Gemeenteblad van Amsterdam
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Amsterdam | Gemeenteblad 2019, 127354 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Amsterdam | Gemeenteblad 2019, 127354 | Verordeningen |
Vaststellen van de beleidsbrief Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs en wijzigen van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019
vast te stellen de beleidsbrief Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs 2019-2023, waarin het college aangeeft hoe de gemeente Amsterdam de komende jaren samen met de schoolbesturen voortgezet onderwijs integraal wil werken aan het tegengaan van onderwijsachterstanden op taal en rekenen, vergroten van ouderbetrokkenheid en het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom binnen het voortgezet onderwijs. Het college wil investeren in de scholen waar dat het hardst nodig is.
vast te stellen de verordening tot wijziging van de Verordening op lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 januari 2019 (Gemeenteblad 2019, Afdeling 3A nr. 10/21).
De huidige bijlage 3 Voorzieningen Kansengelijkheid wordt ingetrokken en vervangen door een nieuwe bijlage 3. Voorzieningen Kansengelijkheid, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze raadsvoordracht.
Deze wijziging houdt in dat aan de drie eerder vastgestelde voorzieningen: Vroegschools aanbod, Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3 en Nieuwkomers, een nieuwe voorziening Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs wordt toegevoegd. Met deze voorziening beoogt de gemeente om alle leerlingen aan het voortgezet onderwijs in Amsterdam ongeacht hun achtergrond gelijke kansen te geven. Daartoe zal de gemeente voor het toekennen van middelen gebruik te maken van een nieuwe verdeelsystematiek gebaseerd op het aantal doelgroepleerlingen.
kennis te nemen van de besluiten van het college tot:
de inzet van middelen voor de Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs 2019-2023 onder voorbehoud van goedkeuring van de Begrotingen 2020 tot en met 2023 door de gemeenteraad. Voor de uitvoering van de Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs zet het college € 9,2 miljoen in voor de schooljaren 2019 -2023. Voor schooljaar 2019/2020 is dat een bedrag van € 2,2 miljoen en voor de schooljaren 2020/2021 tot en met 2022/2023 een bedrag van telkens € 2,4 miljoen.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019
Bijlage 3 Voorzieningen Kansengelijkheid
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Deze bijlage betreft de volgende voorzieningen:
Artikel 1.2 Toepasselijkheid VloA 2019
Het algemeen deel van de VloA 2019 is van toepassing, tenzij daarvan voor een voorziening in deze bijlage uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Hoofdstuk 2 Voorziening Vroegschools aanbod
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Het doel van deze voorziening is in het kader van kansengelijkheid en ter voorkoming van onderwijsachterstanden, Amsterdamse basisscholen in staat te stellen om in aansluiting op de voorschoolse periode zorg te dragen voor een optimale ontwikkeling van alle leerlingen van groep 1 en 2.
Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie wordt bepaald op grond van het niveau van activiteiten dat een school uitvoert in combinatie met het aantal ongewogen leerlingen en het percentage doelgroepleerlingen daarvan dat op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school.
Het gaat daarbij om de volgende bedragen:
Artikel 2.4 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 wordt bij een subsidieaanvraag de volgende informatie ingediend:
voor de combinatiefunctionaris een samenwerkingsdocument tussen het schoolbestuur onder wiens gezag de basisschool valt en de houder van de voorschool, waaruit blijkt voor hoeveel uur per week en op welke wijze de combinatiefunctionaris zal worden aangesteld op de basisschool en hoeveel uur hij werkzaam is op de voorschool;
Artikel 2.5 Aanvullende weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 7, eerste lid van de VloA 2019 weigert het college een subsidie te verlenen:
Artikel 2.6 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie betreffende :
Hoofdstuk 3 Voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
verlengde leertijd: uitbreiding van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen uit groep 3 en hoger van een school voor basisonderwijs die tijdens de reguliere schooltijd of in aansluiting daarop individueel of in groepsverband extra ondersteuning ontvangen op het gebied van taal, rekenen, begrijpend lezen en studievaardigheden;
Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor basisonderwijs en nevenvestigingen daarvan in staat te stellen doelgroepleerlingen op dat taal- en rekenniveau te brengen en te houden dat past bij hun mogelijkheden en daarmee onderwijsachterstanden bij deze leerlingen te voorkomen.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van de uitvoering van:
Artikel 3.4 Hoogte en besteding subsidie
Indien een leraar van de school vanwege de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten werkzaamheden verricht, kan de subsidie bedoeld in het eerste lid tevens gebruikt worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.
