Vaststellen van de beleidsbrief Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs en wijzigen van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019

De gemeenteraad van Amsterdam

 

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 19 maart 2019 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 435);

Gelet op:

  • -

    artikel 108 jo. artikel 147, eerste en tweede lid van de Gemeentewet;

  • -

    artikelen 77 en 96g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • -

    de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019,

 

Besluit:

 

  • 1.

    vast te stellen de beleidsbrief Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs 2019-2023, waarin het college aangeeft hoe de gemeente Amsterdam de komende jaren samen met de schoolbesturen voortgezet onderwijs integraal wil werken aan het tegengaan van onderwijsachterstanden op taal en rekenen, vergroten van ouderbetrokkenheid en het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom binnen het voortgezet onderwijs. Het college wil investeren in de scholen waar dat het hardst nodig is.

 

  • 2.

    vast te stellen de verordening tot wijziging van de Verordening op lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 januari 2019 (Gemeenteblad 2019, Afdeling 3A nr. 10/21).

     

    Artikel I.

    De huidige bijlage 3 Voorzieningen Kansengelijkheid wordt ingetrokken en vervangen door een nieuwe bijlage 3. Voorzieningen Kansengelijkheid, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze raadsvoordracht.

    Deze wijziging houdt in dat aan de drie eerder vastgestelde voorzieningen: Vroegschools aanbod, Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3 en Nieuwkomers, een nieuwe voorziening Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs wordt toegevoegd. Met deze voorziening beoogt de gemeente om alle leerlingen aan het voortgezet onderwijs in Amsterdam ongeacht hun achtergrond gelijke kansen te geven. Daartoe zal de gemeente voor het toekennen van middelen gebruik te maken van een nieuwe verdeelsystematiek gebaseerd op het aantal doelgroepleerlingen.

 

  • 3.

    de wijziging van de verordening tot wijziging van de Verordening op lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019, zoals bedoeld in punt 2 op de dag na publicatie in het Gemeenteblad in werking te laten treden.

  •  

  • 4.

    kennis te nemen van de besluiten van het college tot:

    • 4.1

      de inzet van middelen voor de Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs 2019-2023 onder voorbehoud van goedkeuring van de Begrotingen 2020 tot en met 2023 door de gemeenteraad. Voor de uitvoering van de Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs zet het college € 9,2 miljoen in voor de schooljaren 2019 -2023. Voor schooljaar 2019/2020 is dat een bedrag van € 2,2 miljoen en voor de schooljaren 2020/2021 tot en met 2022/2023 een bedrag van telkens € 2,4 miljoen.

    • 4.2

      het subsidieplafond voor de Voorziening Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs als bedoeld vast te stellen op:

      • i.

        het schooljaar 2019-2020 € 2.031.667,-

      • ii.

        het schooljaar 2020-2023 ev: € 2.240.000,-,

    • onder voorbehoud van goedkeuring gemeenteraad van de begroting 2020 tot en met 2023.

 

Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019

 

Bijlage 3 Voorzieningen Kansengelijkheid

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Soort voorzieningen

 

Deze bijlage betreft de volgende voorzieningen:

  • a.

    vroegschools aanbod;

  • b.

    kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3;

  • c.

    Kansenaanpak voortgezet onderwijs;

  • d.

    nieuwkomers.

 

Artikel 1.2 Toepasselijkheid VloA 2019

Het algemeen deel van de VloA 2019 is van toepassing, tenzij daarvan voor een voorziening in deze bijlage uitdrukkelijk wordt afgeweken.

 

Hoofdstuk 2 Voorziening Vroegschools aanbod

 

Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    certificering: bewijs van afgeronde opleiding voor het werken met een Vve-programma;

  • b.

    combinatiefunctie: functie waarbij een pedagogisch medewerk(st)er op MBO (3/4) of HBO niveau zowel werkzaam is op een voorschool als op de basisschool om de doorgaande ontwikkeling van de instromende kleuters vorm te geven;

  • c.

    combinatiefunctionaris: pedagogisch medewerk(st)er op MBO (3/4) of HBO niveau werkzaam op zowel de voorschool als de basisschool die de combinatiefunctie uitvoert;

  • d.

    coördinator vroegschools aanbod: medewerker die zorgdraagt voor de afstemming van het vroegschools aanbod en toe ziet op een doelmatige uitvoering van de subsidiabele activiteiten;

  • e.

    ouderbetrokkenheid: activiteiten gericht op ouders ten behoeve van het stimuleren van de ontwikkeling van het kind;

  • f.

    school: basisschool of nevenvestiging van een basisschool;

  • g.

    taalnorm: mondelinge taalvaardigheid en leesvaardigheid op niveau B2/3F en schriftelijke taalvaardigheid op niveau B1/2F;

  • h.

    vroegschoolvariant: Amsterdamse variant van een Vve-programma, ontwikkeld voor scholen met weinig Amsterdamse gewichtenleerlingen;

  • i.

    vroegschools aanbod: Activiteiten gericht op een goede aansluiting op de voorschoolse periode en een optimale ontwikkeling van kinderen in groep 1 en 2;

  • j.

    Voorschool: kindercentrum waar een door de gemeente gesubsidieerd onderwijsprogramma wordt uitgevoerd, gericht op het verminderen van onderwijsachterstanden;

  • k.

    Vve: Voor- en vroegschoolse educatie;

  • l.

    Vve-programma: programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands jeugdinstituut.

 

Artikel 2.2 Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is in het kader van kansengelijkheid en ter voorkoming van onderwijsachterstanden, Amsterdamse basisscholen in staat te stellen om in aansluiting op de voorschoolse periode zorg te dragen voor een optimale ontwikkeling van alle leerlingen van groep 1 en 2.

 

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie

  • 1.

    Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten voor het uitvoeren vroegschoolse aanbod op drie mogelijke niveaus:

    • a.

      Vroegschools aanbod niveau A bestaande uit de volgende activiteiten:

      • i.

        het actief ophalen van informatie over de voorschoolse periode van de leerling bij de kinderopvang en na toestemming van de ouder(s) of verzorger(s) de warme overdracht van doelgroep- en zorgleerlingen;

      • ii.

        op het gebied van ouderbetrokkenheid gericht op het informeren over en activeren van ouders betreffende:

        • -

          het vve- of onderwijsprogramma;

        • -

          de dagelijkse activiteiten van hun kind op de basisschool;

        • -

          de ontwikkeling van hun kind;

        • -

          ontwikkelingsstimulering van hun kind door de ouders zelf thuis.

        • -

           

      • iii.

        Coördinator vroegschools aanbod;

    • b.

      Vroegschools aanbod Niveau B bestaande uit de activiteiten genoemd onder vroegschools aanbod niveau A, aangevuld met:

      • iv.

        scholing ten behoeve van certificering groepsleerkrachten;

      • v.

        gebruiksmateriaal voor de uitvoering van het Vve-programma;

    • c.

      Vroegschools aanbod Niveau C bestaande uit de activiteiten genoemd onder vroegschools aanbod Niveau A en B, aangevuld met:

      • vi.

        inzet combinatiefunctionaris voor minimaal een dagdeel (een aaneengesloten blok van 3 uur) per week gedurende 40 weken;

      • vii.

        zorgactiviteiten.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op grond van het niveau van activiteiten dat een school uitvoert in combinatie met het aantal ongewogen leerlingen en het percentage doelgroepleerlingen daarvan dat op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school.

    Het gaat daarbij om de volgende bedragen:

    • a.

      voor de uitvoering van het Vroegschools aanbod niveau A: € 150 per leerling bij een percentage op een school van minder dan 35 % doelgroepleerlingen;

    • b.

      voor de uitvoering van het Vroegschools aanbod niveau B: € 270 per leerling bij een percentage doelgroepleerlingen op een school tussen de 16 % en 65 %;

    • c.

      voor de uitvoering van het Vroegschools aanbod niveau C: € 750 per leerling bij een percentage doelgroepleerlingen op een school vanaf 35 %.

 

Artikel 2.4 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 wordt bij een subsidieaanvraag de volgende informatie ingediend:

    • a.

      een beschrijving van de onderlinge samenhang tussen het activiteitenplan betreffende het vroegschools aanbod en het maatwerkplan kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3;

    • b.

      voor de combinatiefunctionaris een samenwerkingsdocument tussen het schoolbestuur onder wiens gezag de basisschool valt en de houder van de voorschool, waaruit blijkt voor hoeveel uur per week en op welke wijze de combinatiefunctionaris zal worden aangesteld op de basisschool en hoeveel uur hij werkzaam is op de voorschool;

    • c.

      voor zover van toepassing een planning op welke termijn verwacht wordt dat de groepsleerkrachten, onderwijsassistenten of coördinator voorschools aanbod een certificering als bedoeld in artikel 2.6 onder b., iii en c., vi hebben behaald.

