WIJZIGINGSBESLUIT Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid

De raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek (na 1 januari 2016 Berg en Dal geheten), ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek

 

overwegende dat:

  • door de herindeling van de gemeenten Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen een nieuwe gemeente is ontstaan per 1 januari 2015;

  • de Wet gemeenschappelijke regeling is gewijzigd en deze gewijzigde wet bij Koninklijk besluit in werking is getreden per 1 januari 2015;

  • het wenselijk is om de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid vanwege de herindeling en de wetswijziging op onderdelen aan te passen en aan te vullen en tevens enkele overige wijzigingen daarin mee te nemen;

Gezien het daartoe strekkende verzoek van de voorzitter van het Algemeen Bestuur van de GGD Gelderland Zuid;

 

Gelet op de besluiten van de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Heumen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

BESLUIT

 

vast te stellen de navolgende wijziging tot aanpassing van de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid.

Artikel I

In de gehele regeling worden de volgende wijziging doorgevoerd:

  • a.

    ‘gemeentewet’ en ‘gemeentewet (oud)’ worden vervangen door: Gemeentewet.

Artikel II

In artikel 1, eerste lid, vervallen de onderdelen f en g, onder verlettering van onderdeel h.

Artikel III
  • a)

    Artikel 2, eerste lid komt te luiden:

    Er is een openbaar lichaam, genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is door de colleges van Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten ingesteld op grond van artikel 14, tweede lid, van de Wet Publieke Gezondheid..

  • b)

    In artikel 2, tweede lid, wordt ‘Groesbeek’ vervangen door: Berg en Dal. Voorts vervallen de gemeentenamen ‘Millingen aan de Rijn’ en ‘Ubbergen’.

Artikel IV

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6 Bevoegdheden

  • 1.

    Voor zover hiervan niet in deze regeling is afgeweken, en onverminderd het bepaalde in artikel 30 van de wet, komen aan de bestuursorganen van de GGD Gelderland-Zuid ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen en ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken alle bevoegdheden toe, die aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente behoren, met dien verstande dat het algemeen bestuur in de plaats treedt van de raad, het dagelijks bestuur in de plaats treedt van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter in de plaats van de burgemeester. De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten oefenen hun bevoegdheden tot regeling en bestuur ten aanzien van deze taken niet zelf uit.

  • 2.

    Voorts wordt expliciet aan de GGD Gelderland-Zuid opgedragen de bevoegdheid tot oprichting van of deelname in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming, zulks overeenkomstig artikel 31a van de Wet.

  • 3.

    Ten slotte komen aan de bestuursorganen van de GGD Gelderland-Zuid alle bevoegdheden toe die in wet- en regelgeving rechtstreeks zijn opgedragen aan (het bestuur van) de gemeentelijke gezondheidsdienst.

Artikel V

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang

Het algemeen bestuur kan zelfstandig besluiten tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling, indien de voorgestelde wijziging van ondergeschikt belang is, geen uitbreiding betreft van de overgedragen bevoegdheden en als daartoe door het algemeen bestuur wordt besloten met een meerderheid van tenminste twee derden van het aantal stemmen.

Artikel VI
  • a)

    Artikel 10, eerste lid, komt te luiden als volgt: Het algemeen bestuur van de GGD Gelderland-Zuid bestaat uit 1 lid namens elke deelnemende gemeente.

  • b)

    In artikel 10, tweede lid, wordt ‘raden’ vervangen door ‘colleges’.

Artikel VII

In artikel 11, derde lid, vervalt de zinsnede ‘en artikel 23 van de gemeentewet (oud)’.

Artikel VII
  • a)

    Artikel 12 sub h komt te luiden: regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de GGD Gelderland-Zuid, en het oude onderdeel h wordt geletterd k;

  • b)

    In artikel 12 sub i komt de zinsnede ‘en met inachtneming van door het algemeen bestuur te stellen regelen’ te vervallen;

  • c)

    Onderdeel i wordt geletterd k.

Artikel VIII

In artikel 16 vervallen het tweede en derde lid. Het artikel is niet meer opgesplitst in leden.

Artikel IX

In artikel 17, tweede lid, wordt ‘na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de deelnemende gemeenten’ vervangen door: nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.

Artikel X

Artikel 24, derde lid, vervalt.

Artikel XI

Artikel 31, achtste lid, komt als volgt te luiden:

Het bepaalde in dit artikel is, met uitzondering van de genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. Het bepaalde in het vierde lid is evenwel niet van toepassing, indien een begrotingswijziging niet leidt tot verschuivingen tussen de vastgestelde begrotingsprogramma’s of tot extra financiële bijdragen van de deelnemende gemeenten.

Artikel XII

Artikel 36, derde lid komt als volgt te luiden:

De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen. Ook de besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, dan wel tot toetreding of uittreding van deelnemende gemeenten, worden door dit college bekend gemaakt in alle deelnemende gemeenten, door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.

Artikel XIII

Artikel 38 komt als volgt te luiden:

Artikel 38 Geschillencommissie

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden, die niet werkzaam zijn voor of bestuurder zijn van een van de betrokken partijen. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid door de andere bij het geschil betrokken partij(en), vertegenwoordigers. De voorzitter wordt vervolgens door deze leden gezamenlijk aangewezen.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie onderzoekt de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen en brengt – indien dit niet mogelijk is – aan het algemeen bestuur advies uit over de wijze waarop het geschil afgehandeld zou moeten worden.

Artikel XIV

In artikel 40 wordt ‘1 juli 2013’ vervangen door: 1 januari 2016.

Artikel XV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Groesbeek op 26 november 2015.

De raadsgriffier,

J.A.M. van Workum

De voorzitter,

Mr. M. Slinkman

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van de gemeente Groesbeek op 27 oktober 2015

Burgemeester en wethouders van Gemeente Groesbeek,

De secretaris

J.W. Looijen

De burgemeester,

Mr. M. Slinkman

Ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft.

TOELICHTING OP DE WIJZIGINGEN

Wijzigingen ten gevolge van nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr)

Per 1-1-2015 is de Wgr op een aantal punten veranderd met het doel om de gemeenteraden meer te betrekken bij de gemeenschappelijke regelingen. Zo is het niet meer toegestaan dat het algemeen bestuur zelfstandig besluit om verandering te brengen in de bevoegdheden die aan de GGD zijn opgedragen. Deze mogelijkheid was nu wel opgenomen in de gemeenschappelijke regeling en moet daarom worden geschrapt. In plaats daarvan wordt voorgesteld om in artikel 8 op te nemen dat het algemeen bestuur slechts zelfstandig kan besluiten tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling, als de voorgestelde wijziging van ondergeschikt belang is, geen uitbreiding betreft van de overgedragen bevoegdheden en daartoe wordt besloten met twee derde van het aantal stemmen.

