat handhaven redelijkerwijs niet aan de orde kan zijn. Indien wordt afgezien van handhaving wordt dit kenbaar gemaakt aan de overtreder middels een brief, die tevens in het (digitale) dossier wordt opgeslagen;

  • 2.

    gedogen: deze optie is aan de orde wanneer het belang van de overtreder (tijdelijk) zwaarder weegt dan het te beschermen algemeen belang. Hieronder kan ook het voorkomen van ongewenste precedentwerking vallen. Bij het gedogen van een overtreding wordt tijdelijk niet handhavend opgetreden. Anders dan afzien van handhaving is het kenmerk van gedogen dus dat er slechts tijdelijk niet wordt gehandhaafd. Indien wordt gedoogd, wordt dit vastgelegd middels een gedoogbeschikking.

De gemeente Woudenberg hanteert echter geen gedoogbeleid en zal in de regel dan ook geen gedoogbeschikkingen nemen. Wat wel kan voorkomen is dat de gemeente de strijdigheid/overtreding laat voortduren in afwachting van een legalisatieonderzoek. Dit onderzoek tot legalisatie wordt veelal ingediend in de vorm van een principeverzoek. Voor de afhandeling van een principeverzoek geldt geen wettelijke termijn, maar een termijn van orde van acht weken. Het komt voor dat deze termijn van orde niet wordt gehaald. Het gevolg is dat een handhavingszaak (en dus de overtreding) langere tijd blijft voortduren. Zolang het legalisatieonderzoek nog loopt wordt verder handhavend optreden als onevenredig beschouwt tot er een antwoord is gegeven op de legalisatievraag.

 

Het uitgangspunt om tijdelijk niet op te treden tegen een overtreding, is dat er sprake moet zijn van een uitzonderlijk karakter en er voldaan wordt aan één of (liefst) meerdere van de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de te gedogen activiteit is verantwoord uit het oogpunt van bescherming van de fysieke leefomgeving, hier kunnen eventueel tijdelijk extra voorwaarden aan gesteld worden;

  • 2.

    er wordt pas gedoogd als zicht bestaat op legalisatie van de te gedogen activiteit;

  • 3.

    indien vooruitlopend op besluitvorming rond vergunningverlening wordt gedoogd, is een volledig en ontvankelijk principeverzoek of vergunningaanvraag ingediend;

  • 4.

    er dient sprake te zijn van bijzondere omstandigheden die tijdelijk gedogen in het concrete geval rechtvaardigen.

9. Programmering, monitoring en evaluatie

 

Het VTH-beleid dat in dit beleidsplan is uiteengezet, dient vertaald te worden naar de uitvoering. Deze vertaling vindt plaats in het jaarlijks op te stellen VTH-uitvoeringsprogramma. In dit laatste hoofdstuk worden de uitgangspunten gegeven voor het opstellen van dat uitvoeringsprogramma.

9.1. Programmering

De in deze beleidsnota geformuleerde strategische doelen, prioriteiten en operationele doelen vormen het kader van de programmering van de VTH-taken van de gemeente Woudenberg. De programmering is uitgewerkt in het jaarlijkse op te stellen uitvoeringsprogramma VTH, dat bestuurlijk wordt vastgesteld. In het uitvoeringsprogramma wordt aangegeven welke activiteiten in het betreffende uitvoeringsjaar worden uitgevoerd. De RUD Utrecht stelt ieder jaar een eigen uitvoeringsprogramma op voor de milieutaken die zij namens de gemeente Woudenberg uitvoert. Ook dit programma wordt door het college vastgesteld. Na invoering van de Omgevingswet zal dit nog meer dan nu een integraal proces worden.

 

Aan de hand van de doelen en budgetten uit de programmabegroting, de omgevingsanalyse, de prioriteitenstelling en het naleefgedrag wordt het jaarlijkse uitvoeringsprogramma VTH opgesteld. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangegeven wat de verwachtte productie is in termen van aantal te verlenen vergunningen, ontheffingen en meldingen, uit te voeren controles, binnengekomen en afgehandelde meldingen, en klachten. In het uitvoeringsprogramma wordt ook rekening gehouden met de organisatorische en financiële mogelijkheden en de bestuurlijke ambitie.