 

Artikel 2.5 Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 7, eerste lid van de VloA 2019 weigert het college een subsidie te verlenen:

  • a.

    als het percentage doelgroepleerlingen op de school voor basisonderwijs lager of hoger is dan het percentage behorend bij het aanbod niveau zoals bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, waarvoor de aanvraag is ingediend;

  • b.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op de inzet van een combinatiefunctionaris als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid onder c, punt vi. als:

    • i.

      de voorschool niet voldoet aan de wettelijke -en Amsterdamse kwaliteitseisen voor de Vve;

    • ii.

      de pedagogisch medewerker die wordt voorgedragen voor de combinatiefunctie, niet werkzaam is op een voorschool.

 

Artikel 2.6 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    voor Vroegschools aanbod niveau A als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid:

    • i.

      de school maakt gebruik van een kindvolgsysteem voor jonge kinderen.

  • b.

    voor Vroegschools aanbod niveau B als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid de verplichting genoemd onder a. van dit artikel aangevuld met de volgende verplichtingen:

    • ii.

      in de groepen 1 en 2 wordt gebruik gemaakt van een Vve-programma of van de Vroegschoolvariant;

    • iii.

      de groepsleerkrachten en de onderwijsassistenten in de groepen 1 en 2 zijn gecertificeerd voor het werken met een VVE-programma en voldoen aan de taalnorm;

    • iv.

      de coördinator vroegschools aanbod neemt deel aan de door de gemeente georganiseerde overleggen in het gebied.

  • c.

    voor Vroegschools aanbod niveau C als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid de verplichtingen genoemd onder a. en b. van dit artikel aangevuld met de volgende verplichtingen:

    • v.

      in de groepen 1 en 2 wordt gebruik gemaakt van een Vve-programma;

    • vi.

      de coördinator vroegschools aanbod is gecertificeerd voor de uitvoering van de functie;

    • vii.

      de combinatiefunctionaris mag uitsluitend worden ingezet boven op de normale voor de kleutergroep geldende personele bezetting en niet worden ingezet ter vervanging van leerkrachten bij ziekte of lerarentekort.

 

Artikel 2.7 Verantwoording

In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie betreffende :

  • a.

    het aantal fte personeel dat over het gesubsidieerde tijdvak aangesteld is geweest in het kader van de uitvoering van het vroegschools aanbod, uitgesplitst naar de functies en de daaraan verbonden loonkosten;

  • b.

    de inzet van de combinatiefunctionaris blijkend uit de samenwerkingsovereenkomst tussen het schoolbestuur en de voorschoolaanbieder.

 

Hoofdstuk 3 Voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3

 

Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    doelgroepleerling: leerling van een school voor basisonderwijs die een risico heeft op een onderwijsachterstand en om die reden extra ondersteuning nodig heeft.

  • b.

    drempel: percentage van 10% van het totaal aantal leerlingen van een school voor basisonderwijs vanaf groep 3 dat behoort tot de categorie doelgroepleerlingen, waaronder een school niet in aanmerking komt voor deze voorziening;

  • c.

    Kansenaanpak PO: beleid met als doel onderwijsachterstanden binnen het primair onderwijs, vanaf groep 3 in aansluiting op de voor- en vroegschoolse educatie, te voorkomen en te bestrijden;

  • d.

    kopklas: klas gevestigd op een middelbare school, waarin 10 tot 15 leerlingen een extra jaar basisonderwijs krijgen gericht op het verbeteren van taal;

  • e.

    maatwerkplan: samenhangend pakket van onderwijsinterventies op het gebied van de verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid;

  • f.

    onderwijsinterventie: activiteiten gericht op het uitbreiden van effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen en daaraan gerelateerd het versterken van de ouderbetrokkenheid;

  • g.

    ouderbetrokkenheid: gelijkwaardige samenwerking tussen ouders en school waarin ouders en school vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid werken aan de (school)ontwikkeling van het kind;

  • h.

    school: school voor basisonderwijs of een nevenvestiging van een school voor basisonderwijs;;

  • i.

    verlengde leertijd: uitbreiding van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen uit groep 3 en hoger van een school voor basisonderwijs die tijdens de reguliere schooltijd of in aansluiting daarop individueel of in groepsverband extra ondersteuning ontvangen op het gebied van taal, rekenen, begrijpend lezen en studievaardigheden;

  • j.

    zomerschool: Speciaal onderwijsprogramma gericht op taal, rekenen en studievaardigheden gedurende 3 weken van elk minimaal 24 uur in de zomervakantie voor tenminste 30 leerlingen per klas van verschillende basisscholen in een wijk die van groep 7 naar 8 gaan.

 

Artikel 3.2 Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor basisonderwijs en nevenvestigingen daarvan in staat te stellen doelgroepleerlingen op dat taal- en rekenniveau te brengen en te houden dat past bij hun mogelijkheden en daarmee onderwijsachterstanden bij deze leerlingen te voorkomen.

 

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van de uitvoering van:

  • a.

    een maatwerkplan voor onderwijsinterventies op het gebied van verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid;

  • b.

    onderwijsinterventie Zomerschool;

  • c.

    onderwijsinterventie Kopklas.

 

Artikel 3.4 Hoogte en besteding subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een maatwerkplan als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid onder a.:

    • a.

      wordt berekend aan de hand van het aantal doelgroepleerlingen dat op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor basisonderwijs vermenigvuldigd met het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is per doelgroepleerling;

    • b.

      het bedrag bedoeld in het eerste lid onder a. dat per doelgroepleerling per subsidietijdvak beschikbaar is, wordt berekend op grond van de formule A = B / (X- Y), waarbij

      • i.

        A staat voor bedrag per doelgroepleerling,

      • ii.

        B voor het subsidieplafond dat door het college voor dat tijdvak voor verlengde leertijd op grond van artikel 4 is vastgesteld;

      • iii.

        X voor het totaal aantal doelgroepleerlingen;

      • iv.

        Y voor het totaal aantal doelgroepleerlingen dat op een school voor basisonderwijs ingeschreven staat op 1 oktober van het schooljaar bedoeld in het eerste lid onder a. waar het percentage doelgroepleerlingen minder is dan de drempel.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor de Zomerschool is afhankelijk van het totaal aantal uren dat extra onderwijs geboden wordt met een maximum € 20.000 per klas voor tenminste 84 uur les.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie voor de Kopklas bedraagt maximaal € 50.000 per klas.

  • 4.

    Indien een leraar van de school vanwege de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten werkzaamheden verricht, kan de subsidie bedoeld in het eerste lid tevens gebruikt worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.

  • 5.

    Indien voor de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten gebruik wordt gemaakt van een externe deskundige, dan kan niet meer dan € 125 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht worden.

 

Artikel 3.5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks drie afzonderlijke subsidieplafonds vast voor de onderwijsinterventies als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, b, en c.

  • 2.

    Indien het plafond voor de onderwijsinterventie zomerschool onvoldoende is om alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, te verlenen, honoreert het college de aanvragen op volgorde van ontvangst tot het subsidieplafond is bereikt. Als tijdstip van ontvangst geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

 

Artikel 3.6 De aanvrager

  • 1.

    Subsidie voor de uitvoering van het maatwerkplan voor de onderwijsinterventies op het gebied van verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur van een school die een percentage doelgroepleerlingen heeft dat gelijk aan of groter is dan de drempel.

  • 2.

    Subsidie voor de onderwijsinterventie Zomerschool kan uitsluitend worden aangevraagd door het schoolbestuur dat mede namens andere schoolbesturen in een onder zijn gezag vallende school een Zomerschool voor de scholen in een wijk verzorgt.

  • 3.

    Subsidie voor de onderwijsinterventie Kopklas kan uitsluitend worden aangevraagd door het schoolbestuur dat deze onderwijsinterventie namens alle Amsterdamse schoolbesturen coördineert en uitvoert.