Verder wordt voorgesteld om de bevoegdheid tot het oprichten van of deelnemen in stichtingen of vennootschappen expliciet op te nemen artikel 6 van de regeling, omdat dit anders – gelet op het nieuwe artikel 31a Wgr – niet meer tot de mogelijkheden zou behoren. Op grond van artikel 31a Wgr dient een dergelijk besluit in het bijzonder aangewezen te worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Bovendien kan zo’n besluit niet worden genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

De nieuwe Wgr bevat ook een aantal veranderingen met betrekking tot de begroting- en rekeningprocedure. Zo is in artikel 34 b Wgr voorgeschreven dat jaarlijks voor 15 april de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgende begrotingsjaar aan de gemeenteraden toegezonden moeten worden.

Doordat de volledige ontwerpbegroting van de GGD door het dagelijks bestuur al voor 1 april aan de gemeenten wordt toegezonden, wordt nu reeds ruimschoots voldaan aan deze verplichting. Het wijzigen van de bepalingen over de begrotings- of rekeningprocedure is dan ook niet noodzakelijk.

Ook de (technische) wijzigingen in artikel 17 en 36 van de regeling zijn een gevolg van wijzigingen in de Wgr.

Overige inhoudelijke wijzigingen

In artikel 2 is verwerkt de wijzigingen in deelnemende gemeenten, na de herindeling van de gemeente Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen.

 

In artikel 24 is de verplichting geschrapt om binnen de GGD programmaraden (adviescommissies) op te richten voor de Regio Nijmegen en de Regio Rivierenland. Anders dan ten tijde van het oprichten van de GGD Gelderland-Zuid werd voorzien, blijkt binnen het algemeen bestuur tot op heden geen behoefte te bestaan aan deze adviescommissies.

In artikel 31 lid 5 van de regeling wordt duidelijk gemaakt dat ook bij begrotingswijzigingen eerst de raden in de gelegenheid gesteld moeten worden om daarover hun zienswijze te geven. Er wordt alleen een uitzondering gemaakt voor wijzigingen die niet leiden tot verschuivingen tussen de vastgestelde programma’s binnen de begroting of tot een wijziging in de financiële bijdragen van de deelnemende gemeenten.

Wet Publieke Gezondheid

Tot op heden waren niet alleen de colleges, maar ook de gemeenteraden mede-oprichter van de gemeenschappelijke regeling GGD Gelderland-Zuid. Op grond van artikel 14 Wet Publieke Gezondheid (Wpg) dienen de colleges van burgemeester en wethouders de gemeenschappelijke regeling voor de GGD echter vast te stellen. In de gewijzigde regeling is tot uitdrukking gebracht dat, in lijn met artikel 14 Wpg, de colleges voortaan besluiten tot het instellen/wijzigen/opheffen van deze regeling. Er is dus voortaan – in formele zin – sprake van een collegeregeling. Op grond van artikel 1 lid 2 Wgr kan een college overigens pas instemmen met het instellen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling, als zij toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad. In de praktijk zal de rol van de raad dus niet wijzigen.

Gezien de besluitvorming in het verleden moet nu – voor de laatste maal – aan zowel raad als college worden verzocht om in te stemmen met voorliggende wijziging. Door in te stemmen met de voorgestelde wijzigingen, wordt ook ingestemd met het alsnog in overeenstemming brengen van de gemeenschappelijke regeling met artikel 14 Wet Publieke Gezondheid.

 

Als twee derde van het aantal deelnemende gemeenten het concept-wijzigingsbesluit vaststelt is de gewijzigde regeling vastgesteld

Geconsolideerde versie van de GR GGD Gelderland-Zuid betreft:

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST GELDERLAND-ZUID

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

     

    a. GGD Gelderland-Zuid:

    het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 lid 1 van deze regeling;

     

    b. deelnemende gemeenten:

    de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

     

    c. Gedeputeerde Staten:

    het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland;

     

    d. regeling:

    de onderhavige gemeenschappelijke regeling;

     

    e. wet:

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

     

    f. Gemeentewet:

    de huidige Gemeentewet.

     

    g. Directeur Publieke Gezondheid:

    de functionaris zoals bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet Publieke Gezondheid.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, het gemeentebestuur, de raad, het college, de burgemeester en de secretaris onderscheidenlijk de GGD, het bestuur van de GGD, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de Directeur Publieke Gezondheid.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is door de colleges van Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten ingesteld op grond van artikel 14, tweede lid, van de Wet Publieke Gezondheid.

  • 2.

    De GGD Gelderland-Zuid is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Berg en Dal, Heumen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel.

  • 3.

    De GGD Gelderland-Zuid is gevestigd in Nijmegen.

Artikel 3 Bestuursorganen

De GGD Gelderland-Zuid kent, onverminderd de mogelijkheid van het instellen van bestuurscommissies als bedoeld in artikel 17, de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belangen

De GGD Gelderland-Zuid behartigt de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het terrein van de openbare gezondheidszorg, zulks met inachtneming van hetgeen in deze regeling nader is bepaald tot de taken en bevoegdheden.

Artikel 5 Taken

De GGD Gelderland-Zuid draagt zorg voor het uitvoeren van alle taken in het kader van de openbare gezondheidszorg, die in wet- en regelgeving zijn opgedragen aan gemeenten of aan gemeentelijke gezondheidsdiensten, of daaraan opgedragen zullen worden.

 

Daarbij gaat het in elk geval om het uitvoeren van taken ten behoeve van de gemeenten op de navolgende terreinen:

  • a.

    infectieziektebestrijding;

  • b.

    medische milieukunde;

  • c.

    jeugdgezondheidszorg;

  • d.

    ouderengezondheidszorg;

  • e.

    gezondheidsbevordering;

  • f.

    epidemiologie;

  • g.

    openbare geestelijke gezondheidszorg;

  • h.

    forensische geneeskunde;

  • i.

    technische hygiënezorg;

  • j.

    het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen;

  • k.

    het uitoefenen van toezicht op organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • l.

    reizigersadvisering en vaccinaties;

  • m.

    het voorzien in een Advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • n.

    toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de WMO;

Artikel 6 Bevoegdheden

  • 1.

    Voor zover hiervan niet in deze regeling is afgeweken, en onverminderd het bepaalde in artikel 30 van de wet, komen aan de bestuursorganen van de GGD Gelderland-Zuid ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen en ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken alle bevoegdheden toe, die aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente behoren, met dien verstande dat het algemeen bestuur in de plaats treedt van de raad, het dagelijks bestuur in de plaats treedt van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter in de plaats van de burgemeester. De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten oefenen hun bevoegdheden tot regeling en bestuur ten aanzien van deze taken niet zelf uit.

  • 2.

    Voorts wordt expliciet aan de GGD Gelderland-Zuid opgedragen de bevoegdheid tot oprichting van of deelname in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming, zulks overeenkomstig artikel 31a van de Wet.