Indien het plafond voor de onderwijsinterventie zomerschool onvoldoende is om alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, te verlenen, honoreert het college de aanvragen op volgorde van ontvangst tot het subsidieplafond is bereikt. Als tijdstip van ontvangst geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.
Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 worden bij een subsidieaanvraag de volgende gegevens ingediend:
voor de onderwijsinterventies op het gebied van verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid wordt een maatwerkplan met bijbehorende begroting ingediend, waarin wordt aangegeven:
welke activiteiten het schoolbestuur wil uitvoeren ten behoeve van het uitbreiden van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen en in samenhang daarmee welke activiteiten de school in zet om de ouderbetrokkenheid te stimuleren, met welke doelen en in samenwerking met welke andere organisaties;
Artikel 3.8 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 3.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 blijkt uit het ingediende activiteitenverslag de volgende informatie:
Hoofdstuk 4 Voorziening Kansenaanpak voortgezet onderwijs
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
onderwijsinterventie: activiteiten gericht op het uitbreiden van effectieve leertijd op taal en rekenen voor doelgroepleerlingen en daaraan gerelateerd het versterken van de ouderbetrokkenheid en/of activiteiten gericht op het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom binnen het voortgezet onderwijs;
Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor voortgezet onderwijs en nevenvestigingen daarvan in staat te stellen:
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten
Voor de subsidie bedoeld in het eerste lid komen uitsluitend scholen in aanmerking waarop op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak een percentage doelgroepleerlingen stond ingeschreven gelijk of hoger dan de drempel. Het aantal doelgroepleerlingen is daarbij mede bepalend voor de hoogte van de subsidie, waarbij de volgende maximale bedragen gelden:
Indien een leraar van de school vanwege de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten werkzaamheden verricht, kan de subsidie bedoeld in het eerste lid tevens gebruikt worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.
In afwijking van artikel 6, eerste lid, van de VloA 2019 wordt de subsidieaanvraag voor het schooljaar 2019-2020 ingediend van 13 mei 2019 tot uiterlijk 15 juni 2019.
Subsidie voor de uitvoering van het maatwerkplan kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur van een school, die een percentage doelgroepleerlingen heeft dat gelijk of hoger is dan de drempel.
Artikel 4.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 worden bij een subsidieaanvraag een maatwerkplan met bijbehorende begroting ingediend, waarin wordt aangegeven:
Artikel 4.8 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 4.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkracht of externe partij die wordt ingezet voor de uitvoering van een onderwijsinterventie of een daarmee samenhangende activiteit op het gebied van ouderbetrokkenheid in staat is zijn kennis en expertise bij te houden en te actualiseren door middel van bijscholing;
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 blijkt uit het ingediende activiteitenverslag voor de uitgevoerde onderwijsinterventies de van toepassing zijnde informatie:
Hoofdstuk 5 Voorziening nieuwkomers
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
ongedocumenteerde leerlingen: leerlingen waarvoor een school in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk; Het gaat daarbij om leerlingen waarvan niet de door het Rijk vereiste documenten of verklaringen zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet kunnen worden overlegd, maar waarvan wel kan worden aangetoond dat zij minder dan een jaar in Nederland woonachtig zijn;
Het doel van deze voorziening is om basisscholen in staat te stellen om nieuwkomers die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn zo snel mogelijk op het taalniveau te krijgen waarmee de leerling mee kan doen aan het reguliere onderwijs.
Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten
Het college kan in aanvulling op de Rijksbekostiging voor nieuwkomers een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan:
de extra inzet van een NT2 deskundige van minimaal 8 uur per week ten behoeve van het nieuwkomersonderwijs aan minimaal 5 nieuwkomers in groep 2 van een basisschool, waarbij de subsidie maximaal € 15.000 per deskundige bedraagt. Daarbij geldt dat een school per schooljaar in aanmerking komt voor een subsidie van maximaal € 30.000;
Het college kan in aanvulling op de subsidie als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b. een subsidie verlenen voor de deelname aan een nieuwkomersgroep gedurende een schooljaar van gemiddeld 4 of meer ongedocumenteerde en daaraan gelijkgestelde leerlingen, mits een schoolbestuur voor hen niet in aanmerking komt voor de Rijksbekostiging voor nieuwkomers. De subsidie bedraagt maximaal € 2.900,- per leerling.
Artikel 5.4 Subsidieplafond en verdeelsleutel
Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen binnen een bepaalde categorie als bedoeld in het tweede lid te honoreren, rangschikt het college de aanvragen op een prioriteitenlijst. De rangschikking wordt bepaald door het totaal aantal nieuwkomers in groep 2 dat op een school op het moment van de aanvraag is ingeschreven van hoog naar laag, waarna de aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst totdat het subsidieplafond is bereikt.
In aanvulling op artikel 5, eerste lid van de VloA 2019 kan uitsluitend het schoolbestuur dat in een of meer onder zijn gezag vallende basisscholen mede namens andere schoolbesturen het nieuwkomersonderwijs als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder b. verzorgt, een subsidieaanvraag indienen.
Artikel 5.6 Aanvraagtermijn subsidies
Artikel 5.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op 5, vierde lid van de VloA 2019 wordt bij de aanvraag verstrekt:
voor een subsidie als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder a. een kopie van de aanvraag bij het Rijk voor de Bijzondere bekostiging basisscholen voor eerste opvang (1e jaar) asielzoekers en overige vreemdelingen met als peildatum 1 februari voorafgaand aan het schooljaar, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
Artikel 5.8 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 5.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 de VLOA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
TOELICHTING Bijlage 3 Voorzieningen Kansengelijkheid
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Artikel 1.2 Toepasselijk algemeen deel VloA 2019
Hoofdstuk 2. Voorziening Vroegschools aanbod
De voorziening Vroegschools aanbod maakt deel uit van een groter pakket voorzieningen dat gericht is op Kansengelijkheid. De inrichting van de voorziening is gebaseerd op het uitgangspunt dat er alleen sprake is van kansengelijkheid als alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Omdat niet alle scholen te maken hebben met gelijke maatschappelijke problematiek, wordt de voorziening op drie niveaus beschikbaar gesteld.
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
Om het doel van Gelijke Kansen te realiseren, is het noodzakelijk dat alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Het doel van de voorziening Vroegschools aanbod is te voorzien in de realisatie van de optimale ontwikkeling in de eerste twee jaar van de basisschool.
De voorziening is zo ingericht dat de overgang van de voorschoolse periode naar de basisschool zo goed mogelijk op elkaar aansluit. Het risico dat deze overgang met zich meebrengt als het gaat om de doorgaande ontwikkeling, wordt daarmee zo veel mogelijk gereduceerd. Anders dan bij de voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3 (Hoofdstuk 3) is deze voorziening niet beschikbaar voor het speciaal basisonderwijs, omdat het aantal leerlingen van groep 1 en 2 naar verhouding zeer klein is op deze scholen.
Artikel 2.3 subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
De voorziening kent drie te subsidiëren uitvoeringsniveaus met ieder hun eigen activiteiten en intensiteit, aangepast aan de zwaarte van de school. Voor scholen met minder dan 35% doelgroepleerlingen is niveau A beschikbaar. Voor scholen met een percentage tussen 16 % en 65 % is niveau B beschikbaar en voor scholen met meer dan 35.% doelgroepleerlingen is niveau C beschikbaar. Voor scholen met een percentage tussen 16 en 35 bestaat er dus de mogelijkheid om een subsidie aan te vragen voor niveau A of niveau B. Voor scholen met een percentage tussen 35 en 65 bestaat er de mogelijkheid om een subsidie aan te vragen voor niveau B of niveau C. Scholen met minder dan 16% doelgroepleerlingen komen uitsluitend in aanmerking voor niveau A. Scholen met meer dan 65% doelgroepleerlingen komen uitsluitend in aanmerking voor niveau C. De berekening van het percentage doelgroepleerlingen is gelijk aan de berekening van de voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3. Het percentage wordt berekend aan de hand van het aantal doelgroepleerlingen vanaf groep 3 dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school. In dit percentage zijn de leerlingen van groep 1 en 2 destijds ook meegewogen.
