Gemeenteblad van Groesbeek
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groesbeek | Gemeenteblad 2015, 115436 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groesbeek | Gemeenteblad 2015, 115436 | Overige besluiten van algemene strekking |
WIJZIGINGSBESLUIT Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid
De raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek (na 1 januari 2016 Berg en Dal geheten), ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek
Gezien het daartoe strekkende verzoek van de voorzitter van het Algemeen Bestuur van de GGD Gelderland Zuid;
Gelet op de besluiten van de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Heumen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel, ieder voor zover zij bevoegd zijn;
In artikel 1, eerste lid, vervallen de onderdelen f en g, onder verlettering van onderdeel h.
Artikel 2, eerste lid komt te luiden:
Er is een openbaar lichaam, genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is door de colleges van Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten ingesteld op grond van artikel 14, tweede lid, van de Wet Publieke Gezondheid..
Voor zover hiervan niet in deze regeling is afgeweken, en onverminderd het bepaalde in artikel 30 van de wet, komen aan de bestuursorganen van de GGD Gelderland-Zuid ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen en ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken alle bevoegdheden toe, die aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente behoren, met dien verstande dat het algemeen bestuur in de plaats treedt van de raad, het dagelijks bestuur in de plaats treedt van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter in de plaats van de burgemeester. De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten oefenen hun bevoegdheden tot regeling en bestuur ten aanzien van deze taken niet zelf uit.
Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang
Het algemeen bestuur kan zelfstandig besluiten tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling, indien de voorgestelde wijziging van ondergeschikt belang is, geen uitbreiding betreft van de overgedragen bevoegdheden en als daartoe door het algemeen bestuur wordt besloten met een meerderheid van tenminste twee derden van het aantal stemmen.
In artikel 16 vervallen het tweede en derde lid. Het artikel is niet meer opgesplitst in leden.
In artikel 17, tweede lid, wordt ‘na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de deelnemende gemeenten’ vervangen door: nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.
Artikel 31, achtste lid, komt als volgt te luiden:
Het bepaalde in dit artikel is, met uitzondering van de genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. Het bepaalde in het vierde lid is evenwel niet van toepassing, indien een begrotingswijziging niet leidt tot verschuivingen tussen de vastgestelde begrotingsprogramma’s of tot extra financiële bijdragen van de deelnemende gemeenten.
Artikel 36, derde lid komt als volgt te luiden:
De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen. Ook de besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, dan wel tot toetreding of uittreding van deelnemende gemeenten, worden door dit college bekend gemaakt in alle deelnemende gemeenten, door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.
Artikel 38 komt als volgt te luiden:
Artikel 38 Geschillencommissie
De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden, die niet werkzaam zijn voor of bestuurder zijn van een van de betrokken partijen. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid door de andere bij het geschil betrokken partij(en), vertegenwoordigers. De voorzitter wordt vervolgens door deze leden gezamenlijk aangewezen.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Groesbeek op 26 november 2015.
De raadsgriffier,
J.A.M. van Workum
De voorzitter,
Mr. M. Slinkman
Burgemeester en wethouders van Gemeente Groesbeek,
De secretaris
J.W. Looijen
De burgemeester,
Mr. M. Slinkman
Ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft.
Wijzigingen ten gevolge van nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr)
Per 1-1-2015 is de Wgr op een aantal punten veranderd met het doel om de gemeenteraden meer te betrekken bij de gemeenschappelijke regelingen. Zo is het niet meer toegestaan dat het algemeen bestuur zelfstandig besluit om verandering te brengen in de bevoegdheden die aan de GGD zijn opgedragen. Deze mogelijkheid was nu wel opgenomen in de gemeenschappelijke regeling en moet daarom worden geschrapt. In plaats daarvan wordt voorgesteld om in artikel 8 op te nemen dat het algemeen bestuur slechts zelfstandig kan besluiten tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling, als de voorgestelde wijziging van ondergeschikt belang is, geen uitbreiding betreft van de overgedragen bevoegdheden en daartoe wordt besloten met twee derde van het aantal stemmen.
