Gemeenteblad van Harderwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Harderwijk | Gemeenteblad 2019, 178935 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Harderwijk | Gemeenteblad 2019, 178935 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Harderwijk 2019)
Hoofdstuk 1 . Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Sub-thema: een groep van producten waarvoor een na te streven doelstelling is geformuleerd. Op het niveau van sub-thema worden de eerste twee “W”-vragen1 beantwoord.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
De raad stelt voor een nader te bepalen aantal subthema’s indicatoren vast met betrekking tot de beoogde beleidsdoelen en/of maatschappelijke effecten en/of de te leveren prestaties. Hierbij worden in ieder geval betrokken de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
Artikel 3. Uitvoering begroting
Het college legt achteraf bij de jaarrekening verantwoording af over kleinere begrotings-overschrijdingen. Verwachte overschrijdingen van begrote kosten dan wel onderschrijdingen van begrote baten van meer dan 10% of € 250.000, - worden zo mogelijk voorkomen door aanvullende advisering en begrotingswijziging.
De productenraming kan worden gezien als het contract dat het College van B&W afsluit met het ambtelijk management ter uitvoering van de themabegroting. Via de productenraming ontvangen de budget- of krediethouders hiervoor van het college de middelen. Om die reden zijn de namen van de budget- of krediethouders ook opgenomen.
Hoofdstuk 4. Financieel beleid
Artikel 12. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de betreffende activiteit wordt gemotiveerd.
Leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden verstrekt de gemeente Harderwijk in principe niet. Bij afwijking brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening en vraagt zij gebruikelijke zekerheden. Het college doet vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd en aangeeft hoe zij de hiermee gepaard gaande risico’s beheerst.
Artikel 13. Subsidieverstrekking
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan ter behandeling in de raad. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies zoals opgenomen in de meest recente jaarstukken.
Artikel 14. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het college biedt aan de raad eens in de twee jaar een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicobeheersing aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, incidentele weerstandscapaciteit (waaronder reserves) of andere wijze. In de nota wordt het gewenste weerstandsvermogen bepaald.
Tegelijkertijd wordt aan de raad een nota reserves en voorzieningen aangeboden waarin nader in wordt gegaan op de gevormde, de besteding en de te vormen bestemmingsreserves en voorzieningen en de verwachte looptijd hiervan. In deze nota worden noodzaak en toereikendheid van voorzieningen en bestemmingsreserves behandeld.
Hoofdstuk 4. Paragrafen begroting en rekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Harderwijk wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden, naast de directe kosten, alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. Hierbij wordt aangesloten bij de Handreiking Kostentoerekening leges en tarieven zoals deze is opgesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW, alsmede de gederfde inkomsten als gevolg van kwijtschelding.
Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing, het volume en bedrag aan kwijtscheldingen, de mate van kostendekking van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een treasurystatuut aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat regels die zij hanteert voor het rentebeleid, het dagelijkse beheer van kredietrisico en relatiebeheer, liquiditeitsrisico en geldstromenbeheer, administratieve organisatie en interne controle van de treasury-functie.
Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering verslag van de kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen, de omvang en samenstelling van de uitzettingen, de huidige liquiditeitspositie, de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar, de rentevisie en de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.
Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en jaarstukken de actuele risico’s van materieel belang aan en de hieruit voortvloeiende benodigde weerstandscapaciteit weer in relatie tot het in de nota weerstandsvermogen en risicobeheersing opgenomen gewenste weerstandsvermogen.
Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag. Deze nota kan ook per onderwerp (openbaar groen, water etc.) worden opgesteld.
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering evenals de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag.
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag.
In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting en in het jaarverslag wordt ingegaan op de geplande en gerealiseerde activiteiten op het gebied van informatiebeveiliging. Bij het jaarverslag wordt ingegaan op de uitkomsten zelfevaluatie ENSIA, de collegeverklaring en de uitkomsten van het assurancerapport met betrekking tot de collegeverklaring.
