Gemeente Wassenaar – HUISVESTINGSVERORDENING JULI 2015 GEMEENTE WASSENAAR (Huisvestingsverordening juli 2015 gemeente Wassenaar)
De gemeenteraad van Wassenaar,
 
gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 19 mei 2015;
 
gelet op gelet op de artikelen 4, eerste lid, aanhef en onder a en b, 5, 7, 9 tot en met 14, 17, 20 tot en met 22, 24 en 35 van de Huisvestingswet 2014 en artikel 149 van de Gemeentewet;
 
Overwegende:
  • dat in de provinciale en gemeentelijke Woonvisie en de lokale prestatieafspraken met de woningcorporatie(s) St. Willibrordus en de Wassenaarsche Bouwstichting de voornaamste doelstellingen en beleidskeuzen voor het beleidsterrein Wonen zijn weergeven;
  • dat gemeenten en corporaties vanuit hun expertise en gezamenlijke onderbouwingen in de Regionale Prestatieafspraken 2015–2018 vaststellen dat sprake is van schaarste in het sociale huursegment tot € 710.
  • dat onder meer verbetering van de aansluiting van het woningmarktaanbod op de huidige en toekomstige vraag belangrijke doelstellingen zijn, waarbij de gemeente met haar woonbeleid werkt aan een betere aansluiting van vraag en aanbod;
  • dat in de Regionale Prestatieafspraken het belang van een ongedeelde regio Haaglanden is vastgesteld, omdat nu eenmaal de woningmarkt in belangrijke mate regionaal is. Van daaruit willen de gemeenten op uniforme wijze sturing geven aan verdeling van schaarste en voorkomen van verdringing op de woningmarkt. Waarbij zij rekening houden met lokale karakteristieken en regionale maatschappelijke opgaven, zoals huisvesting van het souterrain van de woningmarkt.
  • dat het behoud van sociale samenhang in de gemeente een belangrijk aandachtspunt is;
  • dat de sociaal-economische versterking van de stedelijke kwaliteit en het tegengaan van de ruimtelijke tweedeling qua inkomensverdeling en aard en omvang van de woningvoorraad binnen de stad, tussen de stad en de kernen rondom en tussen een grote stad en andere gemeenten belangrijke doelstellingen zijn;
  • dat hiervoor onder meer het vergroten van de keuzemogelijkheden van de EU-doelgroep van (rijks)beleid op de woningmarkt en het behoud van voldoende betaalbare huisvestingsmogelijkheden voor deze groep beleidskeuzen zijn;
  • dat er een inhaalslag gemaakt dient te worden ten behoeve van een meer evenwichtige ruimtelijke spreiding van de financiële doelgroep van (rijks)beleid in de regio;
  • De huisvestingswet voorschrijft dat regels over woonruimteverdeling alleen nog via de verordening mogen en niet meer via prestatieafspraken
  • de verordening na ingaan per 1 juli 2015 een geldigheid heeft van maximaal vier jaar, tot uiterlijk 1 juli 2019. Tussentijds is een evaluatie van de verordening voorzien.
Besluit
  • 1.
    het ‘Inspraakverslag huisvestingsverordening juli 2015 Wassenaar’ vast te stellen;
  • 2.
    vast te stellen:
HUISVESTINGSVERORDENING JULI 2015 GEMEENTE WASSENAAR
1.
ALGEMENE BEPALINGEN
2.
VERDELING VAN WOONRUIMTE
 
2.1 Algemeen
 
2.2 Huisvestingsvergunning
 
2.3 Criteria voor vergunningverlening en passendheidsnormen
 
2.4 Melding leegstand en ter beschikking komen van woonruimte
 
2.5 Toewijzing van woonruimte
 
2.6 Verdeling van woonruimte: klachten
3.
INSCHRIJVING STANDPLAATSZOEKENDEN
4.
VOORRANGSVERKLARING
5.
WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
 
5.1 Splitsing in appartementen
 
5.2 Onttrekkingen, samenvoeging en omzetting
6.
OVERIGE BEPALINGEN
 
6.1 Verslaglegging en monitoring
 
6.2 Handhaving en sancties
 
6.3 Restbepalingen
7.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
 
 
Bijlage I
 
 
Bijlage II
 
 
Bijlage III
 
 
Bijlage IV
 
 
Bijlage V
 
 
Bijlage VI
 
 
Bijlage VII
 
 
Algemene toelichting
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
 
a. actiegebied:
een gebied dat burgemeester en wethouders hebben aangewezen met het doel de daarin gelegen woonruimte vrij van bewoning te maken, zodat sloop en/of verbetering van woonruimte kan plaatsvinden;
 
b. ambtshalve inschrijving:
het zonder formele aanvraag opnemen van huishoudens, woonachtig op te deconcentreren of op te heffen woonwagenlocaties, als standplaatszoekenden in het Register;
 
c. burgemeester en wethouders:
burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar;
 
d. doorstromer:
een woningzoekende die op de dag dat het woningaanbod wordt gepubliceerd over zelfstandige woonruimte in Nederland beschikt en deze leeg achterlaat voor verkoop of verhuur; onder doorstromer wordt mede begrepen iemand die (aantoonbaar met in Nederland erkende documenten) na beëindiging van een duurzame gemeenschappelijke huishouding samen met andere gezinsleden uit dit huishouden op zoek is naar zelfstandige woonruimte en met de zorg voor zijn minderjarige kind(eren) is of wordt belast;
 
e. economische binding:
binding aan de regio overeenkomstig het in artikel 14, lid 3 onder a, van de Huisvestingswet 2014 (Stb. 2014, 248) bepaalde, alsmede het duurzaam volgen van een dagopleiding in de regio;
 
f. eigenaar:
de eigenaar is diegene die bevoegd is tot het in gebruik geven van de woonruimte of het gebouw, alsmede de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in art. 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend;
 
g. oppervlakte van vertrekken:
hiermee wordt bedoeld het totaal van de oppervlakten van vertrekken, zoals gedefinieerd in het Woningwaarderingstelsel. Vertrekken: woonkamer, keuken, badkamer/doucheruimte, slaapkamer(s), zolderkamer indien bereikbaar via vaste trap en met ruime mate van daglichtaanwezigheid. Overige ruimtes: kelder, bijkeuken, wasruimte, bergruimte/schuur, ingebouwde kasten groter dan 2 m², garage, zolder niet zijnde vertrek, en verkeersruimten worden niet meegeteld;
 
h. gemeenteraad:
de gemeenteraad van de gemeente Wassenaar;
 
i. gepubliceerd woningaanbod:
het periodiek openbaar gemaakt aanbod van voor verhuur beschikbaar komende woonruimte, waarop elke woningzoekende op eigen initiatief kan reageren;
 
j. herstructureringskandidaat:
een woningzoekende die op het moment van een actiegebiedaanwijzing:
  • i.
    ingeschreven staat in de basisregistratie personen (BRP) op het adres; en
  • ii.
    met toestemming van de eigenaar als hoofdbewoner/huurder woonachtig is in een in het betreffende actiegebied gelegen zelfstandige woonruimte; of
  • iii.
    aantoonbaar tenminste anderhalf jaar inwonend is in een in het betreffende actiegebied gelegen woonruimte die met toestemming van de eigenaar door de hoofdbewoner/huurder wordt bewoond;
 
k. huishouden:
een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
 
l. huisvestingsvergunning:
de vergunning, bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Huisvestingswet;
 
m. huurprijs:
het daaromtrent in artikel 1, lid 1, onder a, van de Huisvestingswet bepaalde;
 
n. huurprijsgrens:
de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag;
 
o. huurwoning:
een woonruimte waarvoor de gebruiker een vergoeding verschuldigd is aan de zakelijk gerechtigde, of ten aanzien waarvan de gebruiker een huurovereenkomst is aangegaan;
 
p. indicatie:
een door een onafhankelijke, ter zake deskundig persoon of orgaan opgesteld document waaruit de specifieke fysieke of andere beperkingen van een woningzoekende blijken en waarin is of op basis waarvan kan worden bepaald hoe de huisvesting van de woningzoekende daarop dient te worden afgestemd
 
q. ingezetene:
degene die opgenomen is in de basisadministratie van een gemeente in de regio en feitelijk in de regio hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;
 
r. inkomen:
onder inkomen wordt verstaan het gezamenlijke verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 van de bewoners van een woongelegenheid, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Wet Awir, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens moet worden gelezen ‘huurder’.
 
s. inschrijfduur:
de periode dat een woningzoekende aaneensluitend is ingeschreven bij een woningcorporatie als bedoeld in artikel 21;
 
t. inwoning:
het bewonen van een deel van een woonruimte die door een ander huishouden als hoofdbewoner in gebruik is genomen;
 
u. kamer:
hetgeen in het Bouwbesluit (Stb. 2011, 416) wordt verstaan onder verblijfsruimte;
 
v. klachtencommissie:
De klachtencommissie spreekt zicht uit over klachten van individuele burgers over de uitvoering van de woonruimteverdeling in de gemeente Wassenaar.
 
w. leegstaan:
het niet of niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht in gebruik zijn, alsmede een gebruik dat de kennelijke strekking heeft afbreuk te doen aan de werking van de verordening [bepaling is in overeenstemming met tekst in leegstandswet, waar de crisis- en herstelwet ook naar verwijst];
 
x. maatschappelijke binding:
het daaromtrent in artikel 14, lid 3 onder b van de Huisvestingswet bepaalde;
 
y. mantelzorg:
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door iemand uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie; [definities betreffen gangbare definities zoals  de Nationale Raad voor de Volksgezondheid hanteert.]
 
z. mantelzorgrelatie:
de expliciete of stilzwijgende afspraak tussen de ontvanger en de verlener over de te verlenen mantelzorg;
 
aa. ondersteuning:
hulp bij huishoudelijke taken, vervoer, ondersteuning bij administratie en contacten met organisaties, persoonlijke verzorging, onplanbare hulp bij angst en verwardheid of valincidenten, hulp bij medicijngebruik en gebruik van hulpmiddelen, toezicht houden en gezelschaphouden;
 
bb. ondersteuningsvraag:
een ernstige beperking in de zelfredzaamheid die het gevolg is van een lichamelijke of verstandelijke beperking, een chronische ziekte of psychische problemen;
 
cc. onttrekkingsvergunning:
de vergunning als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet;
 
dd. onzelfstandige woonruimte:
woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
 
ee. regio:
samenhangend woningmarktgebied bestaande uit de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;
 
ff. register:
het register van woningzoekenden dat de corporaties bijhouden.
 
gg. splitsingsvergunning:
de vergunning als bedoeld in artikel 22 van de Huisvestingswet;
 
hh. standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten;
 
ii. standplaatszoekende:
degene die in het Register is ingeschreven;
 
jj. starter:
een woningzoekende die op dag dat het woningaanbod wordt gepubliceerd geen zelfstandige woonruimte leeg achterlaat voor verkoop of verhuur
 
kk. SVH:
vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden;
 
ll. toetsingscommissie:
de door burgemeester en wethouders in te stellen commissie die burgemeester en wethouders adviseert ter zake van de uitvoering van artikel 27;
 
mm. woonduur:
de onafgebroken periode gedurende welke een woningzoekende de huidige woonruimte in Nederland zelfstandig bewoont conform de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie;
 
nn. woonruimte:
woonruimte als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder i van de Huisvestingswet;
Artikel 2 werkingsgebied
Het bepaalde in deze verordening is van toepassing op woonruimten gelegen in de gemeente Wassenaar.
Artikel 3 Actiegebied
Burgemeester en wethouders kunnen in het kader van herstructurering of wijkverbetering gebieden aanwijzen met het doel de daarin gelegen woonruimten vrij van bewoning te maken, zodat sloop- en/of verbetering van woonruimte kan plaatsvinden.
Hoofdstuk 2. VERDELING VAN WOONRUIMTE
Paragraaf 2.1 Algemeen
Artikel 4: Reikwijdte
  • 1.
    Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens;
  • 2.
    In afwijking van lid 1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:
    • a.
      woonruimten, bestemd voor inwoning;
    • b.
      onzelfstandige woonruimten;
    • c.
      ligplaatsen voor een woonschip;
    • d.
      standplaatsen of woonwagens;
    • e.
      door toegelaten instellingen verhuurde woonruimten bestemd voor studenten.
Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning
Artikel 5: Huisvestingsvergunning
  • 1.
    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 4 in gebruik te nemen voor bewoning.
  • 2.
    Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden, dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
Artikel 6: Ontheffing huisvestingsvergunning
Ten aanzien van de huur en verhuur van woonruimte waarvoor burgemeester en wethouders een vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Leegstandwet hebben verleend, blijft artikel 5 buiten toepassing.
Artikel 7: Aanvragen huisvestingsvergunning
  • 1.
    De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders door middel van een daartoe door de gemeente beschikbaar te stellen en door de aanvrager in te vullen formulier, waarop is aangegeven welke documenten dienen te worden overlegd.
  • 2.
    Indien de aanvraag een huisvestingsvergunning voor een huurwoning betreft, dient de aanvrager een schriftelijke verklaring van de eigenaar over te leggen, waaruit blijkt dat deze bereid is de woonruimte in gebruik te geven.
  • 3.
    Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning krijgt voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte zijnde een huurwoning, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 16 van de Huisvestingswet.
Artikel 8: Verlenen huisvestingsvergunning
  • 1.
    Burgemeester en wethouders beslissen op de in artikel 7, eerste lid, bedoelde aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag en brengen de beslissing schriftelijk ter kennis van de aanvrager.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in het eerste lid voor ten hoogste 6 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
  • 3.
    In de huisvestingsvergunning wordt in ieder geval vermeld:
    • a.
      de aanduiding van de woonruimte waarop zij betrekking heeft;
    • b.
      de naam van de persoon of personen aan wie de huisvestingsvergunning is verleend;
    • c.
      het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt;
    • d.
      de mededeling dat binnen de in de vergunning genoemde termijn hiervan gebruik dient te worden gemaakt.
Artikel 9: Intrekken huisvestingsvergunning
Burgemeesters en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, conform de voorwaarden als genoemd in artikel 18 van de Huisvestingswet.
 