 

In het VTH uitvoeringsprogramma worden onder andere de volgende elementen opgenomen:

  • een inschatting van het soort en aantal vergunningen, ontheffingen en meldingen;

  • de voorgenomen uit te voeren toezichts- en handhavingsactiviteiten voor dat jaar;

  • de te realiseren productie in termen van controlebezoeken en handhavingsacties;

  • de relatie met de gestelde ambities, doelen en prioriteiten in dit beleidsplan.

Het bovenstaande geldt voor alle werkvelden binnen het VTH-domein zoals die in dit beleidsplan zijn besproken.

9.2. Monitoring

Monitoring is van belang om te kunnen sturen op de operationele beleidscyclus. Hierbij kan gedacht worden aan de aantallen, de aard en de complexiteit van de te verwachten vergunningen of het aantal gerealiseerde controles (toezicht). Daarnaast kan ook een verslechtering van het naleefgedrag belangrijke informatie zijn die kan worden gebruikt bij het opstellen van een toezicht- en handhavingsprogramma. De gemeente Woudenberg borgt met meetbare doelstellingen genoemd in paragraaf 3.2. dat de juiste informatie op tafel komt om beleid en het programma bij te kunnen stellen.

 

Monitoring dient twee doelen. Allereerst kan op basis van monitoring achterhaald worden of de geformuleerde doelstellingen behaald zijn. Dit is belangrijk voor de verantwoording en effectiviteit van het beleid.

Op de tweede plaats dient monitoring om ¬¬¬¬¬– zoals reeds vermeld – gegevens/informatie te generen, wat belangrijk is voor het eventueel bijstellen van prioriteiten en de inzet van capaciteit. Om die reden zijn per doel indicatoren bepaald waardoor het meten van de doelstellingen mogelijk wordt.

 

Om te kunnen beoordelen of de beleidsdoelstellingen en de geplande werkzaamheden uit het uitvoeringsprogramma gehaald en uitgevoerd zijn, is het belangrijk dat de activiteiten geregistreerd worden. Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid slaagt en of de gestelde doel- en taakstellingen behaald zijn of gaan worden. Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegevens moeten periodiek opvraagbaar zijn voor zowel managementdoeleinden (voortgang van de uitvoering) als voor de periodieke verantwoording naar het college en de gemeenteraad.

 

Bij de registratie van werkzaamheden wordt gebruik gemaakt van het zaaksysteem. Zowel de plantoetsers als de toezichthouders registreren alle relevante bij een bepaalde zaak behorende gegevens daarin. De vergunningprocedure wordt hierin in zijn geheel doorlopen, compleet met alle documenten. De toezichthouders maken daarnaast bij hun toezichtcontroles gebruik van een tablet waardoor zij alle informatie over een vergunning ter plekke kunnen opvragen, gegevens kunnen uploaden en hun bevindingen meteen kunnen registreren.

9.3. Evaluatie

Evalueren is nodig om te kunnen beoordelen of het gevoerde beleid effectief is en of dat beleid uitvoering geeft aan de gestelde prioriteiten en doelen. Daarnaast kan een evaluatie ook gebruikt worden om het proces te evalueren. De monitoring van de indicatoren voedt de evaluatie. De evaluatie verzorgt op dat moment de sluiting van de BIG-8 en tevens de opening voor het opnieuw doorlopen van die cyclus. De evaluatie en de rapportage daarvan fungeert namelijk als basis voor het opstellen/aanpassen van het beleid en uiteindelijk het opstellen van het uitvoeringsprogramma.