 

Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 worden bij een subsidieaanvraag de volgende gegevens ingediend:

  • a.

    voor de onderwijsinterventies op het gebied van verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid wordt een maatwerkplan met bijbehorende begroting ingediend, waarin wordt aangegeven:

    • i.

      welke activiteiten het schoolbestuur wil uitvoeren ten behoeve van het uitbreiden van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen en in samenhang daarmee welke activiteiten de school in zet om de ouderbetrokkenheid te stimuleren, met welke doelen en in samenwerking met welke andere organisaties;

    • ii.

      wat de samenhang is tussen enerzijds visie en ambitie en anderzijds de uit te voeren activiteit(en) gericht op het terugdringen van onderwijsachterstanden bij de leerlingen op de school;

    • iii.

      op welke wijze de activiteiten aansluiten op bestaande activiteiten, aandachtsgebieden en prioriteiten van de school of scholen;

    • iv.

      op welke wijze de school de kwaliteit van de uitgevoerde onderwijsinterventies borgt, conform de maatstaven die in de WPO als minimale wettelijke vereiste zijn opgenomen;

    • v.

      een beschrijving van hoe de school er voor zorgt dat de leerkracht die de onderwijsinterventie (mede) uitvoert, is toegerust voor het geven van intensief onderwijs en hoe dit wordt geborgd;

    • vi.

      de wijze waarop de school met deze onderwijsinterventies een doorlopende leerlijn voor doelgroepleerlingen wil garanderen;

    • vii.

      de criteria aan de hand waarvan de doelgroepleerlingen worden geselecteerd voor deze interventies;

    • viii.

      een beschrijving van de onderlinge samenhang tussen het maatwerkplan betreffende de kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3 en het maatwerkplan betreffende het vroegschoolse aanbod.

  • b.

    voor de onderwijsinterventie Zomerschool een activiteitenplan met bijbehorende begroting, waarin wordt ingegaan op:

    • i.

      locatie van de Zomerschool;

    • ii.

      overzicht van de deelnemende basisscholen;

    • iii.

      specificatie van het aantal leerlingen en het aantal groepen;

    • iv.

      beschrijving van het lesprogramma;

    • v.

      beoogde doelen en te verwachten resultaten.

  • c.

    voor de onderwijsinterventie Kopklas een activiteitenplan met bijbehorende begroting, waarin wordt ingegaan op:

    • i.

      locatie van de Kopklas;

    • ii.

      specificatie van het aantal leerlingen;

    • iii.

      beschrijving van het lesprogramma;

    • iv.

      beoogde doelen en te verwachten resultaten.

 

Artikel 3.8 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 7, eerste lid van de VloA 2019 weigert het college een subsidie te verlenen:

    • a.

      voor de uitvoering van een maatwerkplan voor de onderwijsinterventies op het gebied van verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid, indien het aantal doelgroepleerlingen op de school voor basisonderwijs minder bedraagt dan de drempel;

    • b.

      voor de onderwijsinterventie Zomerschool, indien het betreffende schoolbestuur deze onderwijsinterventie niet namens andere schoolbesturen in een onder zijn gezag vallende school een Zomerschool verzorgt;

    • c.

      voor de onderwijsinterventie Kopklas, indien het betreffende schoolbestuur deze onderwijsinterventie niet namens alle Amsterdamse schoolbesturen coördineert en uitvoert;

    • d.

      indien een onderwijsinterventie, als bedoeld in artikel 3.3 niet voldoet aan de minimale wettelijke vereisten zoals opgenomen in de WPO.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de VloA 2019 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren te verlenen als naar het oordeel van het college:

    • a.

      onvoldoende blijkt uit de aanvraag dat er sprake is van een effectief en duurzaam aanbod van een onderwijsinterventie op de school zoals bedoeld in artikel 3.3, waardoor niet wordt bijgedragen aan het terugdringen van onderwijsachterstanden bij de doelgroepleerlingen;

    • b.

      als de kwaliteit van een onderwijsinterventie als bedoeld in artikel 3.3, onvoldoende is geborgd.

 

Artikel 3.9 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkracht of externe partij die wordt ingezet voor de uitvoering van een interventie binnen de kansenaanpak po in staat is zijn kennis en expertise bij te houden en te actualiseren door middel van bijscholing;

  • b.

    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de uitvoering van lessen in het kader van verlengde leertijd, worden verzorgd door, of onder toezicht van een vaste en gediplomeerde leerkracht gedurende het hele schooljaar.

  • c.

    Het schoolbestuur zorgt indien nodig voor een geschikte aparte ruimte om les te geven, en draagt zelf zorg voor de financiering hiervan.

  • d.

    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de school waarvoor hij subsidie ontvangt meewerkt aan:

    • i.

      (tussentijdse) evaluatie, monitoring en rapportering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • ii.

      het inzichtelijk maken van de vorderingen van de doelgroep op schoolniveau;

    • iii.

      het delen van kennis en ervaringen met andere scholen voor basisonderwijs in Amsterdam .

 

Artikel 3:10 Verantwoording

In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 blijkt uit het ingediende activiteitenverslag de volgende informatie:

  • a.

    het aantal leerlingen dat is bereikt en de duur van de gerealiseerde leertijdverlenging (gemiddeld per leerling) uitgesplitst naar de uitgevoerde onderwijsinterventies als bedoeld in artikel 3.3;

  • b.

    welke (externe) partijen ingezet zijn voor het realiseren van de activiteiten;

  • c.

    de (uren)uitbreiding van het aantal fte personeel dat over het gesubsidieerde tijdvak aangesteld is geweest in het kader van de uitvoering van het activiteitenplan voor de uitgevoerde onderwijsinterventies, uitgesplitst naar de functies en de daaraan verbonden loonkosten.

 

Hoofdstuk 4 Voorziening Kansenaanpak voortgezet onderwijs

 

Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    afstroom: tussentijdse overgang van leerlingen naar een lager niveau dan waar de leerling is gestart in het voortgezet onderwijs;

  • b.

    drempel: percentage van 47% van het totaal aantal leerlingen van een school voor voortgezet onderwijs dat behoort tot de categorie doelgroepleerlingen, waaronder een school niet in aanmerking komt voor deze voorziening;

  • c.

    Kansenaanpak VO: beleid met als doel het tegengaan van onderwijsachterstanden op taal en rekenen, het vergroten van ouderbetrokkenheid en het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom binnen het voortgezet onderwijs;

  • d.

    doelgroepleerling: leerling van een school voor voortgezet onderwijs die een risico heeft op een onderwijsachterstand en om die reden extra ondersteuning nodig heeft.

  • e.

    maatwerkplan: samenhangend pakket van onderwijsinterventies op het gebied van onderwijsachterstanden op taal en rekenen, ouderbetrokkenheid en op- en afstroom binnen het voortgezet onderwijs;

  • f.

    onderwijsinterventie: activiteiten gericht op het uitbreiden van effectieve leertijd op taal en rekenen voor doelgroepleerlingen en daaraan gerelateerd het versterken van de ouderbetrokkenheid en/of activiteiten gericht op het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom binnen het voortgezet onderwijs;

  • g.

    effectieve leertijd: (extra) activiteiten gericht op het leren die het doel van de individuele leerling realiseren;

  • h.

    opstroom: tussentijdse overgang van leerlingen naar een hoger niveau dan waar de leerling gestart is in het voortgezet onderwijs;

  • i.

    ouderbetrokkenheid: gelijkwaardige samenwerking tussen ouders en school waarin ouders en school vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid werken aan de (school)ontwikkeling van hun kind;

  • j.

    school: school voor voortgezet onderwijs of een nevenvestiging van een school voor voortgezet onderwijs;

  • k.

    onderwijsachterstanden: (leer)achterstanden op het gebied van taal en rekenen.

 

Artikel 4.2 Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor voortgezet onderwijs en nevenvestigingen daarvan in staat te stellen:

  • a.

    doelgroepleerlingen op dat taal- en rekenniveau te brengen en te houden dat past bij hun mogelijkheden en daarmee onderwijsachterstanden bij deze leerlingen tegen te gaan;

  • b.

    de ouderbetrokkenheid te vergroten;

  • c.

    de opstroom te bevorderen en afstroom te voorkomen van doelgroepleerlingen in het voortgezet onderwijs.

 

Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan een subsidie verlenen ten behoeve van een school als bijdrage in de kosten van de uitvoering van een maatwerkplan voor onderwijsinterventies op het gebied van het tegengaan van onderwijsachterstanden, ouderbetrokkenheid en het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom.

  • 2.

    Voor de subsidie bedoeld in het eerste lid komen uitsluitend scholen in aanmerking waarop op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak een percentage doelgroepleerlingen stond ingeschreven gelijk of hoger dan de drempel. Het aantal doelgroepleerlingen is daarbij mede bepalend voor de hoogte van de subsidie, waarbij de volgende maximale bedragen gelden:

     

    Doelgroepleerling aantal

    per school

     

    Max. subsidie gemeente

    <300

    € 50.000

    300-400

    € 60.000

    400-500

    € 70.000

    500-600

    € 80.000

    600-700

    € 90.000

    700-800

    € 100.000

    800-900

    € 110.000

    >900

    € 120.000

     

  • 3.

