Gemeenteblad van Borne
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Borne | Gemeenteblad 2018, 30491 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Borne | Gemeenteblad 2018, 30491 | Beleidsregels |
Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Borne 2018
De procedure begint met een melding van de hulpvraag. Na een melding vindt er een onderzoek plaats. Na dit onderzoek kan er een aanvraag volgen voor een individuele voorziening. In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal onderdelen van deze procedure.
De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen melding doen van een hulpvraag. Ook iemand anders, bijvoorbeeld school, pleegouder of een al eerder betrokken hulpverlener, kan namens de jeugdige en/of zijn ouder(s) een melding doen. Indien door iemand anders de melding wordt gedaan, wordt aan de melder de vraag gesteld of de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de hoogte zijn van de melding. Een melding kan alleen met instemming van de jeugdige en/of zijn ouder(s) worden aangenomen.
De melding wordt schriftelijk bevestigd aan de jeugdige en/of zijn ouder(s). De dag na ontvangst van de melding begint de onderzoekstermijn van zes weken te lopen. Binnen deze zes weken dient het onderzoek te zijn afgerond.
De jeugdige en/of zijn ouder(s) worden ten tijde van de melding gewezen op de mogelijkheid tot het inleveren van een familiegroepsplan. De jeugdige en/of zijn ouder(s) hebben gedurende zeven dagen na de melding de gelegenheid om het familiegroepsplan te overhandigen. Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) verzoeken om hulp bij het opstellen van het familiegroepsplan, dan zorgt de gemeente voor ondersteuning.
De jeugdige en/of zijn ouder(s) worden gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning die de jeugdige en/of zijn ouder(s) kan begeleiden in het proces.
De gemeente verzamelt alle voor het onderzoek en gesprek van belang zijnde gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Op grond van het woonplaatsbeginsel wordt gecheckt of de gemeente verantwoordelijk is voor jeugdhulp aan de jeugdige. Vervolgens wordt er zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken na de melding, een afspraak gemaakt met de jeugdige en/of zijn ouder(s) voor een gesprek.
De jeugdige en/of zijn ouder(s) verschaffen, zo mogelijk voor het eerste gesprek, aan de gemeente alle documenten die naar het oordeel van de gemeente voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Is er door de jeugdige en/of zijn ouder(s) een familiegroepsplan ingediend, dan wordt dit betrokken bij het onderzoek.
Tijdens het onderzoek, in de meeste gevallen tijdens het gesprek, wordt de identiteit van de jeugdige en/of zijn ouder(s) aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht vastgesteld.
Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie reeds voldoende bekend zijn, kan de verzameling van gegevens achterwege blijven. Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan de gemeente in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een gesprek. Er kan dan worden volstaan met een verslag van het onderzoek dat aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt voorgelegd.
In de meeste gevallen is een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(s) onderdeel van het onderzoek. Tijdens het gesprek of, waar nodig, meerdere gesprekken met de jeugdige, zijn ouders en indien gewenst met familie en deskundigen wordt, voor zover nodig, het volgende onderzocht:
Tijdens het gesprek worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) geïnformeerd over de gang van zaken tijdens het gesprek, hun rechten en plichten (bijvoorbeeld met betrekking tot de privacywetgeving en de verwerking van de persoonsgegevens) en er wordt uitleg gegeven over het vervolg van de procedure. De jeugdige en/of zijn ouder(s) worden geïnformeerd over de manier waarop zij eventueel een aanvraag kunnen doen voor een individuele voorziening. Indien nader onderzoek noodzakelijk is, dan worden zij hierover geïnformeerd.
1.1.4 Opvragen gegevens bij derden
Voor het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek kan het noodzakelijk zijn om (medische) gegevens op te vragen bij derden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de huisarts, de school, de jeugdgezondheidszorg of een betrokken zorgverlener. Er worden alleen (medische) gegevens bij derden opgevraagd als deze gegevens daadwerkelijk noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een volledig beeld van de situatie van de jeugdige en de eventuele jeugdhulp die noodzakelijk is.
Indien informatie wordt opgevraagd bij derden, worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierover geïnformeerd. Aan de jeugdige en/of zijn ouders wordt uitgelegd waarom er contact wordt opgenomen met de derde, welke informatie wordt opgevraagd en waarom het opvragen van deze informatie noodzakelijk is. In sommige gevallen is het noodzakelijk dat er door de jeugdige en/of zijn ouder(s) toestemming wordt gegeven voor het opvragen van deze informatie. Indien op basis van de wettelijke regelgeving toestemming nodig is voor het opvragen van deze informatie, dan wordt aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) gevraagd om schriftelijk toestemming te geven.