 

Jaarlijks wordt door het college verantwoording afgelegd over de uitvoering van de VTH-taken en het behalen van de doelstellingen. Deze verantwoording vindt plaats door het vaststellen van het VTH jaarverslag. Middels dit verslag wordt geëvalueerd en gerapporteerd over de in het uitvoeringsprogramma geplande en werkelijk uitgevoerde activiteiten. Het VTH jaarverslag wordt ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad. Dit is in lijn met de structuur van de horizontale verantwoording die door de Rijksoverheid wordt nagestreefd. Daarnaast wordt het jaarverslag aan de interne en externe partners ter kennisname aangeboden. Het jaarverslag wordt tenslotte ook nog doorgestuurd naar de provincie Utrecht in het kader van het IBT.

 

Aan de opbouw van het verslag zijn geen wettelijke eisen gesteld. Wel is gesteld dat rapportering plaatsvindt over de resultaten van het uitgevoerde beleid. Een consistente opbouw vanuit de probleemanalyse, strategie, programmering en uitvoering is dus essentieel. Daarnaast is het ook van belang om de ontwikkelingen op het gebied van beleid, wet- en regelgeving et cetera mee te nemen in de evaluatie, omdat dit het beleid alsmede het programma kan beïnvloeden.

 

In de verslaglegging staat op welke wijze de voorgenomen activiteiten zijn gerealiseerd. Hierna wordt als afsluiting van dit VTH-beleidsstuk opgesomd over welke onderdelen in de evaluatie gerapporteerd dienen te worden:

  • de monitoringsresultaten van de indicatoren en op basis daarvan een analyse op het voldoen aan de geformuleerde doelstellingen;

  • analyse van de te verwachten vergunningen (prognose);

  • inzicht in de verbetering dan wel verslechtering van het naleefgedrag van inwoners en bedrijven of de kwaliteit van de fysieke leefomgeving;

  • voorstellen over eventuele bijstellingen in het beleid, het takenpakket of het bedrijvenbestand;

  • analyse van de behaalde prestaties ten opzichte van andere organisaties (andere gemeenten die ook samenwerken met de RUD Utrecht).

 

Bijlagen

 

Bijlage 1: Schematische weergave doelstellingen

Bijlage 2: Risicomodules

Bijlage 3: Toetsingsstrategie vergunningen constructief

Bijlage 4: Toetsingsstrategie vergunningen bouwbesluit

Bijlage 5: Werkprocessen Vergunningverlening, toezicht en handhaving

Bijlage 6: Schema advisering VRU

Bijlage 7: VTH beleid milieu gemeente Woudenberg d.d. 18 mei 2017

Bijlage 1: Schematische weergave doelstellingen

 

Vergunningverlening

 

1. Vooroverleg

 

Omschrijving taak

– Wat doen we?

 

De gemeente Woudenberg biedt mogelijkheden tot vooroverleg. Een overleg resulteert niet in een besluit, maar geeft de initiatiefnemer een voorlopig oordeel over de haalbaarheid van een plan. De gemeente biedt de volgende mogelijkheden tot vooroverleg:

  • tijdens het spreekuur van het loket Leefomgeving: ambtelijk oordeel of een initiatief kansrijk is of niet. Tijdens het gesprek wordt de ambtelijke conclusies besproken met de initiatief nemer. Bij een kansrijk initiatief worden daarbij de belangrijkste aandachtspunten en mogelijke vervolgstappen besproken;

  • een initiatiefnemer kan er ook voor kiezen een schriftelijk principe verzoek in te dienen met een schetsontwerp bij een bouwplan welke door de gemeente wordt getoetst aan het bestemmingsplan en het schetsontwerp wordt voorgelegd aan de commissie ruimtelijke kwaliteit;

  • een initiatiefnemer kan ook een principeverzoek indienen voor het afwijken van de bestemmingsplanregels door een bestemmingsplan herziening of projectbesluit;

  • een initiatiefnemer die zeker wil weten of zijn plan voldoet aan de regels van vergunning vrij bouwen kan de gemeente verzoeken om deze te toetsen aan deze regelgeving (artikelen 2 en 3 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).

Doelstellingen – Welk(e) doel(en) willen we bereiken?

 

Onze doelstellingen zijn in dit kader de volgende:

  • in een voorstadium de mogelijkheden aangeven zodat onder meer geen omgevingsvergunningen worden aangevraagd welke moeten worden geweigerd.

