Gemeenteblad van Ermelo
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ermelo | Gemeenteblad 2016, 92967 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ermelo | Gemeenteblad 2016, 92967 | Verordeningen |
Bouwverordening gemeente Ermelo 2016
Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.2.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen.
Paragraaf 2 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 2.2.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 2.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in het de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Paragraaf 3 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Artikel 2.3.1 Anti-cumulatiebepaling
Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.
Artikel 2.3.2 Ligging van de voorgevelrooilijn
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
Artikel 2.3.3 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.4 is het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn.
Artikel 2.3.4 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op:
Artikel 2.3.5 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn
Artikel 2.3.6 Bouwen op de weg
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 2.3.7 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken – over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil – worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m² behoeft te zijn.
Artikel 2.3.8 Ligging achtergevelrooilijn
De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich:
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste;
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing - in het belang van de toetreding van daglicht - over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen.
Artikel 2.3.9 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.10 is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een vergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.
Artikel 2.3.10 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing op:
onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw, voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist;
Artikel 2.3.11 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 2.3.12 Erf bij woningen en woongebouwen
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:
het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht;
Artikel 2.3.16 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1.000 volt of meer.
Artikel 2.3.17 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstand tussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot de hoogte welke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek af gelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de smalle weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter.
Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende rooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen.
Artikel 2.3.18 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot de dichtstbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn;
Artikel 2.3.19 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt – onverminderd het bepaalde in 2.3.21 – de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in 2.3.18, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen.
Artikel 2.3.20 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
Onverminderd het bepaalde in 2.3.21 mag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de - krachtens de artikelen 2.3.20 en 2.3.18 en maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van:
Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de – krachtens 2.3.19 – maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden.
Artikel 2.3.22 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 2.3.11 toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat – uitgaande van een goothoogte van genoemde maat – daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is.
Artikel 2.3.23 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 2.3.24, onder d, en artikel 2.3.25 onder h, i, j en k, moeten – voor zover zij de maximale hoogte overschrijden – buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 2.3.24 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Het bepaalde in artikel 2.3.27, eerste lid, artikel 2.3.18, eerste en derde lid, artikel 2.3.19, eerste lid, en artikel 2.3.20 en artikel 2.3.21 is niet van toepassing op:
topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zij niet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel gemeten, niet groter is dan het product van de breedte van de topgevel en de maximale bouwhoogte ter plaatse;
Artikel 2.3.25 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelatenbouwhoogte
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in de artikelen 2.3.17, eerste lid, 2.3.18, eerste en derde lid, 2.3.19, eerste lid, 2.3.20 en 2.3.21 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meer dan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfscheiding niet minder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, die tot verschillende gebouwen behoren;
Artikel 2.3.26 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen envan de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.3.5, 2.3.11 en 2.3.25, kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien:
Artikel 2.3.27 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. Onder de term “in voldoende mate ruimte” wordt verstaan: de parkeernormen en de aanwezigheidspercentages die zijn opgenomen in de door de gemeenteraad vastgestelde “parkeernota Ermelo”, zoals die geldt ten tijde van de indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning. Tevens dient de ruimte ten behoeve van parkeren of stallen van auto’s direct of indirect toegankelijk te zijn vanaf de openbare weg.
De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Voor deze afmetingen wordt verwezen naar de “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom 2004” van het ‘Centrum voor regelgeving en onderzoek in de grond-, water- en wegenbouw en de verkeerstechniek’, dan wel de meest recente versie hiervan.
Artikel 3.1 De advisering door de Commissie Omgevingskwaliteit
Burgemeester en wethouders beoordelen zonder advies van de Commissie Omgevingskwaliteit of omgevingsvergunningsplichtige kleine of grote gewone bouwwerken, waarvoor in de Nota Omgevingskwaliteit criteria zijn opgenomen, voldoen aan redelijke eisen van welstand. Burgemeester en wethouders baseren hun standpunt op de criteria voor ‘veel voorkomende kleine bouwwerken’ en de ‘gebiedsgerichte welstandscriteria: gewoon’.
Artikel 3.2 Samenstelling van de welstandscommissie
De Commissie Omgevingskwaliteit fungeert als welstandscommissie. De Commissie Omgevingskwaliteit bestaat uit een Commissie Omgevingskwaliteit en een Kleine Commissie Omgevingskwaliteit. De Commissie Omgevingskwaliteit kiest uit haar midden een afvaardiging voor de Kleine Commissie Omgevingskwaliteit.
De Commissie Omgevingskwaliteit bestaat ten minste uit zes leden, waaronder een voorzitter, waarvan ten minste drie leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, stedenbouwkunde, landschapsarchitectuur en erfgoed en cultuurhistorie, en twee burgerleden. Uit haar midden kiest de Commissie Omgevingskwaliteit haar voorzitter.
De Kleine Commissie bestaat uit een landschapsarchitect/stedenbouwkundige en een architect. Deze wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris (gemeentelijke ambtenaar), die voldoende op de hoogte is van de gemeentelijke procedures, wet- en regelgeving en met affiniteit voor ruimtelijke kwaliteit. Uit haar midden kiest de Kleine Commissie Omgevingskwaliteit een voorzitter.
