Zevende wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten 2010

De raad van de gemeente Rijssen-Holten van 5 juli 2018

Met daarin verwerkt de wijzigingen zoals vervat in de 6e wijziging van 23 september 2010;

Gelezen de ledenbrieven 20150709, 20160202, 20170726 van de VNG;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 mei 2018;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Gezien de behandeling in de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken en Middelen op 11 juni 2018;

Besluit:

Vast te stellen:

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten 2010 7e wijziging

Wordt als volgt gewijzigd:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsbepaling

  • bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening Rijssen-Holten daaronder wordt verstaan;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.

Artikel 1:2 Beslistermijn

In lid 3 wordt na ‘’artikel 2:11’, ‘tweede lid, aanhef en onder a, of artikel 4:11’ ingevoegd.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

Kom te vervallen.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

In sub d wordt na ‘binnen’, ‘of gedurende’ ingevoegd. Na ‘termijn’, wordt ‘of’ ingevoegd.

Artikel 1:7 Termijnen

Dit artikel is onderverdeeld in 2 leden. Waarbij lid 2 komt te luiden; ‘De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffing overtreft’.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

In lid 1 wordt na ‘kan’, ‘in ieder geval’ toegevoegd.

Lid 2 wordt ingevoegd en komt te luiden; ‘den vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is’.

Lid 3 wordt ingevoegd en komt te luiden; ‘In afwijking van de in lid 2 gestelde termijn, geldt voor vergunningen voor A, B, en C evenementen en alle overige voor het evenement benodigde vergunningen en ontheffingen op grond van deze verordening een termijn van 12 weken’.

HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

In lid 2 wordt sub 2 geschrapt en komt sub c te luiden; ‘zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing; is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen’.

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1.

    Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

    • 2.

      ‘Hij’ wordt ‘Degene’.

    • 3.

      Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12:00 uur.

    • 4.

      De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Lid 5 wordt ingevoegd en komt te luiden; ‘Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing’.

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

Lid 4 wordt ingevoegd en komt te luiden; ‘Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing’.

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, indien:

    • a.

      het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of

  • 2.

    ‘bevoegd bestuursorgaan’ wordt ‘ het college’.

    • 4.

      Toegevoegd: ‘In afwijking van het derde lid ‘.

    • 5.

      b. artikel 5:19 wordt 5:18.

    • 6.

      Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Omgevingsverordening Overijssel 2017.

    • 7.

      ‘derde lid’ wordt ‘vierde lid’.

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

Lid 4 wordt gewijzigd en komt te luiden; ‘Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Omgevingsverordening Overijssel 2017, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuur’.

Lid 5 wordt toegevoegd en komt te luiden; ‘Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing’.

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

In lid 4 wordt na ‘of’, ‘de Omgevingsverordening Overijssel 2017’ ingevoegd.

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

[gereserveerd]

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

[gereserveerd]

Artikel 2:15 hinderlijke beplanting of voorwerpen

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

[gereserveerd]

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

  • 1.

    Het is verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:

    • a.

      te roken gedurende een door het college aangewezen periode;

    • b.

      voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

      • 2.

        De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

      • 3.

        De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

[gereserveerd]

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

[gereserveerd]

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

[gereserveerd]

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

[gereserveerd]

Artikel 2:24 Begripsbepaling

In lid 1 worden b en f als volgt gewijzigd:

b. toevoeging ‘artikel 5:22 van deze verordening;

f. toevoeging artikel ‘2:9 en’.

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

Onderdeel 1 a, onder 1 toevoeging (afhaal) restaurant.

Onderdeel b ‘van het horeca bedrijf’ wordt ‘daarvan’.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsplan.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning in het geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 7.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid en op de vrijstelling bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1.

    Openbare inrichtingen

    • a.

      zijn, met uitzondering van 1 januari, gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 06.00 uur;

    • b.

      mogen geen bezoekers toe laten op maandag tot en met vrijdag tussen 00.30 uur en 06.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 01.30 uur en 06.00 uur.

      • 7.

        Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

In lid 1 is ‘krachtens artikel 2:29 geldende’ is verwijderd. Lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden; ‘het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet’.

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

In lid 1 wordt ‘laat’ verandert in ‘staat’.

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

[gereserveerd]

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Na ‘naam’, worden ‘adres’, ‘geboortedatum’, ‘geboorteplaats’ en ‘betrekking’ verwijderd.