Meetbare doelen – resultaten/wat willen we bereiken?

  • 80% van de ingediende principeverzoeken wordt binnen een termijn (van orde) van acht weken beantwoord, uitgaande van moment van compleetheid van de ingediende aanvraag.

Monitorings-indicatoren

– Hoe meten we dit?

 

- Ons zaaksysteem is zodanig ingericht dat hieruit rapportages kunnen worden

gemaakt, zoals:

  • het aantal aangevraagde principeverzoeken;

  • principeverzoeken die tot een omgevingsvergunning hebben geleid met bijbehorende doorloop tijd.

- Klanttevredenheidsonderzoek naar de meerwaarde van het vooroverleg voor

de klant.

 

2. Omgevingsvergunning bouw, RO, aanleg en monument

 

Omschrijving taak

Wat doen we?

 

Het besluiten op een aanvraag om een omgevingsvergunningen voor de Wabo activiteiten: onder andere bouwen, afwijken van regels ruimtelijke ordening, aanleggen en veranderen monument.

 

De taak vangt formeel aan met de ontvangst van de aanvraag waarbij vaak eerder vooroverleg is geweest en wordt afgerond door:

  • het verlenen van de vergunning;

  • het weigeren van de vergunning;

  • het buiten behandeling laten wanneer onvoldoende gegevens zijn verstrekt;

  • het intrekken van de aanvraag op verzoek van de aanvrager.

 

De processtappen, checklists, termijnbewaking en standaardbrieven zijn vastgelegd in het zaaksysteem.

Doelstellingen – Welk(e) doel(en) willen we bereiken?

 

Onze doelstellingen in dit kader zijn de volgende:

  • geen vergunningen van rechtswege;

  • een eenduidig proces en uniforme toetsing, op basis van de kaders van ons beleidsplan, met de nadruk op veiligheid.

  • Gestructureerde kwaliteitscontrole van beschikkingen door een collegiale toets op de conceptbeschikking..

Meetbare doelen – resultaten/wat willen we bereiken?

  • Op 72 % van de complete aangevraagde reguliere wabo aanvragen wordt binnen een termijn van acht weken beschikt.

  • 0% beschikkingen van rechtswege

  • 100% bezwaren ongegrond verklaard

Monitorings-indicatoren

– Hoe meten we dit?

 

Ons zaaksysteem is zodanig ingericht dat hieruit rapportages kunnen worden gemaakt, zoals:

  • aantal aanvragen vergunningen;

  • percentage vergunningen binnen wettelijke termijn;

  • aantal ingediende bezwaren;

  • percentage bezwaren ongegrond verklaard;

  •  

 

3. Omgevingsvergunning / melding brandveilig gebruik

 

Omschrijving taak

– Wat doen we?

 

Het behandelen van aanvragen omgevingsvergunningen en meldingen brandveilig gebruik. Een aanvraag omgevingsvergunning brandveilig gebruik is een uitgebreide procedure waar een termijn van 6 maanden voor staat. Een melding brandveilig gebruik dient 4 weken voor in gebruik nemen van een pand of plaats te worden ingediend. De taak vangt formeel aan met de ontvangst van de aanvraag waarbij vaak eerder vooroverleg is geweest en wordt afgerond door:

  • het verlenen van de omgevingsvergunning / het accepteren van de melding;

  • het weigeren van de omgevingsvergunning / niet accepteren van de melding;

  • het buiten behandeling laten wanneer onvoldoende gegevens zijn verstrekt;

  • het intrekken van de aanvraag op verzoek van de aanvrager.

 

De inhoudelijke toets aan de relevante regelgeving (hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit 2012) wordt uitgevoerd door VRU.

Doelstellingen – Welk(e) doel(en) willen we bereiken?

 

Onze doelstellingen zijn in dit kader de volgende:

  • afhandeling binnen de gestelde termijnen van 4 weken voor een melding brandveilig gebruik en 6 maanden voor een aanvraag omgevingsvergunning brandveilig gebruik (deze kan niet van rechtswege worden verleend);

  • eenduidig proces, uniforme toetsing.

