Toelichting Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Haren 2015
Op 1 januari 2013 is de wet “aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” in werking getreden. Voor de Participatiewet betekent dat het college – als uitvoerder van de bijstandswetgeving- verplicht is de bestuurlijke boete, welke opgelegd wordt bij schending van de inlichtingenplicht, met de lopende uitkering te verrekenen.
In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht worden genomen. Is er echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen.
De Participatiewet verplicht in art. 8 de gemeenteraad om in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties en omstandigheden waarbij het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.
De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft er sprake van een bevoegdheid door het college. Het is dan aan het college om op deze onderdelen nadere (beleids)regels vast te stellen.
In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden dan kan de belanghebbende het college, waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b lid 2 Participatiewet is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.
Artikelsgewijze toelichting
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
Artikel 2. Begrippen Bezittingen kunnen zowel uit geld als op geld waardeerbare goederen bestaan. De waarde van de bezittingen moet worden vastgesteld op de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering
Bij de vaststelling van de waarde van de bezittingen gaat het niet alleen om bezittingen waarover de belanghebbende beschikt, maar ook om bezittingen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken.
Volgens de CRvB moet de term "beschikken" zo worden uitgelegd dat hij ziet op de mogelijkheid van een belanghebbende om feitelijk de bezitting te kunnen aanwenden teneinde in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Van belang is dat zowel bezittingen in Nederland als bezittingen in het buitenland hierbij meetellen.
Artikel 3. Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit
Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaatsvindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende bezittingen beschikt om dit op te kunnen vangen. Van voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover belanghebbende beschikt (of redelijkerwijs kan beschikken) tenminste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers bij aanwending of tegeldemaking van deze bezittingen zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen worden.
Artikel 4. Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit
Heeft een belanghebbende geen of onvoldoende bezittingen om een periode van drie maanden volledige verrekening met de beslagvrije voet te kunnen overbruggen, dan verrekent het college uitsluitend met inachtneming van de beslagvrije voet.
Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 90% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.
Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van art.31 gedeeltelijk worden vrijgelaten. Bij verrekening van een rediciveboete tot 90% van de bijstandsnorm tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt.
Artikel 5. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet
Het gaat hier om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht. In dit artikel zijn enkele “dringende” redenen genoemd op grond waarvan het college kan besluiten om, in afwijking van de artikelen 2 en 3, toch de beslagvrije voet te respecteren.
Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat hierbij om incidentele noodsituaties welke alleen op deze wijze te verhelpen zijn.
Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich onvoldoende reden om te kunnen spreken van dringende redenen.
Artikel 6. Eerder opgelegde boetes
In art.60b lid 3 Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, openstaande boetes willen verrekenen, dan regelt dit artikel dat ook hierbij art.2,3 en 4 van toepassing zijn.
Behoeft geen nadere toelichting.