Artikel 20. Verbonden partijen
Het college biedt ten minste eens in de acht jaar een (bijgestelde) nota verbonden partijen aan. In deze nota wordt ingegaan op de overwegingen bij het aangaan en beëindigen van een relatie met een verbonden partij en de wijze waarop de gemeente sturing geeft aan de verbonden partij. De raad stelt de nota vast.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 27. Financiële organisatie
Het college draagt de zorg voor en legt in een besluit vast:
zodat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 29. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
De verordening Financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2015 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze Financiële verordening gemeente Harderwijk 2019, met dien verstande dat de Financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2015 van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en de bijbehorende stukken van de jaren 2015-2018.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 16 mei 2019
de heer H.J. van Schaik
voorzitter
de heer H.R. Lanning
raadsgriffier
Algemene Toelichting: de Beleids- en begrotingscyclus van Harderwijk
Een beleids- en begrotingscyclus over een bepaald jaar begint bij de kadernota in het voorjaar voorafgaand aan het boekjaar, de themabegroting in het najaar voorafgaand aan het boekjaar, de bestuursrapportage in het najaar van het boekjaar en de themarekening in het voorjaar na het boekjaar. Dit betekent dat de beleids- en begrotingscyclus van het ene jaar door het andere jaar heen loopt.
Om te verduidelijken hoe de beleids- en begrotingscyclus van verschillende boekjaren in een kalenderjaar door elkaar heen lopen is hieronder een voorbeeld weergegeven welke rapportages er in 2019 behandeld worden.
Figuur 1: Beleids- en begrotingscyclus
Om te verduidelijken hoe de beleids- en begrotingscyclus van verschillende boekjaren in een kalenderjaar door elkaar heen lopen is hieronder een voorbeeld weergegeven welke rapportages er in 2019 behandeld worden.
Figuur 2: Voorbeeld van behandeling rapportages in 2019
Coalitieakkoord / Strategische raadsagenda/collegeprogramma
Het coalitieakkoord en de strategische raadsagenda vormen een eerste vorm van kaderstelling. Uitwerking hiervan vindt plaats in het collegeprogramma (het actieplan van B&W).
Gebruikelijk is dat op basis van het collegeprogramma en/of externe ontwikkelingen het college nieuw beleid laat ontwikkelen door ambtenaren. Na vaststelling van dit beleid door de raad krijgt dit beleid de status van “wenselijk beleid”.
Beleid wordt veelal bepaald aan de hand van beleidsnota’s. Vastgestelde beleidsnota’s geven het beleid aan dat de raad wil gaan uitvoeren. Het is van belang dat bij beleidsstukken ook een uitvoeringsagenda en bijbehorende financiële paragraaf zijn gevoegd. Daar kan bij de begrotingscyclus dan op worden aangesloten.
Of beleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd hangt er vanaf of uitvoering van dit beleid tijd en geld kost. Beleid dat geen extra tijd of geld kost moet zondermeer worden geïmplementeerd na vaststellen van de beleidsnota. Beleid dat wel extra tijd en/of geld kost, moet eerst worden afgewogen bij de kadernota. Bij de kadernota maakt de raad de keus welk beleid nader uitgewerkt moet worden en concreet zal worden uitgevoerd door er ook middelen (mensen, geld) voor beschikbaar te stellen (boter bij de vis).
De kadernota is het uitgangspunt voor de begroting. Het geeft de financiële stand weer en een raming van de uitgaven en inkomsten voor het komende jaar. Er wordt altijd een meerjarenperspectief meegenomen. De raad weegt het nieuwe beleid af en bepaald of er financiële middelen voor gehonoreerd worden voor het komende jaar. In principe verschijnt de kadernota ieder voorjaar, maar in verkiezingsjaren wordt er wel eens voor gekozen om de kadernota te laten “vervallen” en wordt het collegeprogramma en de aanmeldingen voor de kadernota als uitgangspunt voor de begroting gebruikt, waarbij dan de afweging tussen gewenst beleid en beschikbare middelen gemaakt wordt.
Het vaststellen van de begroting past bij de kaderstellende rol en het budgetrecht dat de raad heeft. In de begroting vindt allocatie van de gelden plaats en het vormt het kader waarbinnen het college van B&W wordt geacht te werken (inhoudelijk en financieel). De begroting komt doorgaans in oktober/november in de raad. De begroting is aan regels van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) gebonden zoals het opnemen van beleidsindicatoren en verplichte paragrafen. In Harderwijk werken wij met thema’s waarbinnen wij voor ieder thema antwoord geven op de drie W-vragen:
De vastgestelde begroting moet ieder jaar vóór 15 november verzonden worden aan gedeputeerde staten (Artikel 191, lid 2, Gemeentewet).