Paragraaf 2.3 Criteria voor vergunningverlening en passendheidsnormen
Artikel 10: In aanmerking komen voor huisvestingsvergunning
  • 1.
    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a.
      de aanvrager is 18 jaar of ouder;
    • b.
      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in artikelen 11 en 12 passend geacht voor het huishouden van de aanvrager van de huisvestingsvergunning;
    • c.
      er is voor de woonruimte geen andere gegadigde, die op grond van artikel 21 en 22 ten opzichte van de aanvrager van de vergunning een voorrangspositie heeft;
    • d.
      de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit dan wel beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland.
  • 2.
    Het in het eerste lid, onder c, bepaalde blijft buiten toepassing, indien een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd:
    • a.
      door de medehuurder, volgens artikel 266 eerste lid of artikel 267 eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, die doordat de huurder de woning verlaat huurder wordt;
    • b.
      met het oog op een voorgenomen ruil van woonruimte.
  • 3.
    De huisvestingsvergunning kan worden geweigerd indien het een woonruimte betreft waarvoor gezien de fysieke inrichting en/of de ruimtelijke positie van de woonruimte door burgemeester en wethouders is bepaald dat hiervoor een door burgemeester en wethouders op advies van een door hen aangewezen instantie te verstrekken specifieke indicatie noodzakelijk is en de aanvrager niet over de daartoe vereiste indicatie beschikt.
  • 4.
    De huisvestingsvergunning wordt geweigerd indien het verlenen van de vergunning het in gebruik hebben door de aanvrager van meer dan één woonruimte tot gevolg heeft.
  • 5.
    Het bepaalde in het vierde lid is niet van toepassing ten aanzien van degene die vanwege aan- of verkoop van een woonruimte tijdelijk twee woonruimten in gebruik heeft, wanneer ten genoegen van burgemeester en wethouders kan worden aangetoond, dat slechts één woonruimte feitelijk wordt bewoond.
  • 6.
    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder b en c, wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar op een wijze als bedoeld in artikel 17 van deze verordening, gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die ingevolge het eerste lid voor die woonruimte in aanmerking komen.
  • 7.
    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien de woonruimte is gelegen in een actiegebied.
Artikel 11 Passend toewijzen
  • 1.
    Het inkomen van het huishouden moet in een naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijke verhouding staan tot de huurprijs van de woonruimte.
  • 2.
    Bij de toepassing van het gestelde in het eerste lid geldt dat een huishouden met een inkomen van 1,5 maal het norminkomen voor meerpersoonshuishoudens volgens artikel 14 van de Wet op de huurtoeslag een woonruimte tot de huurprijsgrens kan huren. Het inkomen van de huurprijsgrens wordt geïndexeerd overeenkomstig de indexeringsmethode van de doelgroepgrens in de Wet op de huurtoeslag.
  • 3.
    De grootte van het huishouden moet in een naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders redelijke verhouding staan tot de grootte van de woonruimte
    • a.
      woningen met een gebruiksoppervlakte vanaf 80 m² worden toegewezen aan huishoudens met minimaal drie leden.
    • b.
      De norm genoemd onder a geldt niet voor woningen met een hoge mate van toegankelijkheid, zoals rolstoelwoningen voor mensen met een fysieke beperking.
    • c.
      De norm genoemd onder a geldt niet voor seniorenwoningen.
  • 4.
    De functiebeperking van het huishouden, vanuit gemeentelijke indicatiestelling op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, moet in een naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders redelijke verhouding staan tot de toegankelijkheid van de woning.
Artikel 12 Nadere normen passendheid
  • 1.
    In aanvulling op artikel 11 kunnen corporaties voor hun voorraad nadere normen stellen ten aanzien van het inkomen in relatie tot de hoogte van de huur en ten aanzien van de grootte van het huishouden in relatie tot de grootte van de woning. Corporaties stemmen jaarlijks de te hanteren normen af, inclusief onderbouwing hiervan, met Burgemeester en Wethouders van de gemeenten waar zij werkzaam zijn;
  • 2.
    De in lid 1 genoemde normen dienen ten minste aan de volgende uitgangspunten te voldoen:
    • a.
      Corporaties hanteren uniforme passendheidsnormen;
    • b.
      de normen worden openbaar bekend gemaakt;
    • c.
      de normen beogen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte, waarbij de huur-inkomensnormen bovendien beogen om de afhankelijkheid van de huurder van Huurtoeslag te beperken en in te zetten op betaalbare woonlasten;
    • d.
      jaarlijks per uiterlijk 1 april leveren de corporaties een overzicht van de effecten van de gehanteerde normen aan de hand van wachttijden voor de gehanteerde inkomens- en huishoudenscategorieën.
Artikel 13 Inschrijving als woningzoekende
  • 1.
    Huishoudens die in aanmerking willen komen voor een huurwoning van een woningcorporatie schrijven zich in bijde samenwerkende corporaties in de regio.
  • 2.
    Huishoudens worden op hun verzoek ingeschreven indien:
    • de aanvrager 18 jaar of ouder is;
    • de leden van het huishouden de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.
  • 3.
    In afwijking van het tweede lid wordt een aanvrager die nog geen 18 jaar of ouder is op zijn verzoek ingeschreven indien:
    • de aanvrager een kind heeft of
    • beide ouders van de aanvrager zijn overleden en het verzoek wordt ondersteund met een advies van een erkende voorziening voor hulpverlening of voogd of
    • de aanvrager is getrouwd of getrouwd geweest of
    • de aanvrager is geregistreerd partner of geregistreerd partner geweest.
  • 4.
    Corporaties hanteren een inschrijfregister en stellen ten aanzien van inschrijving in het register een protocol op.
  • 5.
    Het in lid 4 genoemde protocol dient ten minste aan de volgende uitgangspunten te voldoen:
    • a.
      in heel de regio wordt een uniform protocol gehanteerd.
    • b.
      het protocol wordt openbaar bekend gemaakt.
    • c.
      onderdeel van de inschrijving is de registratie van een eventuele voorrangsverklaring
    • d.
      corporaties stemmen het te hanteren protocol af met Burgemeester en Wethouders van de gemeenten waar zij werkzaam zijn;
    • e.
      Indien het protocol naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders onvoldoende voldoet aan de uitgangspunten onder sub a tot en met c, treden zij binnen zes weken in overleg;
  • 6.
    Corporaties halen een inschrijving door indien:
    • a.
      de woningzoekende een woning heeft aanvaard;
    • b.
      de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;
    • c.
      de woningzoekende 3 keer niet reageert op een verzoek tot actualisatie van de noodzakelijk gegevens.
    • d
      de woningzoekende daarom verzoekt;
    • e.
      de woningzoekende is overleden;
    • f.
      de woningzoekende het inschrijfgeld niet binnen de betalingstermijn heeft voldaan;
    • g.
      de woningzoekende doelbewust fraudeert met zijn inschrijving om hierdoor een voorrangspositie te krijgen op andere woningzoekenden.
  • 7.
    In afwijking van het gestelde in het zesde lid, onder a, wordt een inschrijving niet doorgehaald indien:
    • a.
      de woningzoekende tijdelijk in een wisselwoning verblijft of tijdelijke woonruimte huurt;
    • b.
      de woningzoekende die een andere woning accepteert op basis van een tijdelijke huurovereenkomst daarom verzoekt;
    • c.
      de woningzoekende die na inschrijving op een ander woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens niet over zelfstandige woonruimte beschikt daarom verzoekt.
Paragraaf 2.4 Melding leegstand en ter beschikking komen van woonruimte
Artikel 14 Meldingsplicht
Indien een woonruimte langer dan zes maanden leeg staat, is de eigenaar verplicht deze leegstand aan burgemeester en wethouders te melden. In afwijking van artikel 4 geldt dit artikel voor woningen als bedoeld in bijlage I.
Artikel 15 Vergunning tijdelijke verhuur
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar een vergunning voor tijdelijke verhuur verlenen, als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet.
  • 2.
    De aanvraag van een vergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders door middel van een daartoe door de gemeente beschikbaar te stellen en door de aanvrager in te vullen formulier.
Artikel 16 Beschikbaar komen voor verhuur
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar van een woonruimte als bedoeld in artikel 4 verplichten het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden.
  • 2.
    Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:
    • a.
      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd;
    • b.
      de woonruimte is ontruimd;
    • c.
      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;
    • d.
      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur is.
  • 3.
    Indien de eigenaar aan een in het eerste lid bedoelde woonruimte onderhouds- en/of verbeteringswerkzaamheden wil uitvoeren, ten gevolge waarvan de woonruimte enige tijd niet bewoond kan worden, is de eigenaar verplicht dit gelijktijdig met de in het eerste lid bedoelde melding te berichten. En is daarbij tevens verplicht opgave te doen van de geplande tijdsduur die met deze werkzaamheden zal zijn gemoeid, alsmede tot het melden van de beëindiging van de werkzaamheden.
  • 4.
    De eigenaar dient de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.
Artikel 17 Publicatie vrijkomende woonruimte
Woningcorporaties bieden hun voor verhuur vrijkomende woonruimte aan in een uniform medium.
  • 1.
    bij de publicatie hanteren de corporaties een regionaal uniforme typering van woningtypologie, conform de typologie in bijlage II.
  • 2.
    bij de publicatie geven de corporaties inzicht in de toegankelijkheid van de woning, zoals opgenomen in bijlage II, aansluitend bij de werkwijze vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning.
  • 3.
    woningen waar conform artikel 22, of conform een specifieke taakstelling vanuit artikel 16 van de Huisvestingswet, een voordracht tot verhuring wordt gedaan, worden niet gepubliceerd.
Paragraaf 2.5 Toewijzing van woonruimte
Artikel 18 toepassing toewijzingsregels
Hoofdstuk 2.5 is uitsluitend van toepassing op woningen die worden verhuurd door een corporatie.
Artikel 19 rangordecriteria
  • 1.
    Voor een starter geldt bij de toewijzing van woonruimte de inschrijfduur als criterium.
  • 2.
    Voor een doorstromer geldt bij de toewijzing van woonruimte de inschrijfduur en het aantal jaren aan woonduur op het moment van inschrijving, met een maximum van 5 jaar, als criterium.
Artikel 20 regionale binding en lokaal maatwerk
  • 1.
    Van de in artikel 4 aangewezen categorie woonruimte kan maximaal 50% van het aanbod met voorrang worden toegewezen aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de regio.
  • 2.
    Maximaal de helft van de woonruimte uit lid 1 (=25%) kan met voorrang worden toegewezen ten behoeve van lokale knelpunten op de woningmarkt, te weten:
    • a.
      Oplossen van door Burgemeester en wethouders, in afstemming met corporaties, te benoemen lokale knelpunten.
    • b.
      Burgemeester en wethouders geven nadere invulling aan de onder a genoemde categorieën, waarbij zij als uitgangspunten hanteren:
      • i.
        Dat de regels transparant en inzichtelijk zijn voor woningzoekenden;
      • ii.
        Er is aantoonbaar sprake van schaarste en verdringing in de benoemde categorieën, binnen de uitgangspunten van artikel 2 van de Huisvestingswet;
  • 3.
    Burgemeester en wethouders informeren de gemeenten in de regio over de wijze waarop lid 2 wordt ingevuld en monitoren jaarlijks de realisatie van toewijzing conform lid 2 onder b.
  • 4.
    Het vaststellen van(de regels voor) lokaal maatwerk is een bevoegdheid van Burgemeester en wethouders. De regels voor lokaal maatwerk zijn verder uitgewerkt in bijlage VII van deze verordening
Artikel 21: volgordebepaling woningzoekenden
  • 1.
    Woningcorporaties dienen de woningzoekende die voor een overeenkomstig artikel 18 aangeboden woonruimte in aanmerking komt te selecteren uit de woningzoekenden die op de betreffende te huur aangeboden woonruimte hebben gereageerd en aan de in artikelen 11 en 12, bedoelde voorwaarden voldoen. Zij nemen daarbij de volgende rangorde in acht:
    • a.
      woningzoekenden waarvoor Burgemeester en Wethouders op grond van een wettelijke taakstelling, volgens artikel 16 van de Huisvestingswet, verantwoordelijkheid dragen;
    • b.
      woningzoekenden met een voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 27, lid 1;
    • c.
      woningzoekenden met een voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 27, lid 4;
    • d.
      woningzoekenden conform artikel 20, lid 2;
    • e.
      overige woningzoekenden.
  • 2.
    Met in achtneming van de rangorde in categorieën woningzoekenden als bepaald in het eerste lid wordt de volgorde van belangstellenden als volgt nader vastgesteld:
    • a.
      In de gevallen waarin meerdere woningzoekenden hebben gereageerd, gaat de woningzoekende met de langste inschrijvingsduur of inschrijvingsduur plus het aantal jaren aan woonduur met een maximum van 5 jaar voor.
    • b.
      In de gevallen waarin meerdere woningzoekenden met een voorrangsverklaring hebben gereageerd gaat de woningzoekende met een verlengde voorrangsverklaring voor op degene die een eerste voorrangsverklaring heeft.
    • c.
      In de gevallen waarin meerdere woningzoekenden met een voorrangsverklaring hebben gereageerd gaat de woningzoekende van wie de voorrangsverklaring het eerst eindigt voor;
    • d.
      In het geval dat meerdere woningzoekenden reageren met een gelijk aflopende voorrangsverklaring is voor de onderlinge volgorde de langste woonduur bepalend.
    • e.
      In afwijking van het gestelde onder d. gaat in het geval dat meerdere woningzoekenden een gelijk aflopende voorrangsverklaring hebben, degene met een herstructureringsvoorrang voor op degene met een woonkostentoeslagvoorrang.
    • f.
      In afwijking van het gestelde onder d. gaat in het geval dat twee kandidaten met herstructureringsvoorrang een voorrangsverklaring met gelijke vervaldatum hebben, de kandidaat waarvan de (CBS-)wijkcode van het huidig adres gelijk is aan de (CBS-)wijkcode van de geadverteerde woning voor.
    • g.
      In het geval dat er meerdere kandidaten met een herstructureringsvoorrang zijn waarvan de (CBS-) wijkcode van het huidige adres gelijk is aan de (CBS-) wijkcode van de geadverteerde woning, is voor de onderlinge volgorde de langste woonduur bepalend.
Artikel 22 Hardheidsclausule volgordebepaling
In afwijking van artikel 21 kan een andere wijze van volgordebepaling worden gehanteerd.
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.
  • 2.
    Een corporatie kan op basis van een besluit van het bestuur in zwaarwegende gevallen en in overleg met de gemeente een ter beschikking gekomen woonruimte voor verhuur aanbieden.
  • 3.
    Voor plaatsing op de in het eerste en tweede lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden met een zeer hoge mate van urgentie.
  • 4.
    Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende doorstroombevorderende maatregelen inzetten om zeer schaarse woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.
  • 5.
    Een corporatie kan op basis van verhuurresultaten na overleg met B&W alternatieve voorrangsbepalingen hanteren.
Artikel 23 Verantwoording toewijzing woonruimte
Woningcorporaties dienen openbaar bekend te maken:
  • 1.
    De inschrijvingsduur of de duur van de voorrangsverklaring van de woningzoekende waaraan het gepubliceerde woningaanbod uiteindelijk is toegewezen;
  • 2.
    De woningen die niet overeenkomstig artikel 17 zijn toegewezen.
Paragraaf 2.6 Verdeling van woonruimte: klachten
Artikel 24 Afhandelen klachten en bezwaar
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kunnen een klachtencommissie instellen en kan deze mandateren aan de corporaties.
  • 2.
    De in lid 1 genoemde klachtencommissie dient ten minste aan de volgende uitgangspunten te voldoen:
    • a.
      in heel de regio wordt een uniform klachtenprotocol gehanteerd;
    • b.
      de mogelijkheid voor indienen van klachten wordt openbaar bekend gemaakt;
    • c.
      de klachtencommissie functioneert onafhankelijk van de corporatie;
    • d.
      jaarlijks per uiterlijk 1 maart rapporteren de corporaties over ingediende klachten en klachtafhandeling.
  • 3.
    De besluiten van de Klachtencommissie zijn bindend voor corporaties en degenen die het klaagschrift hebben ingediend.
  • 4.
    Verhuurders overleggen alle noodzakelijke gegevens voor beoordeling van bezwaar aan het college van burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 3. INSCHRIJVING STANDPLAATSZOEKENDEN
Artikel 25 inschrijving in register woningzoekenden
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kunnen standplaatszoekenden inschrijven in het gemeentelijk register van standplaatszoekenden.
  • 2.
    Het gemeentelijk register vermeldt de standplaatszoekenden met inschrijvingsduur en herstructureringsvoorrang.
  • 3.
    Inschrijvingen in het regionaal register van standplaatszoekenden worden met behoud van opgebouwde rechten overgeschreven naar het gemeentelijk register van standplaatszoekenden.
  • 4.
    In het geval van bijschrijving in verband met een bestaand(e) dan wel voorgenomen huwelijk c.q. samenwoning, kan de inschrijving op naam van de beide partners worden gesteld.
  • 5.
    Wordt de relatie als bedoeld in het vorige lid beëindigd, anders dan bij overlijden, dan kunnen de beide partners zich afzonderlijk laten inschrijven. De hoofdinschrijver behoudt de registratieduur van de inschrijving. Voor de partner die geen hoofdinschrijver is, geldt het moment van bijschrijven bij de hoofdinschrijver of indien de partner al voorafgaand aan de bijschrijving inschrijvingsduur had opgebouwd, het moment van de oorspronkelijke inschrijving van de partner, als inschrijvingsduur.
  • 6.
    Wordt de relatie beëindigd door overlijden van een van de partners dan blijft de inschrijving van de nog levende overgebleven partner zijn geldigheid behouden.
Artikel 26 doorhaling van inschrijving
  • 1.
    Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door in het register indien:
    • a.
      de standplaatszoekende naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;
    • b.
      de standplaatszoekende daarom verzoekt, met uitzondering van de ambtshalve ingeschrevenen;
    • c.
      de standplaatszoekende komt te overlijden;
    • d.
      de standplaatszoekende een standplaats in Nederland krijgt toegewezen en deze accepteert;
    • e.
      de standplaatszoekende een standplaats achter laat bij toewijzing en acceptatie van een woning;
    • f.
      de standplaatszoekende al dan niet opzettelijk foutieve gegevens verstrekt heeft bij de inschrijving of verzuimd heeft belangrijke wijzigingen bijtijds door te geven;
    • g.
      de standplaatszoekende niet reageert op een aanschrijving van burgemeester en wethouders aangaande de inschrijving of bedoeld als een controle op de inschrijving in het register, binnen vier weken na de datum van de aanschrijving.
  • 2.
    Voor zover mogelijk worden ingeschrevenen als bedoeld in het eerste lid door burgemeester en wethouders van de doorhaling van inschrijving schriftelijk in kennis gesteld.
Hoofdstuk 4. VOORRANGSVERKLARING
Artikel 27 verkrijgen voorrangsverklaring
  • 1.
    Voor zover woningzoekenden zelf een daartoe strekkend verzoek indienen, verlenen burgemeester en wethouders een voorrangsverklaring aan woningzoekenden die:
    • a.
      18 jaar of ouder zijn;
    • b.
      gedurende de termijn van minimaal één jaar ingezetene zijn, dan wel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 12 lid 3, van de Huisvestingswet en
    • c.
      de Nederlandse nationaliteit bezitten dan wel beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland en
    • d.
      buiten eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie verkeren dat zij binnen 3 maanden andere woonruimte behoeven en
    • e.
      naar verwachting bij toepassing van de in artikel 21, eerste lid, bedoelde volgordecriteria niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen en
    • f.
      hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.
  • 2.
    Een voorrangsverklaring volgens lid 1 wordt verleend:
    • a.
      indien een woonsituatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale en/of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt dan wel dat één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel en/of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting uit het geheel waar betrokkene deel van uitmaakt, optreedt en zelf niet in staat is dit op te lossen;
    • b.
      indien een woningzoekende een woonkostentoeslag ontvangt die structureel is en noodzaakt tot verhuizing.
    • c.
      indien bij een huurder die mantelzorg ontvangt of verleent door verhuizing de afstand tussen de woningen van de ontvanger en verlener van mantelzorg wordt verminderd tot een als redelijk te kwalificeren loop- en / of fietsafstand. De toepassing van dit artikel geldt ter beoordeling aan de toetsingscommissie, op basis van een advies van het Wmo-loket in een afgegeven mantelzorgverklaring ten aanzien van een mantelzorgrelatie. De inhoud van dit advies is afgestemd op het format in bijlage III.
  • 3.
    De onder lid 1 bedoelde voorrangsverklaring die is afgegeven door een van de gemeenten in de regio is geldig in alle regiogemeenten.
  • 4.
    Burgemeester en wethouders verlenen eveneens een voorrangsverklaring aan herstructureringskandidaten die woonachtig zijn in een binnen 24 maanden te slopen of ingrijpend te verbeteren woonruimte en die naar verwachting bij toepassing van de in artikel 21, eerste lid, bedoelde volgordecriteria niet binnen die termijn andere woonruimte zullen of kunnen krijgen.
  • 5.
    De in het eerste en vierde lid bedoelde voorrangsverklaring geldt alleen voor de door burgemeester en wethouders aan te geven categorieën woonruimte waarmee enkel de situatie van de woningzoekende die aanleiding is voor een voorrangsverklaring binnen drie respectievelijk twaalf maanden kan worden opgelost.
  • 6.
    Burgemeester en wethouders kunnen regionaal uniform uitvoeringsregels vaststellen voor het verlenen van een voorrangsverklaring aan woningzoekenden door burgemeester en wethouders.
Artikel 28 geldigheidstermijn voorrangsverklaring
  • 1.
    De in artikel 27 lid 2 bedoelde voorrangsverklaring geldt alleen voor een termijn van drie maanden vanaf het besluit.
  • 2.
    De in artikel 27 lid 4 bedoelde voorrangsverklaring geldt alleen voor een termijn van ten hoogste twaalf maanden vanaf het besluit.
  • 3.
    Indien de woningzoekende kan aantonen dat de voorrangsverklaring niet binnen de termijn waarvoor de voorrangsverklaring geldt kon worden benut én er niet sprake is van een (of meer) weigeringen van een passende woningaanbieding, kan na advies van de toetsingscommissie de duur van de voorrangsverklaring ten hoogste één maal worden verlengd. Bij de verlenging kunnen burgemeester en wethouders de op grond van het derde lid aangegeven woonruimte wijzigen.
  • 4.
    een verzoek tot verlenging als bedoeld onder sub c dient door de woningzoekende binnen twee weken na afloop van de geldigheidstermijn van de voorrangsverklaring te worden aangevraagd.
Artikel 29 aanvraag voorrangsverklaring
  • 1.
    Om in aanmerking te komen voor een voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 27, eerste en vierde lid, moet een woningzoekende deze aanvragen bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de woningzoekende woonachtig is door middel van een daartoe door de gemeente beschikbaar te stellen en door de aanvrager in te vullen formulier.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid dienen woningzoekenden die niet woonachtig zijn in de gemeente de voorrangsverklaring aan te vragen bij burgemeester en wethouders van één van de gemeenten waarin zij een woning zoeken.
  • 3.
    De aanvrager van de voorrangsverklaring dient op het aanvraagformulier als bedoeld in het eerste lid gemotiveerd aan te geven tot welke categorie woningzoekenden bedoeld in artikel 27, eerste en vierde lid, hij behoort en daartoe strekkende bewijsstukken, rapportages en andere bescheiden over te leggen.
Artikel 30 beslissing over voorrangsverklaring
  • 1.
    Burgemeester en wethouders beslissen op de in artikel 29, eerste lid, bedoelde aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag en de daarbij over te leggen bescheiden en brengen de beslissing ter kennis van de aanvrager.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in het eerste lid voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
  • 3.
    Burgemeester en wethouders kunnen hun bevoegdheid als bedoeld in het eerste en tweede lid mandateren aan een toetsingscommissie. In dat geval blijven het vierde en vijfde lid buiten toepasing.
  • 4.
    Burgemeester en wethouders beslissen slechts op de aanvraag nadat de toetsingscommissie terzake een advies heeft uitgebracht.
  • 5.
    Indien het advies van de toetsingscommissie betrekking heeft op een woningzoekende die buiten eigen schuld of toedoen tenminste 3 maanden verblijft in een van gemeentewege erkend (te)huis voor noodopvang betrekt de toetsingscommissie daarbij het advies van de instantie op wiens advies de woningzoekende is opgenomen in het (te)huis voor noodopvang.
  • 6.
    Een voorrangsverklaring bevat in ieder geval:
    • a.
      de datum waarop de voorrangspositie van kracht wordt;
    • b.
      de termijn waarvoor de voorrangsverklaring geldig is;
    • c.
      de soort woonruimte waarvoor de voorrangsverklaring geldig is.
    • d.
      de naam van de gemeenten waar de voorrangsverklaring geldig is.
Artikel 31 bezwaar tegen besluit aanvraag voorrangsverklaring
Het indienen van bezwaar tegen het besluit van burgemeester en wethouders inzake de aanvraag van een voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 27, eerste lid, juncto artikel 28 lid 1, schorst de werking van het betreffende besluit.
Artikel 32 wijziging en beëindiging voorrangsverklaring
  • 1.
    Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders na advies van de toetsingscommissie, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven voorrangsverklaring te wijzigen. Op de termijnen voor beslissing tot en mededeling van een wijziging is het bepaalde in artikel 30 van overeenkomstige toepassing.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders trekken een voorrangsverklaring in, indien:
    • a.
      aan de vereisten voor het verkrijgen van een voorrangsverklaring niet meer wordt voldaan;
    • b.
      de voorrangsverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de houder van de voorrangsverklaring wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;
    • c.
      indien de houder van de voorrangsverklaring na de afgifte van de voorrangsverklaring zelfstandige woonruimte in gebruik genomen heeft;
  • 3.
    De voorrangsverklaring vervalt van rechtswege als de termijn waarvoor zij geldig is afloopt.
Hoofdstuk 5. WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 5.1 Splitsing in appartementen
Artikel 33 Toepassing categorieën woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat het verbod als bedoeld in artikel 22 van de Huisvestingswet uitsluitend van toepassing is op gebouwen, bevattende woonruimte, die behoren tot de in bijlage IV van deze verordening opgenomen categorieën woonruimte.
Artikel 34 Aanvraag splitsingsvergunning
  • 1.
    Voor het verkrijgen van een splitsingsvergunning moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij burgemeester en wethouders door middel van een daartoe door de gemeente beschikbaar te stellen en door de aanvrager in te vullen formulier.
  • 2.
    De aanvraag moet inhouden:
    • a.
      naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;
    • b.
      indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam en correspondentieadres in Nederland;
    • c.
      straat en huisnummer; de kadastrale ligging en het jaar van het tot stand komen van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft;
    • d.
      de aard en het huidige gebruik van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft;
    • e.
      de namen en de adressen van de bewoners van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft.
  • 3.
    Bij de aanvraag moet worden overlegd een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde besluit betreffende splitsing in appartementsrechten.
  • 4.
    Indien burgemeester en wethouders daartoe verzoeken, dient te worden overlegd een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd taxateur.
  • 5.
    Indien burgemeester en wethouders daartoe verzoeken, dient te worden overlegd een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw en de maximale huurprijzen van de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten.
Artikel 35 Beslissing over aanvraag
  • 1.
    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om een splitsingsvergunning binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in het eerste lid eenmalig voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
Artikel 36 Weigeringsgronden splitsingsvergunning
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde splitsingsvergunning weigeren, indien:
    • a.
      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of laatstelijk verhuurd zijn geweest, en
    • b.
      de huurprijs van één of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de huurprijsgrens, en
    • c.
      niet gewaarborgd is dat die woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijven voor verhuur ter bewoning, en
    • d.
      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor verhuur is bestemd.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde splitsingsvergunning eveneens weigeren, indien:
    • a.
      het gebouw of het gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, voor zover het geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 dan wel een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening (Stb. 2006, 566) of met enig wettelijk voorschrift geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen, en
    • b.
      de huurprijs van één of meer van die voormalige woonruimte(n) lager is dan de huurprijsgrens, en
    • c.
      niet gewaarborgd is dat de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur te bewoning, en
    • d.
      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor verhuur is bestemd.
  • 3.
    Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde splitsingsvergunning eveneens weigeren, indien:
    • a.
      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of voor een herziening daarvan in procedure is,
    • b.
      het ontwerp voor dat plan, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag om vergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens het tweede lid is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd,
    • c.
      de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen kan hebben voor de met het plan nagestreefde of na te streven doeleinden, en
    • d.
      het belang dat de vergunningsaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de modernisering of vervanging.
  • 4.
    Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde splitsingsvergunning ten slotte weigeren, indien:
    • a.
      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, zich uit een oogpunt van indeling of de staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet, en
    • b.
      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, danwel onvoldoende verzekerd is, dat die gebreken zullen worden opgeheven.
  • 5.
    Van gebreken als bedoeld in het vierde lid is in ieder geval sprake, indien burgemeester en wethouders ingevolge artikel 13 van de Woningwet een aanschrijving hebben uitgevaardigd en nog niet aan deze aanschrijving is voldaan of een aanschrijving kunnen uitvaardigen.
Artikel 37 Aanhouden aanvraag om splitsingsvergunning
  • 1.
    Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning aan indien:
    • a.
      voor de datum van indiening van de vergunningaanvraag voor het gebied waarin het gebouw, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, is gelegen een voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is geworden met het oog op de voorbereiding van een herstructureringsplan of van herziening daarvan;
    • b.
      redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het herstructureringsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing.
    • c.
      naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs verwacht mag worden dat het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de herstructurering.
  • 2.
    De aanhouding als bedoeld in het eerste lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen.
  • 3.
    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning tevens aanhouden indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een redelijke termijn de gebreken als bedoeld in artikel 36, vierde lid, met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen.
  • 4.
    Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning op grond van het derde lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn wordt de vergunning verleend.
Artikel 38 Geldigheidsduur afgegeven splitsingsvergunning
Een door burgemeester en wethouders afgegeven splitsingsvergunning heeft een geldigheidsduur van 1 jaar, tenzij op de splitsingsvergunning een andere geldigheidsduur is vermeld.
Artikel 39 Overschrijven splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning op verzoek van degene op wiens naam de splitsingsvergunning is gesteld of van zijn rechtverkrijgende, overschrijven op naam van een ander dan degene op wiens naam de splitsingsvergunning is gesteld.
 