    Indien een leraar van de school vanwege de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten werkzaamheden verricht, kan de subsidie bedoeld in het eerste lid tevens gebruikt worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.

  • 4.

    Indien voor de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten gebruik wordt gemaakt van een externe deskundige, dan kan niet meer dan € 125 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht worden.

 

Artikel 4.4 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de onderwijsinterventies als bedoeld in artikel 4.3.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen te honoreren, vermindert het college de te verlenen subsidies met eenzelfde percentage, zodat het subsidieplafond wel toereikend is.

 

Artikel 4.5 Aanvraag

In afwijking van artikel 6, eerste lid, van de VloA 2019 wordt de subsidieaanvraag voor het schooljaar 2019-2020 ingediend van 13 mei 2019 tot uiterlijk 15 juni 2019.

 

Artikel 4.6 De aanvrager

Subsidie voor de uitvoering van het maatwerkplan kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur van een school, die een percentage doelgroepleerlingen heeft dat gelijk of hoger is dan de drempel.

 

Artikel 4.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 worden bij een subsidieaanvraag een maatwerkplan met bijbehorende begroting ingediend, waarin wordt aangegeven:

  • a.

    waarom en welke onderwijsinterventies de school wil uitvoeren ten behoeve van het uitbreiden van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen en/of in samenhang daarmee welke activiteiten de school in zet om de ouderbetrokkenheid te stimuleren en in samenwerking met welke andere organisaties;

  • b.

    welke doelstellingen de school beoogd met de uitvoering van de onderwijsinterventies en welke resultaten de school daarmee wil behalen in het schooljaar;

  • c.

    wat de samenhang (op langere termijn) is tussen enerzijds visie en ambitie van de school op het gebied van het onderwijs en anderzijds de uit te voeren activiteit(en) gericht op onderwijsinterventies als bedoeld in artikel 4.3;

  • d.

    op welke wijze de onderwijsinterventies aansluiten op bestaande activiteiten, aandachtsgebieden en prioriteiten van de school;

  • e.

    aan de hand van welke criteria de school de doelgroepleerlingen selecteert voor de extra inzet in het komende schooljaar;

  • f.

    een beschrijving van hoe de school er voor zorgt dat de leerkracht die de onderwijsinterventie (mede) uitvoert, is toegerust voor het geven van intensief onderwijs en hoe dit wordt geborgd;

  • g.

    de wijze waarop de school de te behalen resultaten en effecten van de activiteiten inzichtelijk maakt (monitoring);

  • h.

    op welke wijze de school de kwaliteit van de uitgevoerde onderwijsinterventies borgt, conform de maatstaven conform de minimale wettelijke vereisten voor onderwijs die de WVO stelt.

 

Artikel 4.8 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 7, eerste lid van de VloA 2019 weigert het college een subsidie te verlenen voor de school waarvoor de aanvraag is ingediend:

    • a.

      indien het aantal doelgroepleerlingen op die school minder bedraagt dan de drempel;

    • b.

      indien een onderwijsinterventie niet direct aansluitend plaats vindt op een reguliere schooldag;

    • c.

      indien een onderwijsinterventie niet voldoet aan de minimale wettelijke vereisten zoals opgenomen in de WVO.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de VloA 2019 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren te verlenen als naar het oordeel van het college:

    • a.

      onvoldoende blijkt uit de aanvraag dat er sprake is van een effectief en duurzaam aanbod van een of meerdere onderwijsinterventies, waardoor niet wordt bijgedragen aan het terugdringen van onderwijsachterstanden bij de doelgroepleerlingen op die school;

    • b.

      als de kwaliteit van een uit te voeren onderwijsinterventie, onvoldoende is geborgd.

 

Artikel 4.9 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkracht of externe partij die wordt ingezet voor de uitvoering van een onderwijsinterventie of een daarmee samenhangende activiteit op het gebied van ouderbetrokkenheid in staat is zijn kennis en expertise bij te houden en te actualiseren door middel van bijscholing;

  • b.

    het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten in het kader van het tegengaan van onderwijsachterstanden worden verzorgd door, of onder leiding van een vaste en gediplomeerde leerkracht wordt gegeven;

  • c.

    het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de school waarvoor hij subsidie ontvangt meewerkt aan:

    • i.

      (tussentijdse) evaluatie, monitoring en rapportering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • ii.

      het inzichtelijk maken van de vorderingen van de doelgroep op schoolniveau;

    • iii.

      het delen van kennis en ervaringen met andere scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam.

 

Artikel 4:10 Verantwoording

In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 blijkt uit het ingediende activiteitenverslag voor de uitgevoerde onderwijsinterventies de van toepassing zijnde informatie:

  • a.

    het aantal leerlingen dat is bereikt en de duur van de activiteiten (gemiddeld per leerling) uitgesplitst naar de uitgevoerde onderwijsinterventies;

  • b.

    op welke wijze de activiteiten met betrekking tot ouderbetrokkenheid hebben bijgedragen aan de realisatie van het daarmee beoogde doel;

  • c.

    welke (externe) partijen ingezet zijn voor het realiseren van de activiteiten;

  • d.

    de (uren)uitbreiding van het aantal fte personeel dat over het gesubsidieerde tijdvak aangesteld is geweest in het kader van de uitvoering van het maatwerkplan voor de uitgevoerde onderwijsinterventies, uitgesplitst naar de functies en de daaraan verbonden loonkosten.

 

Hoofdstuk 5 Voorziening nieuwkomers

 

Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    aan ongedocumenteerde leerlingen gelijkgestelde leerlingen: niet Nederlands sprekende leerlingen, waarvoor een school, omdat de leerlingen een Nederlands paspoort hebben, in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk;

  • b.

    nieuwkomers: Leerlingen van 5 t/m 12 jaar die nog geen jaar in Nederland wonen en de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn voor het volgen van regulier onderwijs;

  • c.

    nieuwkomersgroep: een door een schoolbestuur, mede namens de andere Amsterdamse schoolbesturen in een onder zijn bevoegdheid vallende basisschool georganiseerd nieuwkomersonderwijs in een groepen van 10 tot en met 15 leerlingen uit de groepen 3 t/m 8, die in een apart lokaal les krijgen;

  • d.

    NT2 deskundige: deskundige met een afgeronde opleiding, training of cursus Nederlands als tweede taal;

  • e.

    ongedocumenteerde leerlingen: leerlingen waarvoor een school in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk; Het gaat daarbij om leerlingen waarvan niet de door het Rijk vereiste documenten of verklaringen zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet kunnen worden overlegd, maar waarvan wel kan worden aangetoond dat zij minder dan een jaar in Nederland woonachtig zijn;

  • f.

    Rijksbekostiging voor nieuwkomers: bijzondere bekostiging basisscholen voor eerste opvang (1e jaar) asielzoekers en overige vreemdelingen (artikel 32 van de Tweede Regeling bekostiging personeel PO 2018–2019 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2018–2019);

  • g.

    school: basisschool.

 

Artikel 5.2 Doel voorziening

Het doel van deze voorziening is om basisscholen in staat te stellen om nieuwkomers die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn zo snel mogelijk op het taalniveau te krijgen waarmee de leerling mee kan doen aan het reguliere onderwijs.

 

Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan in aanvulling op de Rijksbekostiging voor nieuwkomers een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan:

    • a.

      de extra inzet van een NT2 deskundige van minimaal 8 uur per week ten behoeve van het nieuwkomersonderwijs aan minimaal 5 nieuwkomers in groep 2 van een basisschool, waarbij de subsidie maximaal € 15.000 per deskundige bedraagt. Daarbij geldt dat een school per schooljaar in aanmerking komt voor een subsidie van maximaal € 30.000;

    • b.

      leerkracht, leermiddelen en nazorg leerlingen van een nieuwkomersgroep en in relatie hiermee activiteiten op het gebied van ouderbetrokkenheid, waarbij de subsidie per groep maximaal € 40.000 bedraagt.

  • 2.

    Het college kan in aanvulling op de subsidie als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b. een subsidie verlenen voor de deelname aan een nieuwkomersgroep gedurende een schooljaar van gemiddeld 4 of meer ongedocumenteerde en daaraan gelijkgestelde leerlingen, mits een schoolbestuur voor hen niet in aanmerking komt voor de Rijksbekostiging voor nieuwkomers. De subsidie bedraagt maximaal € 2.900,- per leerling.