Meetbare doelen – resultaten/wat willen we bereiken?

  • 80% van de ingediende meldingen wordt binnen termijn van 4 weken afgehandeld

  • 90% van de aangevraagde omgevingsvergunning brandveilig gebruik wordt binnen termijn van 6 maanden afgehandeld

Monitorings-indicatoren

– Hoe meten we dit?

 

De behandeling en termijncontrole vindt nu plaats door de VRU. Onderzocht wordt of wij zelf ook een beknopte registratie kunnen bijhouden van de ingediende meldingen en aanvragen omgevingsvergunning in ons zaaksysteem.

 

Toezicht en handhaving

4 . Toezicht omgevingsvergunning bouw, RO, aanleg en monument

 

Omschrijving taak

Wat doen we?

 

Deze taak betreft het ter plaatse controleren of de werkzaamheden/activiteiten overeenkomstig de omgevingsvergunning worden uitgevoerd. Wanneer de uitvoering is afgerond en de eindinspectie is afgerond, is ook het toezichtproces afgedaan. Het bouwwerk/werk wordt gereed gemeld en de zaak gesloten.

 

Eventuele problemen tijdens de bouw worden zoveel mogelijk door de toezichthouder opgelost. De toezichthouder maakt bijvoorbeeld afspraken met de vergunninghouder over het aanleveren van nieuwe constructieberekeningen, over het treffen van een noodvoorziening of over ondergeschikte afwijkingen. Indien een probleem niet binnen de verleende vergunning kan worden opgelost, dan volgt alsnog een handhavingstraject, dan wel een nieuwe vergunningaanvraag.

Doelstellingen – Welk(e) doel(en) willen we bereiken?

 

  • Het waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving en bouwlocaties;

  • Dat er conform de verleende vergunningen wordt gebouwd;

  • In het kader van onze dienstverlening streven wij ernaar om zoveel mogelijk zaken minnelijk met de burger te regelen, en deze op tijd wijzen op de overtredingen.

 

Meetbare doelen – resultaten/wat willen we bereiken?

  • 80% van de te nieuwbouw is conform verleende vergunning

Monitorings-indicatoren

– Hoe meten we dit?

 

De volgende indicatoren zullen worden gebruikt voor onze metingen:

  • Aantal nieuwbouw;

  • Aantal nieuwbouw gebouwd conform vergunning.

 

5. M eldingen en ambtshalve toezicht en handhaving

 

Omschrijving taak

– Wat doen we?

 

Jaarlijks worden op diverse terreinen meldingen ingediend. Alle meldingen worden vanuit het uitgangspunt van goede dienstverlening in behandeling genomen. Naar aanleiding van de melding vindt er een controle plaats. Op grond van de constateringen wordt er een prioriteit van behandeling aan de melding toegekend, waarbij veiligheid altijd prioriteit krijgt.

 

Indien gemotiveerd besloten wordt de melding niet in behandeling te nemen, heeft de indiener het wettelijk recht om een formeel verzoek om handhaving in te dienen.

Doelstellingen – Welk(e) doel(en) willen we bereiken?

 

Onze doelstellingen zijn in dit kader de volgende:

  • veiligheid, leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid in de gemeente Woudenberg;

  • het behouden of – indien nodig – het verhogen van het nalevingsniveau;

  • De relatie tussen de professional en de klant centraal stellen en werken met duidelijke verwachtingen en een eerlijk en transparant proces.

Meetbare doelen – resultaten/wat willen we bereiken?

  • 100% van het aantal ingediende meldingen binnen acht weken in behandeling nemen;

  • Verminderen van het aantal ingediende meldingen met 10% per jaar vanaf 2020;

  • Verminderen van het aantal geconstateerde overtredingen op eigen initiatief met 10% per jaar vanaf 2020 (verhoging nalevingsniveau).

Monitorings-indicatoren

– Hoe meten we dit?