Paragraaf 5.2 Onttrekkingen, samenvoeging en omzetting
Artikel 40 Toepassing categorieën woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat het verbod als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet uitsluitend van toepassing is op gebouwen, bevattende woonruimte, die behoren tot de in bijlage V van deze verordening opgenomen categorieën woonruimte.
Artikel 41 Aanvraag onttrekkingsvergunning
  • 1.
    Voor het verkrijgen van een onttrekkingsvergunning moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij burgemeester en wethouders door middel van een daartoe door de gemeente beschikbaar te stellen en door de aanvrager in te vullen formulier.
  • 2.
    De aanvraag moet inhouden:
    • a.
      naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager en tevens van de eigenaar indien deze niet de aanvrager is;
    • b.
      indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam en correspondentieadres in Nederland;
    • c.
      gegevens over de huidige situatie:
      • het adres van de woning;
      • de huur- of koopprijs;
      • het aantal kamers;
      • de gebruiksoppervlakte;
      • de staat van onderhoud;
    • d.
      gegevens over de beoogde situatie:
      • de bestemming;
      • de bouwtekening / de bouwvergunning;
      • het compensatievoorstel;
      • de gronden waarop de aanvraag berust.
    • e.
      gegevens bij voorgenomen samenvoeging:
      • de verwachte huur- of koopprijs;
      • de naam van de toekomstige bewoner;
      • de omvang van het huishouden van de toekomstige bewoner.
Artikel 42 Beslissing over aanvraag
  • 1.
    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om een onttrekkingsvergunning binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in het eerste lid voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
  • 3.
    Indien de onttrekkingsvergunning wordt gevraagd ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf dan kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.
  • 4.
    Indien de onttrekkingsvergunning wordt gevraagd ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of paramedici dan kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen.
Artikel 43 Verlenen onttrekkingsvergunning
  • 1.
    Burgemeester en wethouders verlenen of weigeren de onttrekkingsvergunning met inachtneming van artikel 21 van de Huisvestingswet.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad en/of het belang van de leefbaarheid.
  • 3.
    Indien de aanvraag betrekking heeft op onttrekking, samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer betrokken woonruimten een huurprijs heeft beneden de huurprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huurprijs, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende compensatie als bedoeld in artikel 44 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend indien:
    • a.
      de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, of
    • b.
      bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de woonbestemming gehandhaafd blijft en de na samenvoeging ontstane woonruimte overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 11 en 12 passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner, of
    • c.
      de aanvraag om een onttrekkingsvergunning geschiedt door een verhuurder/beheerder voor een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend woont overeenkomstig het bepaalde in artikelen 11 en 12.
  • 4.
    Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het belang van de aanvrager, wordt de onttrekkingsvergunning verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 44 wordt geboden.
Artikel 44 Compensatie voor onttrekking, samenvoeging of omzetting
  • 1.
    Compensatie voor de onttrekking, samenvoeging of omzetting kan worden geboden door:
    • a.
      het toevoegen aan de woonruimtevoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de woonruimte die als gevolg van de onttrekkingen, samenvoeging of omzetting verloren gaat;
    • b.
      door betaling van een financiële compensatie volgens door burgemeester en wethouders vast te stellen tarieven.
  • 2.
    De compensatiegelden als bedoeld in het eerste lid, onder b, komen ten goede aan een door de gemeenteraad in te stellen fonds dat uitsluitend wordt aangewend binnen het kader van de volkshuisvesting.
  • 3.
    Bij de als compensatie toe te voegen woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onder a, dient door de aanvrager om een onttrekkingsvergunning binnen 4 weken na ontvangst van de onttrekkingsvergunning een waarborgsom te worden betaald, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in de onttrekkingsvergunning gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen.
  • 4.
    Bij de als compensatie toe te voegen woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onder a, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de voorwaarde verbinden, dat binnen 12 maanden na de dag van verzending van het besluit de compensatie daadwerkelijk moet hebben plaatsgevonden.
  • 5.
    De waarborgsom als bedoeld in het derde lid wordt aan de vergunninghouder terugbetaald binnen 8 weken nadat aan burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld dat de compensatie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
  • 6.
    De waarborgsom als bedoeld in het derde lid vervalt aan het in tweede lid genoemde fonds indien de compensatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, niet voldoet aan de in de vergunning vermelde voorwaarden, dan wel de compensatie niet binnen de gestelde termijn daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
  • 7.
    Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie:
    • a.
      in gevallen, genoemd in artikel 43, derde lid, onder b;
    • b.
      bij samenvoeging, indien de eigenaar bewoner een eigen investering doet ten behoeve van noodzakelijk bouwkundig herstel. Daarbij geldt dat de vrijstelling afhangt van de hoogte van de investering in relatie tot de economische waarde van de (kleinste) woning.
Artikel 45 Tijdelijke woonruimteonttrekking
  • 1.
    Burgemeester en wethouders verlenen voor tijdelijke woonruimteonttrekking alleen een onttrekkingsvergunning indien de aanvrager aantoont dat een situatie bestaat die een tijdelijke woonruimteonttrekking rechtvaardigt en waarbij vast staat dat die woonruimteonttrekking niet langer dan vijf jaar zal duren.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders nemen in de vergunning een termijn op, waarna de onttrekking moet zijn beëindigd. Deze termijn bedraagt ook na verlenging niet meer dan vijf jaar.
  • 3.
    Burgemeester en wethouders kunnen aan de onttrekkingsvergunning voor tijdelijke woonruimteonttrekking de voorwaarde van financiële compensatie verbinden. Deze compensatie bedraagt 10% van de compensatie als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder b, vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de tijdelijke onttrekkingsvergunning is verleend.
  • 4.
    Burgemeester en wethouders kunnen aan de onttrekkingsvergunning voor tijdelijke woonruimteonttrekking tevens de voorwaarde verbinden dat de vergunninghouder een waarborgsom stort. De hoogte van de waarborgsom mag niet meer bedragen dan het verschil tussen de compensatie als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder b, en de compensatie als bedoeld in het derde lid.
  • 5.
    De waarborgsom als bedoeld in het vierde lid wordt aan de vergunninghouder terugbetaald binnen 8 weken nadat de onttrekking binnen de termijn als bedoeld in het tweede lid is beëindigd.
  • 6.
    De waarborgsom als bedoeld in het derde lid vervalt aan het aan het in artikel 44, tweede lid, genoemde fonds indien de onttrekking niet binnen de termijn als bedoeld in het tweede lid is beëindigd.
Artikel 46 Gebruik zonder onttrekkingsvergunning
Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning of kantoor of praktijkruimte door de eigenaar, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik wordt genomen voor bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.
Artikel 47 Overschrijven onttrekkingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming tot onttrekking op verzoek van degene op wiens naam de toestemming is gesteld of van zijn rechtverkrijgende, overschrijven op naam van een ander dan degene op wiens naam de toestemming is gesteld.
Hoofdstuk 6. OVERIGE BEPALINGEN
Paragraaf 6.1 Verslaglegging en monitoring
Artikel 48 verslaglegging door eigenaren van woonruimte
  • 1.
    Burgemeester en wethouders en eigenaren van woonruimten zorgen jaarlijks voor een monitor van de huisvesting van nader aan te geven categorieën woningzoekenden. Jaarlijks voor 1 april brengen eigenaren van woonruimten hiertoe verslag uit aan Burgemeester en wethouders.
  • 2.
    In aanvulling op lid 1 leveren eigenaren van woonruimten voor 1 april tevens de voorraadgegevens en aanbodgegegevens aan Burgemeester en wethouders, overeenkomstig de in een overeenkomst vastgelegde afspraken.
  • 3.
    Op basis van de verslaglegging evalueren Burgemeester en wethouders, samen met corporaties, voor 1 juli van het jaar de werking van de woonruimteverdeling. Op grond van de evaluatie besluiten zij over eventuele aanpassing van de verordening.
     