 

Artikel 5.4 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de subsidie als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder a.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen die voor 1 april voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak zijn ingediend, te honoreren, brengt het college de aanvragen onder in de volgende twee categorieën:

    • a.

      aanvragen voor een eerste NT2 deskundige op een school;

    • b.

      aanvragen voor een tweede NT2 deskundige op een school.

  • Vervolgens honoreert het college achtereenvolgend de aanvragen die vallen in de categorie bedoeld onder a. en daarna als het subsidieplafond het toelaat de aanvragen die vallen in de categorie bedoeld onder b.

  • 3.

    Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen binnen een bepaalde categorie als bedoeld in het tweede lid te honoreren, rangschikt het college de aanvragen op een prioriteitenlijst. De rangschikking wordt bepaald door het totaal aantal nieuwkomers in groep 2 dat op een school op het moment van de aanvraag is ingeschreven van hoog naar laag, waarna de aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Voor de aanvragen die gedurende het schooljaar als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid worden ingediend, geldt dat deze in volgorde van binnenkomst worden afgehandeld.

 

Artikel 5.5 De aanvrager

In aanvulling op artikel 5, eerste lid van de VloA 2019 kan uitsluitend het schoolbestuur dat in een of meer onder zijn gezag vallende basisscholen mede namens andere schoolbesturen het nieuwkomersonderwijs als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder b. verzorgt, een subsidieaanvraag indienen.

 

Artikel 5.6 Aanvraagtermijn subsidies

  • 1.

    In aanvulling op artikel 6, eerste lid van de VloA 2019 kan, indien de instroom van nieuwkomers dit noodzaakt, gedurende het gesubsidieerde schooljaar een subsidie worden aangevraagd voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4.3, aanhef onder a. en b.

  • 2.

    In afwijking van artikel 6 , eerste lid van de VloA 2019 dient een aanvraag voor een subsidie, zoals omschreven in artikel 4.3,tweede lid , vóór 1 juli van het lopende gesubsidieerde schooljaar te zijn ingediend bij het college.

 

Artikel 5.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op 5, vierde lid van de VloA 2019 wordt bij de aanvraag verstrekt:

  • a.

    voor een subsidie als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder a. en b.:

    • i.

      een omschrijving van de wijze waarop het taalonderwijs zal worden verzorgd en waaruit de extra begeleiding van de leerlingen zal bestaan;

    • ii.

      de kwalificaties van de betrokken leerkracht(en) en begeleiders op het gebied van het geven van (NT2) onderwijs aan nieuwkomers;

    • iii.

      een beschrijving van de ambitieuze en haalbare doelstellingen, die de school hanteert voor de leerlingen in het nieuwkomersonderwijs;

    • iv.

      de wijze waarop de school zorgt voor overdracht van de leerling die deel heeft genomen aan nieuwkomersonderwijs naar het reguliere onderwijs en voorziet in nazorg om de vooruitgang van de leerlingen vast te houden.

    • v.

      op welke wijze de school ouders betrekt bij het taalonderwijs van hun kind en hen een actieve rol hierin geeft;

  • b.

    voor een subsidie als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid onder a. een kopie van de aanvraag bij het Rijk voor de Bijzondere bekostiging basisscholen voor eerste opvang (1e jaar) asielzoekers en overige vreemdelingen met als peildatum 1 februari voorafgaand aan het schooljaar, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • c.

    voor een subsidie als bedoeld in artikel 4.3, tweede lid , overlegt een schoolbestuur per betrokken school de beschikking van het Rijk, waarmee de extra bekostiging voor nieuwkomers is afgewezen voor de ongedocumenteerde en de daaraan gelijkgestelde leerlingen.

 

Artikel 5.8 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 7, eerste lid van de VloA 2019 weigert het college een subsidie als:

    • a.

      de ondersteuning als bedoeld in artikel 4.3 onder a. niet verzorgd wordt door een NT2 deskundige;

    • b.

      de leraar die aan de nieuwkomersgroep als bedoeld in artikel 4.3 onder b. les geeft, geen onderwijsbevoegdheid heeft in de zin van de WPO;

    • c.

      geen beroep is gedaan op de Rijksbekostiging voor nieuwkomers over hetzelfde schooljaar als waarvoor de subsidie is ingediend.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de VloA 2019 kan het college geheel of gedeeltelijk een subsidie weigeren als:

    • a.

      naar het oordeel van het college er onvoldoende zicht is op het met het nieuwkomersonderwijs te bereiken kwaliteitsniveau en de borging daarvan;

    • b.

      naar het oordeel van het college onvoldoende invulling wordt gegeven aan de stimulering van ouderbetrokkenheid.

 

Artikel 5.9 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 de VLOA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de deskundige die wordt ingezet voor de uitvoering van nieuwkomersonderwijs in staat is zijn kennis en expertise bij te houden en te actualiseren door middel van professionalisering;

  • b.

    het schoolbestuur zorgt zelf voor een geschikte aparte ruimte om les te geven aan een nieuwkomersgroep en dragen zelf zorg voor financiering hiervan;

  • c.

    het schoolbestuur draagt er voor zorg dat hijzelf of de leiding van de school waarvoor hij subsidie ontvangt, invulling geeft aan ouderbetrokkenheid.

 

 

TOELICHTING Bijlage 3 Voorzieningen Kansengelijkheid

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikelsgewijze toelichting:

 

Artikel 1.1 Soort voorzieningen

Geen toelichting

 

Artikel 1.2 Toepasselijk algemeen deel VloA 2019

Geen toelichting

 

Hoofdstuk 2. Voorziening Vroegschools aanbod

 

Algemeen

De voorziening Vroegschools aanbod maakt deel uit van een groter pakket voorzieningen dat gericht is op Kansengelijkheid. De inrichting van de voorziening is gebaseerd op het uitgangspunt dat er alleen sprake is van kansengelijkheid als alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Omdat niet alle scholen te maken hebben met gelijke maatschappelijke problematiek, wordt de voorziening op drie niveaus beschikbaar gesteld.

 

Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen

Geen toelichting

 

Artikel 2.2 Doel voorziening

Om het doel van Gelijke Kansen te realiseren, is het noodzakelijk dat alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Het doel van de voorziening Vroegschools aanbod is te voorzien in de realisatie van de optimale ontwikkeling in de eerste twee jaar van de basisschool.

De voorziening is zo ingericht dat de overgang van de voorschoolse periode naar de basisschool zo goed mogelijk op elkaar aansluit. Het risico dat deze overgang met zich meebrengt als het gaat om de doorgaande ontwikkeling, wordt daarmee zo veel mogelijk gereduceerd. Anders dan bij de voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3 (Hoofdstuk 3) is deze voorziening niet beschikbaar voor het speciaal basisonderwijs, omdat het aantal leerlingen van groep 1 en 2 naar verhouding zeer klein is op deze scholen.

 

Artikel 2.3 subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie

De voorziening kent drie te subsidiëren uitvoeringsniveaus met ieder hun eigen activiteiten en intensiteit, aangepast aan de zwaarte van de school. Voor scholen met minder dan 35% doelgroepleerlingen is niveau A beschikbaar. Voor scholen met een percentage tussen 16 % en 65 % is niveau B beschikbaar en voor scholen met meer dan 35.% doelgroepleerlingen is niveau C beschikbaar. Voor scholen met een percentage tussen 16 en 35 bestaat er dus de mogelijkheid om een subsidie aan te vragen voor niveau A of niveau B. Voor scholen met een percentage tussen 35 en 65 bestaat er de mogelijkheid om een subsidie aan te vragen voor niveau B of niveau C. Scholen met minder dan 16% doelgroepleerlingen komen uitsluitend in aanmerking voor niveau A. Scholen met meer dan 65% doelgroepleerlingen komen uitsluitend in aanmerking voor niveau C. De berekening van het percentage doelgroepleerlingen is gelijk aan de berekening van de voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3. Het percentage wordt berekend aan de hand van het aantal doelgroepleerlingen vanaf groep 3 dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school. In dit percentage zijn de leerlingen van groep 1 en 2 destijds ook meegewogen.

 

Vroegschools aanbod niveau A

Bij niveau A worden de volgende activiteiten gesubsidieerd:

 

  • a.

    Het actief ophalen van relevante informatie over de voorschoolse periode

De overdracht van kindgegevens van de kinderopvang aan de school helpt de school om direct te kunnen bepalen wat de onderwijs- en zorgbehoefte van het kind is bij de instroom in de basisschool. Hiervoor dient de school afspraken te maken met de ‘toeleverende’ kinderopvanglocaties.

