Wijziging Uitvoeringsregels maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016

Het college van burgemeester en wethouders,

Besluit:

Het addendum bij de "Uitvoeringsregels maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016” vast te stellen en toe te voegen aan de Uitvoeringsregels.

 

Aanleiding:

 

A. Wijzigingen in verband met de aanbesteding van onder meer Wmo diensten

 

In verband met de recente aanbesteding van onder meer Wmo diensten moeten de huidige Uitvoeringsregels Wmo worden aangepast met ingang van 1 januari 2018.

 

Er is sprake van nieuwe producten en van nieuwe tarieven met ingang van 1 januari 2018 voor huishoudelijke ondersteuning (hoofdstuk 7) en voor begeleiding (hoofdstuk 8). De overige hoofstukken blijven ongewijzigd.

 

Hiermee komen de huidige hoofdstukken 7 en 8 van deze Uitvoeringsregels te vervallen en worden deze vervangen door de nieuwe hoofdstukken 7 en 8 zoals deze zijn bijgevoegd aan dit Addendum.

 

Aard wijziging:

Er zijn nieuwe producten ingekocht op basis van de benodigde zwaarte van de ondersteuning, te weten lichte, middelzware en zware ondersteuning. Hiermee kan beter maatwerk worden verleend.

 

Daarnaast zijn er nieuwe producten verworven te behoeve van de begeleiding van jongvolwassenen van 18-23 jaar met opvoed- en opgroeiproblematiek.

 

B. Nieuw hoofdstuk:

7. Maatwerkvoorziening: Huishoudelijke ondersteuning

7.1 Inleiding en afbakening

Bij het bepalen of er toegang is tot de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning zijn de volgende uitgangspunten van belang:

7.1.1 De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

Onder een leefeenheid wordt verstaan “een eenheid bestaande uit gehuwden of met gehuwden gelijk te stellen personen die al dan niet samen met een of meer andere personen duurzaam een huishouden voeren”. De leefeenheid is zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden.

 

In de volgende situaties is er geen sprake van een leefeenheid, die een gezamenlijk huishouden voert:

  • Bij kamerverhuur (op basis van een huurovereenkomst).

    wordt de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden gerekend.

  • Bij bewoners van een gemeenschappelijke woonvorm. In die situaties kan wel een indicatie gesteld worden voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de eigen kamer indien men dit zelf niet meer kan. Gemeenschappelijke ruimten die kenmerkend voor kloosters zijn worden niet meegenomen in de indicatie (bibliotheken, gebedsruimten, gemeenschapsruimten) en behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.

7.1.2 Bijzondere woonvormen

Naast reguliere woonvormen kennen we een aantal bijzondere woonvormen. Dit zijn vormen van begeleid wonen, al dan niet in een groepsvorm, ten behoeve van mensen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking of een (psycho-)geriatrische, psychosociale of psychiatrische aandoening. Het gaat vaak om kleinschalige woonvormen op basis van een particulier initiatief of een samenwerkingsverband tussen een zorgaanbieder en woningbouw corporatie.

Uitgangspunt bij de toegang tot een maatwerkvoorziening is daarbij de het doelgroepenbeleid van de instelling en de wijze waarop toegang wordt verkregen. Als sprake is van een indicatie vanuit de Wlz worden alle noodzakelijke voorzieningen vanuit de Wlz gefinancierd, dus ook de huishoudelijke ondersteuning.

7.1.3 Revalideren

Als beperkingen nog kunnen verbeteren of herstellen met adequate behandelmogelijkheden zal in de regel geen maatwerkvoorziening worden geïndiceerd. Er kan wel huishoudelijke ondersteuning naast een te volgen behandeling of revalidatie verstrekt worden als dit een behandelplan niet verstoord (anti-revaliderende werking). Meestal is hiervan geen sprake bij huishoudelijke ondersteuning. Hierover is afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijke indicatie heeft een korte geldigheidsduur, afhankelijk van de duur van het behandel- of revalidatietraject.

7.2. Afwegingskader maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

7.2.1 Eigen kracht

Eigen kracht oplossingen zijn bijvoorbeeld:

  • particuliere hulp is onder de Wmo geen voorliggende voorziening, maar kan echter wel voor de burger een goedkoper alternatief bieden, gelet op de hoogte van de eigen bijdrage (is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en het vermogen).