Paragraaf 6.2 Handhaving en sancties
Artikel 49 handhaving bij overtreding
Overtreding van het bepaalde in artikel 14, 16 en 33 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie, zoals bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 50 bestuurlijke boete
  • 1.
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
  • 2.
    Overtredingen van artikel 5 en artikel 40 kunnen worden beboet met een bestuurlijke boete.
  • 3.
    Indien aan de overtreder een bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van artikel 5, tweede lid of artikel 40 en binnen vijf jaar opnieuw dezelfde overtreding is geconstateerd wordt de overtreding beboet met een hogere bestuurlijke boete.
  • 4.
    Indien aan de overtreder een bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van artikel 5 tweede lid of artikel 40 en de overtreding vanuit een bedrijfsmatige exploitatie van woonruimte is geconstateerd, wordt de overtreding beboet met een hogere bestuurlijke boete.
  • 5.
    Bij de toepassing van het gestelde in voorgaande leden hanteren burgemeester en wethouders de boetes als vermeld in Bijlage VI van deze verordening.
Artikel 51 handhavingsambtenaren
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
 
Paragraaf 6.3 Restbepalingen
Artikel 52 hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Artikel 53 onvoorziene omstandigheden en experimenten
  • 1.
    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij hij zich uitsluitend zal laten leiden door overwegingen betrekking hebbend op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in deze verordening afwijken of afwijking daarvan toestaan ten behoeve van experimenten die in het belang zijn van de volkshuisvesting.
Artikel 54 mandatering
  • 1.
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens deze verordening te mandateren aan door hen daartoe speciaal aan te wijzen ambtenaren.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens artikel 7 tot en met 10 van deze verordening te mandateren aan eigenaren van woonruimte.
  • 3.
    Mandatering wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de ingezetenen van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Hoofdstuk 7. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 55 overgangsbepaling bezwaar en beroep
Op procedures inzake bezwaar en beroep die zijn ingesteld voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58 en voor zover daarop bij inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, blijft het recht zoals het gold voor die dag van toepassing.
Artikel 56 overgangsbepaling voorrangverklaring, huisvestings-, splitsings- of onttrekkingsvergunning
  • 1.
    Aanvragen van woningzoekenden om vaststelling van de urgentie of een voorrangsverklaring of om verlening van een huisvestingsvergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de belanghebbende gunstiger is.
  • 2.
    Aanvragen om verlening van een onttrekkingsvergunning of een splitsingsvergunning, welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de belanghebbende gunstiger is.
Artikel 57 titel
Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening juli 2015 gemeente Wassenaar.
Artikel 58 in werking treden
Deze verordening treedt daags na de bekendmaking in werking en vervalt uiterlijk per 1 juli 2019.
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wassenaar gehouden op 6 juli 2015

de griffier,

drs. G. de Schipper-Tinga

de voorzitter,

drs . J.Th. Hoekema

Bijlage I
Meldingsplicht Leegstand, artikel 14
 
Meldingsplicht bij leegstand is in Wassenaar bij geen enkel woningtype verplicht.
Bijlage II
Begripsomschrijvingen als bedoeld in artikel 18 (woningtypen)
 
  • a.
    eengezinswoning: woonruimte met minimaal twee woonlagen zonder woonruimte er boven, met een tuin en met een voordeur aan de straat;
  • b.
    benedenwoning: gelijkvloerse woonruimte met de voordeur aan de straat;
  • c.
    bovenwoning: woonruimte op de eerste en/of tweede, tevens bovenste woonlaag en niet gelegen in een flatgebouw;
  • d.
    portiekwoning: gelijkvloerse woonruimte met de voordeur in een portiek, gelegen in een gebouw met maximaal vier woonlagen;
  • e.
    flat zonder lift: gelijkvloerse woonruimte aan een galerij in een gebouw met maximaal vier woonlagen.
  • f.
    flat met lift: gelijkvloerse woonruimte aan een galerij, portiek of corridor in een gebouw met meerdere woonlagen en een lift;
  • g.
    benedenmaisonnette: woonruimte met eigen toegang op de begane grond en bestaande uit minimaal twee door een inwendige trap verbonden woonlagen, waarvan één op de begane grond;
  • h.
    bovenmaisonnette: woonruimte met een eigen toegang en bestaande uit minimaal twee door een inwendige trap verbonden woonlagen, waarvan geen op de begane grond;
  • i.
    HAT-eenheid (Huisvesting voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens): kleine woonruimte met 1 of 2 kamers, meestal met een keukenblok in de (woon)kamer en dikwijls gebouwd in speciaal voor deze woongroep ontworpen panden of in bestaande aangepaste gebouwen; een zelfstandige HAT-eenheid heeft een eigen voordeur, keuken, douche en wc; een onzelfstandige HAT-eenheid deelt deze voorzieningen met andere HAT-eenheden.
Woningen naar mate van toegankelijkheid
 
  • j.
    Gelijkvloerse woning (*)
    • 1.
      Gelijkvloerse woning op de begane grond of bereikbaar via een lift.
    • 2.
      Bereikbaar zonder treden.
    • 3.
      Drempels zijn terug te brengen tot maximaal 2 cm.
  • k.
    Rollatorwoning (**)
    • 1.
      Drempels maximaal 2 cm.
    • 2.
      Breedte van toegangspaden, gangen etc. naar de woning is minimaal 1.20 m.
    • 3.
      met een maximale helling van 1:12 (geldt tot 25 cm hoogteverschil).
    • 4.
      Toegangsdeuren van het gebouw en liftdeuren openen automatisch.
    • 5.
      Vrije doorgang van de complexdeur, tussendeuren en de voordeur is minimaal 85 cm.
    • 6.
      De doorgang van deuren in de woning is minimaal 0,75 m.
    • 6.
      De lift meet inwendig minimaal 1,05 x 1,35 m. en heeft een leuning.
  • l.
    Rolstoelwoning (***)
    • 1.
      Bedieningselementen bevinden zich tussen 0,90 en 1,20 m. boven de vloer en 0,50 m. horizontaal uit een inwendige hoek.
    • 2.
      Alle binnendeuren hebben een vrije doorgang van meer dan 0,85 m.
    • 3.
      Alle gangen zijn breder dan 1,10 m.
    • 4.
      De lift meet inwendig minimaal 1,05 x 2,05 m. en heeft een leuning.
    • 5.
      Opstelruimte voor en achter de deur minimaal 0,90 bij 1.10 cm.
    • 6.
      De vrije opstelruimte naast de voordeur is minimaal 0,35 cm.
    • 7.
      Toegankelijke badkamer zonder douchebak, met toilet, douchevloer en wastafel. Minimale maat: 2,15 bij 2,15 m. of 1,70 bij 2,70 m.
    • 8.
      De draaicirkel in de keuken is 1,50 m. en de afstand tussen de wand achter het aanrecht en de tegenoverliggende wand is minimaal 1,80 m.
  • m.
    Extra ruime rolstoelwoning (****)
    • 1.
      De afmeting van de hoofdslaapkamer is minimaal 15 m2 en de breedte is minimaal 3,0 m.
    • 2.
      De afmeting van de woonkamer is minimaal 24 m2, bij een minimale breedte van 3,0 m.
Bijlage III
Format mantelzorgverklaring voor voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 27 lid 2c
 
In de mantelzorgverklaring van het Wmo-loket wordt ten minste ten aanzien van de volgende onderwerpen een uitspraak gedaan:
  • er sprake is van een ondersteuningsvraag zoals bedoeld in artikel 1, onder x;
  • er sprake is van een mantelzorgrelatie als bedoeld in artikel 1, onder v;
  • de mantelzorger besteedt minimaal 8 uur in de week, gedurende minimaal drie aaneengesloten maanden, aan het bieden van mantelzorg aan de andere indiener;
  • er sprake is van een langdurige ondersteuningsvraag, waarbij de verwachting bestaat dat de mantelzorgrelatie gedurende minimaal drie maanden na de verklaring in stand blijft.
  • een verhuizing als oplossing kan worden aangemerkt als goedkoopst compenserende voorziening.
Bijlage IV
Categorieën gebouwen als bedoeld in artikel 33 (splitsing)
Gemeente Wassenaar:
 
alle gebouwen, bevattende woonruimte onder de huurprijsgrens, behoudens de huurappartementen van corporaties waarvoor splitsing wordt aangevraagd ten behoeve van verkoop volgens de lokale of regionale prestatieafspraken.
Bijlage V
Categorieën woonruimten als bedoeld in artikel 40 (onttrekkingen)
 
Gemeente Wassenaar : alle woningen onder de huurprijsgrens.
Bijlage VI
Bestuurlijke boetes als bedoeld in artikel 50, vijfde lid
 
Overtreding
1 e keer
Recidive
Art. 7, eerste lid
x
x
Art. 7, tweede lid
• niet-bedrijfsmatige exploitatie
• bedrijfsmatige exploitatie
x
x
Art. 45, eerste lid:
• niet-bedrijfsmatige exploitatie
• bedrijfsmatige exploitatie
x
x
Toelichting
Recidive
Van recidive is sprake indien binnen vijf jaar na beëindiging van een overtreding van een bepaald artikel opnieuw dezelfde overtreding van hetzelfde artikel wordt begaan.
Onderscheid niet-bedrijfsmatige exploitatie en bedrijfsmatige exploitatie
Van een bedrijfsmatige exploitatie is in de volgende gevallen sprake:
  • 1.
    De overtreder verhuurt aantoonbaar meerdere woonruimten. Uit de omvang van de exploitatie blijkt het bedrijfsmatige aspect. Iemand die zich bedrijfsmatig bezig houdt met exploitatie behoort de regelgeving te kennen.
  • 2.
    De overtreder houdt zich beroepsmatig bezig met regelgeving omtrent huisvesting en exploitatie van onroerend goed. Hieronder vallen in ieder geval: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en kamerbemiddelingsbureaus en bedrijven die zich bezig houden met huisvesting van hun eigen werknemers. Het bedrijfsmatige aspect van de exploitatie vloeit voort uit de aard van het bedrijf of beroep van de overtreder.
  • 3.
    Uit de omvang van onzelfstandige bewoning kan ook een bedrijfsmatig karakter van de exploitatie blijken: bij meer dan vier personen, kan dit aangemerkt worden als kamerverhuur in de zin van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. De exploitant dient bij een exploitatie van die omvang ook te zorgen voor een brandveilig gebruik en op de hoogte te zijn van de overige regelgeving.
  • 4.
    Onttrekking van woonruimte is enkel bedrijfsmatig indien dit vanuit commercieel oogpunt plaatsvindt. Onttrekking in het kader van het voeren van een bedrijf (opslag supermarkt, meelsilo voor een bakkerij, of een logiesfunctie), maar ook het in gebruik hebben van woonruimte met een hennepkwekerij, is als een onttrekking vanuit commercieel oogpunt te beschouwen.
  • 5.
    Samenvoeging van een woonruimte is niet bedrijfsmatig, tenzij de overtreder zich beroepsmatig bezig houdt met huisvesting en exploitatie van onroerend goed. Hieronder vallen in ieder geval: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en kamerbemiddelingsbureaus en bedrijven die zich bezig houden met huisvesting van hun eigen werknemers. Het bedrijfsmatige aspect van de exploitatie vloeit voort uit de aard van het bedrijf of beroep van de overtreder.
Bijlage VII
Lokaal maatwerk als bedoeld in artikel 20
Ten behoeve van het oplossen van lokale knelpunten op de woningmarkt kan maximaal 25% van de vrijkomende woonruimte met voorrang worden toegewezen aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de gemeente Wassenaar en/of een kern/wijk van de gemeente Wassenaar. Er moet dan aantoonbaar sprake zijn van schaarste en verdringing in de benoemde categorieën.
Burgemeesters en wethouders hebben in afstemming met de corporaties de volgende knelpunten benoemd.
  • De wijk Kerkehout vormt door zijn ligging en sociale kenmerken een aparte kern binnen Wassenaar. Doorstromers en starters uit de wijk vinden door schaarste aan geschikte woonruimte binnen de wijk Kerkehout moeilijk een woning.
  • Wassenaarse jongeren die geen zelfstandige woonruimte achterlaten vinden in Wassenaar moeilijk geschikte zelfstandige woonruimte door de beperkte inschrijfduur.
  • Senioren die in een corporatiewoning wonen die (qua grootte en toegankelijkheid) niet langer aansluit bij hun specifieke woonbehoeften vinden in Wassenaar moeilijk geschikte woonruimte.
Burgemeesters en wethouders hebben daarom in afstemming met de corporaties de volgende voorrangsregels (lokaal maatwerk) vastgesteld voor Wassenaarders met een maatschappelijke binding.
  • 1.
    Voorrang voor doorstromers en starters uit de wijk Kerkehout wanneer ze reageren op een passende woning binnen de wijk Kerkehout.
  • 2.
    Voorrang voor starters binnen Wassenaar wanneer ze reageren op een passende woning.
  • 3.
    Voorrang voor senioren binnen Wassenaar wanneer ze reageren op een passende woning en een eengezinswoning van de corporaties achterlaten.
Algemene toelichting
De Huisvestingswet 2014, die op 1 januari 2015 in werking treedt, bepaalt dat gemeenten per 1 juli 2015 een nieuwe huisvestingsverordening moeten vaststellen ter vervanging van hun bestaande huisvestingsverordening. Bestaande verordeningen vervallen op die datum van rechtswege. De nieuwe huisvestingsverordening moet voldoen aan de nieuwe Huisvestingswet (2014, stb. 248). De Haaglanden-gemeenten hebben daarom een nieuwe lokale model-huisvestingsverordening opgesteld die de huidige regionaal afgestemde lokale huisvestingsverordeningen moeten vervangen.
Met de Huisvestingswet 2014 wordt door het parlement een aantal principiële en duidelijke keuzes gemaakt. De nieuwe Huisvestingswet beperkt de werking van de verordening tot het enige waarvoor, volgens de wetgever, het instrument benodigd is: ‘een instrumentarium om in te grijpen in de woonruimteverdeling en de samenstelling van de woonruimtevoorraad voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.’ In onderstaand kader wordt een uiteenzetting gegeven van de belangrijkste bepalingen en uitgangspunten van de nieuwe Huisvestingswet.
 