Bij niveau A worden de volgende activiteiten gesubsidieerd:
De overdracht van kindgegevens van de kinderopvang aan de school helpt de school om direct te kunnen bepalen wat de onderwijs- en zorgbehoefte van het kind is bij de instroom in de basisschool. Hiervoor dient de school afspraken te maken met de ‘toeleverende’ kinderopvanglocaties.
Met warme overdracht wordt bedoeld dat er een overleg plaatsvindt tussen de kinderopvang en de basisschool. De school dient te bepalen welke informatie nodig is om te kunnen starten met het geven van onderwijs. Omdat de uitwisseling van gegevens waarschijnlijk ruimer is dan wat is bepaald in artikel 167, derde lid van de Wpo, is voorafgaand aan de warme overdracht toestemming van ouders nodig.
Op elke peutervoorziening en basisschool is ouderbetrokkenheid een structureel onderdeel van het beleid en de uitvoering. De subsidieontvanger moet ouderbetrokkenheid stimuleren op basis van een plan met een visie, doelen en gerichte ondersteuning dat is gebaseerd op een analyse van wensen, behoeften en krachten van ouders en door zich te richten op de vier volgende onderdelen:
Deze activiteiten behoren aanvullend te zijn op de reguliere ouderbetrokkenheid die een basisschool uitvoert.
De coördinator draagt zorg voor de afstemming van het vroegschools aanbod en ziet toe op een doelmatige uitvoering van de subsidiabele activiteiten.
De activiteiten onder niveau A aangevuld met:
Deze (na)scholing wordt gefaciliteerd om te kunnen voldoen aan de voorwaarde dat scholen moeten werken met een programma voor vroegschoolse educatie.
De activiteiten onder niveau A en B worden aangevuld met:
Het doel van de Combinatiefunctie is het stimuleren van een doorgaande ontwikkeling van peuter naar kleuter door de extra inzet van een combinatiefunctionaris in een kleutergroep naast de gebruikelijke bezetting van leerkrachten en onderwijsassistenten. Hierdoor wordt een pedagogisch klimaat gecreëerd waar kinderen zich direct veilig voelen in hun nieuwe omgeving en wordt de kwaliteit van de doorgaande ontwikkeling versterkt. De combinatiefunctie wordt minimaal een dagdeel (een aaneengesloten blok van drie uur) per week per kleuterklas gedurende een schooljaar van 40 weken ingezet. Deze voorziening is vrijgesteld van BTW. De omvang van de inzet, de kwaliteitseisen en het gehanteerde tarief worden geregeld in een overeenkomst tussen schoolbestuur en voorschoolaanbieder.
De samenwerkingsafspraken, de mate van inzet en de doelen en resultaten van de combinatiefunctie worden vastgelegd in het samenwerkingsdocument zoals bedoeld in artikel 2.4. De combinatiefunctionaris mag niet worden ingezet als vervanger voor het reguliere personeel.
De school zorgt ervoor dat in het geval van een reeds bestaande zorgvraag van instromende kleuters, dit beleid direct wordt voortgezet in aansluiting op de voorschoolse periode. Deze activiteit behoort aanvullend te zijn op de reguliere zorgtaak die een school al heeft.
Berekening van de hoogte van de subsidie per leerling
De hoogte van de subsidie per leerling voor de verschillende niveaus is tot stand gekomen door normbedragen toe te kennen aan de verschillende activiteiten. Deze zijn hieronder weergegeven.
Artikel 2.4 Bij de subsidie aanvraag in te dienen gegevens
In het activiteitenplan moet op grond van artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 aangegeven worden voor welk niveau vroegschools aanbod een aanvraag wordt ingediend. Daarbij dient te worden aangegeven op welke wijze uitvoering zal worden gegeven aan de te subsidiëren activiteiten.
