Gemeenteblad van Barendrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barendrecht | Gemeenteblad 2019, 320264 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Barendrecht | Gemeenteblad 2019, 320264 | Verordeningen |
Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone Centrum Barendrecht over de jaren 2020-2024 (Verordening BI-zone Centrum Barendrecht 2020-2024)
Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone Centrum Barendrecht over de jaren 2020-2024 (Verordening BI-zone Centrum Barendrecht 2019-2023)
De raad van de gemeente Barendrecht,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders op 19 november 2019,
gezien het advies van Commissie Ruimte op 14 januari 2020,
gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones
1. vast te stellen de ‘Verordening BIZ Centrum Barendrecht 2020-2024’:
Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Barendrecht 2020 - 2024
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk II Belastingbepalingen
Artikel 2. Belastbaar feit en aard van de belasting
1. Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van
binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel
220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.
2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan
activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de
leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de
economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering
1. De BIZ-bijdrage wordt geheven van:
a. de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone
gelegen belastingobject gebruikt;
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt:
a. gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven,
aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het
deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene
aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
b. het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als
gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld; degene die
het belastingobject ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te
verhalen op degene aan wie dat belastingobject ter beschikking is gesteld;
c. als eigenaar aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in
de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen
genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3. Indien een belastingobject bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt
de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage geheven van de eigenaar.
Artikel 5. Maatstaf van heffing
1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde zoals deze geldt
2. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van
hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat
belastingobject bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige
toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de
Wet waardering onroerende zaken.
1. In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten
aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel
bedoelde waarde, de waarde van:
a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede
begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig
aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als
b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt
van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde
c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor
het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en
ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van
de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd
in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de
daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen,
heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met
volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van
natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door
organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering
van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die
worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke
rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder
dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf
als gebouwde eigendommen zijn aan te merken[';']
k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet
zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het
verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties,
standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
Artikel 7. Tarief BIZ-bijdrage
1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar een vast bedrag per belastingobject in het BIZ-gebied
Voor de vestigingen aan de Middenbaan:
Voor de overige vestigingen in het BIZ gebied:(Onderlangs, Achterom, Binnenlandse Baan,
De WOZ waarde is de waardebepaling zoals die wordt vastgesteld in 2020.
De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9. Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de aanslag
betaald in een termijn die vervalt op de dag die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde
Artikel 10. Looptijd belastingheffing
De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van 5 jaar.
Hoofdstuk III Subsidiebepalingen
Artikel 11. Buiten toepassing algemene subsidieverordening
Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene
Subsidieverordening van de gemeente Barendrecht van toepassing.
Artikel 12. Aanwijzing [vereniging /stichting]
Stichting BIZ Centrum Barendrecht wordt aangewezen als de stichting bedoeld in artikel 7
van de wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet
bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt
verstrekt verplicht moeten worden verricht.
1. De subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de stichting voor de uitvoering
van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De subsidie wordt
verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de
uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.
2. De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen.
Artikel 14. Subsidieverplichtingen
Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen
kunnen aan de stichting ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze
verplichtingen zijn opgenomen in de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 15. Subsidievaststelling
1. De stichting is verplicht om binnen 6 maanden na afloop van het subsidiejaar de in de
uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken te overleggen.
2. De subsidie wordt vastgesteld uiterlijk 6 maanden na ontvangst van de in het voorgaande
Artikel 16. Melding van relevante wijzigingen
De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:
- meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie,
- een wijziging van de statuten,
- verandering of beëindiging van activiteiten.
1. Deze verordening treedt een dag na bekendmaking in werking.
2. De verordening wordt ingetrokken indien er bij de draagvlakmeting geen sprake is van
voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
4. Deze verordening vervalt op 31 december 2024.
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening BIZ Centrum Barendrecht 2020-2024’.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2019.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-320264.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.