Gemeenteblad van 's-Gravenhage
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2019, 318516 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2019, 318516 | Verordeningen |
Vaststelling Monumentenverordening Den Haag 2019
De raad van de gemeente Den Haag,
gezien het voorstel van het college van 25 juni 2019,
- de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988,
- de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
- artikel 149 van de Gemeentewet,
besluit vast te stellen de Monumentenverordening Den Haag 2019:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Aanwijzing tot gemeentelijk monument
Artikel 2:7 Intrekken van de aanwijzing
Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 2:1, tweede, derde en vierde lid en de artikelen 2:4 en2:5 van overeenkomstige toepassing (met dien verstande dat voor aanwijzing wordt gelezen: intrekking van de aanwijzing), tenzij het monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig tenietgegaan is.
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal monumentenregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt bijgehouden in het gemeentelijk monumentenregister.
Hoofdstuk 3 Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 3:1 Instandhoudingsplicht
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 3:2 Omgevingsvergunning
Artikel 3:3 De beoordeling van de aanvraag
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een kerkelijk monument neemt het college geen beslissing dan na overleg met de eigenaar. Voor zover het een beslissing betreft waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding zijn, neemt het college een beslissing in overeenstemming met de eigenaar.
Artikel 3:4 Advies omgevingsvergunning
Het college zendt een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monument voor advies aan de welstands- en monumentencommissie.
Artikel 3:5 Intrekken van de omgevingsvergunning
Het college kan de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, intrekken:
Hoofdstuk 5 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht
Artikel 5:3 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing
De gemeenteraad kan, op voordracht van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 5:1, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 5:1, tweede, derde en vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stadsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Hoofdstuk 6 Handhaving en toezicht
Degene die handelt in strijd met artikel 3:1, het bepaalde krachtens artikel 3:2, eerste en derde lid, of artikel 5:4 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen
Een krachtens Monumentenverordening Den Haag 2010 aangewezen en geregistreerd gemeentelijk monument, voorlopig monument of beschermd stadsgezicht, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
Dit artikel regelt de toekenning van de status van gemeentelijk monument aan een monument (een tuin en een park vallen binnen het begrip ‘monument’, natuurlandschap niet). De aanwijzing vergt een belangenafweging tussen het met de aanwijzing te dienen belang en de overige bij de aanwijzing betrokken belangen, waaronder planologische of economische belangen of het gebruik van het monument.
Deze formulering is ontleend aan artikelen 3.1, eerste lid, en 3.16, tweede lid, van de Erfgoedwet. Het college heeft beleidsvrijheid bij de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument.
Dit lid regelt de inspraak van belanghebbenden. Ontvangen reacties kunnen een aanleiding zijn voor het college om het voornemen tot aanwijzing te wijzigen of ervan af te zien. Voor alle zakelijk gerechtigden op de betreffende onroerende zaak is ontvangst van het voornemen van een aanwijzing door het college van belang, niet alleen voor de eigenaar. Zie ook artikel 1, onder a, onderdeel 1, jo. artikel 1, onder b, onderdeel 5, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Onder zakelijk gerechtigden vallen ook hypothecaire schuldeisers ten aanzien van de onroerende zaak.
De aanwijzing van kerkelijke monumenten vereist voorafgaand overleg met de eigenaar. Het gaat dan per definitie om een monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging (artikel 1.1 van de Erfgoedwet). Dit lid stemt overeen met de vergelijkbare eis in artikel 3.1 van de Erfgoedwet en artikel 3.2a van de Wabo en doet recht aan de bijzondere positie van het kerkelijk monument als plaats voor het gezamenlijk belijden van godsdienst of levensovertuiging. Dit geldt naast de algemene regel van artikel 4:8 van de Awb op grond waarvan belanghebbenden zoals eigenaren moeten worden gehoord.
Dit artikel bepaalt de verplichting van het college om de belanghebbenden op de hoogte te brengen van de aanwijzing. De registratie van de aanwijzing in het gemeentelijk monumentenregister is een louter administratieve verrichting en niet een besluit. Overigens zal van de aanwijzing ook inschrijving in het kadaster plaatsvinden op grond van artikel 1, onder c en e, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
Voor rijksmonumenten geldt al op grond van artikel 3a, bijlage II, Besluit omgevingsrecht een aantal ingrepen waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit monument vereist is. Met deze bepaling gelden dezelfde voorwaarden ook voor gemeentelijke monumenten. Hierbij gaat het over het algemeen om ondergeschikte wijzigingen die niet van ingrijpende aard zijn en geen invloed hebben op de monumentale waarde. Ook wijzigingen aan recente bouwdelen die de monumentale waarde van het pand niet raken, zijn vergunningsvrij. Bij twijfel of een bouwdeel monumentale waarde heeft worden eigenaren uitgenodigd contact op te nemen met de afdeling Monumentenzorg & Welstand van de gemeente Den Haag.
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument. Dit belang wordt meegewogen op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het gebruik van het monument wordt beschouwd als een aspect van de belangen van de eigenaar en behoeft niet afzonderlijk te worden benoemd. Deze bepaling komt overeen met het artikel in de Wabo dat geldt voor rijksmonumenten.
Bij een wijziging van ondergeschikte betekenis kan o.a. gedacht worden aan wijzigingen van bijvoorbeeld straatnamen of huisnummers.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-318516.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.