In complexe situaties kan het voorkomen dat binnen de gemeente niet voldoende deskundigheid aanwezig is om de situatie van de jeugdige te beoordelen. De gemeente kan dan een (medisch) advies aanvragen bij een deskundige. Indien hiervan sprake is, worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierover geïnformeerd. De jeugdige en/of zijn ouder(s) ontvangen een kopie van het advies.
De uitkomsten van het onderzoek en een verslag van het gesprek worden vastgelegd in een schriftelijk verslag. Het verslag dient uiterlijk zes weken na de dag na ontvangst van de melding te zijn opgesteld en aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) te zijn overhandigd, tenzij zij hebben medegedeeld dit niet te wensen.
In sommige situaties is het niet mogelijk om het onderzoek in zes weken af te ronden. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als er informatie wordt opgevraagd bij een derde of als er sprake is van een complexe hulpvraag. Indien het onderzoek niet binnen zes weken kan worden afgerond, worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierover tijdig geïnformeerd. Zij worden tevens geïnformeerd over de reden waarom het niet mogelijk is om het onderzoek binnen zes weken af te ronden.
Indien het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende familiegroepsplan voldoet aan de bevindingen van het onderzoek, dan kan dit plan worden aangemerkt als een verslag van het onderzoek.
Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) worden aan het verslag toegevoegd.
1.1.7 Aanvraag individuele voorziening
Een individuele voorziening kan pas worden aangevraagd op het moment dat het onderzoek is afgerond, tenzij het onderzoek niet binnen zes weken na ontvangst van de melding is afgerond en de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierover niet tijdig zijn geïnformeerd. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door de gemeente vastgesteld formulier.
1.1.7.1 Ondertekening aanvraagformulier
Indien de aanvraag betrekking heeft op een jeugdige:
dan dient de wettelijke vertegenwoordiger 1 het aanvraagformulier te ondertekenen.
Heeft de aanvraag betrekking op een jeugdige die de leeftijd van 12, maar nog niet die van 16 jaren heeft bereikt, dan dient zowel de jeugdige als diens wettelijke vertegenwoordiger het aanvraagformulier te ondertekenen, mits de minderjarige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Of een minderjarige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dient van geval tot geval te worden beoordeeld. Het is aan de jeugdconsulent om dit te beoordelen.
Weigert de wettelijk vertegenwoordiger in te stemmen met de aanvraag, dan wordt de aanvraag toch in behandeling genomen als de jeugdhulp voor de minderjarige nodig is teneinde ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen, alsmede indien de minderjarige na de weigering van de toestemming de jeugdhulp weloverwogen blijft wensen.
Heeft de aanvraag betrekking op een jeugdige die de leeftijd van 16 jaren heeft bereikt, dan is de instemming van de wettelijke vertegenwoordiger niet vereist. De wettelijk vertegenwoordiger wordt in deze situatie in principe alleen geïnformeerd over het inzetten van jeugdhulp als de jeugdige heeft aangegeven dit te willen. Hierop geldt de uitzondering op het moment dat de jeugdige op een ander adres gaat wonen als gevolg van het inzetten van de jeugdhulp. In dit geval dient de wettelijk vertegenwoordiger het aanvraagformulier mede te ondertekenen. Dit geldt ook in de situatie dat de jeugdige, als gevolg van zijn beperkingen, niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) een aanvraag doet voor een individuele voorziening, dan ontvangen de jeugdige en/of zijn ouder(s) een beschikking. Indien de jeugdige de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt wordt de beschikking naar de wettelijke vertegenwoordiger van de jeugdige gestuurd. Vanaf het bereiken van de leeftijd van 16 jaren wordt de beschikking naar de jeugdige zelf gestuurd.
In de beschikking wordt gemotiveerd aangegeven of de jeugdige op grond van de criteria genoemd in artikel 10 van de Verordening in aanmerking komt voor een individuele voorziening. De criteria genoemd in artikel 10 van de Verordening zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 2 van dit besluit.