Met warme overdracht wordt bedoeld dat er een overleg plaatsvindt tussen de kinderopvang en de basisschool. De school dient te bepalen welke informatie nodig is om te kunnen starten met het geven van onderwijs. Omdat de uitwisseling van gegevens waarschijnlijk ruimer is dan wat is bepaald in artikel 167, derde lid van de Wpo, is voorafgaand aan de warme overdracht toestemming van ouders nodig.

 

  • b.

    Ouderbetrokkenheid

Op elke peutervoorziening en basisschool is ouderbetrokkenheid een structureel onderdeel van het beleid en de uitvoering. De subsidieontvanger moet ouderbetrokkenheid stimuleren op basis van een plan met een visie, doelen en gerichte ondersteuning dat is gebaseerd op een analyse van wensen, behoeften en krachten van ouders en door zich te richten op de vier volgende onderdelen:

 

  • Ouders weten hoe het vve- of onderwijsprogramma in elkaar zit;

  • Ouders weten wat hun kind doet op de peutervoorziening of de basisschool;

  • Ouders weten hoe het staat met de ontwikkeling van hun kind;

  • Ouders weten wat zij thuis aan ontwikkelingsstimulering kunnen doen en hoe zij dit kunnen doen.

 

Deze activiteiten behoren aanvullend te zijn op de reguliere ouderbetrokkenheid die een basisschool uitvoert.

 

  • c.

    Coördinatie

De coördinator draagt zorg voor de afstemming van het vroegschools aanbod en ziet toe op een doelmatige uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

 

Vroegschools aanbod niveau B

De activiteiten onder niveau A aangevuld met:

 

  • d.

    Scholing ten behoeve van certificering groepsleerkrachten

Deze (na)scholing wordt gefaciliteerd om te kunnen voldoen aan de voorwaarde dat scholen moeten werken met een programma voor vroegschoolse educatie.

 

Vroegschools aanbod niveau C

De activiteiten onder niveau A en B worden aangevuld met:

 

  • f.

    Combinatiefunctie

Het doel van de Combinatiefunctie is het stimuleren van een doorgaande ontwikkeling van peuter naar kleuter door de extra inzet van een combinatiefunctionaris in een kleutergroep naast de gebruikelijke bezetting van leerkrachten en onderwijsassistenten. Hierdoor wordt een pedagogisch klimaat gecreëerd waar kinderen zich direct veilig voelen in hun nieuwe omgeving en wordt de kwaliteit van de doorgaande ontwikkeling versterkt. De combinatiefunctie wordt minimaal een dagdeel (een aaneengesloten blok van drie uur) per week per kleuterklas gedurende een schooljaar van 40 weken ingezet. Deze voorziening is vrijgesteld van BTW. De omvang van de inzet, de kwaliteitseisen en het gehanteerde tarief worden geregeld in een overeenkomst tussen schoolbestuur en voorschoolaanbieder.

De samenwerkingsafspraken, de mate van inzet en de doelen en resultaten van de combinatiefunctie worden vastgelegd in het samenwerkingsdocument zoals bedoeld in artikel 2.4. De combinatiefunctionaris mag niet worden ingezet als vervanger voor het reguliere personeel.

 

  • g.

    Zorgactiviteiten

De school zorgt ervoor dat in het geval van een reeds bestaande zorgvraag van instromende kleuters, dit beleid direct wordt voortgezet in aansluiting op de voorschoolse periode. Deze activiteit behoort aanvullend te zijn op de reguliere zorgtaak die een school al heeft.

 

Berekening van de hoogte van de subsidie per leerling

De hoogte van de subsidie per leerling voor de verschillende niveaus is tot stand gekomen door normbedragen toe te kennen aan de verschillende activiteiten. Deze zijn hieronder weergegeven.

Subsidiabele activiteiten

Niveau A

Niveau B

Niveau C

Bedrag per kleuter

Informatieoverdracht alle kleuters

x

x

 

€ 20

Warme overdracht alle kleuters

 

 

x

€ 40

Ouderbetrokkenheid niveau A

x

 

 

€ 60

Ouderbetrokkenheid niveau B

 

x

 

€ 90

Ouderbetrokkenheid niveau C

 

 

x

€ 120

Gebruiksmateriaal vroegschoolse educatie

 

x

x

€ 5

Scholing

 

x

x

€ 30

Combinatiefunctie

 

 

x

€ 350

Zorg

 

 

x

€ 30

Coördinatie niveau A

x

 

 

€ 70

Coördinatie niveau B

 

x

 

€ 125

Coördinatie niveau C

 

 

x

€ 175

Totaal per kleuter

€ 150

€ 270

€ 750

 

 

Artikel 2.4 Bij de subsidie aanvraag in te dienen gegevens

In het activiteitenplan moet op grond van artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 aangegeven worden voor welk niveau vroegschools aanbod een aanvraag wordt ingediend. Daarbij dient te worden aangegeven op welke wijze uitvoering zal worden gegeven aan de te subsidiëren activiteiten.

In dit artikel wordt verder bepaald dat aanvullend op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 bij de subsidieaanvraag ingegaan moet worden op de samenhang tussen het maatwerkplan voor de Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3 en het activiteitenplan Vroegschools aanbod. Hieruit zal de doorgaande leerlijn moeten blijken die de school haar leerlingen aanbiedt van groep 1 t/m 8.

Indien de aanvraag ook betrekking heeft op een combinatiefunctionaris, moet het aanvragende schoolbestuur, samen met de houder van de voorschool een samenwerkingsdocument overleggen, waaruit blijkt welke afspraken zij onderling willen maken oor het plaatsen van een combinatiefunctionaris op een onder het gezag van het schoolbestuur vallende basisschool. De praktijk leert dat een definitieve samenwerkingsovereenkomst pas na geruime tijd tot stand kan komen en daarom volstaat bij de aanvraag een verklaring waaruit de intentie blijkt.

 

Artikel 2.5 Aanvullende weigeringsgronden

Specifiek voor de combinatiefunctionaris zijn extra weigeringsgronden opgesteld. Dit om er zeker van te zijn dat de combinatiefunctionaris daadwerkelijk als pedagogisch medewerker werkzaam is op een voorschool.

 

Artikel 2.6 Aanvullende verplichtingen

Aan de beschikbaarstelling van de voorziening Vroegschools aanbod zijn enkele aanvullende verplichtingen verbonden die als doel hebben de kwaliteit van het aanbod te garanderen.

 

Voorschools aanbod Niveau A

  • i.

    Het kindvolgsysteem is opgenomen als aanvullende verplichting omdat hiermee het onderwijsaanbod kan worden afgestemd op de ontwikkelbehoefte van het kind en de opbrengst van de vroegschoolse educatie inzichtelijk kan worden gemaakt.

 

Voorschools aanbod Niveau B

De aanvullende verplichtingen onder niveau A aangevuld met:

  • ii.

    Gebruiken van een VVE-programma of vroegschoolvariant (uitsluitend niveau B) Het gebruik van een VVE-programma dat door het Nederlands Jeugdinstituut i is beoordeeld op effectiviteit moet bijdragen aan de opbrengst van de vroegschoolse educatie.

  • iv..

    Deelname VVE-overleggen in het gebied: In de VVE-overleggen die per gebied worden georganiseerd, is er gelegenheid tot uitwisselen van informatie en worden de coördinatoren op de hoogte gehouden van actuele ontwikkelingen.

 

Voorschools aanbod Niveau C

De aanvullende verplichtingen onder niveau B aangevuld met:

 

  • iv.

    Certificering coördinator vroegschools aanbod.: vanwege de complexiteit van de activiteiten en voorwaarden, is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de coördinatoren geborgd wordt. Hiervoor wordt een training aangeboden die wordt gefaciliteerd door de gemeente Amsterdam. Deze training wordt afgesloten met een certificaat. Als de coördinator vroegschools aanbod nog niet is gecertificeerd dan dient uit de subsidieaanvraag blijken dat de training alsnog gevolgd zal worden.

 

Artikel 2.7 Verantwoording

Geen toelichting

 

Hoofdstuk 3 Voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3

 

Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen

De onder a. gedefinieerde doelgroepleerling is een leerling van groep 1 tot en met 8 die voldoet aan één of meer van de volgende kenmerken:

 

  • VVE-indicatie (exclusief hoogopgeleide ouders), of

  • opleidingsniveau ouders: laag, en/of

  • inkomen huishouden: bijstand.

 

Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) brengt sinds 2017 het aantal doelgroepleerlingen per basisschool in beeld voor de gemeente ter ondersteuning van het onderwijsachterstandenbeleid PO (inclusief SBO scholen) en ter aanvulling van de landelijke gewichtenregeling.