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

In lid 1 wordt ‘dit artikel verstaat’ verandert in ‘ in dit artikel wordt’.

In lid 3 onder a wordt aan het einde ‘of’ toegevoegd.

In lid 4 wordt voor ‘van toepassing’, ‘niet’ toegevoegd.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

Artikel geschrapt en nu ‘[gereserveerd]’.

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

Van ‘[gereserveerd]’ naar;

  • 1.

    Het is verboden met voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden te rijden over de berm, de glooiing of de zijkant van een weg, tenzij dit door de omstandigheden redelijkerwijs wordt vereist.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Omgevingsverordening Overijssel 2017.

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

In lid 2 wordt ‘en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn’, verandert in ‘van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is’. En ‘zo’n’ veranderd in ‘dat’.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Wordt gewijzigd en komt te luiden; ‘het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen’.

Na artikel 2:50 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:50a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen dan wel de daarbij behorende erven in bepaald gebied voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten,

    • a.

      in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of

    • b.

      als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 2.

    Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.

  • 3.

    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 4.

    Het is de rechthebbende op het gebouw dan wel het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.

  • 5.

    Het is verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw dan wel erf als bezoeker te verblijven.

  • 6.

    Het eerste lid geldt niet voor zover in het onderwerp in artikel 2:30 of hoofdstuk 3 van de verordening of in artikel 13b van de Opiumwet daarin is voorzien.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

‘dan wel’ veranderd in ‘of’.

Onder a, na portiek ‘of’ toegevoegd.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

‘door het college of burgemeester aangewezen uren en plaatsen’ veranderd in ‘uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen’.

 

De volgende artikelen zijn uitgeschreven conform de modelverordening:

Artikel 2:53 Bespieden van personen

[gereserveerd]

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur

[gereserveerd]

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren

[gereserveerd]

Artikel 2:56 Alarminstallaties

[gereserveerd].

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    • b.

      binnen de bebouwde kom;

    • c.

      buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd; of

    • d.

      op de weg indien de hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2.

    Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op plekken waar het verblijven of laten lopen is toegestaan middels borden, op aangeduide hondenuitlaatzones of op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

 

Na artikel 2:57 wordt een artikel ingevoegd, luidende;

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder deugdelijk opruimmiddel: een middel dat gezien de vorm en constructie als zodanig geschikt is voor het verwijderen van uitwerpselen.

  • 2.

    Degene die zich met een hond op een openbare plaats, binnen de bebouwde kom, begeeft is verplicht er voor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.

  • 3.

    De eigenaar of houder van een hond is verplicht, als de hond zich op een openbare plaats bevindt, ervoor te zorgen een deugdelijk opruimmiddel bij zich te dragen.

  • 4.

    Het is verplicht in voorgaande lid bedoelde opruimmiddel op de eerste vordering van een toezichthoudend ambtenaar te laten zien.

  • 5.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waar de in het tweede lid genoemde verplichting niet geldt.

  • 6.

    Het tweede lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

In lid 4 is ‘onder c’, veranderd in ‘onder d’.

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben;

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

    • c.

      aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • 2.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Het volgende artikel is uitgeschreven conform de modelverordening:

Artikel 2:61 Wilde dieren

[gereserveerd].

Artikel 2:62 Loslopend vee

‘vee dat zich bevindt aan een weg liggend weiland’ veranderd in ‘herkauwende of eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden’.

De volgende artikelen zijn uitgeschreven conform de modelverordening:

Artikel 2:63 Duiven

[gereserveerd]

Artikel 2:64 Bijen

[gereserveerd].

Het volgende artikel is uitgeschreven;

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

In lid 1 wordt ‘vermeld hij’, veranderd in ‘onverwijld op te nemen’.

In lid 2 wordt ‘ is bevoegd te verlenen’ veranderd in ‘kan’.

In lid 3 wordt voor ‘van toepassing’, ‘niet’ toegevoegd.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

Artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht is gewijzigd in artikel 437ter en de opsomming is aangepast.

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

[Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 (Toezicht op openbare inrichtingen) onder artikel 2:32].

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen.

Aan lid 1 is toegevoegd ‘van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd’. Lid 2 is toegevoegd en komt te luiden; ‘Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.

Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

In lid 1 wordt ‘bezigen’ gewijzigd in ‘gebruiken’.