Artikel 3.3 Jaarlijkse verantwoording
De Commissie Omgevingskwaliteit stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
De Commissie Omgevingskwaliteit kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke Nota Omgevingskwaliteit in het bijzonder.
Artikel 3.4 Termijn van advisering
De Commissie Omgevingskwaliteit brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van project of een gefaseerde aanvraag betreft, uit binnen drie weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de Commissie Omgevingskwaliteit een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 3.5 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de Commissie Omgevingskwaliteit is openbaar. De agenda voor de vergadering van de Commissie Omgevingskwaliteit wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
Artikel 3.6 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De Commissie Omgevingskwaliteit kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 3.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie opdragen aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de Commissie Omgevingskwaliteit als bekend mag worden verondersteld.
Hoofdstuk 4 Overige administratieve bepalingen
Artikel 4.1 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening – of in de bij deze verordening behorende bijlagen – wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Op een aanvraag om omgevingsvergunning, die is ingediend vóór de inwerkingtreding van de bouwverordening 2016 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening 2012 van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Ermelo in zijn openbare vergadering van 30 juni 2016;
mevrouw A.J. van Meerveld,
griffier,
A.A.J. Baars,
voorzitter,
Kaart Begrenzing bebouwde kommen in de gemeente Ermelo
Kaart is digitaal bijgevoegd, onder nummer 11111539, als ‘Komkaart Ermelo 2011 A3’.
Bijlage 1 Figuren 1 t/m 18, behorende bij de stedenbouwkundige bepalingen
Figuur 1: Voor verkeer vrij te houden hoogten (artikelen 2.3.4 en 2.3.5)
Figuur 2: Voor verkeer vrij te houden hoogten (artikelen 2.3.4 en 2.3.5)
Figuur 3: Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.8, eerste lid, onder a)
Figuur 4: Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.8, eerste lid, onder a)
Figuur 5: Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.8, eerste lid, onder a)
Figuur 6: Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.8, eerste lid, onder b)
Figuur 7: Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.8, eerste lid, onder c)
Figuur 8: Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.8, eerste lid, onder c)
Figuur 9: Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.8, eerste lid, onder d)
Figuur 10: Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.8, eerste lid, onder e)
Figuur 11: Teruglegging met het oog op de daglicht toetreding van achtergevelrooilijn die een scherpe hoek met elkaar vormen (ingevolge artikel 2.3.8, lid 2)
Figuur 12: Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen 2.3.17, 2.3.18, 2.3.20 en 2.3.22). Binnen de bebouwde kom.
Figuur 13: Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen 2.3.17, 2.3.18, 2.3.20 en 2.3.22). Buiten de bebouwde kom.
Figuur 14: Bouwhoogte in de voorgevelrooilijn (artikel 2.3.17, derde lid, eerste alinea)
Figuur 15: Bouwhoogte in de voorgevelrooilijn (artikel 2.3.17, derde lid, tweede alinea)
Figuur 16: Bouwhoogte in de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.18, tweede lid, eerste alinea)
Figuur 17: Bouwhoogte in de achtergevelrooilijn (artikel 2.3.17, tweede lid, tweede alinea)
Figuur 18: Hoogte van een zijgevel tegenover een achtergevelrooilijn (artikel 2.3.19)
Bijlage 2 Reglement van orde van de Omgevingskwaliteit
1 Benoeming en samenstelling van de Commissie Omgevingskwaliteit
De Commissie Omgevingskwaliteit fungeert, samen met de Kleine Commissie Omgevingskwaliteit, als welstandscommissie voor de gemeente Ermelo op grond van artikel 12 van de Woningwet en als monumentencommissie inzake wijzigingsplannen op grond van artikel 15 van de Monumentenwet. De Commissie Omgevingskwaliteit wordt in de rest van dit document afgekort als COK.
De raad wijst, op voordracht van het college, leden van de vereniging ‘Het Gelders Genootschap’ aan als de Commissie Omgevingskwaliteit en tevens als monumentencommissie inzake wijzigingsplannen voor monumenten. Het Gelders Genootschap legt, via het college, de raad een lijst voor met de beoogde commissieleden ter benoeming. Dit betreft de voorzitter en de deskundigen. Indien gewenst, vindt overleg plaats tussen het Gelders Genootschap en de gemeente.
Voor de benoeming van burgerleden geldt een afwijkende procedure. De raad benoemt, op voordracht van het college, twee burgerleden. Alvorens dit te doen, overlegt het college met het Gelders Genootschap over het gewenste profiel van de burgerleden. De werkzaamheden van de burgerleden bestaan uit het beoordelen van de bouwplannen aan de criteria die zijn vastgesteld in de gemeentelijke Nota Omgevingskwaliteit, met dien verstande dat zij de belangen van burgers uit Ermelo goed vertolken in hun advies. Er worden twee burgerleden in de COK benoemd. Burgerleden ontvangen via de gemeente een onkostenvergoeding van € 150,00 per dagdeel.