Het college van B&W wordt geacht de raad actief te informeren wanneer deze kaders in de praktijk worden overschreden of niet worden gerealiseerd. Wanneer informatievoorziening wel en wanneer deze niet is gewenst, is een kwestie van politiek gevoel. In ieder geval worden de belangrijkste afwijkingen gerecapituleerd bij de bestuursrapportage. De bestuursrapportage is gebaseerd op de bedrijfsvoering over de periode januari t/m juni en van de resterende maanden wordt een inschatting gemaakt. Het is een
rapportage die het eerste inzicht moet geven in de verwachte uitkomsten over het boekjaar. De bestuursrapportage is beschikbaar ten tijde van de behandeling van de begroting.
In de jaarrekening wordt vervolgens het complete beeld gegeven over de realisatie van de plannen en de stand van zaken van de activiteiten die zijn begroot voor het voorgaande jaar. Van alles wat er in de begroting is opgenomen moet in de jaarrekening verslag worden uitgebracht. “Alles” is hierbij een breed begrip. De raad moet worden geïnformeerd op hoofdlijnen, zoals dat past bij zijn rol die bij de themarekening voornamelijk controlerend is. De stand van de werkzaamheden en het financiële resultaat zijn vervolgens weer uitgangspunt voor de kadernota. Doorgaans wordt de themarekening in het voorjaar behandeld. De vastgestelde jaarrekening moet ieder jaar vóór 15 juli verzonden worden aan gedeputeerde staten (Artikel 200 Gemeentewet).
Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting, waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de opzet van de begroting vast, evenals de prestatie- en kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.
Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de thema’s, stelt de raad (veelal op advies van de audit commissie) de indeling vast. Die vaststelling zal voor enkele jaren gelden, bij voorkeur voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
Ook de ontwikkeling van de financiële positie van de gemeente kan aanleiding zijn voor de raad tot bijsturen. Om deze reden wordt een geprognosticeerde ontwikkeling van de gemeentebalansen gegeven voor de periode van de meerjarenbegroting.
Artikel 3. Uitvoering begroting
In artikel 3 worden een aantal algemene uitgangspunten genoemd waaraan het college zich moet houden bij de realisatie van de doelen als genoemd in de begroting. Ter vermijding van veel begrotingswijzigingen wordt in lid 4 de “marge” geschetst, die het college hierbij kan hanteren.
De jaarlijkse begrotingscyclus heeft als startpunt de kadernota. De raad bepaalt met dit document de financiële kaders en belangrijkste beleidskeuzen voor de komende jaren. De door de raad vastgestelde kadernota dient vervolgens als leidraad voor het opstellen van de eerstvolgende (meerjaren)themabegroting.
De input voor de Kadernota bestaat uit:
Bij wijze van uitzondering is het mogelijk tussentijds nieuw incidenteel beleid, inclusief incidentele dekking (indien voorhanden), ter besluitvorming voor te leggen aan de raad. Aangezien op deze wijze geen brede, integrale afweging als bij de kadernota kan worden gemaakt, dient dit zo veel mogelijk vermeden te worden.
Daar waar de themabegroting is ingericht naar de informatiebehoefte van de raad, zo is de productenraming ingericht naar de informatiebehoefte van college en ambtenarenapparaat.
Artikel 6. Tussentijdse informatie
Artikel 6 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting op hoofdlijnen volgen en besluiten of bijsturing nodig is. De Bestuursrapportage is beschikbaar ten tijde van de behandeling van de begroting in de raad en besteedt ten minste aandacht aan:
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald.
In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
De jaarstukken bestaan uit het jaarverslag en de jaarrekening. Dit artikel is het sluitstuk van de beleids- en begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de raad daarop. De indeling van de jaarrekening sluit aan bij de indeling van de begroting. Aangezien de personeelskosten en kapitaallasten grote kostenposten zijn die verspreid in de begroting en jaarrekening worden opgenomen, wordt ter vergroting van het inzicht op totaalniveau ten aanzien van deze posten ook informatie opgenomen.
Grondexploitaties worden door de gemeenteraad vastgesteld. Hiermee heeft de raad inzicht in de te verwachten baten en lasten bij de ontwikkeling van het grondgebied. Op basis van de in de grondexploitatie aangegeven kaders kan het college van B&W kredieten aanvragen bij de raad. Hierbij geeft het college aan of de ramingen die aan de kredietaanvraag ten grondslag liggen, binnen de ramingen van de grondexploitatie liggen. Eventuele afwijkingen worden door het college van B&W toegelicht. Eventuele afwijkingen worden bij de eerstvolgende herziening in de grondexploitatie verwerkt. Op deze wijze kan bij het opmaken van de jaarrekening rekening worden gehouden met eventuele winstnemingen, aanvullend benodigde verliesvoorzieningen en wijzigingen in de risico’s.
Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa
In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Dit artikel stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. Het afschrijvingsbeleid van de gemeente Harderwijk wordt nader uitgewerkt in een nota waardering en afschrijving vaste activa.
Artikel 11. Waardering debiteuren en overige vorderingen
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Aanpassingen in deze voorziening worden als last of bate in de exploitatie verantwoord. Definitief oninbare vorderingen worden vervolgens afgeboekt. Halfjaarlijks vindt er een grondige individuele beoordeling plaats. Dit artikel regelt de formele procedure en de informatievoorziening aan de raad.
Artikel 12. Prijzen economische activiteiten
De gemeente treedt in principe niet in concurrentie met het bedrijfsleven. Wanneer reguliere gemeentelijke activiteiten of diensten ook door het bedrijfsleven worden uitgevoerd, rekent de gemeente alle relevante kosten toe (integrale kostprijs). Hiervan kan slechts worden afgeweken wanneer het maatschappelijk belang dit vraagt. Deze afweging wordt door de gemeenteraad gemaakt.
Het verstrekken van leningen of garanties kan ook slechts bij uitzondering tot de gemeentelijke taak worden gerekend. Hierbij moet sprake zijn van een duidelijk gemotiveerd maatschappelijk belang. Bij leningen worden integrale kosten (inclusief beheerskosten) en gebruikelijke zekerheden gevraagd om staatssteun te vermijden. Zoals in het verleden is gebleken, ontbreekt het gemeenten doorgaans aan voldoende kennis en ervaring om lening- of garantieportefeuilles adequaat te beheren. Mede daarom is per individueel geval een raadsbesluit nodig om tot verlening van een lening of garantie over te kunnen gaan.
Artikel 14 en 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, maar voor een groot deel zijn de risico’s onverzekerbaar of is verzekering (te) kostbaar. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigenrisicodrager te worden.
De niet verzekerde risico’s kunnen, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties hebben. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten of voorkomen van alle risico’s is echter niet altijd mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opvangen met het eigen vermogen of door belastingverhoging of beleidsmatige ombuigingen bij gebrek aan vrije begrotingsruimte.
Het eerste lid van artikel 14 eist dat het college periodiek een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe zij omgaat met de beheersing van risico’s. Het college moet in deze nota de risico’s kwantificeren, een voorstel doen voor het gewenste weerstandsvermogen en aan de hand daarvan de incidentele benodigde weerstandscapaciteit bepalen.
Het derde lid van artikel 14 geeft aan dat het college, als onderlegger voor de berekening van het benodigde en aanwezige weerstandsvermogen, een nota reserves en voorzieningen aanbiedt. Deze nota geeft aan in hoeverre reserves en voorzieningen toereikend worden geacht en dus ook in hoeverre nog algemene middelen moeten worden onttrokken dan wel vrijvallen.
Artikel 17 geeft aan dat het college jaarlijks bij de jaarstukken actueel inzicht geeft in de ontwikkeling van risico’s en weerstandsvermogen.
Wanneer de raad kaders wil stellen met betrekking tot de ontwikkeling van de lokale lastendruk, ligt het voor de hand dat zij hiervoor beleid vast stelt. Om deze reden wordt voorgesteld elke vier jaar een nota lokale heffingen op te laten stellen. Op basis van de nota lokale heffingen doet het college jaarlijks voorstellen voor belastingen en tarieven.
Door het wijzigen van het BBV is het nodig dat de financiële verordening voortaan ook de grondslagen bevat voor de toerekening van de kosten overhead en rente. Dit gebeurt in lid 3 (overhead) en lid 4 (rente).
De tarieven en heffingen mogen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. In afwijking hiervan kunnen bij leges (welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening) geldt dit niet voor de individuele leges, maar voor het totaal van de leges. De opbrengst van alle leges als totaal mogen de geraamde lasten dan ook niet overschrijden.
Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. Voor de bepaling van de kostprijzen wordt aansluiting gezocht bij de Handreiking kostentoerekening leges en tarieven zoals opgesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De handreiking wordt jaarlijks geactualiseerd. De doelstelling van deze handreiking is dat deze leidt tot een inzichtelijke kostenopbouw in de rechten, heffingen en tarieven welke worden geheven door overheden en daaraan gelieerde organisaties.