  • 3.

    Ten slottekomen aan de bestuursorganen van de GGD Gelderland-Zuid alle bevoegdheden toe die in wet- en regelgeving rechtstreeks zijn opgedragen aan (het bestuur van) de gemeentelijke gezondheidsdienst.

Artikel 7 Aanvullende diensten

  • 1.

    De GGD Gelderland-Zuid kan voor een of meerdere gemeenten, alsmede voor derden, ook andere of aanvullende taken op het terrein van de gezondheidszorg uitoefenen, onder de voorwaarde dat de diensten moeten passen binnen de doelstellingen van de GGD en daarmee in het verlengde liggen van de taken vermeld in artikel 5.

  • 2.

    De aanvullende diensten zullen op basis van een daaraan ten grondslag liggende schriftelijke overeenkomst (dienstverleningsovereenkomst) worden uitgevoerd.

Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang

Het algemeen bestuur kan slechts zelfstandig besluiten tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling, indien de voorgestelde wijziging van ondergeschikt belang is, geen uitbreiding betreft van de overgedragen bevoegdheden, en als daartoe door het algemeen bestuur wordt besloten met een meerderheid van tenminste twee derden van het aantal stemmen.

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 9 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in deze regeling aan dit bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur of aan een bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen van verordeningen, tenzij de verordening een rechtspositionele regeling betreft die van toepassing is op het personeel van GGD Gelderland-Zuid;

    • d.

      het vaststellen van het beleidsplan en het beleidsprogramma;

    • e.

      het instellen van bestuurscommissies;

    • f.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming;

    • g.

      het aanwijzen van een accountant.

Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur

  • 1.

    Het algemeen bestuur van de GGD Gelderland-Zuid bestaat uit 1 lid namens elke deelnemende gemeente.

  • 2.

    De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen elk een lid aan – bij voorkeur de portefeuillehouder die verantwoordelijk is voor volksgezondheid – als lid van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur kan niet tevens zijn medewerker in dienst van of op grond van een overeenkomst van opdracht werkzaam zijn voor de GGD Gelderland-Zuid.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, van deze regeling zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad. Indien zij in de nieuwe zittingsperiode opnieuw als wethouder of burgemeester deel uitmaken van het college kunnen zij terstond opnieuw worden aangewezen.

  • 5.

    Het lidmaatschap eindigt zodra een lid geen onderdeel meer uitmaakt van het college van B&W van zijn gemeente.

  • 6.

    De leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 7.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft een plaatsvervanger. Bepalingen in deze regeling geldende voor de leden van het algemeen bestuur zijn mede van toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of als ten minste vier leden van het algemeen bestuur daar om verzoeken.

  • 2.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3.

    Tot het sluiten van de deuren en het vergaderen in beslotenheid kan worden overgegaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de wet..

  • 4.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      het beleidsplan en het beleidsprogramma;

    • b.

      de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening;

    • c.

      het liquidatieplan.

    • d.

      een voorstel tot het wijzigen van deze regeling.

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. De besluiten worden genomen op basis van gewogen stemrecht, waarbij elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners of gedeelte daarvan één stem heeft. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 6.

    Het stemgewicht voor elke gemeente wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dit is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12 Taken en bevoegdheden

Aan het dagelijks bestuur is in elk geval opgedragen:

  • a.

    het dagelijks bestuur van de GGD Gelderland-Zuid;

  • b.

    het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd;

  • c.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • d.

    het voorstaan van de belangen van de GGD Gelderland-Zuid bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met de GGD Gelderland-Zuid van belang is;

  • e.

    het beheer van activa en passiva van de GGD Gelderland-Zuid;

  • f.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding;

  • g.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en eigendom;

  • h.

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de GGD Gelderland-Zuid;

  • i.

    het benoemen, het schorsen en het ontslaan van personeel in dienst van de GGD Gelderland-Zuid, al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, een en ander voor zover de regeling niet anders bepaalt;

  • j.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de GGD Gelderland-Zuid te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31A van de wet;

  • k.

    te besluiten namens de GGD Gelderland-Zuid rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • l.

    het houden van voortdurend toezicht op al hetgeen de GGD Gelderland-Zuid aangaat; en voorts de overige taken en bevoegdheden die in deze regeling, dan wel door een besluit van het algemeen bestuur, aan het dagelijks bestuur worden opgedragen;

en voorts de taken en bevoegdheden die in deze regeling aan dit bestuur zijn opgedragen.

Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en minimaal vier andere leden, aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur. Zij treden, onverminderd het bepaalde in 18, vierde lid, af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. Zij kunnen, indien zij opnieuw zijn aangewezen tot lid van het algemeen bestuur, terstond opnieuw worden benoemd.

  • 2.

    Daarnaast kunnen maximaal drie leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, worden aangewezen van buiten de kring van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De zittingsperiode van de leden van het dagelijks bestuur die geen onderdeel uitmaken van het algemeen bestuur is maximaal vier jaar.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan over de volgorde van aftreden regels vastleggen in een schema.

  • 5.

    Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken, in welk laatste geval de vergadering binnen twee weken plaatsvindt.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur beslist bij meerderheid van stemmen, waarbij elk lid in de vergadering één stem heeft. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 3.

    De artikelen 54, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten ter zake mee aan het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 15 Taken voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    Hij is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dat bestuur aan te wijzen.

  • 4.

    Hij tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen besluiten dat een ander lid van het bestuur of de directeur Publieke Gezondheid de stukken die uitgaan ondertekenen of medeondertekenen.

  • 6.

    De voorzitter vertegenwoordigt de GGD Gelderland-Zuid in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

HOOFDSTUK 6 DE COMMISSIES

Artikel 16 Commissies van advies

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, met inachtneming van artikel 24 van de wet.

Artikel 17 Bestuurscommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt, met inachtneming van artikel 25 van de wet, hun bevoegdheden en samenstelling.

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 18 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter, voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 19 Het algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

Artikel 20 De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van de raden

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad die hij vertegenwoordigt, met inachtneming van artikel 16 van de wet alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad die hij vertegenwoordigt, met inachtneming van artikel 16 van de wet, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 10 van deze regeling, door de raad die hem heeft aangewezen worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van die raad niet meer bezit.

HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 2.

    In het reglement van orde worden onder meer regels gegeven omtrent:

    • a.

      het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten;

    • b.

      de wijze van het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van deze regeling.

Artikel 22 Reglement van orde dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.

HOOFDSTUK 9 HET PERSONEEL

Artikel 23 Personeel

  • 1.

    De GGD Gelderland-Zuid kan personeel aanstellen.

  • 2.

    Op het personeel van de GGD Gelderland-Zuid is een vooraf aan te wijzen rechtspositieregeling van toepassing.

Artikel 24 Directeur Publieke Gezondheid

  • 1.

