Beleidsregels parkeernormen Haarlem

Gemeente Haarlem 2015

 

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de vaststelling van deze nota waren de parkeernormen die bij (nieuw-)bouwontwikkelingen gehanteerd worden, vastgelegd in de Haarlemse Bouwverordening. Vanwege de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014, 458) die op 29 november 2014 in werking is getreden, gelden deze parkeernormen niet meer voor bestemmingsplannen die na 29 november 2014 worden vastgesteld. De wettelijke verankering voor de parkeernormen dient vanaf deze datum in de bestemmingsplannen te worden vastgelegd, waarbij de daadwerkelijke invulling van de normen middels beleidsregels mag plaatsvinden. Deze notitie voorziet in deze beleidsregels.

1.2 Overkoepelend beleid

De Beleidsregels Parkeernormen maakt deel uit van een breder beleidskader dat in de volgende documenten is vastgelegd.

Verder is er een samenhang met algemene regelgeving:

1.3 Beleidsregels parkeernormen zijn beleidsneutraal

In dit stuk zijn uitdrukkelijk geen beleidswijzigingen opgenomen. De al vastgestelde besluiten/verordeningen die tot nu toe gehanteerd worden bij het toetsen van de parkeeraspecten van (nieuw-)bouwontwikkelingen zijn overgenomen. Per onderdeel wordt duidelijk de bron van de betreffende regels aangegeven.

1.4 HBV blijft van kracht voor bestemmingsplannen die voor 29-11-2014 zijn vastgesteld

De Nota Parkeernormen heeft betrekking op de bestemmingsplannen die na 29 november 2014 zijn vastgesteld. Voor de overige bestemmingsplannen geldt een wettelijke overgangsregeling, op basis waarvan de Haarlemse Bouwverordening voor deze bestemmingsplannen tot 1 juli 2018 van kracht blijft.

1.5 Citeertitel

Deze nota kan worden aangehaald als “Beleidsregels parkeernormen 2015”.

2. Regels uit Haarlemse Bouwverordening (nr. 54 / 1 oktober 2010)

2.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

  • 1.

    Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort. Daarbij moet voldaan worden aan de parkeernormen zoals die in de bijlage “Tabel Parkeernormen” zijn aangegeven, dit met een geografische differentiatie volgens bijbehorende, eveneens als bijlage bijgevoegde, kaart.

  • 2.

    De in voorgaand lid bedoelde ruimten moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

    • a.

      indien de afmetingen van bedoelde ruimten tenminste tussen 1.80 m en 3.25 m breed zijn en tussen 5.00 en 6.00 m lang zijn, zulks afhankelijk van de wijze van gebruik en positionering;

    • b.

      indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – ten minste 3.50 m bij 5.00 m bedragen.

  • 3.

    Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid:

    • a.

      voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;

    • b.

      indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden – in elk geval worden gerekend:

      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;

      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;

      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage dan wel garagebedrijf.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan verder geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van het in het eerste lid bepaalde als de in de als bijlage bijgevoegde Beleidsregel aangegeven stappen om aan de in de bijlage weergegeven parkeernormen te voldoen alle doorlopen zijn en het dan nog onmogelijk blijkt om aan genoemde normen te voldoen.

  • 6.

    Als sprake is van gehele of gedeeltelijke vrijstelling als in het vijfde lid bedoeld, moet een afkoopsom gestort worden conform het daarover in de als bijlage bijgevoegde Beleidsregel gestelde. Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van het opleggen van de afkoopsom. Bij afkoopsommen wordt gehandeld conform de uitspraak van de RvS op 28 januari 2009 mbt zaaknummer 200802997/1 (ze bijlage 1).