De nieuwe lokale huisvestingsverordeningen zijn aangepast conform de nieuwe Huisvestingswet. De belangrijkste wijzigingen zijn samengevat:
  • Het in te zetten instrumentarium beperkt zich tot alle goedkope huurwoningen (huur tot liberalisatiegrens, € 710,68 per 2015). Dus zowel woningen van woningcorporaties als particulier;
  • Alle artikelen over de koopsector zijn verwijderd;
  • Leeftijd mag niet meer als criterium worden gehanteerd;
  • De standplaatsen vallen niet meer onder de definitie van woonruimte, woonwagens zijn ‘normale’ woonruimte die onder de algemene verordening vallen. Via Lokaal Maatwerk blijven rechten behouden;
  • In het kader van de deregulering is een aantal uitvoeringsregels vervangen door uitgangspunten. De uitvoerende partijen werken een regionaal uniforme uitvoeringspraktijk uit op basis van de gegeven uitgangspunten, onder toezicht van de publiekrechtelijke verantwoordelijke overheid;
  • Een aantal artikelen is vereenvoudigd;
  • Een aantal artikelen is transparanter gemaakt;
  • De regionale schaarste is aangetoond en rechtvaardigt dat 50% van het vrijkomend aanbod wordt toegewezen aan regionale woningzoekenden;
  • Eventueel lokaal maatwerk mag wettelijk bestaan uit maximaal de helft van de regionale toewijzingen. Per gemeente dus maximaal 25% van alle toewijzingen. Hiervoor zijn nadere regels gesteld op basis van melding vooraf en verantwoording achteraf. Dit moet worden onderbouwd op niveau van gemeente, kern of wijk;
  • Ten aanzien van bepalingen over de veranderingen in samenstelling van de woningvoorraad (hoofdstuk 5 van de verordening) zijn nagenoeg geen veranderingen geweest, omdat hier de verordening al passend was bij de nieuwe wet;
Schaarste: De wetgever stelt aan lokale sturing een flink aantal voorwaarden. De gemeenteraad zal enerzijds moeten aantonen dat er schaarste is en anderzijds dat de inzet van het instrumentarium van de Huisvestingswet in de concrete situatie geschikt en proportioneel is om de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van die schaarste te bestrijden. Schaarste kan alleen betreffen: schaarste aan goedkope woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen en schaarste aan goedkope huurwoningen voor de huidige inwoners van een gemeente.
Leefbaarheid: Het is niet toegestaan om in het kader van woonruimteverdeling eisen te stellen aan woningzoekenden met het oog op de bevordering van de leefbaarheid.
Werkingsduur: De nieuwe Huisvestingswet beperkt ook de werkingsduur van een Huisvestingsverordening tot ten hoogste vier jaar. Deze termijn hangt onder meer samen met het feit dat woonruimteverdeling alleen de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste mitigeert, maar niet de schaarste zelf wegwerkt. De inzet van een Huisvestingsverordening moet ingebed zijn in een bredere beleidsvisie, waarin gestreefd wordt naar een structurele oplossing.
Categorieën goedkope woonruimte: De regels kunnen ook alleen worden opgesteld voor goedkope huurwoningen, van particuliere verhuurders en / of corporaties, die zijn aangewezen als schaarse woonruimte. De wetgever geeft eveneens aan dat het niet is toegestaan om buiten de Huisvestingsverordening andere of aanvullende afspraken te maken over de verdeling van woningen. Prestatieafspraken tussen gemeenten en woningcorporaties kunnen wel worden gemaakt, maar mogen geen elementen bevatten op het gebied van woonruimteverdeling, maar bijv. wel over wat men als schaars of groepen in de knel opvat. Ook beschikbaarheid van woningen zijn bij uitstek onderwerp van prestatieafspraken, mede in het licht van Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting die voor vaststelling voorligt aan de Eerste Kamer.
Huisvestingsvergunning: Overeenkomstig de nieuwe Huisvestingswet dient de gemeenteraad de goedkope woonruimte aan te wijzen waarvoor een huisvestingsvergunning moet worden verleend. Uitsluitend dat deel waar de schaarste betrekking op heeft kan als vergunningsplichtig worden aangewezen.
Urgentieregeling: De huisvestingswet biedt net als voorheen de mogelijkheid om een urgentieregeling in te stellen. De wetgever heeft bepaald dat tenminste drie categorieën woningzoekenden moeten worden opgenomen in een urgentieregeling. Het gaat hierbij om:
  • a.
    woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang voor personen die hun woning hebben moeten verlaten in verband met relationele problemen of geweld;
  • b.
    vergunninghouders;
  • c.
    woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen.
Maatschappelijke en economische binding: Bij de woningtoewijzing kan voorrang worden gegeven aan personen met een maatschappelijke of economische binding. Als er geen beperkingen zijn die voortvloeien uit de Wet ruimtelijke ordening, waarbij er slechts geringe of geen uitbreidingsmogelijkheden zijn, kan maximaal de helft van de aangewezen categorieën woonruimte met voorrang worden toegewezen aan regionaal gebondenen en maximaal de helft daarvan aan lokaal gebondenen. Echter bij het huisvesten van woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang voor personen die hun woning hebben moeten verlaten in verband met relationele problemen of geweld en bij vergunninghouders mogen deze bindingsvoorwaarden niet gesteld worden. Het geven van voorrang aan woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding mag niet tot gevolg hebben dat er geen reële huisvestingsmogelijkheden meer zijn voor woningzoekenden zonder binding. Daarnaast heeft de wetgever gedefinieerd wat onder economische en maatschappelijke binding mag worden verstaan, alsmede wat er niet onder mag worden verstaan.
Wijzigingen in de woonruimtevoorraad: Ook bij wijzigingen in de woonruimtevoorraad is nadrukkelijker de koppeling met schaarste gemaakt. Leefbaarheid mag wel een afgeleide, secundaire overweging zijn bij het al dan niet verlenen van een vergunning (bijv. wanneer het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand). Nieuw is dat de vergunningsplicht niet van toepassing is bij het samenvoegen van woonruimte indien de eigenaar dit doet ten behoeve van eigen bewoning of bij onttrekken van woonruimte voor gebruik van die woonruimte als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar. Nieuw is ook dat op grond van de gewijzigde Rotterdamwet (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek 9 april 2014) een vergunning tot woningvorming aan de Huisvestingswet is toegevoegd.
Bibob -onderzoek: Eveneens wordt het mogelijk vanaf de inwerkingtreding van de huisvestingswet een Bibob-onderzoek in te stellen bij het verlenen van een vergunning om op het gebied van kamerverhuur te kunnen voorkomen dat criminele ondernemers daarmee anderen duperen.
Regionale schaarste
In de regio Haaglanden is sprake van een schaarste aan goedkope huurwoningen (huur tot € 710,68). In de regionale prestatieafspraken (RPA) is de schaarste nader onderbouwd.
 
Aanvullend geven wij de volgende onderbouwing. De vraag naar deze woningen overschrijdt het aanbod ieder jaar in ruime mate. Enkele feiten van de huidige situatie onderbouwen dit:
  • In de regio staan bijna 160.000 zelfstandige huurwoningen van de woningcorporaties. Ongeveer 10.000 daarvan hebben een huur van boven de liberalisatiegrens. Er zijn dus ongeveer 150.000 woningen van de woningcorporaties bereikbaar voor de huishoudens met een inkomen van onder de € 34.678.
  • In regio Haaglanden staan bijna 115.000 huishoudens ingeschreven voor een sociale huurwoningen. Daarvan zijn ruim 52.000 huishoudens actief woningzoekende (zij reageren op vrijkomend aanbod).
  • Jaarlijks komt ongeveer 7% á 8% van de 150.000 gereguleerde woningen vrij. Dit betekent tussen de 10.000 en 12.000 woningen per jaar.
  • Het aantal reacties op aangeboden woningen lag in het eerste half jaar van 2014 op gemiddeld 120 reactie per woning, hetgeen kan worden gekenmerkt als een woningmarktsituatie waarin sprake is van schaarste. Tevens is de druk zo groot dat zonder nadere regels verdringing zou plaatsvinden in vrijwel alle marktsegmenten binnen het sociale segment.
Een blik in de (nabije) toekomst leert ons dat de situatie niet op korte termijn verbetert.
  • In het WoON2012 zijn woonwensen geïnventariseerd. Deze woonwensen zijn door Companen, in haar vraag-aanbod model gecombineerd met de huishoudensprognoses.
  • Dit leidt tot een indicatie van de schaarste per type woning. Op basis van de woonwensen zal de schaarste in de huursector in de regio zich in alle segmenten voordoen, maar vooral ontstaan bij de eengezinswoningen, met name de goedkopere.
  • Ook inkomensgegevens en woonsituatie van inwoners van de regio (op basis van regionaal inkomensonderzoek – RIO – van het CBS) zijn geanalyseerd, in combinatie met de huishoudensprognose. Op basis van een beperkte welvaartsgroei en een gelijkblijvende scheefheid kan een indicatie worden gegeven van de benodigde huurvoorraad. Hieruit blijkt dat de voorraad huurwoningen (van woningcorporaties ca. 9.000 en andere verhuurders ca. 8.000) in de regio netto (dus nieuwbouw minus onttrekkingen door sloop of verkoop) moet toenemen tot in ieder geval 2024 (met 17.000 woningen) en dat dus de schaarste zal toenemen indien dit niet wordt gerealiseerd.
  • In het kader van de regionale prestatieafspraken werkt de gemeente aan het verminderen van de schaarste door toevoeging van sociale huurwoningen, dan wel door het verminderen van scheefheid.
Een doelmatige, rechtvaardige en evenwichtige verdeling van de woningvoorraad staat hiermee dus onder druk en overheidsingrijpen is vereist. Dit is in het bijzonder ook het geval voor mensen die een urgente huisvestingsbehoefte hebben. Daarnaast zien we dat er specifieke groepen woningzoekenden om bijzondere aandacht vragen in de woonruimtebemiddeling, denk aan personen die uit een instelling weer in een zelfstandige woning gaan wonen. Hoewel we vrijheid van vestiging van woningzoekenden en een open regionale woningmarkt hoog in het vaandel hebben, legitimeren de aanwezigheid van groepen in de knel en de aanwezigheid van specifieke groepen woningzoekenden, dat er door de gemeenten in regio Haaglanden (tijdelijk) wordt (bij)gestuurd in het verhuurtraject van sociale huurwoningen. Dit alles met het besef dat de meer structurele oplossing van het vraagstuk in de ontwikkeling van de woningvoorraad (zowel kwantitatief als kwalitatief) in brede zin ligt. Met het oog op voorgaande is het tevens gelegitimeerd om via een vergunningstelsel grip te houden op aanpassingen of wijzigingen in de gehele woningvoorraad.
De verordening is hét geëigende instrument om te dienen als kader voor zowel sturingsinstrumentarium als het vergunningstelsel. Met de verordening kan geborgd worden dat het aanbieden en toewijzen van woningen op een evenwichtige, rechtvaardige en op een transparante wijze gebeurd en dat wijzigingen in de woningvoorraad weloverwogen plaatsvinden. Doordat de verordening een publiekrechtelijke basis kent en bestuurlijk wordt vastgesteld, is bovendien geborgd dat de bepalingen omtrent het sturingsinstrumentarium alsmede het vergunningstelsel democratisch gelegitimeerd zijn.
De verordening als onderdeel van een samenhangend stelsel
De verordening staat niet op zichzelf maar maakt nadrukkelijk onderdeel uit van een breder stelsel. Hieronder wordt per onderdeel van dat stelsel een toelichting gegeven van de inhoud en functie.
Woonvisie
De basis voor de gemeentelijke invulling van zowel de verordening als de prestatieafspraken ligt in de lokale woonvisie. Hierin wordt uitgestippeld wat het woonbeleid is voor de langere termijn en wordt benoemd of en waar het knelt op de woningmarkt en welke groepen onrechtvaardige en onevenwichtige effecten van schaarste ondervinden. Daarbij worden uitspraken gedaan over de gewenste ontwikkeling in de beschikbaarheid van de sociale voorraad, als basis voor nadere prestatieafspraken.
Prestatieafspraken RPA Haaglanden
In de regionale prestatieafspraken worden tussen de gemeenten en de SVH afspraken gemaakt over de uitvoering van het woonbeleid. De prestatieafspraken zijn daarmee de plek waar gemeente en corporatie(s) met elkaar hebben vaststellen wie er specifiek tot de doelgroep van het woonbeleid behoort, welke groepen door schaarste in de knel komen en welke inspanningen gemeente en corporatie(s) leveren om dit aan te pakken. Dit zal onder meer gaan om afspraken over huurprijsbeleid en woningvoorraadontwikkeling, factoren die sterk bepalend zijn voor het ontstaan van schaarste. NB. dit is ook precies de reden waarom rijk en provincie veel waarde aan aanhaking met prestatieafspraken hechten: het ondersteunt de gedachte van brede inzet van de instrumentenkoffer voor het oplossen van de schaarsteproblematiek.
Prestatieafspraken over woonruimtebemiddeling zijn niet toegestaan. Als een gemeente hierop wil sturen kan dit uitsluitend via een verordening. Door in de afspraken wel op te nemen welke doelgroepen centraal staan in het woonbeleid en welke groepen door schaarste in de knel komen, ontstaat er voor zowel gemeente als corporatie(s) echter toch een duidelijk gemeenschappelijk handelingskader.
II. Verordening
De verordening bevat uitsluitend een set regels en bepalingen, te weten:
  • Voorrangsregels bij woonruimtebemiddeling/verlening huisvestingsvergunning inclusief regionale urgentieregeling
  • Bepalingen t.a.v. wijzigingen in de voorraad (splitsing, samenvoeging, onttrekking etc.)
  • Bepalingen t.a.v. monitoring
De huisvestingsvergunningplicht in de verordening geldt voor alle sociale huurwoningen tot € 710,68. Het is binnen dat deel van de voorraad dat zich binnen de regio de onevenwichtige en onrechtvaardige gevolgen van schaarste voordoen. De huisvestingsverordening stelt gemeenten in staat om ter bestrijding van specifieke gevolgen van schaarste specifieke voorrangsregels in te zetten. Het kan daarbij gaan om voorrangsregels gelet op de aard, grootte en prijs van woonruimte, maar in ieder geval om voorrangsregels voor urgentwoningzoekenden. De huisvestingsverordening stelt gemeenten daarnaast ook in staat ter bestrijding van de gevolgen van schaarste ook een vergunningstelsel voor wijzigingen in de voorraad in te zetten.
Inschrijving
Woningzoekenden moeten zich inschrijven om te kunnen reageren op een aangeboden woning. Na betaling van het inschrijfgeld kunnen woningzoekenden reageren en inschrijvingsduur opbouwen. Verhuurders houden hiertoe een inschrijfregister aan.
In dit register zijn voorrangsverklaringen aangetekend. De uitvoering van inschrijving is de verantwoordelijkheid van de verhuurders. Zij stellen hiertoe, in afstemming met de gemeenten waar zij werkzaam zijn, een protocol op.
Er wordt in het systeem voor woningzoekenden geen onderscheid gemaakt tussen starters en doorstromers. Woningzoekenden worden op inschrijvingsduur, en bij doorstromers inclusief woonduur, geselecteerd. Deze keuze beoogt dat zoekactiviteit wordt beloond. Starters bouwen inschrijvingsduur op vanaf het moment van inschrijving. Doorstromers krijgen maximaal 5 jaar woonduur opgeteld bij hun inschrijvingsduur (zie art 21a van de verordening).
Jaarlijks vindt een aanschrijving plaats om het bestand van woningzoekenden te schonen.
Passendheidscriteria
a. Verhouding huur-inkomen
Uitgangspunt in het systeem van woonruimteverdeling is dat de woningzoekende zo min mogelijk wordt beperkt in zijn woonkeuze. Woningzoekenden die, gelet op hun inkomen, in het bijzonder zijn aangewezen op woonruimten met een verhoudingsgewijs lage prijs, mogen echter niet in de knel komen. Anders dan bij de vorige verordening kan dit nu niet geborgd worden in afzonderlijke prestatieafspraken, maar moet dit een plek krijgen in de verordening. In artikel 11 en 12 zijn daartoe uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte en beperken van de afhankelijkheid van huurtoeslag. Vervolgens is het aan de corporaties om hier concreet invulling aan te geven, op basis van hun kennis van de woningmarkt. Dit moet wel regionaal uniform en in afstemming met de gemeente waar zij werkzaam zijn.
b. Verhouding grootte huishouden en grootte van de woning
Uitgangspunt bij de bezettingsnorm is zo veel mogelijk keuzevrijheid bieden voor de woningzoekenden. Het is dus zaak om uitsluitend om reden van schaarste en evenwichtige verdeling van de vrijkomende woningen label-eisen te formuleren bij verhuur van woningen. Om overbewoning tegen te gaan is in het Bouwbesluit 2012 bepaald dat de gebruiksoppervlakte voor één persoon tenminste 12 m² moet bedragen. Voor de grootste woningen, met een gebruiksoppervlak van minimaal 80 m² is bepaald dat deze woningen met voorrang bij grotere huishoudens terecht komen.
Lokaal maatwerk
In het woonruimteverdelingsysteem is het opnemen van lokale voorrangsregels mogelijk, zij het wezenlijk anders dan tot 2015 onder de oude Huisvestingswet mogelijk was. Het gaat om lokale knelpunten waar sprake is van schaarste en verdringing, maar niet om leefbaarheidsaspecten.
De gemeenten benutten de ruimte binnen de Huisvestingswet voor Lokaal Maatwerk. Daarbij hebben zij in onderling overleg een aantal categorieën woningzoekenden bepaald waar Lokaal Maatwerk op van toepassing is. In eerste instantie zijn dat doorstromers uit bestaande uiterst schaarse huurwoningen. Daarnaast zijn er op lokaal niveau specifieke vraagstukken die vragen om lokaal maatwerk. Dan kan het gaan om toewijzing van woonwagens, verhuizers uit studentenwoningen, nieuwbouwprojecten.
Met de bepalingen ten aanzien van nieuwbouw wordt beoogd de gemeenten te stimuleren de daarvoor benodigde investeringen te doen.
III. Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1
In artikel 1 is een aantal begrippen die in de huisvestingsverordening voorkomen nader
omschreven. Hoewel in het nieuwe systeem van woonruimteverdeling geen onderscheid wordt gemaakt tussen doorstromer en starter, blijven deze begrippen bij het monitoren van ontwikkelingen van belang. Deze begrippen zijn daarom in de Huisvestingsverordening opgenomen.
De definitie onder d. (doorstromer):
Doorstromer is iedereen die een zelfstandige woonruimte achterlaat in Nederland.
Voor de verdeling van woonruimte geldt ‘inschrijvingsduur’ als volgordecriterium. Voor starters geldt dat zij inschrijvingsduur opbouwen vanaf het moment van inschrijving. Voor doorstromers wordt bij eerste inschrijving als woningzoekende maximaal 5 jaar opgebouwde woonduur meegeteld als extra inschrijvingsduur.
Ook woningzoekenden na echtscheiding of na het verbreken van een andere duurzame samenlevingsvorm worden als doorstromer aangemerkt, mits zij met meerdere personen uit het vorige huishouden opnieuw een huishouden vormen. Alleenstaanden komen hiervoor niet in aanmerking, ook niet als zij gedeeltelijk zorgen voor een minderjarig kind. Voor doorstromers is met een langere inschrijvingsduur de kans op het verkrijgen van andere woonruimte groter.
Om in aanmerking te komen voor extra inschrijvingsduur moet bij eerste inschrijving als woningzoekende de beëindiging van de duurzame gemeenschappelijke huishouding met documenten worden aangetoond, inclusief de zorg / co-ouderschap over en inwoning van een minderjarig kind. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap kunnen dit schriftelijke stukken van de juridische procedure zijn. In overige gevallen kunnen bijvoorbeeld als bewijsstukken dienen:
  • via een notaris verkregen document inzake beëindiging van een samenlevingscontract,
  • een bewijs van inschrijving op een ander (tijdelijk) adres,
  • een bewijs van beëindiging van een gezamenlijke verzekering,
  • een testament, waarin de partner is geschrapt als begunstigde,
  • een bewijs van beëindiging van een en/of spaar- of betaalrekening,
  • een bewijs van beëindiging van een gezamenlijk krediet(-faciliteit).
De definitie onder r(inkomen):
Voor het begrip inkomen wordt aangesloten bij de definitie die Europa gebruikt bij de hantering van de Europanorm voor woonruimteverdeling. Het hierin gehanteerde inkomensbegrip is nagenoeg hetzelfde als in de Wet Awir, op de inkomens van de kinderen na. De corporaties gebruiken ook deze definitie bij het verhuren van sociale huurwoningen. Hiermee heeft het publiekrechtelijke inkomensbegrip dezelfde grondslag als de corporaties voor het gehele huursegment.
Ten aanzien van definities onder y, z, aa en bb (mantelzorg en ondersteuning):
De definitie van mantelzorg, verzorger en ontvanger, zijn herleid van de nationale definities die de Nationale Raad voor de Volksgezondheid hanteert. Deze definities zijn van belang voor het bepalen van de voorrangsverlening aan categorieën mantelzorgverleners en –ontvangers, conform artikel 27 lid 2 onder c.
Ten aanzien van de definitie onder ll. (toetsingscommissie):
Overeenkomstig artikel 30, derde lid beslissen burgemeester en wethouders slechts op de aanvraag om een voorrangsverklaring nadat de (lokale) toetsingscommissie terzake een advies heeft uitgebracht. Deze toetsingscommissie wordt conform artikel 1, sub jj ingesteld door burgemeester en wethouders. De uitvoering van artikel 27 en de toepassing van de – conform artikel 27, derde lid – vastgestelde uitvoeringsregels moeten onafhankelijk worden uitgevoerd. Er mag ook geen twijfel bestaan over de onafhankelijkheid van de toetsingscommissie. Burgemeester en wethouders dienen de nodige aandacht te besteden aan de onafhankelijkheid en samenstelling van de toetsingscommissie. Daartoe kunnen burgemeester en wethouders in een reglement criteria stellen om deze onafhankelijkheid te waarborgen.
Artikel 3
Burgemeester en wethouders kunnen in het kader van stadsvernieuwing, herstructurering of wijkverbetering, gebieden aanwijzen met het doel de daarin gelegen woonruimte vrij van bewoning te maken, zodat er sloop en/of verbetering plaats kan vinden. In het belang van de bewoners en uit bestuurlijke zorgvuldigheid kan dan aan deze bewoners een voorrangspositie toegekend worden bij toewijzing van woonruimte: de herstructureringsvoorrang. Ook kunnen in een sociaal plan afspraken worden vastgelegd over terugkeer naar de nieuwe danwel verbeterde woonruimte in het betreffende gebied.
Hoofdstuk 2: verdeling van woonruimte
Artikel 4
In het eerste lid is overeenkomstig de Huisvestingswet de reikwijdte van hoofdstuk 2 beperkt tot woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens. Bewust is gekozen voor alle woningen, omdat de schaarste dermate omvangrijk is dat kwantitatief alle woningen noodzakelijk zijn. Dit laat onverlet dat er woningen zijn die minder goed verhuren via de algemeen gangbare werkwijze, maar door andere wijze van aanbieden wel verhuurd worden.
In het tweede lid zijn woonruimten opgenomen waarop hoofdstuk 2 van de verordening niet van toepassing is. Dit betreft onzelfstandige woonruimten en ligplaatsen. Daarnaast geldt dit niet voor woningen die toegelaten instellingen verhuren aan studenten, want:
  • De woningmarkt voor studenten is wezenlijk anders dan de reguliere woningmarkt. De woonruimte is tijdelijk, want zodra een huurder niet meer ingeschreven staat aan een onderwijsinstelling, moet hij het huurcontract opzeggen. Dit wordt jaarlijks gecontroleerd.
  • Bij studentenhuisvesting is er geen sprake van een regionale markt. Het is meer gekoppeld aan het werkingsgebied van de onderwijsinstelling.
  • Het aanwijzen van complexen waar het campuscontract van toepassing is, gebeurt met instemming van de gemeente.
Ook ten aanzien van standplaatsen is dit deel van de verordening niet van toepassing.
Artikel 5
Voor het in gebruik nemen van woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens is een huisvestingsvergunning vereist. In principe geldt dit ook voor huur en verhuur van woonruimte die bestemd is voor afbraak of voor vernieuwbouw.
Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar van woonruimte een vergunning verlenen voor het aangaan van een overeenkomst voor tijdelijke verhuur indien onder andere:
  • a.
    van de eigenaar in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij de leegstaande woonruimte op een andere wijze dan door het aangaan van een of meer huurovereenkomsten, dienstbaar maakt aan de volkshuisvesting en
  • b.
    aantoont dat de vernieuwbouw van ingrijpende aard zal zijn en voorts dat de afbraak of de vernieuwbouw binnen een redelijke termijn zal plaatsvinden.
Aangezien burgemeester en wethouders en wethouders door het verlenen van een vergunning voor tijdelijke verhuur op de hoogte zijn van het handelen van de eigenaar, kan de afgifte van een huisvestingsvergunning achterwege blijven.
Artikel 10
In artikel 10 lid 1, onder a. tot en met d., worden de voorwaarden aangegeven op basis waarvan burgemeester en wethouders de huisvestingsvergunning verlenen. In het zesde lid wordt in afwijking van deze voorwaarden de vergunning verleend als de betreffende woonruimte al 13 weken vruchteloos is aangeboden door de eigenaar. Deze afwijking dient genuanceerd te worden, in die zin dat de voorwaarden onder a. (de aanvrager is 18 jaar of ouder) en onder d. (de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel) altijd gesteld dienen te worden. Het is beleidsmatig niet wenselijk afwijking hiervan toe te staan.
Artikel 11 en 12
Volgens de nieuwe Huisvestingswet is het uitgangspunt ‘keuzevrijheid voor de woningzoekende vergroten’ en mag er alleen gestuurd worden via een verordening als er sprake is van schaarste en onrechtvaardige en onevenwichtige effecten van schaarste. Sturing op woonruimteverdeling blijft noodzakelijk en wenselijk in verband met schaarste in de open woningmarkt in de voormalige regio Haaglanden. Dit wordt ondersteund door de jaarrapportages over woonruimteverdeling.
Verhouding huurprijs-inkomen
In het huidige artikel 11 is bepaald dat het inkomen van het huishouden in redelijke verhouding moet staan tot de huurprijs.
Voor de bepaling of het inkomen in redelijke verhouding staat tot de huurprijs, staat de inkomensgrens in het tweede lid van dit artikel. Het inkomen van de huurprijsgrens wordt geïndexeerd overeenkomstig de indexeringsmethode van de doelgroepgrens in de Wet op de huurtoeslag. Voor de corporaties geldt de Europaregel 90% (toewijzen aan woningzoekenden met een maximum inkomen van 34.678 euro, normbedrag 2014) en de aanvullende huur-inkomenstabel die zij conform artikel 12 zelf kunnen opstellen. Voor deze tabel geldt een aantal voorwaarden, zoals beperking afhankelijkheid huurtoeslag, regionaal uniforme aanpak, transparantie en afstemming met de gemeente. De SVH maakt gebruik van deze mogelijkheid en hanteert eigen tabellen die de SVH publiceert uit het oogpunt van transparantie en duidelijkheid.
Overigens gelden algemene criteria niet alleen voor corporaties, maar ook voor particuliere eigenaren van woonruimte. De aanvullende tabellen gelden wel alleen voor corporaties.
Verhouding grootte huishouden-grootte woning
Net als ten aanzien van prijsstelling geldt ook dat naar grootte de meest schaarse woningen gestuurd worden. De omvang en samenstelling van het huishouden moet passend zijn bij de grootte van de woonruimte. Om overbewoning (een te groot aantal personen gelet op de gebruiks- dan wel gebruiksoppervlakte van de woning) op het moment van verlenen van de huisvestingsvergunning tegen te gaan is in het Bouwbesluit bepaald dat de gebruiksoppervlakte voor 1 persoon tenminste 12 m² moet bedragen.
In artikel 8, tweede lid, onder a, ad 5°, van de Woningwet is bepaald dat gemeenteraden in hun Bouwverordening voorschriften kunnen vastleggen omtrent het aantal personen dat in een woning mag wonen om overbevolking van woningen te voorkomen. Lokale omstandigheden kunnen voor een gemeenteraad aanleiding vormen tot het opnemen van een afwijkende normstelling in zijn bouwverordening. Wanneer in strijd met de bouwverordening wordt gehandeld kunnen burgemeester en wethouders handhavend optreden. Dit maakt het ook mogelijk voor verhuurders om met instemming van burgemeester en wethouders in bijzondere situaties af te wijken van de normstelling en afspraken te maken over bijvoorbeeld het (al dan niet tijdelijk) huisvesten van grote gezinnen.
 