    De Directeur Publieke Gezondheid van de GGD Gelderland-Zuid geeft leiding aan de organisatie en is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles dat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist over zijn benoeming en ontslag en stelt zijn taken vast, in overeenstemming met het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

HOOFDSTUK 10 KLACHTEN

Artikel 25 Klachtenregeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht en – voor zover van toepassing – de Wet klachtrecht cliënten zorgsector, een klachtenregeling vast.

  • 2.

    De Nationale ombudsman is bevoegd om klachten, als bedoeld in hoofdstuk 9, titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, af te handelen.

Hoofdstuk 11 Vergoedingen

Artikel 26 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21 en 25 van de wet voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 17 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen in een deelnemende gemeente, een regeling inzake de vergoeding van hun werkzaamheden, respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 24 van de wet bepalen dat de leden van een commissie als bedoeld in artikel 16 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder, raadslid of secretaris vervullen in een deelnemende gemeente, een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen.

  • 3.

    Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing op ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd.

HOOFDSTUK 12 HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSPROGRAMMA

Artikel 27 Beleidsplan

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een beleidsplan vast waarin het beleid dat het bestuur van de GGD Gelderland-Zuid voornemens is uit te voeren, in grote lijnen wordt aangegeven. Het algemeen bestuur kan een of meer onderdelen van het beleidsplan afzonderlijk vaststellen.

  • 2.

    Het beleidsplan beslaat een periode van vier jaar. Jaarlijks kan het algemeen bestuur besluiten over bijstelling van het beleidsplan.

Artikel 28 Beleidsprogramma

Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een beleidsprogramma vast, waarin de activiteiten van de GGD Gelderland-Zuid worden aangegeven. Het beleidsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële middelen.

Artikel 29 Totstandkoming

De totstandkoming van het beleidsplan en het beleidsprogramma geschiedt op overeenkomstige wijze als in artikel 31, eerste tot en met vijfde lid van deze regeling, voor de begroting is aangegeven.

HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 30 Administratie en controle

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. Artikel 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31 Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 april een ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met begrotingsrichtlijnen.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede lid en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 6.

    Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli aan Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    Het bepaalde in dit artikel is, met uitzondering van de genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. Bij begrotingswijzigingen is het echter niet noodzakelijk om aan de raden van de deelnemende gemeenten naar hun zienswijze te vragen, indien een begrotingswijziging niet leidt tot wijzigingen van het saldo van baten en lasten per programma of tot gevolgen voor de hoogte van de individuele gemeentelijke bijdragen.

Artikel 32 Bijdragen van de gemeenten

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Daarbij zal voor de wettelijke taken een verdeelsleutel worden gehanteerd, die uitgaat van het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Het algemeen bestuur kan besluiten dat de inwonersbijdrage voor gemeenten in de subregio Rivierenland afwijkt van de inwonersbijdrage voor gemeenten in de subregio Nijmegen, gelet op de verschillen in uitgangspositie en takenpakket.

  • 2.

    Voor de berekening van de bijdragen van de gemeenten wordt rekening gehouden met bijdragen van het Rijk en van anderen.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.

  • 4.

    De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de GGD Gelderland-Zuid te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 5.

    Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de in de vorige leden van dit artikel bedoelde bijdragen in zijn begroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 33 Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, met daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet, jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten.

  • 2.

    De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de jaarrekening naar voren brengen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4.

    Zij wordt binnen twee weken, doch in ieder geval vóór 15 juli, met alle bijbehorende stukken en het jaarverslag aan Gedeputeerde Staten aangeboden.

  • 5.

    Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 6.

    In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 7.

    De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld conform de bij de begroting vastgestelde systematiek.

  • 8.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 33 van deze regeling bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de mededeling van de vaststelling van de jaarrekening.

HOOFDSTUK 14 HET ARCHIEF

Artikel 34 Zorgplicht archiefbescheiden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de GGD Gelderland-Zuid.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt regels vast betreffende de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde zorg dient te worden verricht. Deze regels worden aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de in het eerste lid bedoelde zorg.

HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 35 Toetreding en uittreding

  • 1.

    Toetreding van gemeenten tot de gemeenschappelijke regeling of uittreding van gemeenten uit de gemeenschappelijke regeling is slechts mogelijk voor zover de Wet Publieke Gezondheid en de Wet Veiligheidsregio's dit toelaten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

Artikel 36 Wijziging en opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd of – indien de wet dat toelaat – opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Elke deelnemende gemeente en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen. Ook de besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, dan wel tot toetreding of uittreding van deelnemende gemeenten, worden door dit college bekend gemaakt in alle deelnemende gemeenten, door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.

Artikel 37 Liquidatie

  • 1.

    Ingeval van opheffing van de regelingbesluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 2.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.

  • 4.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van de GGD Gelderland-Zuid.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    Zo nodig blijven de organen van de GGD Gelderland-Zuid ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 38 Geschillencommissie

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden, die niet werkzaam zijn voor of bestuurder zijn van een van de betrokken partijen. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid door de andere bij het geschil betrokken partij(en), , alsmede een door deze vertegenwoordigers gezamenlijk aan te wijzenonafhankelijke voorzitter.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie onderzoekt de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen en brengt – indien dit niet mogelijk is – aan het algemeen bestuur advies uit over de wijze waarop het geschil afgehandeld zou moeten worden.

HOOFDSTUK 17 SLOTBEPALINGEN

Artikel 39 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 40 Inwerkingtreding

Deze gewijzigde regeling treedt, na een daartoe strekkend besluit van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, in werking op 1 januari 2016.

Artikel 41 Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling GGD Gelderland-Zuid.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn enkele termen die in de gemeenschappelijke regeling regelmatig terugkomen, uiteen gezet. De begripsomschrijvingen a t/m e en h spreken voor zich.

 

Met de komst van de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen – waarin alsnog is gekozen voor het doorwerken van duale verhoudingen – zijn artikelen herschreven en verduidelijkt. Verwijzingen naar de oude Gemeentewet (van voor 2002) zijn niet meer nodig. Het geheel is daardoor leesbaarder geworden.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 2 Openbaar lichaam

In dit artikel wordt het openbaar lichaam geïntroduceerd. Ingevolge artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr) is het openbaar lichaam rechtspersoon. Hierdoor beschikt de GGD Gelderland-Zuid van rechtswege over de privaatrechtelijke bevoegdheden die nodig zijn om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer (bijv. sluiten van overeenkomsten, huren van kantoorruimte, lenen van geld).

 

In dit artikel is verwerkt de samenvoeging van de (oude) gemeenten Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek tot de nieuwe gemeente Berg en Dal per 1 januari 2016.