2.2 Tabel parkeernormen

Gebruik is gemaakt van de CROW-normen (ASVV-2004). Gekozen is voor de categorie "zeer sterk stedelijk" en voor de minimumnormen binnen de bandbreedte van de CROW-normen. De normen gelden voor de hele stad maar uitsluitend voor nieuwe, na het van kracht worden van de aangepaste HBV ingediende bouwinitiatieven. De – krappere – normen uit "Parkeren in Balans" zoals deze voor een deel van de binnenstad (het centrum) gelden, vervallen hiermee. Conform de CROW-normen wordt onderscheid gemaakt tussen de binnenstad, de schil daaromheen en de rest van de stad. Verder wordt het onderscheid tussen de diverse functies aangehouden zoals dat in de CROW-normen gehanteerd wordt. Dit met twee uitzonderingen: omdat in de binnenstad de beperkte ruimte de bepalende factor is, wordt daar geen onderscheid tussen dure, middeldure of goedkope woningen gemaakt, maar wordt er één gemiddelde norm gehanteerd. Benadrukt wordt tenslotte dat de normen nooit absoluut kunnen zijn. Per bouwplan moeten maatwerk en individuele beoordeling mogelijk zijn.

 

 

NB

  • 1.

    1 m kraamlengte = 6 m2, en indien geen parkeren achter de kraam dan + 1,0 pp per standhouder

  • 2.

    Bvb. loods, opslag, groothandel, transportbedrijf

  • 3.

    Bvb. industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, transportbedrijf

  • 4.

    Bvb. showroom

  • 5.

    Gymlokalen met alleen schoolfunctie hebben geen parkeervraag. Bij sporthal met wedstrijdfunctie: = 0,1-0,2 pp per bezoekersplaats

  • 6.

    Met minimum van 3 pp per praktijk

  • 7.

    Totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen; collegezaal = ca. 150 zitplaatsen

  • 8.

    Totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen; leslokaal = ca. 30 zitplaatsen

  • 9.

    Leslokaal = ca. 30 zitplaatsen

  • 10.

    Zie NB 9 en excl. Kiss&Ride

  • 11.

    Excl. Kiss&Ride

Definities

Bvo: brutovloeroppervlak, 100 m2 bvo = 60-80 m2 vvo (verkoop(netto) vloeropppervlak)

Arbeidsplaats: maximaal gelijktijdig aanwezig aantal werknemers

Grootschalige detailhandel: winkelformules die vanwege omvang en aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben en die bij voorkeur gelegen zijn op perifere lokaties (auto's, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, keukens en sanitair, woninginrichting en meubels)

Perifeer: alle lokaties of terreinen binnen de bebouwde kom die niet binnen of nabij een bestaand of gepland winkelgebied liggen

2.3 Kaart en toelichting (parkeren)

Bijgevoegde kaart (z.o.z.) geeft de geografische differentiatie aan zoals die ten aanzien van de parkeernormen wordt gehanteerd. De differentiatie omvat drie gebieden, hieronder staan ze kort aangegeven, met een beredenering van de gemaakte keus.

Binnenstad

Dit gebied valt samen met het gebied waar sprake is van betaald parkeren in de binnenstad. Het valt niet precies samen met de historische binnenstad: Houtplein e.o. valt er wel, de Burgwal e.o. niet onder. Het gaat om het gebied met de grootste functiemenging en de hoogste dichtheid. Het gebied kent de minst ruime parkeernorm van de stad. Het vroegere onderscheid waarbij het echte centrum nog krappere parkeernormen voor het wonen (nieuwbouw) kende, is vervallen.

Schil/overloopgebied

Het grootste deel van de rest van de bebouwde kom. Wat betreft parkeernormen neemt dit gebied een middenpositie in. Het gebied is ruim genomen omdat de dichtheden er redelijk hoog liggen, er vaak sprake is van een redelijke mate van functiemenging en omdat er, met name in Delftwijk en delen van Schalkwijk sprake is van herstructurering waarbij ook relatief hoge dichtheden gehanteerd worden. Verder vallen gebieden die nu of in de nabije toekomst als subcentrum zijn te beschouwen erin, zoals Hart van Schalkwijk en Oostpoort.

Rest bebouwde kom

De rest van de stad, voornamelijk bestaand uit ruimer opgezette, meestal weinig gemengde woonwijken waarin ook geen grote ruimtelijke ingrepen meer te verwachten zijn, en verder de grotere groengebieden. Dat laatste omdat het niet de bedoeling is “witte vlekken” op de kaart te laten bestaan en omdat er soms in groengebieden sprake kan zijn van een individueel bouwplan, waarvoor dan wel parkeernormen moeten bestaan.