In verband met het oplossen van knelpunten van schaarste blijft het stellen van ruimtelijke passendheidseisen nodig, maar alleen voor de grote woningen vanaf 80 m2. Het is niet wenselijk dat hier 1- of 2-persoons-huishoudens in gaan wonen. Als voorwaarde wordt gesteld dat in deze woningen minimaal 3 personen gaan wonen. Hiermee wordt de aandacht voor en slaagkansen van gezinnen groter. Met gebruiksoppervlakte wordt bedoeld: het totaal van de oppervlakten van vertrekken, zoals gedefinieerd in het Woningwaarderingstelsel. Vertrekken: woonkamer, keuken, badkamer/douche-ruimte, slaapkamer(s), zolderkamer indien bereikbaar via vaste trap en met ruimte mate van daglichtaanwezigheid. Overige ruimtes: kelder, bijkeuken, wasruimte, bergruimte/schuur, ingebouwde kasten groter dan 2m², garage, zolder niet zijnde vertrek, en verkeersruimten worden niet meegeteld.
Voor de passendheid naar grootte kan in beginsel geen maximum gesteld worden, tenzij dit zou leiden tot overbewoning op basis van de norm van 12 m2 per lid van het huishouden, dan wel in situaties waarin een woning weinig kamers heeft.
Verhouding geschiktheid woning en (zorg)indicatie huishouden
Een derde vorm van passendheid is dat de meest toegankelijke woningen met voorrang terecht komen bij mensen met een indicatie voor zorg vanuit de Wet Langdurige Zorg (Centraal Indicatieorgaan Zorg) of voor specifieke ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning, voor zover de aangepaste woonsituatie een bijdrage levert aan deze ondersteuning. Het sterrensysteem is hierbij aan de ‘woningkant’ de gestelde norm, zie voor toelichting hierop Bijlage I.
Artikel 13
Om in aanmerking te komen voor woonruimte van een woningcorporatie moet de belanghebbende 18 jaar of ouder zijn om zich te kunnen laten inschrijven als woningzoekende. Ook minderjarige tienermoeders (conform lid 3) kunnen zich inschrijven, zodat zij inschrijvingsduur kunnen opbouwen waarmee zij een grotere kans hebben om woonruimte toegewezen te krijgen zodra zij 18 jaar zijn en in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning..
Lid 6
Voor het beëindigen van de inschrijving (en het opnieuw opbouwen van inschrijfduur) is de verhuisdatum leidend, dat wil zeggen de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) op het nieuwe woonadres. Bij de jaarlijkse herinschrijving is wijziging van het adres kenbaar. Deze bepaling geldt niet alleen voor verhuizing naar een woning van een sociale verhuurder, maar ook bij verhuizing naar een woning van een particuliere verhuurder
 
Op grond van dit lid wordt een inschrijving doorgehaald wanneer een woningzoekende een woning heeft aanvaard. Aangezien inschrijving als woningzoekende slechts aan de orde is bij woonruimte van woningcorporaties zal een inschrijving kunnen worden doorgehaald bij aanvaarding van een door één van de bij de SVH aangesloten corporaties aangeboden woning. Indien ingeschreven woningzoekenden echter een woning in de particuliere sector gaan huren is het mogelijk dat zij hun inschrijving voor een corporatiewoning handhaven en daarmee hun inschrijfduur behouden. Hierdoor komen huurders die een corporatiewoning accepteren in een nadeliger positie te verkeren. Voor het beëindigen van de inschrijving (en het opnieuw opbouwen van inschrijfduur) is de verhuisdatum leidend. De verhuisdatum wordt vastgesteld aan de hand van de inschrijving op het nieuwe woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Lid 7
Bepaalde categorieën woningzoekenden kunnen hun inschrijving(sduur) behouden bij het aanvaarden van een aangeboden woning en inschrijving op het nieuwe woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
De mogelijkheid om de inschrijvingsduur te behouden is ook van belang voor bewoners die wegens herstructurering hun woning moeten verlaten. Dit zal in het sociaal plan bij herstructurering geregeld moeten worden.
Woningzoekenden die andere woonruimte accepteren op basis van een tijdelijke huurovereenkomst (categorie onder b) of niet over zelfstandige woonruimte beschikken (categorie onder c), moeten voor het behoud van hun inschrijving zelf het initiatief nemen en daarbij aantonen dat er sprake is van tijdelijke huur of van onzelfstandige woonruimte. Met deze regeling is mogelijk dat personen in echtscheiding hun inschrijvingsduur behouden, wanneer ze tijdelijk bij vrienden/familie opvang vinden.
Artikelen 14, 15 en 16
Op grond van artikel 20 van de Huisvestingswet kan de eigenaar van woonruimte worden verplicht leegstand van woonruimte te melden, indien die woonruimte is aangewezen om bij voorrang te worden toegewezen aan personen die zijn geplaatst op een door burgemeester en wethouders aan de eigenaar van betrokken woonruimte gedane voordracht. Er is weliswaar in algemene zin geen sprake meer van voordrachten door burgemeester en wethouders, maar in geval verhuurders op grond van artikel 22, vijfde lid, de woonruimte verdelen, zullen burgemeester en wethouders vanuit het register van woningzoekenden met een voorrangsverklaring naar aanleiding van de melding voordrachten kunnen doen aan de betreffende verhuurders.
Artikel 17
Woningcorporaties dienen het vrijkomende aanbod op een voor alle woningzoekenden geschikte wijze te publiceren. Het vrijkomende aanbod kan via diverse interactieve media en de website www.woonnet-haaglanden.nl worden gepubliceerd. Van belang is dat de wijze waarop het aanbod wordt gepubliceerd is afgestemd op de categorieën woningzoekenden waarvoor het aanbod is bedoeld. Niet iedereen beschikt bijvoorbeeld over internet en ouderen kunnen lang niet altijd met interactieve media omgaan of hebben daar hulp bij nodig.
Artikel 19
Het huidige criterium bij toewijzing van woonruimte is inschrijvingsduur. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen starters en doorstromers. Voor starters wordt alleen de inschrijvingsduur gehanteerd en voor doorstromers geldt dat de inschrijvingsduur plus het woonduur op moment van inschrijving met max. 5 jaar.
Artikel 20
Lid 1
Het uitgangspunt bij de bestrijding van knelpunten in de woonruimteverdeling blijft: ‘Generiek oplossen waar mogelijk en lokaal oplossen indien noodzakelijk’. Voor het oplossen van lokale knelpunten kunnen gemeenten besluiten om in overleg met de corporaties toe te staan dat corporaties gemotiveerd maximaal 25 % gericht toewijzen. Dit moet onderbouwd worden met de volgende beleidsdoelstellingen:
  • 1.
    Optimaliseren van het woonruimteverdelingssysteem (zoals het bevorderen van doorstroming uit lokaal schaarse woningen);
  • 2.
    Gemeentelijke middelen efficiënt inzetten (voor specifieke lokale groepen).
Bij de onderbouwing geldt dat gemeenten het vooraf aan elkaar melden, en achteraf verantwoorden, zodat de 25% niet wordt overschreden en ook daadwerkelijk sprake is van schaarste en verdringing. Hiervan moet vooraf een realistische inschatting gemaakt moeten worden, op basis van beschikbare regio-rapportages.
Mogelijke categorieën Lokaal maatwerk zijn:
  • Woningzoekenden met een lokaal belang / lokale binding, bijvoorbeeld in specifieke gebieden / kernen, waarbij bijvoorbeeld versterken of behoud van sociale cohesie een belangrijk criterium is.
  • Woningzoekenden afkomstig uit een door toegelaten instellingen verhuurde woonruimten bestemd voor studenten (met een campuscontract)
  • Nieuwbouw
Artikel 21
In dit artikel wordt de rangorde bepaald bij toewijzing aangeven indien meerdere woningzoekenden reageren op het aanbod:
  • a.
    Statushouders en andere groepen van rijkswege aangemerkt;
  • b.
    Sociale / medische urgenten / urgenten met een woonkostentoeslag (financiële urgentie);
  • c.
    Herstructureringsurgenten;
  • d.
    Lokaal maatwerk als bedoeld in artikel 20;
  • e.
    Overige woningzoekenden, waarbij geldt dat de langste inschrijvingsduur (starter) of langste inschrijfduur max 5 jaar woonduur (doorstromer), voorgaat.
Sub b en c
In deze rangorde gaan woningzoekenden met sociaal/medische/mantelzorg voorrangsverklaring voor op alle andere woningzoekenden omdat sprake is van een noodsituatie die binnen drie maanden moet worden opgelost. Herstructureringskandidaten hebben de gelegenheid om binnen twaalf maanden andere woonruimte te zoeken. Bovendien kunnen in een sociaal plan afspraken worden vastgelegd over herhuisvesting van herstructureringskandidaten in het geherstructureerde gebied. Afhankelijk van de gemaakte afspraken in een sociaal plan kan van de volgordecriteria bij toewijzing van woonruimte worden afgeweken. Indien in een herstructureringsgebied nieuwe woningen worden gebouwd waarvoor meerdere herstructureringskandidaten uit eenzelfde aangrenzend actiegebied belangstelling hebben, is een derde criterium nodig om de rangorde te bepalen bij voorrangsverklaringen met een gelijke vervaldatum.
Sub d
Deze bepaling heeft als doel om specifieke maatregelen te regelen onder andere met het oog op:
  • Lokale knelpunten in het woonruimteverdelingsysteem op te lossen en
  • Meer dynamiek op de woningmarkt tot stand te brengen
Deze bepalingen stimuleren tot investeringen in (ver)nieuwbouw. Gemeenten zien zich voor het dilemma geplaatst dat zij investeringen doen voor de lokale bevolking en de eigen woningzoekenden daar dan ook baat bij moeten hebben.
Met deze wijziging wordt duidelijker dat alleen (lokaal) voorrang wordt verleend indien de achter te laten woning voor verhuur beschikbaar komt. Woningzoekenden die een woning achterlaten omdat ze gaan scheiden, maar waarvan de partner en eventuele kinderen in de achtergelaten woning blijven wonen, krijgen geen voorrang.
Sub e
In het woonruimteverdelingsysteem wordt de inschrijvingsduur (voor starter) en inschrijvingsduur en max 5 jaar woonduur (voor doorstromer) als volgordecriterium gebruikt. Ingeval een woningzoekende gebruik maakt van een voorrangsverklaring om in aanmerking te komen voor een aangeboden woonruimte, dan is de datum waarop de termijn van de voorrangsverklaring eindigt, bepalend voor de volgorde.
Artikel 22
Zowel door Burgemeester en Wethouders als door een toegelaten instelling kan in zwaarwegende gevallen, met hoge urgentie, een voordracht voor verhuur worden gedaan. Mits in goed overleg en uiterst terughoudend toegepast.
Hierbij gaat ook om vooraf te bepalen categorieën woningzoekenden, waarbij gedacht kan worden aan mensen die vanuit een instelling geplaatst worden in de wijk, huisvesting van ex-gedetineerden etc.
Dit artikel biedt de ruimte om in beperkte mate andere volgordecriteria te kiezen. Dat kan nodig zijn in situaties waar de reguliere verhuurmethoden (aanbodmodel) niet tot een voldoende aantal potentiële kandidaten leidt. Hierbij kunnen we ook denken aan 1-kamerwoningen en inzet daarvan voor specifieke noodsituaties.
Ook inzet van toewijzingmethoden om zeer schaarse woningen vrij te krijgen voor meer passende huishoudens kan via artikel 22. Met name met ‘voorstroom’maatregelen kunnen lokale woningzoekenden een extra steuntje in de rug krijgen. Daarmee kunnen toewijzingen conform dit artikel toegerekend worden aan Lokaal Maatwerk. Die situaties zullen handmatig bijgehouden moeten worden, zodat zicht blijft bestaan op de maximum 25% lokaal maatwerk.
Deze methoden voldoen aan de volgende voorwaarden:
  • 1.
    Ze ontnemen woningzoekenden niet de mogelijkheid om op te huur aangeboden woonruimte te reageren;
  • 2.
    Ze dienen uitsluitend aan de hand van objectieve en rechtmatige criteria de volgorde te bepalen;
  • 3.
    Ze zijn transparant;
  • 4.
    Ze worden vooraf afgestemd met de gemeente en worden terughoudend gehanteerd.
Artikel 23
Alle toegewezen woningen worden verantwoord, ook woningen die niet gepubliceerd zijn.
Artikel 24
Tegen beschikkingen als (weigering van) inschrijving, (weigering van) toewijzing of (weigering van) voorrangsverklaring staat bezwaar open conform de Algemene Wet Bestuursrecht.
Voor klachten samenhangend met de woonruimteverdeling moet het mogelijk zijn die in te dienen bij een onafhankelijke klachtencommissie. De commissie staat open voor klachten over toepassing en uitvoering van de regels voor woonruimteverdeling en de diverse protocollen. Corporaties rapporteren jaarlijks over ingediende klachten.
 