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

‘of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer rond te rijden op’ wordt geschrapt en veranderd in ‘een openbare plaats.

Artikel 2.74b Openlijk drugsgebruik

‘voor publiek toegankelijke’ wordt gewijzigd in ‘andere openbare’. En na Opiumwet wordt ‘of daarop gelijkende waar’ ingevoegd.

Aan de titel van afdeling 15 is ‘gebiedsontzetting’ toegevoegd.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

‘kan’ wordt veranderd in ‘is bevoegd’. Na Gemeentewet wordt ‘te’ ingevoegd.

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

De volgden leden worden toegevoegd:

  • 1.

    Een bevel krachtens het tweede lid kan slecht worden gegeven binnen 6 maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 2.

    De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

Hoofdstuk 3 bevat een algehele wijziging

Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

 

Artikel 3.1 was de begripsbepaling maar komt te luiden;

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel 3:2 Begripsbepalingen

De wijze van opsomming is veranderd.

De volgende begrippen zijn toegevoegd:

  • advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;

  • bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;

  • klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;

  • prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;

  • raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats;

  • seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;

De volgende begrippen zijn gewijzigd:

  • prostitutie en prostituee, ‘vergoeding’ wordt ‘betaling’.

  • Seksinrichting wordt’ voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf’;

  • Exploitant wordt: ‘de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend’;

  • Beheerder wordt ‘de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf’.

Artikel 3:3 Vergunning

  • 1.

    Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2.

    Het bevoegde bestuursorgaan draagt zorg voor een onpartijdige en transparante verlening van beschikbare vergunningen.

  • 3.

    Op de aanvraag om een vergunning wordt binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

  • 5.

    Een vergunning kan mede voor één seksinrichting worden verleend.

  • 6.

    De vergunning wordt voor bepaalde tijd verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld. De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 7.

    De vergunning kan ten hoogste eenmaal worden verlengd.

Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen

Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.

Artikel 3:5 0-optie raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksinrichtingen

  • 1.

    Voor het uitoefenen van raamprostitutiebedrijven wordt geen vergunning verleend.

  • 2.

    Er kan voor in totaal ten hoogste één seksinrichting vergunning worden verleend.

Artikel 3:6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • c.

      of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf is ingetrokken.

    • d.

      het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

    • e.

      het adres van een onder het seksbedrijf vallende seksinrichting;

    • f.

      het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • g.

      een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;

    • h.

      indien van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;

    • i.

      een actuele verklaring betalingsbedrag nakoming fiscale verplichtingen, verstrekt door de Belastingdienst;

    • j.

      bewijs waaruit blijft dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf;

    • k.

      indien van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met noordpijl en schaalaanduiding;

    • l.

      indien van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.

  • 3.

    Als er een beheerder is aangesteld, is het tweede lid, onder a, b, c, g en h, van overeenkomstige toepassing op de beheerder.

  • 4.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;

    • c.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvragen in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaald bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • i.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      1° bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk van de Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen-Holten.

      2°. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      3°. artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;

      4°. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      5°. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      6°. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

    • j.

      een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al in bereikt;

    • k.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

  • 2.

    Met een verordening als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijkgesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a.

      voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

    • b.

      als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

    • c.

      als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

    • d.

      als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • e.

      als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;

    • f.

      als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven.

Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning

  • 1.

    De vergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam van de exploitant;

    • b.

      indien van toepassing, die van de beheerder;

    • c.

      voor welke activiteit de vergunning is verleend;

    • d.

      het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

    • e.

      het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • f.

      indien van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend;

    • g.

      de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;

    • h.

      indien van toepassing, de geldigheidsduur van de vergunning;

    • i.

      het nummer van de vergunning.

  • 2.

    De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is vermeld, en tevens dat aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

    • c.

      is gehandeld in strijd met de artikel 3:10, 3:13, aanheft en onder a, 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;

    • d.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

    • e.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met i;

    • f.

      de vergunninghouder dat verzoekt;

    • g.

      de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan, een beheersverordening of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

      • 2.

        De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

        • a.

          is gehandeld n strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

        • b.

          in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

        • c.

          een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

        • d.

          is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

        • e.

          is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

        • f.

          zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

        • g.

          de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

        • h.

          er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

        • i.

          gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden

De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.

Artikel 3:11 Verlening vergunning

  • 1.