In dit artikel wordt verder bepaald dat aanvullend op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 bij de subsidieaanvraag ingegaan moet worden op de samenhang tussen het maatwerkplan voor de Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3 en het activiteitenplan Vroegschools aanbod. Hieruit zal de doorgaande leerlijn moeten blijken die de school haar leerlingen aanbiedt van groep 1 t/m 8.
Indien de aanvraag ook betrekking heeft op een combinatiefunctionaris, moet het aanvragende schoolbestuur, samen met de houder van de voorschool een samenwerkingsdocument overleggen, waaruit blijkt welke afspraken zij onderling willen maken oor het plaatsen van een combinatiefunctionaris op een onder het gezag van het schoolbestuur vallende basisschool. De praktijk leert dat een definitieve samenwerkingsovereenkomst pas na geruime tijd tot stand kan komen en daarom volstaat bij de aanvraag een verklaring waaruit de intentie blijkt.
Artikel 2.5 Aanvullende weigeringsgronden
Specifiek voor de combinatiefunctionaris zijn extra weigeringsgronden opgesteld. Dit om er zeker van te zijn dat de combinatiefunctionaris daadwerkelijk als pedagogisch medewerker werkzaam is op een voorschool.
Artikel 2.6 Aanvullende verplichtingen
Aan de beschikbaarstelling van de voorziening Vroegschools aanbod zijn enkele aanvullende verplichtingen verbonden die als doel hebben de kwaliteit van het aanbod te garanderen.
De aanvullende verplichtingen onder niveau A aangevuld met:
De aanvullende verplichtingen onder niveau B aangevuld met:
Certificering coördinator vroegschools aanbod.: vanwege de complexiteit van de activiteiten en voorwaarden, is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de coördinatoren geborgd wordt. Hiervoor wordt een training aangeboden die wordt gefaciliteerd door de gemeente Amsterdam. Deze training wordt afgesloten met een certificaat. Als de coördinator vroegschools aanbod nog niet is gecertificeerd dan dient uit de subsidieaanvraag blijken dat de training alsnog gevolgd zal worden.
Hoofdstuk 3 Voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
De onder a. gedefinieerde doelgroepleerling is een leerling van groep 1 tot en met 8 die voldoet aan één of meer van de volgende kenmerken:
Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) brengt sinds 2017 het aantal doelgroepleerlingen per basisschool in beeld voor de gemeente ter ondersteuning van het onderwijsachterstandenbeleid PO (inclusief SBO scholen) en ter aanvulling van de landelijke gewichtenregeling.
De definitie voor doelgroepleerlingen die door OIS is ontwikkeld heeft als basis een combinatie van Amsterdamse gegevens en aanvullende landelijke gegevens. Het uitgangspunt van de definitie is het Voor-en Vroegschoolse Educatie (VVE-) beleid. Hiermee wordt aangesloten bij het Amsterdamse beleid wat er al is voor kinderen met een potentiële achterstand. Kinderen met een risico op (taal)achterstand krijgen van het Ouder- en kindteam een voorschoolindicatie. De indicatie wordt gebaseerd op het opleidingsniveau van ouders en de taalomgeving van het kind. Als leerlingen een VVE-indicatie hebben dan zijn ze in principe een doelgroepleerling. Van 21% van de Amsterdamse kinderen is de VVE-indicatie echter onbekend. De definitie is daarom aangevuld met landelijke gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over het opleidingsniveau van de ouders en het inkomensniveau van het huishouden van leerlingen (deze gegevens sluiten aan bij de nieuwe gewichtenregeling van CBS). Uit de koppeling van deze gegevens is gebleken dat er een aantal leerlingen zijn die een VVE-indicatie hebben gekregen waarvan de ouders hoogopgeleid zijn. De gemeente kiest ervoor deze kinderen niet aan te merken als doelgroepleerling. Leerlingen zonder VVE-indicatie, maar met ouders met een laag opleidingsniveau (het hoogst behaalde diploma is op mbo1 niveau of lager) en/of wonend in een huishouden dat rond moet komen van de bijstand, worden ook als doelgroepleerling gedefinieerd. In totaal gaat het om 34 % van de leerlingen in het basisonderwijs die een potentiële achterstand hebben.