  • een glazenwasser voor de buitenramen

  • oppascentrale

  • maaltijdendiensten

  • boodschappendiensten

  • algemene voorzieningen zoals BUUV

7.2.2. Sociaal netwerk/Gebruikelijke hulp

Er kan een probleem bij het voeren van een gestructureerd huishouden ontstaan doordat degene die gewend is voor het huishouden te zorgen, dit al dan niet tijdelijk, niet meer kan doen. De eerste stap bij het zoeken van een oplossing is dan om te kijken naar de huisgenoten van degene die het huishouden normaal gesproken doet. Zijn de huisgenoten, binnen de leefeenheid, in staat het huishoudelijke werk, bijvoorbeeld door een herverdeling van taken, over te nemen?

 

Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg, die partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Van huisgenoten wordt verwacht dat zij, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, een herverdeling maken van de huishoudelijke taken. Een huisgenoot kan zowel een volwassene als een kind zijn, dus alle bewoners van één adres die samen één huishouden voeren.

Van iedere huisgenoot wordt verwacht dat deze een huishouden kan voeren, naast een volledige baan, het volgen van een opleiding of andere activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie vanaf 18 jaar. Onder een (volledige) baan wordt ook verstaan het werken op onregelmatige tijden of in ploegendienst.

 

In elk individuele situatie zal bekeken moeten worden of ook in die situatie het redelijk is gebruikelijke zorg te veronderstellen. In het geval van jongeren moet worden meegewogen dat de inzet van huishoudelijke taken niet ten koste mag gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder het omgaan met leeftijdgenoten, het doen aan vrijetijdsbesteding en de schoolprestaties.

 

Deze persoon die gebruikelijke zorg levert, kan tevens mantelzorger zijn. Hiermee wordt rekening gehouden, omdat van belang is dat de mantelzorger de mantelzorgtaken zo lang en zo goed mogelijk kan volhouden. Mantelzorgondersteuning, bijvoorbeeld door Tandem, kan daar aan ook aan bijdragen.

7.2.3 Voorliggende voorziening

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

In het onderzoek wordt gekeken of de problemen afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger, een droogtrommel of een afwasmachine. De burger is zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van dergelijke voorzieningen. Deze worden in het kader van de Wmo-2015 niet verstrekt.

Wettelijke regelingen

Andere (wettelijke) regelingen gaan voor op de Wmo. Voor huishoudelijke ondersteuning kan gedacht worden aan de volgende regelingen:

  • Voor- , tussen- en naschoolse opvang. Basisscholen zijn verplicht om voor- en naschoolse opvang aan te bieden.

  • Kinderopvangtoeslag en kinderopvang. Kinderopvang is beschikbaar voor kinderen van 0 tot 4 jaar.

  • De Wet Arbeid en Zorg. Deze wet regelt o.a. het kortdurend zorgverlof voor alle werknemers, bijv. bij ziekte van een kind of partner.

  • De ziektekostenverzekering. Bij sommige verzekeraars is thuiszorg opgenomen in het (aanvullende) ziektekostenpakket. De gemeente biedt aan mensen met een laag inkomen een collectieve zorgverzekering aan, waarbij onder meer het eigen risico en de eigen bijdrage Wmo worden vergoed. Inwoners kunnen zich hierover via het sociaal wijkteam laten voorlichten.

  • Wlz indicaties thuiswonenden: huishoudelijke ondersteuning valt bij een pgb, modulair pakket thuis of een volledig pakket thuis onder de Wlz. Bij een meerpersoonshuishouden, waarbij iemand als thuiswonende een Wlz indicatie heeft, zal bekeken moeten worden of de hulp die vanuit de Wlz wordt geleverd voldoende is om alle noodzakelijke activiteiten te kunnen uitvoeren. Mocht blijken dat dit onvoldoende is dan kan een van de overige gezinsleden een verzoek indienen om een (aanvullende) maatwerkvoorziening vanuit de Wmo.

7.3 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

Bij de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning worden tijdsnormeringen gehanteerd. De tijdsnormeringen zijn gebaseerd op het voormalige ciz-protocol. De aard en omvang van de huishoudelijke ondersteuning wordt aan de hand van de specifieke situatie van het huishouden vastgesteld. Dit leidt tot het benodigde aantal uren per week.

 

Er dienen altijd individuele afwegingen gemaakt te worden, vanwege:

  • samenstelling van het huishouden: één of meer persoonshuishouden,

  • de aanwezigheid en leeftijd van kinderen,

  • het aantal kamers dat intensief als leefruimte wordt gebruikt.

De omvang, aard en vorm van de inzet van de huishoudelijke ondersteuning wordt door de gemeente in overleg met de burger vastgesteld. De gemeente legt de gemaakte afspraken vast in een ondersteuningsplan dat op basis van het gesprek tot stand is gekomen. In het besluit geeft de gemeente ook de zwaarte aan van de in te zetten hulp. Er zijn 3 vormen te onderscheiden:

  • a)

    lichte inzet t.b.v. een schoon en leefbaar huis,

  • b)

    middelzware inzet; als a) én er is noodzaak voor overname regie en/of er is sprake van de verzorging van jonge kinderen

  • c)

    zware inzet, indien als a) én b) in verband met intensieve begeleiding vanwege zware en complexe problematiek.