De definitie voor doelgroepleerlingen die door OIS is ontwikkeld heeft als basis een combinatie van Amsterdamse gegevens en aanvullende landelijke gegevens. Het uitgangspunt van de definitie is het Voor-en Vroegschoolse Educatie (VVE-) beleid. Hiermee wordt aangesloten bij het Amsterdamse beleid wat er al is voor kinderen met een potentiële achterstand. Kinderen met een risico op (taal)achterstand krijgen van het Ouder- en kindteam een voorschoolindicatie. De indicatie wordt gebaseerd op het opleidingsniveau van ouders en de taalomgeving van het kind. Als leerlingen een VVE-indicatie hebben dan zijn ze in principe een doelgroepleerling. Van 21% van de Amsterdamse kinderen is de VVE-indicatie echter onbekend. De definitie is daarom aangevuld met landelijke gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over het opleidingsniveau van de ouders en het inkomensniveau van het huishouden van leerlingen (deze gegevens sluiten aan bij de nieuwe gewichtenregeling van CBS). Uit de koppeling van deze gegevens is gebleken dat er een aantal leerlingen zijn die een VVE-indicatie hebben gekregen waarvan de ouders hoogopgeleid zijn. De gemeente kiest ervoor deze kinderen niet aan te merken als doelgroepleerling. Leerlingen zonder VVE-indicatie, maar met ouders met een laag opleidingsniveau (het hoogst behaalde diploma is op mbo1 niveau of lager) en/of wonend in een huishouden dat rond moet komen van de bijstand, worden ook als doelgroepleerling gedefinieerd. In totaal gaat het om 34 % van de leerlingen in het basisonderwijs die een potentiële achterstand hebben.

 

De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over een beperkt aantal scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien verwatering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer budget kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor basisonderwijs.

De onder b. genoemde Kansenaanpak PO betreft het in december 2017 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplan, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente onderwijsachterstanden in samenwerking met de schoolbesturen voor het basisonderwijs tracht te bestrijden. Deze voorziening maakt onderdeel uit van dit plan.

 

In de punten c, d. en h zijn de definities opgenomen van een Kopklas, een Maatwerkplan (verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid), en een Zomerschool.

 

De onder g. genoemde verlengde leertijd kan gerealiseerd worden door het uitvoeren van bijvoorbeeld schakelklassen, leerlabs, vakantieschool taal of de inzet van extra (ondersteunend) onderwijspersoneel in de klas.

 

Artikel 3.2 Doel voorziening

Uit de definitie van het doel van de voorziening blijkt dat de subsidie voor deze voorziening bestemd is voor zowel basisscholen als scholen in het speciaal basisonderwijs (SBO).

 

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

De subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering van de onderwijsinterventies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor (taal)onderwijs in kleinere groepen en verlengde leertijd.

 

Het schoolbestuur en de school hebben in het kader van de uitvoering van het maatwerkplan voor onderwijsinterventies verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid meer dan voorheen het geval was de regie over de soort activiteiten die het beste past bij bijvoorbeeld de leerling populatie, de schoolontwikkeling of bestaande activiteiten of inzet op de school.

 

De activiteiten op het terrein van de ouderbetrokkenheid kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:

  • in relatie met achterstand het versterken van de doorgaande lijn in het kader van ouderbetrokkenheid van de VVE naar groep 3 t/m 8 van de school voor basisonderwijs in afstemming met de gekoppelde peutervoorziening;

  • kennisuitwisseling over ouderbeleid tussen samenwerkende scholen te organiseren en informatiebijeenkomsten voor ouders bij de overstap naar vervolgonderwijs binnen een school of samenwerkende scholen.

  • het organiseren van informatie(bijeenkomsten) voor ouders bij de overstap naar vervolgonderwijs binnen een school of samenwerkende scholen.

 

Artikel 3.4 Hoogte en besteding subsidie

De hoogte van de subsidie voor de uitvoering een maatwerkplan als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid onder a wordt berekend aan de hand van de het aantal doelgroepleerlingen vanaf groep 3 dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school vermenigvuldigd met het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is per doelgroepleerling. Dit zogenoemde normbedrag wordt berekend op grond van de volgende formule:

A = B / (X- Y), waarbij A staat voor bedrag per doelgroepleerling, B voor het subsidieplafond onderdeel verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid, X voor het totaal aantal doelgroepleerlingen in de stad en Y voor het aantal doelgroepleerlingen dat op een school onderwijs volgt, waar het percentage doelgroepleerlingen vanaf groep 3 gelijk of minder is dan 10 procent van de totale leerlingenpopulatie vanaf groep 3;

 

Artikel 3.5 Subsidieplafond

In deze voorziening zijn voor drie onderdelen subsidies aan te vragen. Het onderdeel uitvoering onderwijsinterventies in het kader van het Maatwerkplan, de onderwijsinterventie Zomerschool en de onderwijsinterventie Kopklas. Het college stelt jaarlijks drie afzonderlijke subsidieplafonds voor deze onderdelen.

 

Artikel 3.6 De aanvrager

Geen toelichting

 

Artikel 3.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Op basis van het aantal doelgroepleerlingen op een school is jaarlijks een budget beschikbaar, waarvoor een school een maatwerkplan op het gebied van de onderwijsinterventies verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid kan opstellen. De school heeft vrijheid om zelf te kiezen welke activiteiten hij wil uitvoeren passend bij de opgave en ontwikkeling van de school en zijn leerlingen. Bijvoorbeeld het inzetten van een schakelklas of een extra onderwijsassistent, het investeren in taalonderwijs of ook aandacht voor het vergroten van de leefwereld. In punt a. van dit artikel staat voorgeschreven op welke onderwerpen een schoolbestuur bij de aanvraag voor zijn school in het maatwerkplan in ieder geval in moet gaan.

 

Artikel 3.8 Weigeringsgronden

Geen toelichting

 

Art 3.9 Aanvullende verplichtingen

De aanvullende verplichtingen zijn deels gericht op het garanderen van kwaliteit van het personeel dat wordt ingezet en het onderwijs dat wordt gegeven. Anderzijds betreft het de verplichting dat het schoolbestuur zelf zorgt voor de benodigde extra onderwijsruimte en de bekostiging daarvan. Het laatste onderdeel van dit artikel schrijft voor dat een school mee moet werken aan kennisdeling, tussentijdse rapportage en onderzoek.

 

Artikel 3.10 Verantwoording

Geen toelichting.

 

Hoofdstuk 4 Voorziening Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs (VO)

 

Artikelsgewijze toelichting:

 

Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen

De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over een beperkt aantal scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen, ouderbetrokkenheid en op- en afstroom van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien versnippering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer subsidie kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor voortgezet onderwijs.

 

De onder c. genoemde Kansenaanpak VO betreft de in mei 2019 door de gemeenteraad vast te stellen beleidsbrief, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente in samenwerking met de schoolbesturen voor het voortgezet onderwijs wil investeren in het tegengaan van onderwijsachterstanden op taal en rekenen, vergroten van ouderbetrokkenheid en het bevorderen van opstroom en het voorkomen van afstroom. De voorziening maakt onderdeel uit van dit beleid.

 

De onder d. gedefinieerde doelgroepleerling is een leerling van een Amsterdamse school voor voortgezet onderwijs die voldoet aan één of meer van de volgende kenmerken:

 

  • opleidingsniveau ouders: laag (het hoogst behaalde diploma is op mbo-niveau 1 of lager),

  • inkomen huishouden: bijstandsniveau,

  • leerling in een internationale schakelklas (ISK).

 

Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) brengt met ingang van het schooljaar 2019-2020 het aantal doelgroepleerlingen per vo-school in beeld voor de gemeente ten behoeve van de Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs.

De definitie voor doelgroepleerlingen die door OIS is ontwikkeld heeft als basis een combinatie van Amsterdamse gegevens en aanvullende landelijke gegevens. Hiermee wordt aangesloten bij het Amsterdamse beleid wat er al is voor doelgroepleerlingen in het primair onderwijs. Het uitgangspunt van de definitie is de sociaal economische status (SES) van Amsterdammers. Dit uitgangspunt is aangevuld met landelijke gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over het opleidingsniveau van de ouders en het inkomensniveau van het huishouden van leerlingen (deze gegevens sluiten aan bij de nieuwe gewichtenregeling van CBS) per school. Leerlingen met ouders met een laag opleidingsniveau (het hoogst behaalde diploma is op mbo-niveau 1 of lager) of wonend in een huishouden dat rond moet komen van de bijstand, worden ook als doelgroepleerling gedefinieerd. In totaal gaat het om 42% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs die als doelgroepleerling worden aangemerkt.