De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over een beperkt aantal scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien verwatering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer budget kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor basisonderwijs.
De onder b. genoemde Kansenaanpak PO betreft het in december 2017 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplan, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente onderwijsachterstanden in samenwerking met de schoolbesturen voor het basisonderwijs tracht te bestrijden. Deze voorziening maakt onderdeel uit van dit plan.
In de punten c, d. en h zijn de definities opgenomen van een Kopklas, een Maatwerkplan (verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid), en een Zomerschool.
De onder g. genoemde verlengde leertijd kan gerealiseerd worden door het uitvoeren van bijvoorbeeld schakelklassen, leerlabs, vakantieschool taal of de inzet van extra (ondersteunend) onderwijspersoneel in de klas.
Uit de definitie van het doel van de voorziening blijkt dat de subsidie voor deze voorziening bestemd is voor zowel basisscholen als scholen in het speciaal basisonderwijs (SBO).
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
De subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering van de onderwijsinterventies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor (taal)onderwijs in kleinere groepen en verlengde leertijd.
Het schoolbestuur en de school hebben in het kader van de uitvoering van het maatwerkplan voor onderwijsinterventies verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid meer dan voorheen het geval was de regie over de soort activiteiten die het beste past bij bijvoorbeeld de leerling populatie, de schoolontwikkeling of bestaande activiteiten of inzet op de school.
De activiteiten op het terrein van de ouderbetrokkenheid kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:
Artikel 3.4 Hoogte en besteding subsidie
De hoogte van de subsidie voor de uitvoering een maatwerkplan als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid onder a wordt berekend aan de hand van de het aantal doelgroepleerlingen vanaf groep 3 dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school vermenigvuldigd met het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is per doelgroepleerling. Dit zogenoemde normbedrag wordt berekend op grond van de volgende formule:
A = B / (X- Y), waarbij A staat voor bedrag per doelgroepleerling, B voor het subsidieplafond onderdeel verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid, X voor het totaal aantal doelgroepleerlingen in de stad en Y voor het aantal doelgroepleerlingen dat op een school onderwijs volgt, waar het percentage doelgroepleerlingen vanaf groep 3 gelijk of minder is dan 10 procent van de totale leerlingenpopulatie vanaf groep 3;
In deze voorziening zijn voor drie onderdelen subsidies aan te vragen. Het onderdeel uitvoering onderwijsinterventies in het kader van het Maatwerkplan, de onderwijsinterventie Zomerschool en de onderwijsinterventie Kopklas. Het college stelt jaarlijks drie afzonderlijke subsidieplafonds voor deze onderdelen.
Artikel 3.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Op basis van het aantal doelgroepleerlingen op een school is jaarlijks een budget beschikbaar, waarvoor een school een maatwerkplan op het gebied van de onderwijsinterventies verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid kan opstellen. De school heeft vrijheid om zelf te kiezen welke activiteiten hij wil uitvoeren passend bij de opgave en ontwikkeling van de school en zijn leerlingen. Bijvoorbeeld het inzetten van een schakelklas of een extra onderwijsassistent, het investeren in taalonderwijs of ook aandacht voor het vergroten van de leefwereld. In punt a. van dit artikel staat voorgeschreven op welke onderwerpen een schoolbestuur bij de aanvraag voor zijn school in het maatwerkplan in ieder geval in moet gaan.
Art 3.9 Aanvullende verplichtingen
De aanvullende verplichtingen zijn deels gericht op het garanderen van kwaliteit van het personeel dat wordt ingezet en het onderwijs dat wordt gegeven. Anderzijds betreft het de verplichting dat het schoolbestuur zelf zorgt voor de benodigde extra onderwijsruimte en de bekostiging daarvan. Het laatste onderdeel van dit artikel schrijft voor dat een school mee moet werken aan kennisdeling, tussentijdse rapportage en onderzoek.
Hoofdstuk 4 Voorziening Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs (VO)
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over een beperkt aantal scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen, ouderbetrokkenheid en op- en afstroom van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien versnippering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer subsidie kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor voortgezet onderwijs.