 

Tevens is expliciet tot uitdrukking gebracht dat, in lijn met artikel 14 Wet publieke gezondheid, de colleges besluiten tot het instellen van deze regeling. Er is dus sprake van een collegeregeling. In de regeling worden geen bevoegdheden van de raad overgedragen. Op grond van artikel 1 lid 2 Wgr kan een college overigens pas instemmen met het instellen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling, als zij toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad. Deze toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 3 Bestuursorganen

In artikel 12 van de Wgr is bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter bestaat. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam. Zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur wordt voorgezeten door de voorzitter.

Indien er een bestuurscommissie wordt ingesteld, ontstaat er een vierde bestuursorgaan. In artikel 17 van de regeling wordt daartoe de mogelijkheid geboden.

Artikel 4 Belangen

In artikel 10 lid 1 van de Wgr is bepaald dat de regeling het belang waarvoor zij is getroffen vermeldt. Voor de GGD Gelderland-Zuid betreft dit de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het terrein van de openbare gezondheidzorg. Dat is het deel van de gezondheidszorg dat zich richt op de (collectieve) preventie.

Artikel 5 Taken

De in artikel 4 genoemde belangen worden behartigd door uitvoering te geven aan de in dit artikel genoemde taken.

 

In de Wet Publieke Gezondheid zijn voorschriften opgenomen over de taken, genoemd in artikel 5 sub a t/m j. Daarbij wordt opgemerkt dat het is toegestaan om de taak Jeugdgezondheidszorg over te laten, of mede over te laten, aan een andere organisatie dan de GGD. Een aantal gemeenten maken momenteel gebruik van deze mogelijkheid, voor wat betreft de jeugdgezondheidszorg voor 0 tot 4-jarigen. Dit artikel staat daaraan niet in de weg.

 

In de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn voorschriften opgenomen over de taak genoemd in artikel 5 sub k.

 

De taak die is genoemd in artikel 5 sub l (reizigersadvisering en vaccinaties) wordt traditioneel door de GGD verricht, omdat deze taak nauw samenhangt met de preventie van infectieziekten. Het betreft een markttaak, die minimaal kostendekkend dient te zijn.

 

De taken genoemd in artikel 5 sub m (het voorzien in een Advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling) en artikel 5 sub n: (toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de WMO) zijn toegevoegd door besluit van het Algemeen Bestuur d.d. 11 december 2014 ten behoeve van de uitoefening van deze taken door de GGD met ingang van 2015.

Artikel 6 Bevoegdheden

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat de gemeenten alle bevoegdheden die relevant zijn voor de uitoefening van de in artikel 5 genoemde taken overdragen aan de GGD Gelderland-Zuid. Het algemeen bestuur kan overigens besluiten om haar bevoegdheden over te dragen aan het dagelijks bestuur, tenzij dit expliciet is verboden in deze regeling.

 

Bevoegdheden die noodzakelijk zijn om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer, zoals privaatrechtelijke bevoegdheden (o.a. sluiten overeenkomsten) zijn niet genoemd, omdat elke rechtspersoon die van rechtswege bezit.

 

Het oprichten van of deelnemen in o.a. stichtingen of vennootschappen is expliciet opgenomen, omdat dit anders – gelet op artikel 31a Wet gemeenschappelijke regelingen – niet tot de mogelijkheden zou behoren. Op grond van het bepaalde in dat artikel dient een dergelijk besluit in het bijzonder aangewezen te worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Bovendien kan zo’n besluit niet worden genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Artikel 7 Dienstverleningsovereenkomst

De GGD Gelderland-Zuid levert haar diensten voor alle gemeenten op hetzelfde kwaliteitsniveau. Het is mogelijk dat gemeenten het wenselijk achten dat daarnaast ook andere diensten worden verricht, dan wel dat de dienstverlening op bepaalde onderdelen op een hoger kwaliteitsniveau wordt verricht. Artikel 7 maakt duidelijk dat de GGD Gelderland-Zuid de mogelijkheid heeft om met een gemeente een dienstverleningsovereenkomst af te sluiten, waarin concrete afspraken worden gemaakt over dit soort maatwerkproducten. In de praktijk kan een gemeente ook kiezen voor de mogelijkheid om een (project)subsidie te verstrekken aan de GGD. Ook met andere openbare lichamen, zoals een andere gezondheidsdienst of de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, kan een dienstverleningsovereenkomst worden afgesloten.

Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang

Ten gevolge van de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen is in artikel 8 tot uitdrukking gebracht dat het algemeen bestuur niet kan besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden. Tot 1-1-2016 was opgenomen dat dit wel mogelijk was, mits de wijzigingen van ondergeschikt belang waren. Dit kan niet meer.

In het nieuwe artikel is in plaats daarvan opgenomen dat het algemeen bestuur slechts zelfstandig kan besluiten tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling, indien de voorgestelde wijziging van ondergeschikt belang is, geen uitbreiding betreft van de overgedragen bevoegdheden, en als daartoe door het algemeen bestuur wordt besloten met een meerderheid van tenminste twee derden van het aantal stemmen. Een dergelijke bepaling is ook onder de nieuwe Wgr nog toegestaan en gebruikelijk.

 

Achtergrond van dit artikel is dat het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling ingrijpend en zeer tijdrovend is, omdat een wijzigingsvoorstel moet worden voorgelegd aan de colleges van van alle deelnemende gemeenten, die pas kunnen instemmen na toestemming van de raad. Vervolgens moet twee derden van het aantal gemeenten daarmee instemmen. Deze procedure is bijzonder omslachtig, als het bijvoorbeeld gaat om wijzigingen als het vernummeren van een artikel vanwege gewijzigde wet- of regelgeving of verandering van de naam van een gemeente.

Het algemeen bestuur dient overigens zelf – bij gewone meerderheid – te bepalen of een wijziging van ondergeschikt belang is. Het is niet noodzakelijk dat de deelnemende gemeenten vooraf worden gehoord of dat een wijzigingsbesluit achteraf wordt bekrachtigd. Indien een dergelijke eis gesteld zou worden, gaat het voordeel van een eenvoudige wijzigingsprocedure immers weer goeddeels verloren. Er dient ten slotte aan gedacht te worden dat elk besluit tot wijziging, dus ook als het wijziging van ondergeschikt belang is, op grond van artikel 26, vierde lid, van de Wgr moet worden toegezonden aan Gedeputeerde Staten en ook bekend moet worden gemaakt. Een wijziging kan financiële consequenties hebben, maar dat hoeft niet noodzakelijk altijd het geval te zijn. Als dit wel aan de orde is, dient dit door het algemeen bestuur te worden meegewogen bij de afweging of wijziging wel of niet gewenst is.

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 9 Taken en bevoegdheden

Ingevolge artikel 12 lid 2 Wgr staat het algemeen bestuur aan het hoofd van het openbaar lichaam. Bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn overgedragen, behoren het algemeen bestuur toe. Dat geldt uiteraard ook voor bevoegdheden die in de regeling expliciet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen.