Verder wordt voorgesteld om de bevoegdheid tot het oprichten van of deelnemen in stichtingen of vennootschappen expliciet op te nemen artikel 6 van de regeling, omdat dit anders – gelet op het nieuwe artikel 31a Wgr – niet meer tot de mogelijkheden zou behoren. Op grond van artikel 31a Wgr dient een dergelijk besluit in het bijzonder aangewezen te worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Bovendien kan zo’n besluit niet worden genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
De nieuwe Wgr bevat ook een aantal veranderingen met betrekking tot de begroting- en rekeningprocedure. Zo is in artikel 34 b Wgr voorgeschreven dat jaarlijks voor 15 april de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgende begrotingsjaar aan de gemeenteraden toegezonden moeten worden.
Doordat de volledige ontwerpbegroting van de GGD door het dagelijks bestuur al voor 1 april aan de gemeenten wordt toegezonden, wordt nu reeds ruimschoots voldaan aan deze verplichting. Het wijzigen van de bepalingen over de begrotings- of rekeningprocedure is dan ook niet noodzakelijk.
Ook de (technische) wijzigingen in artikel 17 en 36 van de regeling zijn een gevolg van wijzigingen in de Wgr.
Overige inhoudelijke wijzigingen
In artikel 2 is verwerkt de wijzigingen in deelnemende gemeenten, na de herindeling van de gemeente Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen.
In artikel 24 is de verplichting geschrapt om binnen de GGD programmaraden (adviescommissies) op te richten voor de Regio Nijmegen en de Regio Rivierenland. Anders dan ten tijde van het oprichten van de GGD Gelderland-Zuid werd voorzien, blijkt binnen het algemeen bestuur tot op heden geen behoefte te bestaan aan deze adviescommissies.
In artikel 31 lid 5 van de regeling wordt duidelijk gemaakt dat ook bij begrotingswijzigingen eerst de raden in de gelegenheid gesteld moeten worden om daarover hun zienswijze te geven. Er wordt alleen een uitzondering gemaakt voor wijzigingen die niet leiden tot verschuivingen tussen de vastgestelde programma’s binnen de begroting of tot een wijziging in de financiële bijdragen van de deelnemende gemeenten.
Tot op heden waren niet alleen de colleges, maar ook de gemeenteraden mede-oprichter van de gemeenschappelijke regeling GGD Gelderland-Zuid. Op grond van artikel 14 Wet Publieke Gezondheid (Wpg) dienen de colleges van burgemeester en wethouders de gemeenschappelijke regeling voor de GGD echter vast te stellen. In de gewijzigde regeling is tot uitdrukking gebracht dat, in lijn met artikel 14 Wpg, de colleges voortaan besluiten tot het instellen/wijzigen/opheffen van deze regeling. Er is dus voortaan – in formele zin – sprake van een collegeregeling. Op grond van artikel 1 lid 2 Wgr kan een college overigens pas instemmen met het instellen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling, als zij toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad. In de praktijk zal de rol van de raad dus niet wijzigen.
Gezien de besluitvorming in het verleden moet nu – voor de laatste maal – aan zowel raad als college worden verzocht om in te stemmen met voorliggende wijziging. Door in te stemmen met de voorgestelde wijzigingen, wordt ook ingestemd met het alsnog in overeenstemming brengen van de gemeenschappelijke regeling met artikel 14 Wet Publieke Gezondheid.
Als twee derde van het aantal deelnemende gemeenten het concept-wijzigingsbesluit vaststelt is de gewijzigde regeling vastgesteld
Geconsolideerde versie van de GR GGD Gelderland-Zuid betreft:
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST GELDERLAND-ZUID
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, het gemeentebestuur, de raad, het college, de burgemeester en de secretaris onderscheidenlijk de GGD, het bestuur van de GGD, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de Directeur Publieke Gezondheid.
De GGD Gelderland-Zuid kent, onverminderd de mogelijkheid van het instellen van bestuurscommissies als bedoeld in artikel 17, de volgende bestuursorganen:
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
De GGD Gelderland-Zuid behartigt de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het terrein van de openbare gezondheidszorg, zulks met inachtneming van hetgeen in deze regeling nader is bepaald tot de taken en bevoegdheden.