De onder c. genoemde Kansenaanpak VO betreft de in mei 2019 door de gemeenteraad vast te stellen beleidsbrief, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente in samenwerking met de schoolbesturen voor het voortgezet onderwijs wil investeren in het tegengaan van onderwijsachterstanden op taal en rekenen, vergroten van ouderbetrokkenheid en het bevorderen van opstroom en het voorkomen van afstroom. De voorziening maakt onderdeel uit van dit beleid.
De onder d. gedefinieerde doelgroepleerling is een leerling van een Amsterdamse school voor voortgezet onderwijs die voldoet aan één of meer van de volgende kenmerken:
Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) brengt met ingang van het schooljaar 2019-2020 het aantal doelgroepleerlingen per vo-school in beeld voor de gemeente ten behoeve van de Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs.
De definitie voor doelgroepleerlingen die door OIS is ontwikkeld heeft als basis een combinatie van Amsterdamse gegevens en aanvullende landelijke gegevens. Hiermee wordt aangesloten bij het Amsterdamse beleid wat er al is voor doelgroepleerlingen in het primair onderwijs. Het uitgangspunt van de definitie is de sociaal economische status (SES) van Amsterdammers. Dit uitgangspunt is aangevuld met landelijke gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over het opleidingsniveau van de ouders en het inkomensniveau van het huishouden van leerlingen (deze gegevens sluiten aan bij de nieuwe gewichtenregeling van CBS) per school. Leerlingen met ouders met een laag opleidingsniveau (het hoogst behaalde diploma is op mbo-niveau 1 of lager) of wonend in een huishouden dat rond moet komen van de bijstand, worden ook als doelgroepleerling gedefinieerd. In totaal gaat het om 42% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs die als doelgroepleerling worden aangemerkt.
Onder j. wordt onder een school verstaan de scholen voortgezet onderwijs of een nevenvestiging van een school voor voortgezet onderwijs
Het tegengaan van de onder k. genoemde onderwijsachterstanden kunnen gerealiseerd worden door het uitvoeren van verlengde leertijd aansluitend op een reguliere schooldag of de inzet van extra (ondersteunend) onderwijspersoneel in de klas.
Uit de definitie van het doel van de voorziening blijkt dat de subsidie voor deze voorziening bestemd is voor scholen voor voortgezet onderwijs.
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten
De subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering van de onderwijsinterventies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor bijvoorbeeld (taal)onderwijs in kleinere groepen en verlengde leertijd.
Het schoolbestuur en de school hebben in het kader van de uitvoering van het maatwerkplan voor onderwijsinterventies de regie over de activiteiten die het beste passen bij bijvoorbeeld de leerlingpopulatie, de schoolontwikkeling of bestaande activiteiten of inzet op de school.
De activiteiten op het terrein van de ouderbetrokkenheid kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:
De activiteiten op het terrein van het bevorderen van opstroom en tegengaan van afstroom kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:
De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een maatwerkplan als bedoeld in artikel 4.3 wordt berekend aan de hand van de het aantal doelgroepleerlingen in het voortgezet onderwijs dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school.
Om te voorkomen dat het voor het Kansenaanpak VO beschikbare budget versnipperd raakt over alle scholen in de stad is een drempel van 47% doelgroepleerlingen ingebouwd. Het subsidiebudget wordt verdeeld over de scholen met een percentage doelgroepleerlingen gelijk of hoger dan deze drempel. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een lager percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen en ouders, eenvoudiger binnen het normale curriculum en bekostiging kunnen opvangen. Hetzelfde geldt voor interventies ten behoeve van op- en afstroom.
De verdeling vindt vervolgens plaats op basis van het absolute aantal doelgroepleerlingen op een school, waarbij gelimiteerde bedragen gelden voor acht te onderscheiden categorieën. Hierdoor wordt rekening gehouden met de grootte van de scholen, die erg verschillend zijn in het Amsterdamse VO. Een grote school met veel doelgroepleerlingen krijgt meer middelen, dan een kleine school met een vergelijkbaar percentage doelgroepleerlingen. Dit doet meer recht aan het principe ‘investeren daar waar dat het hardste nodig is’ in het voortgezet onderwijs.
Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor dit onderdeel.