Indien de jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening wordt in de beschikking aangegeven of deze voorziening in natura of als een pgb wordt verstrekt. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beslissing kan worden gemaakt. Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking tevens vastgelegd:
Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) wordt in de beschikking in ieder geval tevens vastgelegd 2 :
In spoedeisende situaties kan de reguliere procedure niet worden afgewacht. Er is sprake van een spoedeisende situatie als binnen 24 tot 48 uur een voorziening dient te worden ingezet vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. In dergelijke situaties wordt zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening ingezet.
Indien er een individuele voorziening voor spoedhulp wordt ingezet, wordt deze voorziening voor de duur van maximaal vier weken toegekend. Binnen deze vier weken wordt het onderzoek verricht en wordt na afronding hiervan een verslag opgesteld met de uitkomsten van dit onderzoek. Uit dit verslag dient duidelijk te worden welke vervolghulp ingezet dient te worden.
Voor het inzetten van spoedhulp is geen aanvraag vereist. Voor het inzetten van de vervolghulp, dus de hulp na de eerste vier weken, dient wel een aanvraag te worden ingediend door de jeugdige en/of zijn ouder(s). De jeugdige en/of zijn ouder(s) ontvangen na afronding van het onderzoek een beschikking met betrekking tot de inzet van de spoedhulp en de vervolghulp die wordt ingezet.
Hoofdstuk 2 Criteria voor individuele voorzieningen
Op grond van artikel 2.3 van de Jeugdwet en artikel 10 lid 1 van de Verordening komt een jeugdige in aanmerking voor een individuele voorziening als de jeugdige:
Overige en andere voorzieningen zijn vrij toegankelijk. Voor de toegang tot deze voorzieningen is geen aanvraag nodig. Indien een jeugdige gebruik kan maken van een dergelijke voorziening zal er geen beschikking worden afgegeven door de gemeente, tenzij de jeugdige en/of zijn ouder(s) desondanks toch een aanvraag hebben ingediend.
De gemeente hoeft geen voorziening voor jeugdhulp te treffen als de jeugdige en/of zijn ouder(s) in staat zijn zelf een oplossing te vinden voor de hulpvraag, eventueel met hulp van andere personen uit de naaste omgeving. Tijdens het onderzoek wordt door de gemeente onderzocht in hoeverre de jeugdige en/of zijn ouder(s), eventueel met hulp uit de naaste omgeving, in staat zijn om zelf een oplossing te vinden voor de hulpvraag.
Om te beoordelen of de jeugdige en/of zijn ouder(s) in staat zijn om het probleem zelf op te lossen, wordt er gekeken naar de vraag of er sprake is van gebruikelijke hulp of bovengebruikelijke hulp. Alleen als er sprake is van bovengebruikelijke hulp komt de jeugdige in aanmerking voor een individuele voorziening.
Van ouders, stiefouders of andere huisgenoten wordt verwacht dat zij de jeugdige ondersteunen bij activiteiten die de jeugdige (nog) niet kan uitvoeren. De omvang en inhoud van deze gebruikelijk hulp is afhankelijk van de sociale relatie. De gebruikelijke hulp van een ouder aan een kind is met name afhankelijk van de leeftijd van het kind.
Als ouders gescheiden zijn, kan er een verdeling gemaakt worden als het gaat om het verblijf van de kinderen, maar er kan ook een verdeling van taken gemaakt worden. Een scheiding ontslaat de ouders echter niet van de plicht om voor de kinderen te zorgen. Ouders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind en het verlenen van de gebruikelijk hulp. Ook het aantal kinderen is een verantwoordelijkheid van de ouders. Het hebben van ‘veel’ kinderen en de zorg daarvoor is de verantwoordelijkheid van de ouders.
Voor een jeugdige kan hulp en ondersteuning worden ingezet wanneer er sprake is van bovengebruikelijke hulp. Dit is aan de orde wanneer er sprake is van een beperking, waardoor de noodzakelijk hulp en ondersteuning – in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel substantieel wordt overschreden. Wanneer de hulpvraag de gebruikelijke hulp overstijgt (en er dus sprake is van bovengebruikelijk hulp), kan een individuele voorziening worden ingezet. Voor het bepalen of er sprake is van gebruikelijke hulp wordt aangesloten bij de richtlijnen die zijn opgenomen in de CIZ Indicatiewijzer van juli 2014. De richtlijnen zijn opgenomen in bijlage 1.