 

Onder j. wordt onder een school verstaan de scholen voortgezet onderwijs of een nevenvestiging van een school voor voortgezet onderwijs

 

Het tegengaan van de onder k. genoemde onderwijsachterstanden kunnen gerealiseerd worden door het uitvoeren van verlengde leertijd aansluitend op een reguliere schooldag of de inzet van extra (ondersteunend) onderwijspersoneel in de klas.

 

Artikel 4.2 Doel voorziening

Uit de definitie van het doel van de voorziening blijkt dat de subsidie voor deze voorziening bestemd is voor scholen voor voortgezet onderwijs.

 

Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten

De subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering van de onderwijsinterventies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor bijvoorbeeld (taal)onderwijs in kleinere groepen en verlengde leertijd.

 

Het schoolbestuur en de school hebben in het kader van de uitvoering van het maatwerkplan voor onderwijsinterventies de regie over de activiteiten die het beste passen bij bijvoorbeeld de leerlingpopulatie, de schoolontwikkeling of bestaande activiteiten of inzet op de school.

 

De activiteiten op het terrein van de ouderbetrokkenheid kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:

  • in relatie met achterstand het versterken van de doorgaande lijn in het kader van ouderbetrokkenheid van de basisschool naar de middelbare school;

  • kennisuitwisseling over ouderbetrokkenheidsbeleid tussen samenwerkende scholen te organiseren en informatiebijeenkomsten voor ouders bij de overstap naar vervolgonderwijs binnen een school of samenwerkende scholen;

  • het organiseren van informatie(bijeenkomsten) voor ouders bij de overgang naar een hoger niveau voortgezet onderwijs.

 

De activiteiten op het terrein van het bevorderen van opstroom en tegengaan van afstroom kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:

  • voorlichting aan leerlingen (over de regels) bij de overgang naar een hoger niveau voortgezet onderwijs binnen een school of samenwerkende scholen;

  • extra begeleiding en aandacht voor opstromers en afstromers.

 

De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een maatwerkplan als bedoeld in artikel 4.3 wordt berekend aan de hand van de het aantal doelgroepleerlingen in het voortgezet onderwijs dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school.

Om te voorkomen dat het voor het Kansenaanpak VO beschikbare budget versnipperd raakt over alle scholen in de stad is een drempel van 47% doelgroepleerlingen ingebouwd. Het subsidiebudget wordt verdeeld over de scholen met een percentage doelgroepleerlingen gelijk of hoger dan deze drempel. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een lager percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen en ouders, eenvoudiger binnen het normale curriculum en bekostiging kunnen opvangen. Hetzelfde geldt voor interventies ten behoeve van op- en afstroom.

De verdeling vindt vervolgens plaats op basis van het absolute aantal doelgroepleerlingen op een school, waarbij gelimiteerde bedragen gelden voor acht te onderscheiden categorieën. Hierdoor wordt rekening gehouden met de grootte van de scholen, die erg verschillend zijn in het Amsterdamse VO. Een grote school met veel doelgroepleerlingen krijgt meer middelen, dan een kleine school met een vergelijkbaar percentage doelgroepleerlingen. Dit doet meer recht aan het principe ‘investeren daar waar dat het hardste nodig is’ in het voortgezet onderwijs.

 

Artikel 4.4 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor dit onderdeel.

 

Artikel 4.5 Aanvraag

Geen toelichting.

 

Artikel 4.6 De aanvrager

Geen toelichting

 

Artikel 4.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Op basis van het aantal doelgroepleerlingen op een school is jaarlijks een budget beschikbaar, waarvoor een school een maatwerkplan op het gebied van de onderwijsinterventies op het tegengaan van onderwijsachterstanden, het vergroten van ouderbetrokkenheid, het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom kan opstellen. De school heeft vrijheid om zelf te kiezen welke activiteiten hij wil uitvoeren passend bij de opgave en ontwikkeling van de school en zijn leerlingen. Bijvoorbeeld het inzetten van een extra onderwijsassistent, het investeren in taal- of rekenonderwijs, ouders ondersteunen bij de ontwikkeling van hun kind of de mogelijkheden bevorderen voor leerlingen om op te stromen naar een hoger niveau binnen het vo. In dit artikel staat voorgeschreven op welke onderwerpen een schoolbestuur bij de aanvraag voor zijn school in het maatwerkplan in ieder geval in moet gaan.

 

Artikel 4.8 Weigeringsgronden

Geen toelichting

 

Art 4.9 Aanvullende verplichtingen

De aanvullende verplichtingen zijn deels gericht op het garanderen van kwaliteit van het personeel dat wordt ingezet en het onderwijs dat wordt gegeven. Anderzijds betreft het de verplichting dat het schoolbestuur zelf zorgt voor de benodigde extra onderwijsruimte en de bekostiging daarvan. Het laatste onderdeel van dit artikel schrijft voor dat een school mee moet werken aan kennisdeling, tussentijdse rapportage en onderzoek.

 

Artikel 4.10 Verantwoording

Geen toelichting.

 

Hoofdstuk 5 Nieuwkomers

 

Artikelsgewijze toelichting:

 

Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen

Geen toelichting

 

Artikel 5.2 Doel voorziening

Bijdrage leveren aan het realiseren van extra( taal)ondersteuning voor nieuwkomers op de Amsterdamse basisscholen ,die de taal niet of onvoldoende machtig zijn zo snel mogelijk op taalniveau te krijgen.

 

Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten

De subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering als bedoeld in het artikel 4.3, lid 1 onder a en b worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen extra (taal) ondersteuning voor nieuwkomersleerlingen. Het tweede lid voorziet in een extra subsidie voor ongedocumenteerde nieuwkomers en de leerlingen die aan hen gelijk gelijkgesteld zijn, maar waarvoor een schoolbestuur geen Rijksbekostiging ontvangt.

 

Artikel 5.4 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    De voorziening voorziet in artikel 4.3 in drie verschillende subsidies. Uitsluitend voor de subsidie voor de NT2 ondersteuning van de nieuwkomers in groep 2 stelt het college per schooljaar een subsidieplafond vast. Sinds het schooljaar 2018-2019 stelt de gemeente ook middelen beschikbaar voor extra taalondersteuning van nieuwkomers, die in een reguliere groep 2 les krijgen. Het budget hiervoor is echter beperkt beschikbaar.

  • 2.

    Het college beoordeeld aanvragen die voor 1 april zijn ingediend op volgorde van binnenkomst. Indien het subsidieplafond niet toereikend is om alle op 1 april ingediende aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen te honoreren, worden de subsidie aanvragen onder gebracht in twee categorieën: de aanvragen voor een eerste NT2 deskundige op een school en de aanvragen voor een tweede NT2 deskundige op een school. Vervolgens wordt eerste de eerste categorie gehonoreerd en vervolgens als het budget het toelaat ook nog aanvragen uit de tweede categorie. .

  • 3.

    Indien het subsidieplafond niet toereikend is om alle subsidieaanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie in een bepaalde categorie als bedoeld in het tweede lid te honoreren, rangschikt het college de aanvragen op een prioriteitenlijst. De rangschikking vindt plaats aan de hand van het totaal aantal nieuwkomers in groep 2 op een school van hoog tot laag.

  • 4.

    Aanvragen die na 1 april worden ingediend, worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst, totdat het subsidieplafond is bereikt.

 

Artikel 5.5 De aanvrager

Geen toelichting

 

Artikel 5.6 Aanvraagtermijn subsidies

In aanvulling op artikel 6 eerste lid van de VloA 2019 zijn de subsidies als genoemd in artikel 3 lid 1 onder a en b, het gehele jaar aan te vragen. Voor de subsidie van de ongedocumenteerde leerlingen en aan hen gelijkgestelden geldt dat de subsidie aanvraag voor 1 juli van het lopende gesubsidieerde schooljaar moet worden ingediend. Daarbij dient een schoolbestuur de beschikking van het Rijk te overleggen , waarmee de aanvraag voor extra bekostiging voor nieuwkomers voor deze leerlingen is afgewezen.

 

Artikel 5.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Geen toelichting

 

Artikel 5.8 Weigeringsgronden

Geen toelichting

 

Artikel 5.9 Aanvullende verplichtingen

Behoeft geen toelichting

 

Artikel 5.10 Verantwoording

Behoeft geen toelichting

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 8 mei 2019.

De plv. voorzitter

Rik Torn

De 1e plv. raadsgriffier

Rob Willems

Naar boven