    Op een aanvraag om verlening van een vergunning zijn de artikel 3:3, 3:5, 3:6, 3:7, 3:8 en 3:15, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bevoegde bestuursorgaan al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.

  • 2.

    Als ten minste twaalf weken voorafgaand aan de vervaltermijn van de vergunning verlenging van de vergunning is aangevraagd, blijft de vergunning van kracht totdat op de aanvraag om verlenging is besloten.

Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichting; aanwezigheid; toegang

  • 1.

    Het is de exploitant en de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of laten verblijven:

    • a.

      op maandag tot en met vrijdag tussen 01:00 uur en 06:00 uur;

    • b.

      op zaterdag en zondag tussen 02:00 uur en 06:00 uur.

  • 2.

    Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.

  • 3.

    Het is een prostituee verboden zich te bevinden in een seksinrichting tussen 02:30 uur een 05:30 uur, tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 4.

    Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.

Artikel 3:13 Adverteren

Het is verboden voor een seksbedrijf:

  • a.

    geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e, van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;

  • b.

    vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a, en

  • c.

    als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees

  • 1.

    Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:

    • a.

      nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 3:15 Bedrijfsplan

  • 1.

    een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:

    • a.

      op het gebied van hygiëne;

    • b.

      ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees;

    • c.

      ter bescherming van de gezondheid van de klanten;

    • d.

      ter voorkoming van strafbare feiten.

      • 2.

        De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b waarborgen dat:

        • a.

          de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden en dat dit controleerbaar is;

        • b.

          inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;

        • c.

          in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;

        • d.

          in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;

        • e.

          de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;

        • f.

          de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;

        • g.

          de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;

        • h.

          de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;

        • i.

          de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;

        • j.

          aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;

        • k.

          de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;

        • l.

          de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;

        • m.

          de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;

        • n.

          de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;

        • o.

          de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt.

      • 3.

        Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.

      • 4.

        De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.

      • 5.

        De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant.

      • 6.

        In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken.

Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte

[gereserveerd]

Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf

  • 1.

    De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen;

    • b.

      er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;

      • 1.

        de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;

      • 2.

        de verhuuradministratie;

      • 3.

        met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, onder k;

      • 4.

        de werkroosters van de beheerders;

    • a.

      de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;

    • b.

      medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden;

    • c.

      onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of ander vormen van dwang of uitbuiting;

    • d.

      onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de verwachte duur;

    • e.

      gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.

Artikel 3:18 Raamprostitutie

  • 2.

    Het is een prostituee verboden:

    • a.

      zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en

    • b.

      passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raas van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.

Artikel 3:19 Straatprostitutie

  • 1.

    Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen wegen gedurende de door het college vastgestelde tijden.

Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie

  • 1.

    Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, eerste lid, kan door een politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 2.

    Een politieambtenaar of toezichthouder kan een persoon die zich op een krachtens artikel 3:19, tweede lid, aangewezen weg bevindt, in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, het voorkomen of beperken van overlast, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid van prostituees of klanten bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Met het oog op de in het tweede lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven een bevel geven zich gedurende een bepaalde termijn niet op te houden op krachtens artikel 3:19, tweede lid, aangewezen wegen.

  • 4.

    De burgemeester beperkt het in het derde lid bedoelde bevel, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk oordeelt.

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk van de gemeente

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

Lid 7 is toegevoegd, de opsomming is daardoor gewijzigd, en komt te luiden; ‘De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten’.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

Lid 7 is toegevoegd, de opsomming is daardoor gewijzigd, en komt te luiden;’ De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten’.

Het eerdere lid 7, is nu lid 8 en wordt aangevuld na ‘verordening’, met; ‘uiterlijk om 01.00 uur op de manadag tot en met vrijdag en uiterlijk om 02.00 uur op zaterdag en zondag beëindigd’.

Het volgende artikel is uitgeschreven conform de modelverordening:

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten

[gereserveerd]

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

Lid 4 is toegevoegd en komt te luiden; ‘Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.

Het volgende artikel is uitgeschreven conform de modelverordening:

Artikel 4:6a Mosquito

[gereserveerd]

Artikel 4:7 Straatvegen

Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

Lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden; ‘Het is verboden op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:’.

De volgende artikelen zijn uitgeschreven conform de modelverordening:

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen

[gereserveerd]

Artikel 4:16 Vergunningsplicht reclame

[gereserveerd]

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

Lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden: ‘Het verbod van artikel 4:18, eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen’.