 

2.4 Stappenplan

Bij stappen die doorlopen moeten worden om eventueel geheel of gedeeltelijk vrijstelling te krijgen is er sprake van een logische trits die in de aangegeven volgorde doorlopen moet worden tot er aan de parkeernormen voldaan wordt. De stappen zijn: bezien mogelijkheden tot verkleining van het volume of van vervoermanagement (voor werken en sommige voorzieningen), als dat niet lukt: realiseer de benodigde parkeerplaatsen binnen het bouwplan cq op eigen terrein, als dat niet lukt in de buurt (binnen een straal van 500 m) door plekken te kopen of te huren (aantonen door contract, koop of huur voor 10 jaar), of als dat niet lukt, realiseer de plaatsen in de aangrenzende openbare ruimte. Als laatste middel, dus als alle stappen in de trits doorlopen zijn en geen oplossing bieden, kan gedacht worden aan gedeeltelijke (reductie dus) of algehele vrijstelling van de verplichting aan de parkeernorm te voldoen.

Bij aantoonbare onmogelijkheid geheel of gedeeltelijk aan de normen te voldoen kan de bouwvergunning dus verleend worden met als argument het belang van het bouwplan voor de stedelijke ontwikkeling als geheel en het feit dat genoemde trits is afgelopen, m.a.w. dat getracht is een goede oplossing voor het parkeren te vinden, maar dat dit niet gelukt is.

Met het collegebesluit d.d. 6 mei 2014 zijn er beleidsregels vastgesteld m.b.t. het toekennen van parkeervergunningen en bezoekersschijven (zie ook bijlage 2). Besloten is dat er geen parkeervergunningen en/of bezoekersschijven worden verleend, als aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening de voorwaarde is verbonden dat er geen parkeervergunningen en/of bezoekersschijven worden verleend. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de aanvrager van de omgevingsvergunning hier uitdrukkelijk mee heeft ingestemd en heeft verklaard toekomstige eigenaren en bewoners hierover te informeren.

2.5 Afkoopsom

Deze wordt, tenzij het college van burgemeester en wethouders anders beslist, opgelegd als niet of slechts gedeeltelijk aan de parkeernormen kan worden voldaan, nadat de hele trits, zoals in paragraaf 2.4 bedoeld, is doorlopen. Wat betreft de hoogte van de – uiteraard jaarlijks te indexeren – afkoopsommen gelden de volgende bedragen:

Binnenstad: € 20.000, zijnde 60% van de bouwkosten van een ondergrondse parkeerplaats ad € 30.000 a 50.000,

Rest van de stad: zie boven, ca. € 15.000

De geografische differentiatie is dezelfde als die, aangegeven op de kaart uit de bijlage met als verschil dat er geen aparte categorie “schil” is. De opbrengsten van de afkoopsommen dienen ter generieke verbetering van parkeervoorzieningen. Dat betekent dat aan storting van een afkoopsom geen rechten op specifieke parkeervoorzieningen kunnen worden ontleend.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris

de burgemeester

Bijlagen

Bijlage 1: Uitspraak RvS op 28 -1-2009 m.b.t. zaaknummer 200802997/1

 

Bijlage 2: Beleidsregel toekennen parkeervergunningen en bezoekersschijven

(collegebesluit d.d. 6 mei 2014)

1. Inleiding

Op sommige locaties binnen de gemeente Haarlem is sprake van leegstand of dreigende leegstand van panden. Vaak is herontwikkeling mogelijk ten behoeve van functies waaraan wel behoefte is, zoals kleine wooneenheden. De herontwikkeling van panden mag echter niet leiden tot een onaanvaardbare verslechtering van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Uit de wet- en regelgeving blijkt dat de gemeente onder andere verplicht is om rekening te houden met de parkeersituatie. Als een herontwikkeling leidt tot een grotere parkeerbehoefte, terwijl er in de omgeving al een grote parkeerdruk is, kan een probleem ontstaan. Dit probleem doet zich zeker voor in de vergunninghoudersgebieden, omdat de parkeerdruk in deze gebieden groot is. Dit is immers de reden om een gebied aan te wijzen als vergunninghoudersgebied. De herontwikkeling van panden kan daardoor in deze gebieden worden belemmerd. Daarom wordt een beleidslijn voorgesteld voor het toekennen van parkeervergunningen en bezoekersschijven, waardoor een knelpunt bij de herontwikkeling van leegstaande panden kan worden opgelost.