Voorbeelden van bezwaar (beschikkingen)
  • Weigering inschrijving
  • Weigering huisvestingsvergunning
  • Geen voorrangsverklaring
Voorbeelden van klachten:
  • Verkeerd toepassen volgordecriteria
  • Onterechte toepassing bemiddeling / hardheidsclausule
  • Foutieve inschrijving
  • Etc.
Hoofdstuk 3: inschrijving standplaatszoekenden
Het regionale register gaat over in 9 lokale registers met elk dezelfde standplaatszoekenden. Na 1-1-2017 moeten ingeschrevenen zelf initiatief nemen om op een lokale lijst te komen. Elke gemeente zal de standplaatszoekenden daarover voor die tijd aanschrijven.
Artikel 25 en 26
Tot de start van deze verordening hanteerden de gemeenten een regionaal register van belangstellenden voor standplaatsen. Het regionale register wordt omgevormd tot lokale registers, op basis waarvan de standplaatsen worden toegewezen. Ingeschreven belangstellenden voor standplaatsen behouden hun rechten. Belangstellenden kunnen zich in meerdere lokale registers inschrijven, maar moeten dan voor elk register afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden, zoals betaling van inschrijfgeld.
Bij inschrijving gelden de volgende uitvoeringsregels:
standplaatszoekenden die (ambtshalve) zijn ingeschreven ontvangen een bewijs van inschrijving waarop de volgende gegevens worden vermeld:
  • naam van de aanvrager en het aantal meeverhuizende personen;
  • adresgegevens;
  • inschrijvingsdatum;
  • voorranggegevens indien van toepassing.
De inschrijving in het Register blijft twee jaar geldig. De inschrijving wordt telkens na twee jaar ambtshalve met twee jaar verlengd tenzij de standplaatszoekende niet heeft gereageerd op een aanschrijving van het dagelijks bestuur aangaande de inschrijving in het Register, binnen vier weken na de datum van de aanschrijving.
Ingeval van bijschrijving in verband met een bestaand(e) dan wel voorgenomen huwelijk c.q. samenwoning, kan de inschrijving op naam van de beide partners worden gesteld. Wordt de relatie beëindigd, anders dan bij overlijden, dan kunnen de beide partners zich afzonderlijk laten inschrijven. De hoofdinschrijver behoudt de registratieduur van de inschrijving. Voor de partner die geen hoofdinschrijver is, geldt het moment van bijschrijven bij de hoofdinschrijver of indien de partner al voorafgaand aan de bijschrijving inschrijftijd had opgebouwd, het moment van de oorspronkelijke inschrijving van de partner, als registratieduur.
Wordt de relatie beëindigd door overlijden van een van de partners dan blijft de inschrijving van de nog levende overgebleven partner zijn geldigheid behouden. Wordt de relatie beëindigd en is er sprake van een ambtshalve inschrijving, dan beslist het dagelijks bestuur of beide partners apart worden ingeschreven.
De ingeschrevenen worden van de wijziging van inschrijving schriftelijk in kennis gesteld.
Hoofdstuk 4: Voorrangsverklaring
Artikel 27
Binnen het woonruimteverdelingsysteem wordt gestreefd naar een beperking van voorrangsposities tot woningzoekenden die in een dusdanige situatie verkeren dat zij op korte termijn (3 maanden) andere passende woonruimte behoeven en die niet tijdig op eigen kracht kunnen krijgen of op andere wijze hun noodsituatie kunnen oplossen. Een voorrangspositie dient in principe alleen gericht te zijn op de oplossing van de noodsituatie en niet op het anderszins maken van een stap in de wooncarrière. Artikel 27 bevat derhalve de mogelijkheden om:
  • op grond van een individuele beoordeling de noodzaak van een voorrangspositie te bepalen,
  • de voorrangspositie te beperken tot categorieën woonruimte waarmee enkel de noodsituatie kan worden opgelost, en
  • een strikte beperking van verlengingsmogelijkheden tot die situaties waarin de woningzoekende gezien het woningaanbod zijn voorrangspositie niet heeft kunnen benutten.
De op grond van artikel 27 verleende voorrangsposities zijn geldig in de gehele regio Haaglanden.
Lid 1
De mogelijkheid van het aanvragen van een voorrangsverklaring en de leeftijd waarop een huisvestingsvergunning kan worden verleend.
De mogelijkheid om zich als woningzoekende in te schrijven als de aanvrager nog geen 18 jaar is, is uitsluitend bedoeld om deze categorieën personen enigszins een voorsprong te geven bij het reguliere zoekgedrag, zodra zij 18 jaar zijn. Zie ook de toelichting bij artikel 13, derde lid.
Voor het aanvragen van een voorrangsverklaring moet sprake zijn van een noodsituatie en de woningzoekende moet binnen het reguliere systeem geen mogelijkheid hebben om deze situatie binnen drie maanden zelf op te lossen.
Lid 2
Sociale en/of medische omstandigheden en / of vergemakkelijken van de mantelzorgrelatie kunnen aanleiding zijn om voor een voorrangspositie in aanmerking te komen. Het gaat daarbij om de situatie die op het moment van de beoordeling van de aanvraag voor een voorrangspositie actueel is. Van anticipatie op een toekomstige situatie kan alleen sprake zijn indien vaststaat dat medische omstandigheid van de aanvrager zich dusdanig zal ontwikkelen dat deze op korte termijn zeker zal leiden tot een voorrangspositie. Het advies van de met de medische indicering belaste instantie dient daarover helderheid te verstrekken. Bij de anticipatie op een situatie die op korte termijn gaat ontstaan gaat het er om dat wordt voorkomen dat op korte termijn een nieuwe medische keuring zal moeten plaats vinden.
Het apart opnemen van deze categorie zou betekenen dat een andere adviesinstantie dan de toetsingscommissie bepalend is voor een voorrangspositie bij de toewijzing van woonruimte. In de verordening is in artikel 33, derde lid, bepaald dat de toetsingscommissie adviseert ter zake van het verlenen van voorrangspositie. In artikel 33, vierde lid, is vastgelegd dat het advies van de instantie die indiceert voor de noodopvang zal worden betrokken bij het advies van de toetsingscommissie. In het advies van die instantie moet dan wel worden aangeven of de noodopvang moet leiden tot andere woonruimte of tot andere oplossingen. Overigens zullen de instanties die adviseren over de noodopvang worden betrokken bij het afstemmingsoverleg met de lokale toetsingscommissies. Ook ten aanzien van een huishouden met kinderen beneden de leeftijd 18 jaar, waarvan een of meer gezinsleden in het buitenland moet(en) verblijven omdat de huidige woning te klein is om deze te laten overkomen geldt dat er alleen sprake kan zijn van een voorrangspositie indien de sociale en/of medische omstandigheden daartoe aanleiding geven. Er is dus geen sprake van het automatisch verlenen van voorrang.
 
Een woonkostentoeslag wordt verstrekt voor drie maanden. Voor zover het vervallen van een woonkostentoeslag niet wordt gecompenseerd door een (hogere) huurtoeslag dienen gemeenten betrokkenen in staat te stellen te verhuizen naar woonruimte die qua woonlasten beter past bij het inkomen. In verband daarmee worden woningzoekenden met een woonkostentoeslag die qua bedrag hoger is dan het maximaal toegestane bedrag van de huurtoeslag in aanmerking gebracht voor een voorrangspositie. Indien van de voorrangspositie geen gebruik wordt gemaakt kan de woonkostentoeslag wel worden ingetrokken.
 
Een derde categorie voorrangskandidaten betreft mensen die structureel mantelzorg ontvangen of verlenen. Hun onderlinge afhankelijkheid noodzaakt tot het nabij elkaar wonen. Indien een van beide, of ontvanger of verlener, een woning nabij de ander kan krijgen, verdient hij voorrang. Hiermee wordt namelijk de last van de mantelzorgverlener verlicht, en kan de gemeente een economisch voordeliger oplossing vinden voor de zorgvraag. Nabijheid is een rekkelijk begrip dat wordt beoordeeld door de urgentiecommissie, op basis van een advies van het Wmo-loket. Als richting voor nabijheid kunnen we denken aan een afstand van 10 minuten lopen of fietsen.
Lid 4
Aan herstructurerings-/stadsvernieuwingskandidaten, dat wil zeggen woningzoekenden die met toestemming van de eigenaar woonachtig zijn in woonruimte die gelegen is in een actiegebied en die binnen een termijn van 24 maanden moeten worden ontruimd vanwege de voorgenomen sloop of ingrijpende verbetering, wordt een voorrangspositie verleend, althans voor zover zij niet anderszins tijdig andere woonruimte kunnen verkrijgen. Ten aanzien van de herstructureringskandidaten is er sprake van een bijzondere verantwoordelijkheid van de betreffende gemeenten en verhuurder(s). Het belang van hen bij een goede voortgang van het proces is dusdanig, dat verwacht mag worden zij zich in zullen spannen om de herhuisvesting tijdig te laten plaats vinden, zowel voor wat betreft de in hun eigen gemeente te herhuisvesten kandidaten als de in andere gemeenten te herhuisvesten kandidaten. Veel te herhuisvesten woningzoekenden zullen echter in de eigen buurt, wijk of stad gehuisvest willen worden.
Over het aantal in enig jaar aan herstructureringskandidaten te verstrekken voorrangsposities moet overleg tussen de gemeenten plaatsvinden. Ten behoeve daarvan dienen gemeenten een overzicht te verstrekken van hun stadsvernieuwingsactiviteiten en het aantal daarbij betrokken herstructureringskandidaten. Indien uit de prognose blijkt het aantal herstructureringskandidaten waarvoor een beroep zal worden gedaan op de diverse gemeenten te groot is of in geval uit rapportages blijkt dat er sprake is van een overstijging van de prognose van de elders te huisvesten herstructureringskandidaten of van een onevenwichtig aandeel daarin van individuele gemeenten, zullen gemeenten onderling afspraken moeten maken inzake het maximale aantal per gemeente te huisvesten stadsvernieuwingskandidaten met voorrangspositie en zal artikel 27, zesde lid, kunnen worden geïnstrumenteerd.
 
De combinatie van de begripsbepalingen ‘inwoning’ en ‘herstructureringskandidaat’ maakt dat onder inwonenden alleen inwonenden vallen die als zodanig een zelfstandig huishouden voeren. Inwonende kinderen die geen zelfstandig huishouden voeren, komen derhalve niet in aanmerking voor een afzonderlijke voorrangspositie.
Alleen in uitzonderlijke situaties kan gebruik worden gemaakt van de hardheidsclausule.
Lid 5
Een voorrangspositie is niet bedoeld voor het maken van een stap in de wooncarrière. In de voorrangsverklaring wordt derhalve een zoekprofiel opgenomen waaruit blijkt voor welke woningcategorieën de voorrangsverklaring wel of niet kan worden benut. Het soort en het aantal aangewezen of uitgezonderde categorieën moet dusdanig zijn dat er, in samenhang met de specifieke eisen, een gerede kans is dat de woningzoekende zijn voorrangspositie ook daadwerkelijk binnen 3 maanden kan benutten. In hoeverre daarmee de regionale of de (sub)lokale markt als maatstaf wordt gehanteerd hangt af van de eventuele sociale noodzaak dat de betreffende woningzoekende in een bepaald territoir zou moeten wonen.
Artikel 28
De voorrangspositie geldt in principe voor een termijn van drie maanden vanaf moment van toekenning. Alleen voor stadsvernieuwingskandidaten geldt een termijn van twaalf maanden. Deze langere termijn voor stadsvernieuwingskandidaten zou er toe kunnen leiden dat andere woningzoekenden met een voorrangspositie in een zeer nadelige positie worden gebracht, terwijl zij juist in een voorrangspositie zijn gebracht in verband met een noodsituatie. In verband daarmee is in artikel 22, tweede lid, ten aanzien van onderlinge volgorde van woningzoekenden onder c bepaald dat degene wiens voorrangspositie het eerste eindigt de meeste voorrang heeft.
De woningzoekende die een voorrangspositie heeft kan binnen de voorrangsmaanden een woningaanbieding weigeren. Vervalt de voorrangsverklaring van rechtswege dan zijn daarmee de kansen van de woningzoekende om met voorrang geholpen te worden verkeken. Indien daarna verlenging van de voorrangsverklaring wordt gevraagd, dan zullen eerdere weigeringen bij de beoordeling worden betrokken. Wanneer woningen geweigerd zijn die passend zijn conform de passendheidscriteria van de verordening en voldoen aan het eventuele advies van de toetsingscommissie als bedoeld in artikel 30, derde lid, omtrent de (medisch noodzakelijke fysieke) bereikbaarheid van de woningen, dan zal de voorrangsverklaring niet worden verlengd.
De verlenging van de voorrangsverklaring dient aangevraagd te worden binnen twee weken nadat deze is verlopen. Een daarna aangevraagde verlening wordt beschouwd als een nieuwe aanvraag.
Uitgangspunt bij het toekennen van de voorrangsverklaring is dat er sprake is van een zodanig ernstige woonsituatie dat binnen drie maanden andere passende woonruimte beschikbaar dient te komen. Om die reden zal degene met een verlengde voorrangspositie voor moeten gaan op degene die een eerste voorrangspositie heeft. Dit betekent dat er een koppeling wordt gemaakt tussen een eerste en een verlengde voorrangstermijn.
 