7.3.1 Huishoudelijke ondersteuning in pgb

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning wordt gebaseerd op het aantal geïndiceerde uren ( naar boven afgerond op een kwart uur). Het aantal uren per week wordt vermenigvuldigd met het bedrag per uur zoals vastgesteld in het Uitvoeringsbesluit of, indien dit bedrag lager is, het bedrag per uur zoals de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

 

Bijvoorbeeld: een indicatie voor 2 uur per week van de lichtste vorm van huishoudelijke ondersteuning leidt tot de volgende rekensom: 2 x € 19,55 x 52 weken = € 2.033,20 per jaar. Dit pgb wordt vervolgens gestort naar de SVB, van waaruit de cliënt de betalingen kan regelen voor de zorgverlener (het trekkingsrecht). De budgethouder is daarvoor verplicht een zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) af te sluiten met de zorgverlener.

7.3.2 Opleveringsschoonmaak

Het komt voor dat er sprake is een (zwaar) vervuild of achterstallig huishouden, waardoor er eerst een zogeheten opleveringsschoonmaak dient plaats te vinden alvorens de zorgaanbieder kan overgaan tot de inzet van de vastgestelde huishoudelijke ondersteuning. Als er in een dergelijke situatie sprake is van brandgevaar of gevaar voor de volksgezondheid wordt de GGD ingeschakeld. Is hiervan geen sprake dan onderzoekt de casemanager naar de noodzaak tot het inzetten van een 1e opleveringsschoonmaak.

7.3.3 Overlijden en Zorg in natura of pgb

Wanneer er geen achterblijvende partner of een andere huisgenoot aanwezig is binnen de leefeenheid wordt het pgb of de zorg in natura direct beëindigd per datum overlijden. Wanneer er wel een achterblijvende partner of een andere huisgenoot binnen het huishouden aanwezig is, wordt het pgb of de zorg in natura gecontinueerd voor maximaal 6 weken. In deze periode kan de nabestaande, indien nodig, zelf een melding doen bij de Wmo.

8. Maatwerkvoorziening: ambulante begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf

8.1 Inleiding en afbakening

De burger kan toegang krijgen tot de maatwerkvoorziening ambulante begeleiding, dagbesteding en/of kortdurend verblijf als er sprake is van een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen en de burger niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is te participeren. Indien gebruik kan worden gemaakt van passende ondersteuning vanuit een algemene voorziening in de sociale basis (bijvoorbeeld het sociaal wijkteam of dagbesteding), is dit voorliggend aan de hier genoemde maatwerkvoorzieningen.

 

Op grond van de Wmo 2015 omvat begeleiding activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de burger opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.

 

Maatschappelijke ondersteuning kent drie vormen van begeleiding, te weten ambulante begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf. Bij gezinnen waarin sprake is van problematiek bij zowel de jongvolwassene(n) als bij de ouder(s)/opvoeder(s) waardoor er een grondslag voor de ondersteuning ligt bij zowel de Jeugdwet als de Wmo 2015, kan Gezinsbegeleiding worden ingezet.

Voor jongvolwassenen van 18-23 jaar kan specifiek op deze doelgroep gerichte begeleiding worden ingezet.

8.2 Reguliere producten

8.2.1 Ambulante begeleiding regulier

Lichte ondersteuning

Lichte ambulante begeleiding is gericht op het stimuleren en/of behouden van de huidige situatie van zelfredzaamheid en participatie en/of op het voorkomen van achteruitgang daarin.

Met de inzet van deze ambulante begeleiding wordt:

  • het uitvoeren van praktische vaardigheden en handelingen gestimuleerd, geoefend, ondersteund en/of overgenomen;

  • het aanbrengen van (dag)structuur en het voeren van regie gestimuleerd, geoefend, ondersteund en/of overgenomen.

De beperking/problematiek van cliënt is niet dermate complex dat een hoge graad van deskundigheid nodig is voor de omgang met de cliënt. Ook is er geen sprake van intensief toezicht op het functioneren van de cliënt, bijvoorbeeld om gedrag te kunnen bijsturen of bijvoorbeeld om complicatie bij een ziekte te voorkomen.