2.2.1.1 Algemene uitzonderingen gebruikelijke hulp
Voor zover een ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp voor de jeugdige uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. Er is sprake van een geobjectiveerde beperking als er op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, sprake is van beperkingen waardoor langdurig geen hulp kan worden verleend aan de jeugdige. De reden dat de ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.
Voor zover een ouder overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
Soms blijken ouders van de jeugdige aanvullend verzekerd te zijn voor de jeugdhulp die de gemeente, nadat onderzoek is verricht, noodzakelijk acht. In dat geval wordt van de jeugdige en/of zijn ouder(s) verwacht dat ze die aanvullende verzekering aanspreken. Indien ouders van de jeugdige niet beschikken over een aanvullende verzekering dan is de gemeente verantwoordelijk voor het inzetten van de individuele voorziening. De gemeente geeft een indicatie af voor een individuele voorziening, als meer behandelingen noodzakelijk zijn dan er worden vergoed.
3.1 Beschikbare overige en andere voorzieningen
Binnen de gemeente Borne zijn verschillende vrij toegankelijk voorzieningen beschikbaar voor opvoed- en opgroeiondersteuning met een preventieve insteek. Deze vrij toegankelijke voorzieningen worden geboden door verschillende organisaties.
3.2 Beschikbare individuele voorziening
Binnen de gemeente Borne zijn er verschillende individuele voorzieningen beschikbaar. Hierin is een onderscheid gemaakt tussen voorzieningen die vallen onder ambulante hulp en voorzieningen die in vallen onder intramurale hulp.
Binnen de gemeente zijn er verschillende vormen van ambulante hulpverlening. Hieronder vallen onder andere de volgende voorzieningen:
Verlengde jeugdhulp 18-23 jaar
Hoofdstuk 4 Regels voor het persoonsgebonden budget
4.1 Voorwaarden persoonsgebonden budget
Er zijn vier voorwaarden waaraan voldaan moet worden, wil een jeugdige en/of zijn ouder(s) op basis van de Jeugdwet in aanmerking komen voor een pgb. Het gaat om de volgende voorwaarden:
4.1.1 Voldoende in staat de pgb-taken uit te voeren
De jeugdige en/of zijn ouder(s) moeten er blijk van geven dat zij op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake. Van de jeugdige en of ouders wordt verwacht dat zij aan de gemeente duidelijk kunnen maken wat de hulpvraag van de jeugdige is, hoe de hulpvraag is ontstaan en welke ondersteuning de jeugdige en of ouders nodig heeft om de hulpvraag op te lossen. Daarnaast wordt van de jeugdige en/of zijn ouder(s) verwacht dat zij de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kunnen uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan:
Kunnen jeugdige en/of zijn ouder(s) dit niet zelf, dan wordt gekeken of zij met hulp uit het sociale netwerk òf met hulp van een curator, bewindvoerder, mentor of een gemachtigde in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Zij kunnen de rol van budgetbeheerder op zich nemen. Een professionele hulpverlener die ondersteuning biedt vanuit een pgb mag niet de rol van budgetbeheerder op zich nemen. Een hulpverlener uit het sociale netwerk mag ook niet de rol van budgetbeheerder op zich nemen, tenzij het een ouder van een jeugdige betreft of als er geen alternatief is.
Is de gemeente van oordeel dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) (eventueel met hulp uit zijn sociale netwerk) de aan het pgb verbonden taken niet op verantwoorde wijze kan uitvoeren, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dit is een beslissing van de gemeente waartegen de jeugdige en of ouders vervolgens bezwaar kunnen maken.
4.1.2 Motivering dat natura-aanbod niet passend is
De jeugdige en/of zijn ouder(s) dienen gemotiveerd aan te geven waarom het aanbod van de gemeente niet passend is. Jeugdige en of ouders moeten aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op de voorziening in ‘natura’.
4.1.3 Waarborgen kwaliteit voorziening
De jeugdhulp die de jeugdige en zijn ouders met het pgb willen inkopen, moet voldoen aan kwaliteitseisen. Bij een pgb-aanvraag zal door de jeugdconsulent worden beoordeeld of de in te kopen jeugdhulp van de juiste kwaliteit is. De kwaliteitseisen waaraan de hulpverlener dient te voldoen, worden nader uitgewerkt in paragraaf 4.2 en 4.3.