 

De volgende indicatoren zullen worden gebruikt voor onze metingen:

  • het aantal meldingen;

  • het aantal meldingen binnen acht weken in behandeling genomen;

  • Het aantal handhavingsacties wat daaruit voortvloeit;

  • Aantal geconstateerde overtredingen op eigen initiatief (bouwen zonder vergunning);

  • Het aantal handhavingsacties wat daaruit voortvloeit.

 

6. Toezicht en handhaving strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

 

Omschrijving taak

– Wat doen we?

 

We handhaven op basis van eigen constateringen, handhavingsverzoeken, klachten en meldingen met betrekking tot het gebruik van gronden (incl. aanlegactiviteiten) en bouwwerken.

 

Onze Wabo-toezichthouders worden zo nu en dan door samenwerkingspartners (zoals de VRU, de RUD, politie, BOA en/of toezichthouders BRP) verzocht aan te haken bij integrale controles op het gebied van openbare orde en veiligheid. Overtredingen die tijdens deze controles worden geconstateerd worden in principe altijd opgepakt om onveilige situaties te beëindigen of om ondermijning tegen te gaan.

 

Doelstellingen – Welk(e) doel(en) willen we bereiken?

 

Onze doelstellingen zijn in dit kader de volgende:

  • het tijdens het gebruik van bouwwerken en inrichtingen waarborgen en/of versterken van kwaliteiten op het gebied van (brand)veiligheid, milieu en leefbaarheid;

  • ervoor zorgen dat de in de bestemmingsplannen vastgelegde regels worden nageleefd. Waarborging hiervan dient om de kwaliteit van de leefomgeving te behouden;

  • De relatie tussen de professional en de klant centraal stellen en werken met duidelijke verwachtingen en een eerlijk en transparant proces.

Meetbare doelen – resultaten/wat willen we bereiken?

  • 80% van de gecontroleerde gronden en bouwwerken per jaar is in overeenstemming met het bestemmingsplan.

 

Monitorings-indicatoren – Hoe meten we dit?

 

De volgende indicatoren zullen worden gebruikt voor onze metingen:

  • aantal controles op het gebied van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken;

  • aantal constateringen waarbij het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan is;

  • aantal handhavingszaken dat daaruit voortvloeit.

 

7 . Handhavingsverzoeken

 

Omschrijving taak

– Wat doen we?

 

Handhavingsverzoeken worden altijd opgepakt. Op grond van vaste jurisprudentie heeft het bestuursorgaan immers een beginselplicht tot handhaving. Handhavingsverzoeken kunnen niet anoniem worden gedaan.

 

Hieronder worden de belangrijkste taken opgesomd:

  • een handhavingsverzoek wordt afgewezen indien na onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een overtreding (de situatie is vergunningsvrij of past in het bestemmingsplan) of wanneer de overtreding wordt gelegaliseerd;

  • wanneer er sprake is van een niet-legaliseerbare overtreding, dan zal er handhavend worden opgetreden door middel van een dwangsom- of bestuursdwangbesluit (e.e.a. overeenkomstig de sanctiestrategie);

  • gelet op de wettelijke beslistermijn van acht weken (met de mogelijkheid om deze termijn eenmaal te verdagen) wordt zo snel mogelijk na ontvangst van een handhavingsverzoek een controle uitgevoerd door onze toezichthouder(s).

 

Doelstellingen – Welk(e) doel(en) willen we bereiken?

 

  • De relatie tussen de professional en de klant centraal stellen en werken met duidelijke verwachtingen in een eerlijk en transparant proces om te komen naar de naleving van de wet- en regelgeving.

Meetbare doelen – resultaten/wat willen we bereiken?

  • 100% van handhavingsverzoeken worden opgepakt en binnen de wettelijke termijn afgehandeld middels een collegebesluit.

Monitorings-indicatoren

Hoe meten we dit?

 

De volgende indicatoren zullen worden gebruikt voor onze metingen:

  • het aantal handhavingsverzoeken;

  • aantal handhavingsverzoeken wat binnen de termijn van 8 weken middels een collegebesluit is afgehandeld.

 

Naar boven