Middelzware ondersteuning

Als bij lichte ondersteuning, met als onderscheid dat bij middelzware individuele ondersteuning sprake is van:

  • meer complexe ziektebeelden: er zijn zodanige stoornissen en beperkingen dat kennis van het ziekte beeld en deskundigheid in de omgang hiermee noodzakelijk is of;

  • meer complexe activiteiten: er is bijvoorbeeld toezicht en sturing nodig op het psychisch of lichamelijk functioneren van de cliënt of cliënt is leerbaar en er kan geoefend worden met het aanbrengen van structuur en/of uitvoeren van handelingen/vaardigheden of;

  • meer ontwikkelmogelijkheden richting door- en uitstroom naar reguliere maatschappelijke voorzieningen t.b.v. participatie en zelfstandigheid met minder of zonder ondersteuning. Er is meer focus op trainen en coachen, waardoor gericht aan uitstroom kan worden gewerkt.

Van de ondersteuner wordt methodisch handelen verwacht; hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een resultaat conform ondersteuningsplan. Het te behalen resultaat kan zijn (gedeeltelijk) herstel, behoud of vertraging in mogelijke achteruitgang van de zelfredzaamheid.

Zware ondersteuning

Net als bij lichte en middelzware ondersteuning wordt geoefend, ondersteund en overgenomen, maar zware ondersteuning wordt ingezet in de meest complexe situaties. Te denken valt hierbij aan ernstige gedragsstoornissen, risicovolle instabiele ziektebeelden en multi-probleemsituaties. Er is veelal sprake van langdurig tekortschietende zelfregie over het dagelijks leven. Nodig is over het algemeen methodische (traject)begeleiding ambulant en/of dagbesteding gericht op verbetering/ontwikkeling. Doel is waar mogelijk activering en waar nodig stabilisatie en handhaving.

8.2.2 Dagbesteding regulier

 

De cliënt wordt in groepsverband zodanig motiverend, adviserend en instruerend ondersteund dat de zelfredzaamheid, participatie en regie, voor zover aanwezig en zo mogelijk, behouden blijft dan wel bevorderd wordt.

 

We onderscheiden drie vormen van dagbesteding:

(re)creatieve dagbesteding

Deze dagbesteding biedt (re)creatieve activiteiten voor kwetsbare inwoners. Is gericht op het realiseren van ontmoeting en contact met lotgenoten en kan ook dienen ter ontlasting van de mantelzorger.

De dagbesteding is bedoeld om ontspanning en aangenaam tijdverdrijf te bieden. De deelnemer participeert, doet mee in de samenleving, zo gewoon als mogelijk.

(Re)creatieve dagbesteding is als algemene voorziening vrij toegankelijk. Voor deelname is geen indicatie voor een maatwerkvoorziening nodig.

arbeidsmatige dagbesteding

Deze dagbesteding biedt arbeidsmatige voorzieningen voor kwetsbare inwoners. Is gericht op het bieden van een arbeidsmatig alternatief wanneer regulier werk of beschut/ gesubsidieerd werk (nog) niet mogelijk is. Er is sprake van arbeidsproductie naar vermogen (evt. verdiencapaciteit), gebruik makend van ieders capaciteiten, mogelijkheden en eigen kracht. De deelnemer participeert, doet mee, zo gewoon als mogelijk, ter bevordering, ontwikkeling of herstel van participatie in de samenleving.

Doel kan zijn (indien mogelijk): werken aan door- en uitstroom naar regulier of gesubsidieerd werk, aansluitend op re-integratievoorzieningen.

Arbeidsmatige dagbesteding is als algemene voorziening vrij toegankelijk. Voor deelname is geen indicatie voor een maatwerkvoorziening nodig.

dagopvang

Deze vorm van dagbesteding biedt opvang met programma voor structurering, (intensief) toezicht en begeleiding. Er worden activiteiten geboden van diverse aard, o.a. recreatief, creatief, sport, arbeidsmatig en educatief. Er is sprake van (ernstige) problematiek waardoor op elkaar afgestemde ondersteuning noodzakelijk is. Deze zorgvraag is leidend voor de begeleiding. Er is (in meer of minder beperkte mate) sprake van overname van regie.

Doel is het voorkomen of vertragen van verergering van problematiek en eventueel (ook) het ontlasten van een mantelzorger.

Zonder deelname aan deze intensieve dagopvang, verergert hoogstwaarschijnlijk de problematiek en is zorg via de Zvw of Wlz noodzakelijk.

Dagopvang is een maatwerkvoorziening waarvoor een indicatie nodig is.

Dagopvang kan worden toegekend in drie intensiteiten: licht, middelzwaar of zwaar

 

Dagbesteding licht:

Dagbesteding licht betreft het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het uitvoeren van regie en/of het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen c.q. arbeidsmatige werkzaamheden. Er worden eventueel (tijdelijk) taken overgenomen die de cliënten zelf niet meer kunnen en die ook niet (meer) kunnen worden aangeleerd.