Alle leden van de COK worden benoemd voor een periode van maximaal drie jaar, zonder de mogelijkheid van verlenging. Bij afwezigheid van de voorzitter of andere leden van de commissie, treden plaatsvervangers op in de commissievergadering.
Alle vaste leden en hun plaatsvervangers zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeentebestuur en de gemeentelijke organisatie. Er bestaan geen bindingen of relaties op basis waarvan het advies over de
welstandsaspecten wordt beïnvloed. De commissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstandsbeleid. De commissie streeft naar voortdurende afstemming met het beleid inzake de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
1.3 Samenstelling van de Commissie Omgevingskwaliteit
De Commissie Omgevingskwaliteit fungeert als welstandscommissie. De Commissie Omgevingskwaliteit kiest uit haar midden de Kleine Commissie Omgevingskwaliteit.
De Kleine Commissie Omgevingskwaliteit bestaat uit een landschapsarchitect/stedenbouwkundige en een architect. Deze wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris (gemeentelijke ambtenaar), die voldoende op de hoogte is van de gemeentelijke procedures, wet- en regelgeving en met affiniteit voor ruimtelijke kwaliteit.
De COK bestaat uit een voorzitter, drie deskundigen, waarvan één tevens een monumentendeskundige, namens het Gelders Genootschap (alleen bij monumentenplannen), en twee burgerleden.
De COK kan zich naar eigen inzicht laten bijstaan door extra deskundigen van het bureau van het Gelders Genootschap of daarbuiten. Dit betreft o.a. disciplines als cultuur- en bouwhistorie, en stedenbouw.
Afhankelijk van het type plan dat moet worden beoordeeld, nemen de extra deskundigen deel aan de vergadering. Zij hebben geen stemrecht, tenzij ze als commissielid zijn benoemd door de gemeenteraad.
Bij wijzigingsplannen voor monumenten brengt de COK een advies uit, waarin zowel de aspecten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto de Woningwet (welstandsbeleid), als aspecten op grond van de Monumentenwet en de gemeentelijke erfgoedverordening worden betrokken. In het geïntegreerde advies komt duidelijk naar voren welke aspecten betrekking hebben op de welstand en welke op de aanvraag omgevingsvergunning voor een monument. De commissie formuleert één gezamenlijke conclusie.
De COK kan slechts adviezen uitbrengen indien tenminste drie leden aanwezig zijn (waaronder een architectlid of zijn/haar vervanger) en waarvan tenminste twee leden deskundig zijn op het gebied van welstand. Voor de behandeling van monumentenplannen en landschappelijke plannen is daarnaast altijd de aanwezigheid van de betreffende deskundige of zijn/haar vervanger vereist.
De COK is belast met zowel wettelijk verplichte als niet-wettelijk verplichte taken. De wettelijke taken van de COK worden uitgevoerd op grond van de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. De commissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstandsbeleid, zoals dat is vastgelegd in de Nota Omgevingskwaliteit.
Voor de behandeling van monumenten(wijzigings-)plannen is ook de Monumentenwet en de gemeentelijke erfgoedverordening van toepassing.
De Commissie Omgevingskwaliteit is bevoegd om het college van burgemeester en wethouders te adviseren over de welstandsaspecten van aanvragen om omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Reguliere bouwaanvragen worden in de regel binnen twee weken na behandeling van een welstandsadvies voorzien.
2.1.2 Niet wettelijk verplichte taken
De COK krijgt de opdracht om naast de reguliere taken de volgende (niet-wettelijk verplichte) taken uit te voeren:
Advies uitbrengen aan het college van burgemeester en wethouders over de ruimtelijke kwaliteitsaspecten van in voorbereiding zijnde structuurvisies, bestemmingsplannen, ontheffingen / projectafwijkingsbesluiten, beheersverordeningen, beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige plannen, landschappelijke plannen en andere relevante gemeentelijke beleidsstukken. De COK krijgt deze stukken reeds in het ontwerpstadium voorgelegd ter advisering en brengt hier desgevraagd schriftelijk advies over uit.
Adviseren in het geval van excessen: buitensporigheden in het uiterlijk van bouwwerken die ook voor niet-deskundigen evident zijn. Voorlichting inzake ruimtelijke kwaliteit aan de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en burgers.
2.2 Taakomschrijving burgerleden
De werkzaamheden van de burgerleden bestaan uit het beoordelen van de bouwplannen aan de criteria die zijn vastgesteld in de Nota Omgevingskwaliteit, met dien verstande dat zij de belangen van burgers uit Ermelo goed vertolken in hun advies. Zij ontvangen hiervoor een onkostenvergoeding van € 150,00 per dagdeel.
2.3 De werkwijze van de Kleine Commissie Omgevingskwaliteit
2.4 De werkwijze van de Commissie Omgevingskwaliteit
De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de Commissie Omgevingskwaliteit is openbaar. De agenda voor de vergadering van de Commissie Omgevingskwaliteit wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien het college van burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot een niet-openbare behandeling, dan dient het college van burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-92967.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.