 

In het tweede lid is opgenomen dat het algemeen bestuur – naast de gebruikelijke voorbehouden – ook de bevoegdheid om het beleidsplan en het beleidsprogramma vast te stellen, niet kan delegeren aan het dagelijks bestuur. Hiervoor is gekozen omdat in deze plannen de algemene beleidslijnen worden bepaald, waardoor het van belang is dat alle leden van het algemeen bestuur zich hierover kunnen uitspreken.

Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt op welke wijze het bestuur van de GGD Gelderland-Zuid is samengesteld. Het bestuur wordt ingevuld door collegeleden van de deelnemende gemeenten, bij voorkeur door de wethouder die verantwoordelijk is voor de portefeuille volksgezondheid.

Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen

Dit artikel beschrijft de werkwijze van het algemeen bestuur. De meeste bepalingen spreken voor zich.

 

Uit artikel 11 lid 5 van de regeling blijkt dat het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. De besluitvorming vindt plaats op basis van gewogen stemrecht, zodat het inwoneraantal van de deelnemende gemeenten meeweegt voor het stemgewicht. Evenals het geval is bij de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, waarin dezelfde gemeenten participeren, is ervoor gekozen dat elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners of gedeelte daarvan één stem heeft.

 

De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar (artikel 22 lid 3 Wgr). Het derde en vierde lid van artikel 22 Wgr regelen de procedure die moet worden gevolgd om een vergadering in beslotenheid te laten plaatsvinden. Artikel 11 lid 4 bevat een lijst van onderwerpen waarover in ieder geval niet in beslotenheid vergaderd of besloten mag worden. Deze lijst is gebaseerd op artikel 24 Gemeentewet.

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12 Taken en bevoegdheden

De inhoud van dit artikel spreekt voor zich. De inhoud van dit artikel is redactioneel aangepast in lijn met artikel 33b van de Wgr.

Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur

In dit artikel is geregeld hoe het dagelijks bestuur wordt samengesteld. Het dagelijks bestaat dient te bestaan uit minimaal vijf personen, inclusief de voorzitter, die tevens lid zijn van het algemeen bestuur.

 

Daarnaast kan het algemeen bestuur er voor kiezen om maximaal drie externe leden te benoemen in het dagelijks bestuur, bijvoorbeeld om te borgen dat specifieke deskundigheid op bepaalde beleidsterreinen (bijvoorbeeld financiën) rechtstreeks in het dagelijks bestuur aanwezig is.

Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde

In dit artikel wordt de werkwijze van het dagelijks bestuur globaal beschreven. De bepalingen spreken voor zich.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 15 Taken voorzitter

De voorzitter wordt volgens de Wgr door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Een extern lid van het dagelijks bestuur kan deze functie dus niet bekleden. Voor de voorzitter gelden dezelfde regels als voor de overige DB-leden ten aanzien van aftreden, tussentijds ontslag, incompatibiliteit etc.

HOOFDSTUK 6: DE COMMISSIES

Artikel 16 Commissies

In artikel 24 van de Wgr is bepaald dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam commissies van advies kan instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. In het tweede lid van bedoeld artikel is bepaald dat de instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter eveneens geschiedt door het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter dienen hiertoe voorstellen in.

 

Anders dan ten tijde van het oprichten van de GGD Gelderland-Zuid werd voorzien, blijkt binnen het algemeen bestuur tot op heden geen behoefte te bestaan aan twee vaste commissies van advies die zich specifiek richten op de Regio Rivierenland of de Regio Nijmegen., De verplichting om deze twee adviescommissies in te stellen is dan ook geschrapt per 1-1-2016.

Andere commissies van advies (ad hoc commissies) aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden, volgens artikel 24 lid 3 van de Wgr door het dagelijks bestuur, onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Artikel 17 Bestuurscommissies

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om bestuurscommissies in te stellen. Aan dergelijke commissies kunnen bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden overgedragen, met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel 9 lid 2 ook niet aan het dagelijks bestuur overgedragen mogen worden.

 

Bij het inwerkingtreden van deze regeling wordt overigens geen gebruik gemaakt van bestuurscommissies. Omdat niet valt uit te sluiten dat dit in de toekomst wel gewenst kan zijn, is in de regeling toch de mogelijkheid geopend om bestuurscommissies in te stellen.

 

De bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen niet dan op voorstel van het dagelijks bestuur worden overgedragen. Voordat het algemeen bestuur overgaat tot het instellen van een bestuurscommissie dienen de raden van de deelnemende gemeenten – op grond van het gewijzigde artikel 25 lid 2 Wgr – van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en de gelegenheid krijgen om hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. In de oude Wgr moest aan de raden om een verklaring van geen bezwaar te worden verzocht,

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

 

Intergemeentelijke samenwerking is verlengd lokaal bestuur. De doelstelling van de Wgr is daarom het aanhalen van de bestuurlijke en financiële banden tussen het samenwerkingsverband en de deelnemende gemeenten. Onderdeel hiervan vormt de politieke controle. De artikelen 16 en 17 van de Wgr bepalen dat de regeling bepalingen inhoudt met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen, het afleggen van verantwoordelijkheid en over de terugroepingsmogelijkheid. In hoofdstuk 7 van de regeling zijn deze artikelen opgenomen.

Artikel 18 DB en voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

Dat de leden van het dagelijks bestuur, zowel tezamen als ieder afzonderlijk, desgevraagd verantwoording dienen af te leggen over het door hen gevoerde bestuur, vloeit voort uit artikel 16 lid 1 van de Wgr.

Hoewel de wet hiertoe niet verplicht, bepaalt de regeling dat de leden van het dagelijks bestuur ongevraagd alle informatie aan het algemeen bestuur geven die nodig is voor een juiste beoordeling van het te voeren en gevoerde bestuur.

In de regeling is tevens bepaald dat de leden van het dagelijks bestuur kunnen worden ontslagen, indien een lid niet langer het vertrouwen bezit van het algemeen bestuur. Aansluiting is gezocht bij de vertrouwensregel en de procedure tot opzeggen van het vertrouwen van wethouders zoals vastgelegd in de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.

Artikel 19 AB en DB ten opzichte van de raden

Ook in artikel 19 is ervoor gekozen – ondanks dat de Wgr daartoe niet verplicht – dat het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur de raden ongevraagd alle informatie verstrekken die nodig is voor een juiste beoordeling van het te voeren en gevoerde bestuur.

In geval van een verzoek om informatie wordt er naar gestreefd om de informatie binnen één maand na een verzoek om inlichtingen te verstrekken. Afwijking van deze termijn is mogelijk door daarvan schriftelijk mededeling te doen onder opgaaf van de redenen die tot de vertraging hebben geleid.

Artikel 20 Leden ten opzichte van raden

Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 16 lid 1 van de Wgr geeft een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur de raad, die dit lid of plaatsvervangend lid heeft aangewezen, alle inlichtingen, die door de raad of één of meer leden van die raad worden verlangd.