Groepsgrootte is 1 professional op 8 cliënten. Van de ondersteuner wordt methodisch handelen verwacht; hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een resultaat conform ondersteuningsplan.

 

Dagbesteding middelzwaar:

Als bij lichte dagbesteding. Bij dagbesteding middelzwaar wordt, als de cliënt leerbaar is, gericht op behoud of versterking van de zelfredzaamheid, geoefend met het aanbrengen van structuur en/of uitvoeren van handelingen/vaardigheden. Ook kan gericht op door- en uitstroom naar reguliere maatschappelijke voorzieningen t.b.v. participatie worden getraind/gecoacht t.b.v. bijvoorbeeld verhoging belastbaarheid (qua werk), waardoor aan uitstroom (naar bijvoorbeeld een re-integratietraject) kan worden gewerkt.

Groepsgrootte is 1 professional op 6 -7 cliënten.

 

Dagbesteding zwaar:

Als bij middelzware dagbesteding waarbij de dagbesteding zwaar is bedoeld voor de meest complexe situaties waarin sprake is van complexe problematiek/ziektebeelden. Te denken valt hierbij aan ernstige gedragsstoornissen, instabiele ziektebeelden en multiprobleem-situaties. De zorgvraag op basis van ziektebeeld en/of beperkingen is leidend voor de begeleiding. Doel is het voorkomen of vertragen van verergering van problematiek. Deze vorm van dagbesteding biedt m.n. dagopvang met dagprogramma voor dagstructurering en (intensieve) begeleiding en toezicht.

Groepsgrootte is 1 professional op 4-5 cliënten.

Vervoer naar dagbesteding

Bij de maatwerkvoorziening voor dagbesteding in ZIN of Pgb zal ook worden onderzocht of de burger in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Wanneer dit niet mogelijk is zal vervoer van en naar de dagbesteding worden geleverd vanuit de Wmo 2015.

Ook bij een vervoersprobleem naar een dagbestedingsvoorziening in de sociale basis kan vervoer vanuit de Wmo worden geregeld.

8.2.3 Kortdurend Verblijf regulier

De cliënt wordt in een huiselijke omgeving logeeropvang geboden om de mantelzorger te ontlasten of de cliënt of diens omgeving een time-out te bieden, waarbij toezicht en/of zorg noodzakelijk kunnen zijn. Het verblijf kan worden geboden voor een periode met een maximum van 3 etmalen per week. Uiteraard kan hier maatwerk geleverd worden door etmalen achtereen toe te kennen, indien dit vanwege langduriger afwezigheid van de mantelzorger noodzakelijk is.

We onderscheiden twee intensiteiten van Kortdurend verblijf, gericht op cliënten met verschillende kenmerken en ondersteuningsbehoefte: basis en plus.

 

Kortdurend verblijf basis:

Tijdens het kortdurend verblijf wordt voorzien in de basale/dagelijkse levensbehoeften van de cliënt en wordt ondersteuning geboden bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Waar gewenst en mogelijk wordt de cliënt vanuit het kortdurend verblijf in de gelegenheid gesteld gebruik te blijven maken van eventuele andere activiteiten en ondersteuning. Cliënt is in staat zelf regie te voeren.

 

Kortdurend verblijf plus:

Het Kortdurend verblijf plus onderscheidt zich van Basis doordat bij Kortdurend verblijf plus ondersteuning en/of toezicht wordt geboden die is gericht op:

  • verzorging

  • fysieke ondersteuning ter voorkoming van bijvoorbeeld vallen en/of

  • het voorkomen van escalatie van eventuele gedragsproblemen

Daarnaast is er sprake van een verminderde regievoering.

8.3. Specifieke vormen van ondersteuning voor jongvolwassenen (18 – 23 jaar)

 

De doelgroep rondom 18 jaar is in het huidige stelsel (vanaf 2015) een aandachtspunt vanwege de ‘harde’ knip tussen Jeugdwet en de Wmo 2015. De hieronder genoemde vormen van ondersteuning zijn bedoeld voor jongvolwassenen die niet of niet langer onder Jeugdwet vallen. De zorgvraag van de jongere is hierbij leidend en vanuit deze zorgvraag wordt het meest passende aanbod ingezet.

8.3.1 Specifiek product: Gezinsbegeleiding

Dit Product wordt ingezet wanneer sprake is van problematiek bij zowel de jeugdige(n) als bij de ouder(s)/opvoeder(s).