2. Besluitpunten college

  • 1.

    Het college besluit de volgende beleidsregel te hanteren bij het verstrekken van parkeervergunningen en/of bezoekersschijven op basis van de Parkeerverordening 2012: Er worden geen parkeervergunningen en/of bezoekersschijven verleend, als aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening de voorwaarde is verbonden dat er geen parkeervergunningen en/of bezoekersschijven worden verleend.

  • 2.

    Het college besluit dat de voorwaarde als genoemd onder 1 alleen aan de omgevingsvergunning wordt verbonden als de aanvrager van de omgevingsvergunning hier uitdrukkelijk mee heeft ingestemd en heeft verklaard toekomstige eigenaren en bewoners hierover te informeren.

  • 3.

    Het college stuurt dit besluit ter informatie naar de commissie Ontwikkeling.

  • 4.

    De beleidsregel wordt langs de elektronische weg bekend gemaakt.

  • 5.

    Het besluit heeft geen financiële consequenties.

3. Beoogd resultaat

Het oplossen van een knelpunt bij de herontwikkeling van leegstaande panden binnen vergunninghoudersgebieden.

4. Argumenten

1.1 De Parkeerverordening 2012 biedt de mogelijkheid om een beleidsregel vast te stellen

In artikel 3, eerste lid, van de Parkeerverordening 2012 is bepaald dat het college een vergunning kan verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen. In het tweede lid is bepaald aan wie deze vergunning kan worden verleend. Er is uitdrukkelijk sprake van een kan-bepaling. Dat houdt in dat het college een parkeervergunning kan verlenen in de gevallen waarin aan de eisen wordt voldaan, maar dat niet hoeft te doen. In de praktijk wordt de parkeervergunning echter altijd verleend als de aanvrager aan de voorwaarden voldoet. Het college ziet nu echter aanleiding om hiervan in sommige gevallen af te wijken. Het is daarbij wel van belang dat voor iedereen duidelijk is en blijft wanneer wel en wanneer geen parkeervergunning wordt verleend. Het college stelt daarom een beleidsregel vast, waarin wordt omschreven wanneer geen parkeervergunningen en/of bezoekersschijven worden verstrekt, ook niet als de aanvrager wel aan de voorwaarden uit de Parkeerverordening 2012 voldoet.

1.1 Door het toepassen van de beleidsregel kan worden bijgedragen aan een verantwoorde herontwikkeling van leegstaande panden in vergunninghoudersgebied

Er doen zich met name problemen voor bij kleinschalige ontwikkelingen op een klein grondgebied. Vaak is het dan niet mogelijk om parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Alleen als er dan wel een parkeergarage binnen loopafstand van het bouwplan is gesitueerd, kan medewerking aan de herontwikkeling worden verleend. In de overige gevallen kan dit niet, omdat er onvoldoende parkeerruimte is in de openbare ruimte.

Hierdoor wordt de herontwikkeling van leegstaande panden belemmerd.

In de gevallen waarin parkeergelegenheid beschikbaar is in nabijgelegen parkeergarages, wordt de herontwikkeling op zichzelf niet belemmerd, maar neemt de parkeerdruk in de buurt toch toe. De nieuwe gebruikers kunnen niet worden verplicht om gebruik te maken van de parkeergarage en komen meestal in aanmerking voor parkeervergunningen en bezoekersschijven. Daardoor neemt de parkeerdruk in de openbare ruimte alsnog toe.