Artikel 4.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Op basis van het aantal doelgroepleerlingen op een school is jaarlijks een budget beschikbaar, waarvoor een school een maatwerkplan op het gebied van de onderwijsinterventies op het tegengaan van onderwijsachterstanden, het vergroten van ouderbetrokkenheid, het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom kan opstellen. De school heeft vrijheid om zelf te kiezen welke activiteiten hij wil uitvoeren passend bij de opgave en ontwikkeling van de school en zijn leerlingen. Bijvoorbeeld het inzetten van een extra onderwijsassistent, het investeren in taal- of rekenonderwijs, ouders ondersteunen bij de ontwikkeling van hun kind of de mogelijkheden bevorderen voor leerlingen om op te stromen naar een hoger niveau binnen het vo. In dit artikel staat voorgeschreven op welke onderwerpen een schoolbestuur bij de aanvraag voor zijn school in het maatwerkplan in ieder geval in moet gaan.
Art 4.9 Aanvullende verplichtingen
De aanvullende verplichtingen zijn deels gericht op het garanderen van kwaliteit van het personeel dat wordt ingezet en het onderwijs dat wordt gegeven. Anderzijds betreft het de verplichting dat het schoolbestuur zelf zorgt voor de benodigde extra onderwijsruimte en de bekostiging daarvan. Het laatste onderdeel van dit artikel schrijft voor dat een school mee moet werken aan kennisdeling, tussentijdse rapportage en onderzoek.
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
Bijdrage leveren aan het realiseren van extra( taal)ondersteuning voor nieuwkomers op de Amsterdamse basisscholen ,die de taal niet of onvoldoende machtig zijn zo snel mogelijk op taalniveau te krijgen.
Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten
De subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering als bedoeld in het artikel 4.3, lid 1 onder a en b worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen extra (taal) ondersteuning voor nieuwkomersleerlingen. Het tweede lid voorziet in een extra subsidie voor ongedocumenteerde nieuwkomers en de leerlingen die aan hen gelijk gelijkgesteld zijn, maar waarvoor een schoolbestuur geen Rijksbekostiging ontvangt.
Artikel 5.4 Verdeelsleutel subsidieplafond
De voorziening voorziet in artikel 4.3 in drie verschillende subsidies. Uitsluitend voor de subsidie voor de NT2 ondersteuning van de nieuwkomers in groep 2 stelt het college per schooljaar een subsidieplafond vast. Sinds het schooljaar 2018-2019 stelt de gemeente ook middelen beschikbaar voor extra taalondersteuning van nieuwkomers, die in een reguliere groep 2 les krijgen. Het budget hiervoor is echter beperkt beschikbaar.
Het college beoordeeld aanvragen die voor 1 april zijn ingediend op volgorde van binnenkomst. Indien het subsidieplafond niet toereikend is om alle op 1 april ingediende aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen te honoreren, worden de subsidie aanvragen onder gebracht in twee categorieën: de aanvragen voor een eerste NT2 deskundige op een school en de aanvragen voor een tweede NT2 deskundige op een school. Vervolgens wordt eerste de eerste categorie gehonoreerd en vervolgens als het budget het toelaat ook nog aanvragen uit de tweede categorie. .
Indien het subsidieplafond niet toereikend is om alle subsidieaanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie in een bepaalde categorie als bedoeld in het tweede lid te honoreren, rangschikt het college de aanvragen op een prioriteitenlijst. De rangschikking vindt plaats aan de hand van het totaal aantal nieuwkomers in groep 2 op een school van hoog tot laag.
Artikel 5.6 Aanvraagtermijn subsidies
In aanvulling op artikel 6 eerste lid van de VloA 2019 zijn de subsidies als genoemd in artikel 3 lid 1 onder a en b, het gehele jaar aan te vragen. Voor de subsidie van de ongedocumenteerde leerlingen en aan hen gelijkgestelden geldt dat de subsidie aanvraag voor 1 juli van het lopende gesubsidieerde schooljaar moet worden ingediend. Daarbij dient een schoolbestuur de beschikking van het Rijk te overleggen , waarmee de aanvraag voor extra bekostiging voor nieuwkomers voor deze leerlingen is afgewezen.
Artikel 5.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-127354.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.