 

Gezinsbegeleiding is bedoeld voor gezinnen waar

  • 1.

    zowel de jeugdige (het kind) als een of beide ouder(s)/opvoeder(s) beperkt zijn in de zelfredzaamheid door een lichamelijke, zintuiglijke, cognitieve, verstandelijke beperking of een psychiatrische of psychosociaal probleem of een combinatie daarvan en/of

  • 2.

    de jeugdige problemen ervaart in de ontwikkeling als gevolg van een beperking van de ouder(s)/opvoeder(s). Ouder(s) zijn in staat om met de inzet van gezinsbegeleiding de jeugdige een veilig opvoedklimaat te bieden.

De jeugdige en zijn/haar ouder(s)/opvoeder(s) worden zodanig motiverend, adviserend en instruerend ondersteund, dat zij in staat zijn zo zelfredzaam mogelijk de algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren, een gestructureerd huishouden te voeren, sociale relaties aan te gaan en te onderhouden en maatschappelijk te participeren. De begeleiding draagt bij aan het vergroten van de draagkracht van het gezin, het verbeteren van de ouder-kind relatie en aan het oplossen van opvoedproblemen, zodat de jeugdige opgroeit in een veilige omgeving.

 

De ondersteuning bestaat uit intensieve hulp in de thuissituatie die zowel aan ouders als aan de jeugdige(n) wordt geboden. Ouder(s)/opvoeder(s) worden ondersteund bij het bieden van een veilig opvoedklimaat voor de jeugdige. De jeugdige krijgt ondersteuning gericht op zijn eigen ontwikkeling. Daarnaast krijgt hij inzicht in het effect van de beperking van de ouder(s), waarbij de jeugdige het (problematisch) gedrag van zijn ouder(s) niet of minder betrekt op zichzelf en waarbij hij zich bewust is hoe de beperking van de ouder(s) effect kan hebben op de wijze van opvoeden en de ouder-kind relatie. De ondersteuning draagt bij aan een veilige woonsituatie, waarin de kinderen/jongeren zich goed kunnen ontwikkelen.

 

De ondersteuning is tevens gericht op de problemen op andere leefgebieden van het gezin of de gezinsleden die van invloed zijn op de opvoedsituatie. Waarbij ouders inzicht krijgen in de beperking of problematiek van hun kind of zichzelf, in de interactie tussen gezinsleden en de invloed daarvan op hun kind(eren).

 

De ondersteuning is systeemgericht en wordt geboden vanuit een integrale benadering, waarbij nauw wordt samengewerkt met andere in de specifieke situatie betrokken partijen zoals gemeente, jeugd-ggz, verslavingszorg, jeugdhulp, jeugd- gezondheidszorg, welzijnswerk, onderwijs. Tevens wordt zoveel als mogelijk samengewerkt met het informele netwerk.

 

Het gedrag van de jeugdige en de ouder(s) is voorspelbaar en risico`s als gevolg van de problematiek zijn goed in te schatten. De jeugdige groeit met deze begeleiding op in een veilige omgeving.

Gezinsbegeleiding kan uitsluitend via de gemeentelijke toegang worden ingezet.

8.3.2. Ambulante begeleiding jongvolwassenen

Ambulante begeleiding A: lichte inzet van begeleiding

Met ambulante begeleiding wordt de jongvolwassene zodanig motiverend, adviserend en instruerend ondersteund dat zij in staat zijn zo zelfredzaam mogelijk de algemene dagelijkse levensverrichtingen (leren) uit te voeren, een gestructureerd huishouden (leren) te voeren, sociale relaties aan te gaan en te onderhouden en maatschappelijk te participeren.

 

Om dit te realiseren wordt ambulante ondersteuning geboden bij:

  • het structureren en uitvoeren van dagelijkse, praktische vaardigheden op alle relevante levensgebieden (persoonlijk functioneren, lichamelijke gezondheid, psychische gezondheid, opvoeden en opgroeien, zingeving, financiën en administratie, wonen).

  • het aangaan en onderhouden van sociale contacten, aansluitend op wat passend is bij de jongvolwassene.

  • het invulling geven aan participatie in de samenleving. Dat wil zeggen ondersteunen bij het realiseren van wat de jong volwassene wil en kan doen in en bijdragen aan de samenleving (volgen van onderwijs of dagbesteding, vrije tijdsbesteding).

doelgroep

Deze begeleiding (A) is bedoeld voor jongvolwassenen van wie het gedrag voorspelbaar is en risico`s als gevolg van de problematiek goed zijn in te schatten. De jongvolwassene groeit op in een veilige omgeving.

eisen aan de professional

De begeleiding wordt geleverd door professionals met een opleidingsniveau variërend van MBO 3 tot en met WO (functiemix). Het zwaartepunt ligt bij een combinatie van MBO- en HBO opleidingsniveau.