Door de consulent zal worden gekeken of de hulp die met het pgb wordt ingekocht een passende oplossing biedt voor de hulpvraag van de jeugdige. De jeugdconsulent toetst met name op doelmatigheid: gaat de in te zetten jeugdhulp een oplossing bieden voor de resultaten van de jeugdige en/of zijn ouder(s). De voorziening die wordt ingekocht met het pgb moet dus bijdragen aan het behalen van de ontwikkelingsresultaten van de jeugdige en/of zijn ouder(s).
4.2 Professionele hulpverlener
De volgende voorwaarden gelden voor hulpverlener of begeleider om te worden aangemerkt als een professionele hulpverlener:
4.2.1 Kwaliteit professionele hulpverlener
De kwaliteitseisen waaraan een professionele hulpverlener moet voldoen zijn geregeld in de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet. Aan de professionele hulpverlener wordt voordat de hulp wordt ingezet de vraag gesteld of hij voldoet aan deze kwaliteitseisen. Het gaat hierbij om de volgende kwaliteitseisen:
De gemeente controleert niet of de professional daadwerkelijk aan deze kwaliteitseisen voldoet. De landelijke inspecties zijn op basis van de Jeugdwet verantwoordelijk voor de toetsing van de kwaliteit van de jeugdhulp. De gemeente toetst alleen of de voorziening die wordt ingezet, bijdraagt aan het behalen van de ontwikkelingsdoelen van de jeugdige en/of zijn ouder(s).
Bij een professionele hulpverlener wordt altijd gecontroleerd of de hulpverlener al staat ingeschreven bij het Inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd. Indien de hulpverlener hier nog niet staat ingeschreven, dan wordt de hulpverlener door de gemeente aangemeld.
Een pgb voor jeugdhulp uit het sociaal netwerk kan alleen betrekking hebben op begeleiding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging. Een pgb voor jeugdhulp uit het sociaal netwerk kan geen betrekking hebben op een behandeling (jeugd-ggz). Dit kan alleen worden geboden door professionals.
Een pgb-indicatie voor het sociale netwerk is alleen onder de volgende voorwaarden mogelijk:
4.3.1 Kwaliteitseisen sociaal netwerk
Indien een persoon uit het sociaal netwerk wordt ingezet, hoeft deze niet te voldoen aan de algemene kwaliteitseisen uit de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet. De kwaliteit dient echter wel voldoende gewaarborgd te zijn. Om te beoordelen of de kwaliteit gewaarborgd is gelden de volgende eisen:
is de hulp die de hulpverlener verleent daadwerkelijk passend voor het realiseren van de gestelde doelen? Of de kwaliteit van de hulp toereikend is, is niet alleen afhankelijk van de bekwaamheid van de hulpverlener en zijn wijze van hulpverlening, maar ook van de situatie en (achtergrond van) de problematiek van de jeugdige.
Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) in aanmerking wenst te komen voor een individuele voorziening in de vorm van een pgb, dan dienen zij een pgb-plan in te dienen. Het pgb-plan dient bij de aanvraag te worden aangeleverd. Indien het pgb-plan niet wordt aangeleverd, is er sprake van een incomplete aanvraag. Dit betekent dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Een pgb-plan wordt ingediend door middel van een door de gemeente vastgesteld model pgb-plan. In het pgb-plan komt in ieder geval het volgende aan de orde:
Bij overstap naar een andere zorgverlener gedurende een lopende indicatie, dient opnieuw een pgb-plan te worden aangeleverd.
Om de veiligheid van de persoon te waarborgen moet degene die de ondersteuning levert, beschikken over een VOG. Indien de zorg wordt geleverd door de ouders, dan kan ervoor worden gekozen om geen VOG te eisen. Een VOG dient te worden aangeleverd bij de aanvraag. Een VOG mag maximaal 6 maanden oud zijn op het moment dat de voorziening wordt aangevraagd. De kosten voor een VOG komen niet voor vergoeding in aanmerking.
4.6 Hoogte van het persoonsgebonden budget
De tarieven voor het pgb moeten toereikend zijn, maar mogen niet duurder zijn dan een individuele voorziening in natura. In de Verordening staat aangegeven op welke wijze de hoogte van het pgb wordt berekend en vastgesteld.
Het pgb wordt niet rechtstreeks aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) overgemaakt. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) doet de betalingen rechtstreeks aan de zorgverlener. De overeenkomst die de jeugdige en/of zijn ouder(s) afsluit met de zorgverlener dient door de gemeente en de SVB goedgekeurd te zijn alvorens de desbetreffende zorgverlener kan declareren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-30491.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.