Een advies van de lokale toetsingscommissie is niet alleen nodig bij de verlening van een voorrangsverklaring, maar is ook wenselijk bij de verlenging van de voorrangsverklaring.
 
Om aanvragen van een voorrangsverklaring op uniforme wijze te beoordelen en onrechtmatigheden als gevolg van verschillen van interpretatie van de huisvestingsverordening te voorkomen kunnen burgemeester en wethouders nadere regels stellen.
Artikel 29
De voorrangspositie dient in principe te worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de aanvrager woont. Weliswaar wordt op grond van artikel 27, eerste lid, alleen aan ingezetenen een voorrangspositie verstrekt, maar woningzoekenden van elders moeten wel de mogelijkheid hebben om een voorrangspositie aan te vragen, met name ook omdat hun noodsituatie alleen binnen één of meer gemeenten van het voormalige stadsgewest kan worden opgelost. In het tweede lid is bepaald dat woningzoekenden van elders een voorrangsverklaring dienen aan te vragen bij burgemeester en wethouders van één van de gemeenten.
Artikel 30
In het vierde lid is bepaald dat burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een voorrangspositie nadat de toetsingscommissie een advies heeft uitgebracht. Er zal in de gemeente een toetsingscommissie moeten worden ingesteld.
Lid 3
Burgemeester en wethouders kunnen hun bevoegdheid als bedoeld in het eerste en tweede lid mandateren aan een toetsingscommissie. In dat geval blijven de vierde en vijfde lid buiten toepassing.
Lid 6
Dat de verleende voorrangsverklaring ook geldig is in de andere bij naam genoemde gemeenten van het voormalige Stadsgewest Haaglanden, wordt vermeld in de voorrangsverklaring.
Artikel 31
Artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht stelt dat het indienen van een bezwaar of beroep de werking van het besluit waartegen het is gericht niet schorst tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald. In artikel 31 is bepaald dat het indienen van een bezwaar het besluit waartegen het is gericht wel schorst, vastgelegd. Indien een woningzoekende bezwaar maakt tegen het zoekprofiel bij de afgegeven voorrangsverklaring op sociale en/of medische gronden, zal het bezwaarschrift in het algemeen niet behandeld zijn vóórdat de voorrangstermijn van 3 maanden is verstreken. Door te bepalen dat het indienen van een bezwaar tegen besluiten over aanvragen voor een voorrangsverklaring op medische en/of sociale gronden wordt de uitvoering van een besluit, i.c. het toekennen van een voorrangsverklaring die drie maanden geldig is, geschorst tot de beslissing over het primaire besluit. De schorsende werking geldt nadrukkelijk niet bij bezwaar tegen toegekende voorrangsverklaringen op grond van herstructurering waarbij een voorrangsverklaring wordt verkregen die 12 maanden geldig is.
Artikel 32
Lid 1
Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders de voorrangsverklaring wijzigen. De gewijzigde omstandigheden kunnen zowel de situatie van de woningzoekende als de woningmarktsituatie betreffen. Dit laatste is met name van belang indien het in de verklaring opgenomen zoekprofiel het niet mogelijk maakt om binnen drie maanden andere passende woonruimte te verkrijgen. In artikel 31, vierde lid, onder c, is reeds bepaald dat ook bij verlenging van een voorrangspositie de aangegeven woonruimte kan worden gewijzigd.
Lid 2
De voorrangsverklaring kan om verschillende redenen worden ingetrokken. Er is geen aanleiding tot nadere toelichting.
Hoofdstuk 5: wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad
Bij wijziging in samenstelling van de voorraad is het belangrijk onderscheid te maken tussen splitsingsvergunningen en splitsingsacte. Bij splitsingsvergunning (rechtspersonenrecht) gaat het om de toestemming die nodig is om een woning te kunnen opdelen.
Bij de splitsingsakte (vastgoedrecht) is sprake van een ‘notariële akte met een nauwkeurige omschrijving van te splitsen erfpacht of appartementsrecht, zoals het appartementsgebouw, de omschrijving van de afzonderlijke appartementen en de onderdelen van het Modelreglement waarvan wordt afgeweken. Bij de Splitsingsakte hoort de splitsingstekening, met daarop exact de grenzen tussen de verschillende appartementen onderling en die van de gemeenschappelijke ruimten.’ Voor splitsing van enkel een appartementsrecht is derhalve geen splitsingsvergunning nodig. Indien dit vergezeld gaat van splitsing van een woning, is dit wel noodzakelijk.
Artikel 33
Het vergunningenregime inzake splitsing in appartementen is facultatief en heeft alleen betrekking op bestaande woningbouw. In bijlage III kunnen burgemeester en wethouders aangeven voor welke categorieën woonruimte het regime van toepassing is.
Artikel 36
Dit artikel bevat bepalingen die betrekking hebben op de verschillende afwijzingsgronden, genoemd in het Huisvestingsbesluit, namelijk de samenstelling van de woonruimtevoorraad, belemmering van de stadsvernieuwing en bepalingen uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud.
De toepassing van het eerste tot en met het vierde lid vergt een zorgvuldige afweging van belangen. Teneinde deze afweging te kunnen maken dient de aanvrager voldoende informatie te verstrekken bij het indienen van de aanvraag.
Artikel 37
Dit artikel bevat de mogelijkheid om, op grond van dreigende belemmering van de stadsvernieuwing, een aanvraag om splitsingsvergunning aan te houden indien voor het gebied waarin het gebouw waarop de aanvraag om splitsingsvergunning betrekking heeft, is gelegen, reeds een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is.
Artikel 40
De Huisvestingswet biedt de mogelijkheid om voor alle woningen bij onttrekking, samenvoeging en/of omzetting een vergunningplicht in te stellen. Onder het verbod om woonruimte ‘aan de bestemming te onttrekken’ (zie artikel 21 van de Huisvestingswet) zonder de daartoe vereiste vergunning valt zowel slopen als elk gebruik voor een ander doel dan (zelfstandige) bewoning. Omdat de vergunningplicht alleen geldt indien de onttrekking tot gevolg heeft dat die woonruimte niet langer geschikt is voor de bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is, kan niet elke geringe onttrekking van een gedeelte van een woonruimte gebonden worden aan een vergunning.
In de praktijk zal per geval moeten worden vastgesteld of al dan niet sprake is van onttrekken in de zin van artikel 21 van de Huisvestingswet. Als vuistregel kan gehanteerd worden dat geen vergunning nodig zal zijn voor zover de te onttrekken woonruimte minder dan 20% bedraagt van de gebruiksoppervlakte van de oorspronkelijk gebouwde woonruimte. Dit percentage kan uiteraard nog iets hoger liggen als het een zeer groot pand betreft. Voorwaarde hierbij is dat de woonfunctie niet wordt aangetast, d.w.z. dat de eigen opgang en wezenlijke voorzieningen van de woning gehandhaafd moeten worden. Door te spreken over permanente bewoning is, ingeval van het niet houden van het hoofdverblijf in de onderhavige woonruimte, een onttrekkingsvergunning vereist. Hiermee is het mogelijk om het gebruik van woonruimte als tweede woning te reguleren.
Eveneens is een vergunning verplicht indien de woonruimte feitelijk anders gebruikt wordt dan voor zelfstandige bewoning (bijvoorbeeld onzelfstandige bewoning), ook al is de woning bouwkundig nog geschikt voor zelfstandige bewoning. Op die manier kan onder andere ook kamer- of beddenverhuur in woningen die in beginsel geschikt zijn voor zelfstandige bewoning worden gereguleerd.
Het vergunningenregime inzake onttrekkingen, samenvoeging en omzetting is facultatief. In bijlage III kunnen burgemeester en wethouders aangegeven voor welke categorieën woonruimte het regime van toepassing is.
Artikel 41, lid 2
Indien de woning langer dan 1 jaar in het bezit is van de huidige eigenaar dan moet voor het bepalen van de onder sub c. bedoelde koopprijs een taxatie worden overgelegd van een beëdigd taxateur. Is de huidige eigenaar korter dan een jaar eigenaar, dan kan volstaan worden met het overleggen van een kopie van de koopakte.
Artikel 42
In het derde en vierde lid wordt de mogelijkheid geboden om aanvullende informatie in te winnen, waarmee de belangenafweging beter kan plaatsvinden.
Artikel 43, lid 4
Bij de hier genoemde voorwaarden en voorschriften kan gedacht worden aan de voorwaarde van tijdelijkheid bij omzetting in onzelfstandige woonruimte of onttrekking voor een tijdelijke praktijkruimte van een huisarts.
 
Weigeren mag alleen indien het belang van de gemeente groter is dan het belang van de eigenaar van woonruimte (en dus niet even groot) én door de eigenaar van woonruimte niet kan worden voldaan aan de gestelde voorwaarden en voorschriften. De gemeenteraad stelt in de Huisvestingsverordening de voorwaarden die burgemeester en wethouders aan een vergunning mogen verbinden.
Artikel 44, lid 1
Onder a. wordt met het toevoegen van andere, vervangende woonruimte aan de woningvoorraad bedoeld: woonruimte die buiten alle reeds vastgelegde nieuwbouwplannen om, extra aan het bestand wordt toegevoegd ter compensatie van de door onttrekking verloren gegane woonruimte.
Artikel 45, lid 1
Bij toekenning van een tijdelijke onttrekking (maximale periode van 5 jaar) moeten de noodzaak en de tijdelijkheid door de aanvrager concreet worden aangetoond.
Artikel 46
Permanente bewoning van daartoe aangewezen woonruimte houdt in dat de huurder of eigenaar er permanent hoofdverblijf houdt, hetgeen blijkt uit een inschrijving in het bevolkingsregister. Indien niet aan dit vereiste wordt voldaan, is een onttrekkingsvergunning noodzakelijk.
Wanneer blijkt dat de huurder of eigenaar de woonruimte niet permanent of bijvoorbeeld minder dan 180 dagen in een aaneengesloten periode van 360 dagen bewoont, vervalt het recht op inschrijving in het bevolkingsregister. In deze situatie is een onttrekkingsvergunning vereist, tenzij kan worden aangetoond dat er wel sprake is van permanente bewoning. Wanneer die niet afdoende kan worden aangetoond, kunnen burgemeester en wethouders, behalve het opleggen van een boete, de woonruimte doen verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven als de woonruimte wordt verkocht of verhuurd aan iemand die de woonruimte wel als permanent hoofdverblijf gaat gebruiken, de eigenaar/gebruiker er alsnog permanent gaat wonen, of indien er alsnog een vergunning wordt verleend (bijvoorbeeld na compensatie).
Hoofdstuk 6: overige bepalingen
Artikel 48
Verslaglegging is voorzien voor 1 april van elk jaar. Daarmee loopt de verslaglegging vooruit op het bod dat corporaties op basis van de Herzieningswet jaarlijks voor 1 juli doen. Door 1 april als datum te kiezen, krijgen gemeenten de gelegenheid om tijdig te anticiperen op het bod en te kunnen bepalen wat in redelijkheid de bijdrage van corporaties moet zijn.
Artikel 50
derde lid: Recidive
De bestuurlijke boete is hoger indien binnen vijf jaar opnieuw dezelfde overtreding wordt begaan. Na een eerste overtreding wordt de overtreder immers geacht te weten dat overtreding van het bepaalde artikel beboet kan worden.
Er kan niet tweemaal een boete worden opgelegd voor hetzelfde feit, maar wel indien hetzelfde feit zich tweemaal voordoet. Wanneer is sprake van ‘opnieuw dezelfde overtreding’?
  • 1.
    De eerste overtreding moet beëindigd zijn, wanneer het gaat om dezelfde woonruimte. Wordt bij dezelfde woonruimte opnieuw dezelfde overtreding begaan, nadat er sprake is geweest van een beëindiging van de eerste overtreding, dan geldt dit als ‘opnieuw dezelfde overtreding’.
  • 2.
    Wordt eenzelfde overtreding begaan met betrekking tot een andere woonruimte, dan is sprake van ‘opnieuw dezelfde overtreding’. Een overtreder overtreedt immers tweemaal hetzelfde artikel en de daarin beschermde norm.
  • 3.
    Van ‘opnieuw dezelfde overtreding’ is sprake indien het een overtreding betreft van hetzelfde artikel.
Termijn van vijf jaar : De bestuurlijke boete kan niet worden losgezien van het bestuurlijke traject dat naast de boete zelf gevoerd wordt. Voor lichtere overtredingen gelden lange begunstigingstermijnen om de overtredingen te beëindigen. Wanneer er bezwaar- en beroepsprocedures worden gevoerd dan wordt de begunstigingstermijn opgeschort tot zes weken na beslissing op bezwaar/ beroep. Een termijn van vijf jaar voorkomt dat procedures volgen, enkel en alleen om de beëindiging van de overtreding zolang mogelijk op te schorten, lonend wordt. Een boete kan immers niet twee keer voor hetzelfde feit worden opgelegd. De overtreding moet beëindigd zijn geweest om een hogere boete op te kunnen leggen.
De termijn van vijf jaar sluit aan bij de verjaringstermijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete en de bewaartermijn van (justitiële) gegevens over overtredingen.
vierde lid
Van een bedrijfsmatige exploitatie is in de volgende gevallen sprake:
  • 1.
    De overtreder verhuurt aantoonbaar meerdere woonruimten. Uit de omvang van de exploitatie blijkt het bedrijfsmatige aspect. Iemand die zich bedrijfsmatig bezig houdt met exploitatie behoort de regelgeving te kennen.
  • 2.
    De overtreder houdt zich beroepsmatig bezig met regelgeving omtrent huisvesting en exploitatie van onroerend goed. Hieronder vallen in ieder geval: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en kamerbemiddelingsbureaus en bedrijven die zich bezig houden met huisvesting van hun eigen werknemers. Het bedrijfsmatige aspect van de exploitatie vloeit voort uit de aard van het bedrijf of beroep van de overtreder.
  • 3.
    Uit de omvang van onzelfstandige bewoning kan ook een bedrijfsmatig karakter van de exploitatie blijken: bij meer dan vier personen, kan dit aangemerkt worden als kamerverhuur in de zin van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. De exploitant dient bij een exploitatie van die omvang ook te zorgen voor een brandveilig gebruik en op de hoogte te zijn van de overige regelgeving.
  • 4.
    Onttrekking van woonruimte is enkel bedrijfsmatig indien dit vanuit commercieel oogpunt plaatsvindt. Onttrekking in het kader van het voeren van een bedrijf (opslag supermarkt, meelsilo voor een bakkerij, of een logiesfunctie), maar ook het in gebruik hebben van woonruimte met een hennepkwekerij, is als een onttrekking vanuit commercieel oogpunt te beschouwen.
  • 5.
    Samenvoeging van een woonruimte is niet bedrijfsmatig, tenzij de overtreder zich beroepsmatig bezig houdt met huisvesting en exploitatie van onroerend goed. Hieronder vallen in ieder geval: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en kamerbemiddelingsbureaus en bedrijven die zich bezig houden met huisvesting van hun eigen werknemers. Het bedrijfsmatige aspect van de exploitatie vloeit voort uit de aard van het bedrijf of beroep van de overtreder.
vijfde lid
Ingevolge artikel 5:46, tweede lid, van de Awb moet de hoogte van de bestuurlijke boete worden afgestemd op de mate van verwijtbaarheid, de ernst van de gedraging en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.
De maximaal op te leggen boete is vastgelegd in artikel 35 van de Huisvestingswet. Differentiatie in de hoogte van de bestuurlijke boete is ter wille van de overzichtelijkheid in een tabel aangegeven die als Bijlage V is opgenomen. Bij wijziging van de bedragen in artikel 35 van de Huisvestingswet, kan deze tabel overeenkomstig worden aangepast door de gemeente.
De gemeenteraad is bevoegd de hoogte van de boetes vast te stellen binnen de door de Huisvestingswet aangegeven maximale bedragen.
Artikel 54
Mandatering is mogelijk van bevoegdheden aan de verhuurders, dan gaat het om verlenen en intrekken van huisvestingsvergunning. Daarnaast biedt dit artikel de mogelijkheid om diverse taken aan de corporatie te delegeren, met name ten aanzien van de uitvoering van de verordening. In het bijzonder geldt dit ten aanzien van de toepassing van inschrijvingsprotocol, passendheidstabel huur-inkomen en passendheidstabel naar grootte woning / huishouden.
Artikel 58
De inwerkingtredingsdatum van deze verordening is daags na de bekendmaking van deze verordening.
Naar boven