 

Ambulante begeleiding B: middelzware inzet van begeleiding

Begeleiding zoals beschreven onder Ambulante begeleiding A, maar voor een andere doelgroep en met - deels - andere eisen aan de professional.

doelgroep

Deze begeleiding (B) is bedoeld voor jongvolwassenen die te maken hebben met complexe problematiek waarvan achterliggende oorzaak veelal bekend is. Zonder deze begeleiding kan het gezin niet zelfstandig blijven functioneren.

aanvullende eisen

De begeleiding wordt geleverd door professionals met een opleidingsniveau variërend van MBO 4 tot en met WO+ (functiemix). Het zwaartepunt ligt bij een combinatie van MBO- en HBO opleidingsniveau.

 

Ambulante begeleiding C: zware inzet van begeleiding

Begeleiding zoals beschreven onder Ambulante begeleiding A, maar voor een andere doelgroep en met - deels - andere eisen aan de professional.

doelgroep

Deze begeleiding (C) is bedoeld voor jongvolwassenen die te maken hebben met complexe problematiek, veelal multiproblem, waarvan de achterliggende oorzaak veelal onbekend is. De jongvolwassene groeit op in een onveilige omgeving en/of een situatie waarin sprake is van ernstige opvoedproblemen, of er is sprake van een (dreigende) crisis. Zonder deze begeleiding kan het gezin niet zelfstandig blijven functioneren. Er kan sprake zijn van zorgmijding.

aanvullende eisen

De begeleiding wordt geleverd door professionals met een opleidingsniveau variërend van MBO 4 tot en met WO+ (functiemix). Het zwaartepunt ligt bij een inzet op HBO opleidingsniveau. Aanvullend hierop dient door Opdrachtnemer specialistische kennis ingezet te kunnen worden.

8.3.3. Dagbesteding voor jongvolwassenen

Dagbesteding A

Deze ondersteuning stimuleert de ontwikkeling van de jongvolwassene zodanig dat hij/zij zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. De jongvolwassene wordt hierin ondersteund door het aanbieden van een zinvolle dagbesteding, bestaande uit een gestructureerd en gevarieerd dagprogramma waarbij de jongvolwassene gestimuleerd en begeleid wordt in zijn/haar ontwikkeling.

 

De dagbesteding draagt waar nodig/mogelijk bij aan:

  • bieden van structuur en veiligheid

  • het aangaan en behouden van duurzaam sociaal contact (via ontmoeting)

  • het ontwikkelen en het behouden van (nieuwe) vaardigheden en interesses

  • de toeleiding naar vrijwillige en arbeidsmatige werkzaamheden en/of (beroeps-) opleiding

  • ontlasting van ouders/verzorgers

doelgroep

Deze dagbesteding (A) is bedoeld voor jongvolwassenen waarvan het gedrag voorspelbaar is en waarbij risico`s als gevolg van de problematiek goed zijn in te schatten. De jongvolwassene groeit op in een veilige omgeving.

aanvullende eisen

  • De begeleiding wordt geleverd door professionals met een opleidingsniveau variërend van MBO 2 tot en met HBO+ (functiemix). Het zwaartepunt ligt bij een inzet van een professional met MBO opleidingsniveau, die werkt onder de supervisie van een professional met HBO opleidingsniveau.

  • De dagbesteding wordt aangeboden in een groep waarbij de verhouding tussen begeleiding en jongvolwassenen is: 1 professional staat tot 5 jongvolwassenen. Het is Opdrachtnemer toegestaan rekening te houden met afwezigheid van Cliënten. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de norm van verantwoorde werktoedeling.

Dagbesteding B

Dagbesteding zoals beschreven onder Dagbesteding A.

In aanvulling hierop draagt de dagbesteding B nadrukkelijk mede bij aan het kunnen hanteren door de jongvolwassene en door het gezin van de gedragsproblematiek van de jongvolwassene.

doelgroep

De jongvolwassene heeft te maken met complexe (gedrags)problematiek waarvan achterliggende oorzaak veelal onbekend is. De jongvolwassene groeit op in een onveilige omgeving, of er is sprake van een (dreigende) crisis.

aanvullende eisen

  • De begeleiding wordt geleverd door professionals met een opleidingsniveau variërend van MBO 2 tot en met WO (functiemix). Het zwaartepunt ligt bij een inzet van een professional met HBO opleidingsniveau, die wordt ondersteund door een professional met MBO opleidingsniveau.