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het terrein van de financieringsfunctie zijn vastgelegd in het treasurystatuut.
Artikel 16 regelt over welke feiten betreffende het financiële beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden.
Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen
In dit artikel stelt de raad regels voor de verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het vijfde lid regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het toekomstig onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteenzetten. De nota's worden, in overleg met de raad, periodiek geactualiseerd.
Artikel 18, zevende lid, regelt over welke feiten de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt.
Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In dit artikel wordt dan ook slechts een nota over de bedrijfsvoering ter kennisgeving aan de raad overgelegd.
Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande het financiële beheer van de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering wordt geïnformeerd. De raad geeft in dit artikel invulling aan haar eigen informatiebehoefte over de bedrijfsvoering.
Het derde lid regelt de verantwoording van het college aan de raad op het gebied van informatiebeveiliging.
Artikel 20. Verbonden partijen
Artikel 20 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Formeel gezien is het oprichten van of deelnemen aan een verbonden partij een bevoegdheid van het college. Voor het college een besluit hiertoe neemt wordt de raad in de gelegenheid gesteld zijn mening hierover kenbaar te maken. In de praktijk zal dit ertoe leiden dat het college geen verbonden partij zal oprichten of ontbinden noch hieraan deelnemen of uittreden alvorens te weten dat de raad hiermee kan instemmen.
Artikel 20, lid 2 regelt over welke feiten aangaande het financiële beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Hier kan de raad invulling geven aan haar eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen.
Een belangrijke taak van een gemeente is het in het kader van het algemeen belang invloed uitoefenen op de ruimtelijke ordening op haar grondgebied. De uitgangspunten van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 21, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota ook tussentijds agenderen. Bij begroting en jaarstukken wordt de raad tussentijds geïnformeerd.
Artikel 22. Meerjareninvesteringsbegroting
Dit hoofdstuk is niet verplicht op basis van de BBV. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de vervangingsinvesteringen bedrijfsvoering waarvoor begrotingsruimte gereserveerd blijft in de veronderstelling dat deze activa in stand moeten worden gehouden ten behoeve van een goede bedrijfsvoering.
Daarnaast kunnen in dit hoofdstuk investeringen worden opgenomen mits voldoende toegelicht. Dat wil zeggen dat antwoord wordt gegeven op de drie W-vragen. Dit kunnen investeringen zijn waarvoor eerder begrotingsruimte is gereserveerd, maar ook nieuwe investeringen.
Artikel 23 Stelpost meerjarenbegroting
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in budgettair bij kadernota of begroting gehonoreerde budgetten en kredieten waarvoor de drie W-vragen nog niet zijn beantwoord en waarvoor daarom nog aanvullende advisering nodig is. Op deze stelpost kunnen ook bedragen worden verantwoord waarvoor rijksvergoeding is ontvangen, maar waarvoor nog moet worden voorgesteld aan de raad (door beantwoording van de drie W-vragen) hoe deze worden ingezet.
Artikel 24. Overige hoofdstukken
Ook dit zijn op basis van de BBV niet verplichte hoofdstukken. Via deze paragrafen kunnen bijvoorbeeld subsidiegevers geïnformeerd worden over de door haar gesubsidieerde projecten. Op deze wijze hoeven niet separaat jaarlijks verantwoordingen te worden opgesteld.
Artikel 13 en 25. Subsidieverstrekking, aanbesteding en inkoop
Het college legt periodiek de uitgangspunten voor subsidieverlening voor aan de raad. Hierbij wordt Europese regelgeving in acht genomen. Ook bij aanbesteding en inkoop wordt de Europese regelgeving nageleefd. Aangezien het hier een collegebevoegdheid betreft, wordt het inkoopbeleid slechts ter kennisgeving aan de raad gezonden.
In artikel 25 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Vanaf 1 januari 2018 wordt de Financiële administratie voor de gemeente gevoerd door Meerinzicht. Deze kaders gelden ook voor de uitvoering door Meerinzicht.
Artikel 27. Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. In de onderdelen 1 en 2 worden kwalitatieve eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen.
Artikel 28. Administratieve organisatie en interne controle
In dit artikel worden kwalitatieve eisen gesteld aan de beheersorganisatie.
Artikel 29. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor is in artikel 28 een overgangsbepaling opgenomen.
Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel
In deze artikelen is de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen en vanaf wanneer deze van kracht is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-178935.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.