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

Lid 5 wordt toegevoegd en komt te luiden: ‘Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

Lid 3 wordt toegevoegd en komt te luiden: ‘Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

In lid 1 onder a wordt ‘zeven’, gewijzigd in ‘drie’.

Lid 4 wordt toegevoegd en komt te luiden: ‘Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing’.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen

Lid 3 wordt toegevoegd en komt te luiden: ‘op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing’.

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

In lid 3 wordt ‘zeven’, gewijzigd in ‘drie’. Lid 5 wordt toegevoegd en komt te luiden: ‘ Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing’.

Het volgende artikel wordt uitgeschreven conform de modelverordening:

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

[gereserveerd]

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

In lid 2 onder b wordt na ‘overheid;’, ‘en’ toegevoegd. Lid 4 wordt toegevoegd en komt te luiden: ‘Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.

Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets

Tussen ‘plaatsen’ en ‘fietsen’, wordt ‘op de weg’ geschrapt.

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

Lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden; ‘Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het werven van donateurs, het aanbieden van goederen waartoe ook wordt gerekend geschreven of gedrukte stukken dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewerkt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd’.

Aan lid 3 worden 2 subs toegevoegd die komen te luiden:

  • a.

    In besloten kring;

  • b.

    Door een instelling met een CBF-keurmerk.

Lid 4 wordt gewijzigd en komt te luiden; ‘Het is verboden te collecten op zondag en maandag t/m zaterdag van 21.00 uur en 09.00 uur’.

Lid 5 wordt gewijzigd en komt te luiden; ‘Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing’.

Artikel 5:14 Begripsbepaling

In lid 2 sub b wordt na ‘Gemeentewet’, ‘of artikel 5:22’ toegevoegd.

Artikel 5:15 Ventverbod

  • 1.

    Het is verboden te venten:

    • a.

      op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen; of

    • b.

      op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen dagen en uren.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 3.

    Op de ontheffing bedoeld in het tweede lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

  • 5.

    Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken als bedoeld in het vierde lid verboden op door het college in het belang van de openbare orde:

    • a.

      Aangewezen openbare plaatsen; of

    • b.

      Aangewezen dagen en uren.

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting

De tekst wordt geschrapt en gewijzigd in’[gereserveerd]’.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Lid 4 wordt toegevoegd en komt te luiden; ‘Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.

Het volgende artikel wordt uitgeschreven conform de modelverordening

Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht

[gereserveerd]

Artikel 5:22 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmark: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourant goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

  • 2.

    Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    • a.

      een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in het gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

Lid 4 wordt gewijzigd en komt te luiden; ‘Van de melding wordt kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking’. Het nieuwe lid 5 wordt de oude lid 4.

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

Artikel 5.25 wordt geschrapt.

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

In lid 2 wordt ‘geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp’, gewijzigd in; ‘ is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien’.

Tussen artikel 5:31 en 5:32 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 5:31a Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaand onder:

  • motorvoertuig; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • bromfiets; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 5:32 Crossterreinen

In lid 1 wordt ‘als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets, als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1992’ geschrapt.

Lid 4 wordt geschrapt waardoor lid 3 komt te luiden; ‘Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren’.

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

In lid 1 wordt ‘als bedoeld in artikel 1, onder z, Rgelement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder 1, Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990’ geschrapt.

In lid 2 wordt na ‘het’, ‘college’ ingevoegd.

In lid 4 onder a wordt na ‘op wegen’, ‘die als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;’, gewijzigd in ‘die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen’.

Lid 6 wordt ingevoegd en komt te luiden; ‘Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

In lid 2 wordt ‘het verbod geldt niet voor zover het betreft’, gewijzigd in ‘mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op’.

Lid 6 wordt ingevoegd en komt te luiden; ‘Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

Lid 4 wordt ingevoegd en komt te luiden; ‘Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing’.

Hoofstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtredingen van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 6:2 Toezichthouders

In lid 1 wordt na ‘bepaalde’, ‘behoudens hoofdstuk 3’ ingevoegd.

Lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden; het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten’.

Lid 3 wordt ingevoegd en komt te luiden; ‘ onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van de politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, die werkzaam zijn bij de eenheid Oost-Nederland eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 5 juli 2018.

G.H. Veerman A.C. Hofland

Griffier Voorzitter

Naar boven