  • De dagbesteding wordt aangeboden in een groep waarbij de verhouding tussen begeleiding en jongvolwassenen is: 1 professional staat tot 4 jongvolwassenen. Het is Opdrachtnemer toegestaan rekening te houden met afwezigheid van Cliënten. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de norm van verantwoorde werktoedeling.

Vervoer bij dagbesteding

Uitgangspunt is dat ouders/verzorgers zelf verantwoordelijk zijn voor het vervoer van en naar de locatie van de dagbesteding. Wanneer eigen oplossingen niet mogelijk zijn en er sprake is van een door de toegang vastgestelde (medische) noodzaak, dient door de aanbieder in vervoer voorzien te worden.

8.3.4. Kortdurend verblijf

De inzet van Kortdurend verblijf is bedoeld om tijdelijk de ouder/verzorger of mantelzorger te ontlasten. De jongvolwassene wordt in een huiselijke omgeving logeeropvang geboden, waarbij ontwikkelingsgerichte begeleiding en toezicht en/of zorg (24 uur per dag) wordt geboden. Het verblijf wordt in de regel geboden gedurende 1 tot maximaal 3 aansluitende etmalen per week. Bij uitzondering kan hiervan worden afgeweken.

doelgroep

De jongvolwassen is (ernstig) beperkt in zelfredzaamheid door een beperking of een psychiatrische of psychosociaal probleem of een combinatie daarvan. Het gedrag van de jongvolwassene is al dan niet voorspelbaar en risico`s als gevolg van de problematiek zijn niet altijd goed in te schatten.

aanvullende eisen

De begeleiding wordt geleverd door professionals met een opleidingsniveau variërend van MBO 3 tot en met MBO 4 (functiemix), waar nodig onder de supervisie van een professional met HBO opleidingsniveau. Waar mogelijk maakt Opdrachtnemer gebruikt van Informele zorg.

Vervoer bij kortdurend verblijf

De cliënt en/of de ouders / verzorgers zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van eigen vervoer of van hulp uit het eigen netwerk. Wanneer de cliënt beperkingen heeft op het gebied van vervoer zal hij doorgaans in het bezit zijn van een pas voor het collectief vervoer waarmee hij zich naar de instelling kan vervoeren. Kortdurend verblijf kent anders dan school of dagbesteding geen exacte starttijden zodat gebruik van een collectief vervoerssysteem (eventueel met begeleider) een geschikte oplossing biedt.

8.3.5. Fasehuis/Kamertrainingscentrum

Het 24-uurs verblijf van de jongvolwassene in een fasehuis of kamertrainingscentrum wordt geboden in een veilige omgeving, waarin wordt toegewerkt naar zelfstandigheid van de jongvolwassene. Op deze wijze draagt het verblijf bij aan het oplossen van de ontstane problemen in de eigen omgeving, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt gemaakt. Waar mogelijk wordt ook een terugkeer naar onderwijs gerealiseerd.

Fasehuis

In een fasehuis leert de jongvolwassene stap voor stap (in fasen) zelfstandig te wonen:

  • De eerste stap bestaat uit wonen en leven in een woongroep met jongeren.

  • De tweede stap bestaat uit een training zelfstandig zijn.

  • In een fasehuis heeft iedereen een eigen kamer. De jongeren gebruiken samen de keuken, wc en badkamer.

Kamertraining

  • Kamertraining is een intensieve training in zelfstandigheid.

  • De jongvolwassene leeft samen met andere jongeren in een huis en gaat overdag naar school, werk of een vorm van dagbesteding.

  • De jongvolwassene woont zelfstandig met hulp van een begeleider.

  • De jongvolwassene leert praktische en sociale vaardigheden.

doelgroep

De jongvolwassene heeft (gedrags)problemen als gevolg van een (vermoeden van een) (licht) verstandelijke beperking of als gevolg van psychische problemen. In de thuissituatie van de jongvolwassene leidt dit tot zodanige problemen dat het thuis wonen niet (langer) verantwoord is. Gelet op het functioneren van de jongvolwassene is het zelfstandig wonen (op een kamer) - al dan niet met begeleiding - nog niet haalbaar.

aanvullende eisen

De begeleiding wordt geboden door professionals met een opleidingsniveau variërend van MBO 3 tot en met HBO (functiemix). Het zwaartepunt ligt bij de inzet op MBO opleidingsniveau, werkzaam onder de supervisie van een professional met HBO opleidingsniveau. Waar nodig kan een professional met WO+ opleidingsniveau adviseren en meekijken. Ondersteuning kan worden geboden door een multidisciplinair team van behandelaren.

 

C. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    De wijzigingen treden in werking met ingang van 1 januari 2018

21 november 2017,

Burgemeester en wethouders

Naar boven