De GGD Gelderland-Zuid draagt zorg voor het uitvoeren van alle taken in het kader van de openbare gezondheidszorg, die in wet- en regelgeving zijn opgedragen aan gemeenten of aan gemeentelijke gezondheidsdiensten, of daaraan opgedragen zullen worden.
Daarbij gaat het in elk geval om het uitvoeren van taken ten behoeve van de gemeenten op de navolgende terreinen:
Voor zover hiervan niet in deze regeling is afgeweken, en onverminderd het bepaalde in artikel 30 van de wet, komen aan de bestuursorganen van de GGD Gelderland-Zuid ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen en ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken alle bevoegdheden toe, die aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente behoren, met dien verstande dat het algemeen bestuur in de plaats treedt van de raad, het dagelijks bestuur in de plaats treedt van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter in de plaats van de burgemeester. De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten oefenen hun bevoegdheden tot regeling en bestuur ten aanzien van deze taken niet zelf uit.
Artikel 7 Aanvullende diensten
De GGD Gelderland-Zuid kan voor een of meerdere gemeenten, alsmede voor derden, ook andere of aanvullende taken op het terrein van de gezondheidszorg uitoefenen, onder de voorwaarde dat de diensten moeten passen binnen de doelstellingen van de GGD en daarmee in het verlengde liggen van de taken vermeld in artikel 5.
Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang
Het algemeen bestuur kan slechts zelfstandig besluiten tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling, indien de voorgestelde wijziging van ondergeschikt belang is, geen uitbreiding betreft van de overgedragen bevoegdheden, en als daartoe door het algemeen bestuur wordt besloten met een meerderheid van tenminste twee derden van het aantal stemmen.
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 9 Taken en bevoegdheden
Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur
De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, van deze regeling zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad. Indien zij in de nieuwe zittingsperiode opnieuw als wethouder of burgemeester deel uitmaken van het college kunnen zij terstond opnieuw worden aangewezen.
Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 12 Taken en bevoegdheden
Aan het dagelijks bestuur is in elk geval opgedragen:
en voorts de taken en bevoegdheden die in deze regeling aan dit bestuur zijn opgedragen.
Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en minimaal vier andere leden, aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur. Zij treden, onverminderd het bepaalde in 18, vierde lid, af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. Zij kunnen, indien zij opnieuw zijn aangewezen tot lid van het algemeen bestuur, terstond opnieuw worden benoemd.
Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde
Artikel 16 Commissies van advies
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, met inachtneming van artikel 24 van de wet.
Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 18 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur
Artikel 19 Het algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden
Artikel 20 De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van de raden
Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad die hij vertegenwoordigt, met inachtneming van artikel 16 van de wet alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.
HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE
Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur
Artikel 22 Reglement van orde dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.
Artikel 24 Directeur Publieke Gezondheid
Artikel 26 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden
Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21 en 25 van de wet voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 17 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen in een deelnemende gemeente, een regeling inzake de vergoeding van hun werkzaamheden, respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.
Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 24 van de wet bepalen dat de leden van een commissie als bedoeld in artikel 16 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder, raadslid of secretaris vervullen in een deelnemende gemeente, een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen.
HOOFDSTUK 12 HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSPROGRAMMA
Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een beleidsprogramma vast, waarin de activiteiten van de GGD Gelderland-Zuid worden aangegeven. Het beleidsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële middelen.
De totstandkoming van het beleidsplan en het beleidsprogramma geschiedt op overeenkomstige wijze als in artikel 31, eerste tot en met vijfde lid van deze regeling, voor de begroting is aangegeven.
HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 30 Administratie en controle
Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. Artikel 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 31 Begrotingsprocedure
Het bepaalde in dit artikel is, met uitzondering van de genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. Bij begrotingswijzigingen is het echter niet noodzakelijk om aan de raden van de deelnemende gemeenten naar hun zienswijze te vragen, indien een begrotingswijziging niet leidt tot wijzigingen van het saldo van baten en lasten per programma of tot gevolgen voor de hoogte van de individuele gemeentelijke bijdragen.
Artikel 32 Bijdragen van de gemeenten
In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Daarbij zal voor de wettelijke taken een verdeelsleutel worden gehanteerd, die uitgaat van het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Het algemeen bestuur kan besluiten dat de inwonersbijdrage voor gemeenten in de subregio Rivierenland afwijkt van de inwonersbijdrage voor gemeenten in de subregio Nijmegen, gelet op de verschillen in uitgangspositie en takenpakket.
Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de in de vorige leden van dit artikel bedoelde bijdragen in zijn begroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, met daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet, jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten.
Artikel 34 Zorgplicht archiefbescheiden
HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 35 Toetreding en uittreding
Artikel 36 Wijziging en opheffing
Elke deelnemende gemeente en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.
De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen. Ook de besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, dan wel tot toetreding of uittreding van deelnemende gemeenten, worden door dit college bekend gemaakt in alle deelnemende gemeenten, door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.
Artikel 38 Geschillencommissie
De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden, die niet werkzaam zijn voor of bestuurder zijn van een van de betrokken partijen. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid door de andere bij het geschil betrokken partij(en), , alsmede een door deze vertegenwoordigers gezamenlijk aan te wijzenonafhankelijke voorzitter.
Artikel 39 Duur van de regeling
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Deze gewijzigde regeling treedt, na een daartoe strekkend besluit van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, in werking op 1 januari 2016.
De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling GGD Gelderland-Zuid.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn enkele termen die in de gemeenschappelijke regeling regelmatig terugkomen, uiteen gezet. De begripsomschrijvingen a t/m e en h spreken voor zich.
Met de komst van de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen – waarin alsnog is gekozen voor het doorwerken van duale verhoudingen – zijn artikelen herschreven en verduidelijkt. Verwijzingen naar de oude Gemeentewet (van voor 2002) zijn niet meer nodig. Het geheel is daardoor leesbaarder geworden.
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
In dit artikel wordt het openbaar lichaam geïntroduceerd. Ingevolge artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr) is het openbaar lichaam rechtspersoon. Hierdoor beschikt de GGD Gelderland-Zuid van rechtswege over de privaatrechtelijke bevoegdheden die nodig zijn om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer (bijv. sluiten van overeenkomsten, huren van kantoorruimte, lenen van geld).
In dit artikel is verwerkt de samenvoeging van de (oude) gemeenten Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek tot de nieuwe gemeente Berg en Dal per 1 januari 2016.
Tevens is expliciet tot uitdrukking gebracht dat, in lijn met artikel 14 Wet publieke gezondheid, de colleges besluiten tot het instellen van deze regeling. Er is dus sprake van een collegeregeling. In de regeling worden geen bevoegdheden van de raad overgedragen. Op grond van artikel 1 lid 2 Wgr kan een college overigens pas instemmen met het instellen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling, als zij toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad. Deze toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
In artikel 12 van de Wgr is bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter bestaat. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam. Zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur wordt voorgezeten door de voorzitter.
Indien er een bestuurscommissie wordt ingesteld, ontstaat er een vierde bestuursorgaan. In artikel 17 van de regeling wordt daartoe de mogelijkheid geboden.
In artikel 10 lid 1 van de Wgr is bepaald dat de regeling het belang waarvoor zij is getroffen vermeldt. Voor de GGD Gelderland-Zuid betreft dit de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het terrein van de openbare gezondheidzorg. Dat is het deel van de gezondheidszorg dat zich richt op de (collectieve) preventie.
De in artikel 4 genoemde belangen worden behartigd door uitvoering te geven aan de in dit artikel genoemde taken.
In de Wet Publieke Gezondheid zijn voorschriften opgenomen over de taken, genoemd in artikel 5 sub a t/m j. Daarbij wordt opgemerkt dat het is toegestaan om de taak Jeugdgezondheidszorg over te laten, of mede over te laten, aan een andere organisatie dan de GGD. Een aantal gemeenten maken momenteel gebruik van deze mogelijkheid, voor wat betreft de jeugdgezondheidszorg voor 0 tot 4-jarigen. Dit artikel staat daaraan niet in de weg.
In de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn voorschriften opgenomen over de taak genoemd in artikel 5 sub k.
De taak die is genoemd in artikel 5 sub l (reizigersadvisering en vaccinaties) wordt traditioneel door de GGD verricht, omdat deze taak nauw samenhangt met de preventie van infectieziekten. Het betreft een markttaak, die minimaal kostendekkend dient te zijn.