 

Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 16 lid 3 van de Wgr legt een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan de raad, die dit lid of plaatsvervangend lid heeft aangewezen, verantwoording af over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur

In artikel 22 lid 1 Wgr is geregeld dat het algemeen bestuur voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststelt.

Artikel 22 Reglement van orde dagelijks bestuur

Ook het dagelijks bestuur kan een reglement van orde vaststellen. Daartoe bestaat echter geen verplichting.

HOOFDSTUK 9 HET PERSONEEL

Artikel 23 Personeel

Dit artikel biedt de GGD Gelderland-Zuid de mogelijkheid om personeel aan te stellen. Het algemeen bestuur beslist welke rechtspositieregeling van toepassing is op het personeel. Deze bevoegdheid kan gedelegeerd worden aan het dagelijks bestuur, zie artikel 9 lid 2 sub c.

Artikel 24 Directeur Publieke Gezondheid

Uit dit artikel blijkt dat de Directeur Publieke Gezondheid wordt aangesteld door het algemeen bestuur. Dit is vereist op grond van artikel 14, derde lid, van de Wet Publieke Gezondheid. Omdat de Directeur Publieke Gezondheid op grond van artikel 32 Wet Veiligheidsregio's ook leiding geeft aan de GHOR, dient over deze benoeming overeenstemming te worden bereikt met het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Logischerwijs is ervoor gekozen dat het algemeen bestuur ook beslist over het ontslag van de Directeur Publieke Gezondheid. Overige rechtspositionele maatregelen worden genomen door het Dagelijks Bestuur, dat ook bevoegd is om de overige medewerkers aan te stellen.

HOOFDSTUK 10 Klachten

Artikel 25 Klachtenregeling

Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (klachtbehandeling) is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Dit betekent dat in een klachtenregeling moet worden geregeld hoe omgegaan wordt met klachten over de GGD Gelderland-Zuid en haar personeel.

 

Op grond van Stb. 1999, 241 zijn de Awb-bepalingen over het intern klachtrecht (titel 1 van hoofdstuk 9) niet in werking getreden, ten aanzien van klachten die zien op een beleidsterrein dat wordt bestreken door de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Dit is het geval als wordt geklaagd over de medische hulpverlening door GGD-artsen of verpleegkundigen. De afhandeling van dit soort klachten moet plaatsvinden met inachtneming van de bepalingen in de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Is deze wet niet van toepassing op de gedraging waarover wordt geklaagd, dan is het hoofdstuk over intern klachtrecht in de Awb wel van toepassing.

 

Titel 9.2 van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht gaat over klachtbehandeling door een ombudsman (extern klachtrecht). Deze titel is van toepassing op alle ingediende klachten, dus ook op klachten die zijn afgehandeld met toepassing van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. In artikel 26 wordt ervoor gekozen dat de Nationale ombudsman bevoegd is om klachten als bedoeld in hoofdstuk 9, titel 2, af te handelen. De GGD Gelderland-Zuid kiest er niet voor om aan te sluiten bij een ombudsman- of commissie van één van de deelnemende gemeenten, omdat die mogelijk niet over de benodigde expertise beschikt inzake de beleidsterreinen waarin de GGD Gelderland-Zuid opereert. Van de Nationale ombudsman mag deze expertise wel verwacht worden.

HOOFDSTUK 11 VERGOEDINGEN

Artikel 26 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden

Dit artikel biedt de mogelijkheid een regeling vast te stellen op grond waarvan aan de leden van commissies van advies en bestuurscommissies voor hun werkzaamheden, respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen, een vergoeding kan worden verleend en een tegemoetkoming in de kosten kan worden verleend. De hoogte van de vergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden,

In overeenstemming met de vaste praktijk in deze regio, is bepaald dat slechts commissieleden die niet de functie van burgemeester, wethouder of (gemeente)secretaris vervullen voor een vergoeding in aanmerking komen.

HOOFDSTUK 12 HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSPROGRAMMA

Artikelen 27, 28 en 29

Het is belangrijk dat de GGD Gelderland-Zuid tijdig duidelijk maakt welk beleid zij voornemens is te voeren, zodat de deelnemende gemeenten daar rechtstreeks invloed op kunnen uitoefenen. In hoofdstuk 12 is voorzien in een procedure voor een beleidsplan (het beleid op hoofdlijnen, welk plan binnen de GGD de meerjarenstrategie wordt genoemd) met daaraan gekoppeld een beleidsprogramma (de in enig jaar voorgenomen concrete activiteiten en benodigde middelen).

 

De procedure is identiek aan de begrotingsprocedure. Aldus kunnen desgewenst beleid en begroting tegelijk in een en dezelfde procedure worden behandeld. In deze opzet is het echter ook mogelijk om het beleidsprogramma geheel los te koppelen van de begrotingsprocedure. Evenzeer denkbaar is een regeling, waarin het beleidsprogramma onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de begroting.

HOOFDSTUK 13 FINANCIELE BEPALINGEN

Artikelen 30, 31, 32, 33

De artikelen 34 en 35 van de Wgr bevatten een regeling met betrekking tot de vaststelling van de begroting. In artikel 31 is een procedure opgenomen die voldoet aan de door deze wet gestelde eisen.

 

De datum van 1 juli voor het vaststellen van de begroting is bewust gekozen, omdat de gemeenten daardoor in hun eigen begroting rekening kunnen houden met de bijdrage aan de GGD Gelderland-Zuid.

De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. In verband hiermee bepaalt de Wgr dat het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting, (minimaal) 8 weken voor de aanbieding aan het algemeen bestuur, toezendt aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Doordat de volledige ontwerpbegroting door het dagelijks bestuur zo vroeg aan de raden wordt aangeboden, wordt ruimschoots voldaan aan de (aanzienlijk minder vergaande) verplichting om voor 15 april de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgende begrotingsjaar toe te zenden aan de gemeenteraden (artikel 34b Wgr).

 

In artikel 31 is bepaald dat deze toezending jaarlijks dient plaats te vinden voor 1 april. De raden van de deelnemende gemeenten krijgen vervolgens twee maanden de gelegenheid om op de ontwerpbegroting te reageren. Er blijft nog circa 1 maand over om de commentaren door het dagelijks bestuur bij de ontwerpbegroting te laten voegen en aan het algemeen bestuur toe te zenden en om de begroting vast te stellen.

 

De Wgr schrijft voor dat de begroting binnen twee weken na vaststelling, dus bij de GGD voor 15 juli, aan Gedeputeerde Staten moet worden toegezonden Met het oog daarop bepaalt artikel 31, vijfde lid, dat de vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur jaarlijks uiterlijk 1 juli van het voorafgaande jaar dient plaats te vinden.