Verschillende ontwikkelaars geven aan dat zij bereid zijn om af te zien van de mogelijkheid tot het verkrijgen van een parkeervergunning en/of een bezoekersschijf. Dat is bijvoorbeeld mogelijk omdat er voldoende openbaar vervoersmogelijkheden in de buurt zijn of omdat de ontwikkelaar zich richt op een doelgroep die niet of nauwelijks gebruik maakt van een auto. Als wordt ingegaan op de wens van de ontwikkelaars, wordt een knelpunt in de herontwikkeling van leegstaande panden opgelost, terwijl hierdoor niemand wordt gedupeerd. Het is de eigen afweging van toekomstige bewoners en/of eigenaren of zij bereid zijn om een pand in gebruik te nemen zonder recht op parkeervergunningen en bezoekersschijven. Door het toepassen van de beleidsregel kan daarom worden bijgedragen aan een verantwoorde herontwikkeling van leegstaande panden in vergunninghoudersgebied.

1.2 De beleidsregel is alleen van toepassing in die gevallen waarin de aanvrager van de omgevingsvergunning daar ook uitdrukkelijk mee akkoord gaat

De beleidslijn voorziet erin dat er geen parkeervergunningen of bezoekersschijven verleend, als dit met de ontwikkelaar is afgesproken en dit ook in de omgevingsvergunning is geregeld. Deze beleidslijn is dus alleen van toepassing als de ontwikkelaar hier zelf ook uitdrukkelijk mee heeft ingestemd.

1.3 Toekomstige bewoners en gebruikers hebben een eigen verantwoordelijkheid om na te gaan of ze voor een parkeervergunning en/of bezoekersschijven in aanmerking komen

Op de gemeentelijke website staat informatie over parkeervergunningen. Bij deze informatie zullen de adressen worden toegevoegd waarvoor geen parkeervergunningen en/of bezoekersschijven worden verleend. Toekomstige bewoners en gebruikers kunnen daarmee snel en eenvoudig achterhalen of hun adres in aanmerking komt voor parkeervergunningen en/of bezoekersschijven. Zij kunnen dit vervolgens bij hun aankoop/huurbeslissing betrekken. Het is de eigen verantwoordelijkheid van toekomstige bewoners en gebruikers om dit ook daadwerkelijk en tijdig te doen.

5. Risico’s en kanttekeningen

1.1 Deze beleidslijn heeft geen betrekking op de vraag wanneer een voorwaarde omtrent het parkeren aan de omgevingsvergunning wordt verbonden

Deze beleidslijn gaat niet over de vraag of en wanneer een voorwaarde over het parkeren aan de omgevingsvergunning wordt verbonden. Deze afweging wordt gemaakt in het kader van de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning en is gebaseerd op de daarvoor geldende regels. Het college wil met deze beleidslijn alleen bewerkstelligen dat in die gevallen waarin overeenstemming met de aanvrager van een vergunning is bereikt over het afzien van parkeervergunningen en/of bezoekersschijven, deze overeenstemming ook een juridische verankering op basis van de Parkeerverordening 2012 krijgt.

1.2 De aanvrager van een omgevingsvergunning is niet verplicht om in te stemmen met de voorwaarde

Zoals vermeld wordt er alleen een voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden over het niet verkrijgen van parkeervergunningen en/of bezoekersschijven, als de aanvrager van de omgevingsvergunning hier ook mee instemt. Een aanvrager is nooit verplicht om in te stemmen met een dergelijke maatregel.

Deze maatregel is een uiterste maatregel. Als de aanvrager er niet mee instemt, zal dat over het algemeen betekenen dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd omdat de parkeerdruk in de omgeving door het bouwplan onaanvaardbaar wordt verhoogd. De aanvrager kan de weigering aan de rechter voorleggen. Hij is dus in juridische zin niet verplicht om in te stemmen met de voorwaarde.

6. Uitvoering

De beleidslijn wordt gepubliceerd in het GVOP.

Daarnaast worden de adressen waar het om gaat opgenomen op de website van de gemeente Haarlem.

7. Bijlagen

Geen.

 

Naar boven