 

In artikel 31 lid 2 staat opgenomen dat rekening moet worden gehouden met begrotingsrichtlijnen. Uit de begroting van de GGD Gelderland-Zuid moet voorts duidelijk blijken hoe de verdeling van de kosten over de gemeenten plaatsvindt. Voor wat betreft de wettelijke taken zal op basis van het inwonertal van de deelnemende gemeenten een verdeelsleutel gehanteerd worden. Daarbij is het voor het algemeen bestuur mogelijk om voor gemeenten in de subregio Rivierenland en Nijmegen niet dezelfde inwonerbijdrage vast te stellen, omdat de uitgangspositie en het takenpakket afwijkend is.

 

Ook voor besluiten tot wijziging van de begroting geldt op grond van artikel 35 Wgr dat de raden eerst in de gelegenheid gesteld moeten worden om daarover hun zienswijze te geven. Dit artikel biedt echter de mogelijkheid om voor bepaalde categorieen begrotingswijzigingen een uitzondering te maken. Dit is uitgewerkt in artikel 31 lid 5 van de regeling, waaruit blijkt dat begrotingswijzigingen die niet leiden tot verschuivingen tussen de vastgestelde programma’s binnen de begroting of tot een wijziging in de financiële bijdragen van de deelnemende gemeenten, het vragen van een zienswijze aan de raden niet nodig is

 

Bij circulaire van 8 juli 19991

kenmerk FO99/U59111

heeft de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties er voor gepleit om de gegoedheid van openbare lichamen ten behoeve van hun kredietwaardigheid te accentueren, door vast te leggen dat de gemeenten te allen tijde zullen voorzien in de middelen die het openbaar lichaam nodig heeft om zijn schulden te voldoen. Formeel gesproken is dit overbodig, zoals de minister in zijn circulaire aangeeft. Niettemin is besloten om dit expliciet op te nemen in artikel 32 lid 6 van de regeling, omdat in de praktijk is gebleken dat banken soms terughoudend zijn in het verstrekken van leningen aan gemeenschappelijke regelingen, omdat zij niet bekend zijn met het vereiste dat gemeenten te allen tijde dienen te voorzien in de middelen die nodig zijn om de schulden te voldoen.

 

De Wgr bevat een summiere regeling met betrekking tot de vaststelling van de jaarrekening. De wet bepaalt alleen dat de vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur geschiedt in het jaar volgend op dat waarop deze betrekking heeft, en dat het dagelijks bestuur de rekening binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk op 15 juli, naar Gedeputeerde Staten stuurt. In artikel 33 lid 2 van de regeling is aanvullend opgenomen dat de raden van de deelnemende gemeenten twee maanden de gelegenheid hebben om hun zienswijze over de jaarrekening naar voren te brengen.

HOOFDSTUK 14 HET ARCHIEF

Artikel 34 Zorgplicht archiefbescheiden

In die gevallen waarin gemeenten en/of waterschappen en provincies op grond van de Wgr een samenwerking aangaan, dient op grond van artikel 40, eerste lid, van de Archiefwet 1995 in de samenwerkingsregeling een voorziening te worden opgenomen omtrent de zorg voor de archiefbescheiden van bij die regeling ingestelde openbare lichamen of gemeenschappelijke organen. Deze voorziening dient ingevolge het tweede lid van artikel 40 zoveel mogelijk in overeenstemming met de Archiefwet 1995 te worden getroffen. Artikel 34 lid 2 schrijft voor dat het algemeen bestuur daartoe de regels moet vaststellen.

 

Er is niet voor gekozen om in de regeling op te nemen dat de archiefverordening van de gemeente Nijmegen wordt gevolgd. Het algemeen bestuur kan daartoe alsnog besluiten in de op grond van artikel 34 lid 2 vast te stellen regeling. Voortaan bestaat echter ook de mogelijkheid om – indien gewenst – de archiefverordening van een andere deelnemende gemeente te volgen of om zelf een archiefverordening vast te stellen.

HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 35 Toetreding en uittreding

In artikel 9 lid 1 van de Wgr is bepaald dat de voor een onbepaalde tijd getroffen regeling bepalingen inhoudt omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. Omdat de territoriale congruentie van GGD-en met veiligheidsregio’s bij wet is bepaald, is in artikel 35 opgenomen dat toetreding en uittreding slechts is toegestaan als de wet dat toelaat. Het is aan het algemeen bestuur om daarvan in een concreet geval de gevolgen te regelen.

Artikel 36 Wijziging en opheffing

In artikel 36 is opgenomen dat de regeling kan worden gewijzigd of opgeheven bij daartoe strekkend besluit van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten. Het algemeen bestuur kan een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt dit voorstel toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten. Een deelnemende gemeente kan ook zelf een voorstel tot wijziging doen. In dat geval kan een overeenkomstige procedure gevolgd worden als beschreven in artikel 36, tweede lid.

Naast deze – relatief zware – mogelijkheid om de regeling te wijzigen, is in artikel 8 de mogelijkheid gecreëerd om op een eenvoudiger wijze een wijziging van ondergeschikt belang aan te brengen.

 

Dit artikel beschrijft verder dat het college van Nijmegen besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, dan wel tot toetreding of uittreding van deelnemende gemeenten, in de Staatscourant bekend maakt in alle deelnemende gemeenten. Door dit expliciet op te nemen in de regeling kan hierover geen onduidelijkheid bestaan.

Artikel 37 Liquidatie

Artikel 37 regelt de liquidatie. De tweede volzin van het eerste lid van dit artikel richt zich met name op afwijkingen van procedurebepalingen van de regeling. Het bij opheffing van de regeling vast te stellen liquidatieplan dient onder meer te voorzien in de gevolgen die de beëindiging voor het eventuele personeel heeft, alsmede in de vereffening van het vermogen en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen voor de deelnemende gemeenten.

Artikel 38 Geschillencommissie

Op grond van artikel 28 van de Wgr worden geschillen over de toepassing van een regeling door Gedeputeerde Staten beslist, voor zover die geschillen niet onder de competentie van de bestuursrechter of civiele rechter vallen. Het is daarnaast mogelijk en in voorkomende situaties aan te bevelen om een kwestie, voordat deze de formele fase van een geschil bereikt, via bijvoorbeeld arbitrage of mediation op te lossen. Artikel 38 voorziet in een algemene procedurebeschrijving die daarvoor wenselijk wordt geacht.

HOOFDSTUK 17 SLOTBEPALINGEN

Artikel 39 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 40 Inwerkingtreding

De gewijzigde regeling is aangenomen indien twee derden van het aantal gemeenten daarmee heeft ingestemd. Een gemeente heeft ingestemd met de wijzigingen, indien daartoe door het college is besloten. Op grond van artikel 1 lid 2 Wgr besluit het college echter niet tot wijziging, dan nadat zij toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Daarnaast is bepaald dat de gewijzigde regeling per 1 januari 2016 in werking treedt.

Artikel 41 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Naar boven