De taken genoemd in artikel 5 sub m (het voorzien in een Advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling) en artikel 5 sub n: (toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de WMO) zijn toegevoegd door besluit van het Algemeen Bestuur d.d. 11 december 2014 ten behoeve van de uitoefening van deze taken door de GGD met ingang van 2015.
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat de gemeenten alle bevoegdheden die relevant zijn voor de uitoefening van de in artikel 5 genoemde taken overdragen aan de GGD Gelderland-Zuid. Het algemeen bestuur kan overigens besluiten om haar bevoegdheden over te dragen aan het dagelijks bestuur, tenzij dit expliciet is verboden in deze regeling.
Bevoegdheden die noodzakelijk zijn om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer, zoals privaatrechtelijke bevoegdheden (o.a. sluiten overeenkomsten) zijn niet genoemd, omdat elke rechtspersoon die van rechtswege bezit.
Het oprichten van of deelnemen in o.a. stichtingen of vennootschappen is expliciet opgenomen, omdat dit anders – gelet op artikel 31a Wet gemeenschappelijke regelingen – niet tot de mogelijkheden zou behoren. Op grond van het bepaalde in dat artikel dient een dergelijk besluit in het bijzonder aangewezen te worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Bovendien kan zo’n besluit niet worden genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
Artikel 7 Dienstverleningsovereenkomst
De GGD Gelderland-Zuid levert haar diensten voor alle gemeenten op hetzelfde kwaliteitsniveau. Het is mogelijk dat gemeenten het wenselijk achten dat daarnaast ook andere diensten worden verricht, dan wel dat de dienstverlening op bepaalde onderdelen op een hoger kwaliteitsniveau wordt verricht. Artikel 7 maakt duidelijk dat de GGD Gelderland-Zuid de mogelijkheid heeft om met een gemeente een dienstverleningsovereenkomst af te sluiten, waarin concrete afspraken worden gemaakt over dit soort maatwerkproducten. In de praktijk kan een gemeente ook kiezen voor de mogelijkheid om een (project)subsidie te verstrekken aan de GGD. Ook met andere openbare lichamen, zoals een andere gezondheidsdienst of de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, kan een dienstverleningsovereenkomst worden afgesloten.
Artikel 8 Wijziging van ondergeschikt belang
Ten gevolge van de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen is in artikel 8 tot uitdrukking gebracht dat het algemeen bestuur niet kan besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden. Tot 1-1-2016 was opgenomen dat dit wel mogelijk was, mits de wijzigingen van ondergeschikt belang waren. Dit kan niet meer.
In het nieuwe artikel is in plaats daarvan opgenomen dat het algemeen bestuur slechts zelfstandig kan besluiten tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling, indien de voorgestelde wijziging van ondergeschikt belang is, geen uitbreiding betreft van de overgedragen bevoegdheden, en als daartoe door het algemeen bestuur wordt besloten met een meerderheid van tenminste twee derden van het aantal stemmen. Een dergelijke bepaling is ook onder de nieuwe Wgr nog toegestaan en gebruikelijk.
Achtergrond van dit artikel is dat het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling ingrijpend en zeer tijdrovend is, omdat een wijzigingsvoorstel moet worden voorgelegd aan de colleges van van alle deelnemende gemeenten, die pas kunnen instemmen na toestemming van de raad. Vervolgens moet twee derden van het aantal gemeenten daarmee instemmen. Deze procedure is bijzonder omslachtig, als het bijvoorbeeld gaat om wijzigingen als het vernummeren van een artikel vanwege gewijzigde wet- of regelgeving of verandering van de naam van een gemeente.
Het algemeen bestuur dient overigens zelf – bij gewone meerderheid – te bepalen of een wijziging van ondergeschikt belang is. Het is niet noodzakelijk dat de deelnemende gemeenten vooraf worden gehoord of dat een wijzigingsbesluit achteraf wordt bekrachtigd. Indien een dergelijke eis gesteld zou worden, gaat het voordeel van een eenvoudige wijzigingsprocedure immers weer goeddeels verloren. Er dient ten slotte aan gedacht te worden dat elk besluit tot wijziging, dus ook als het wijziging van ondergeschikt belang is, op grond van artikel 26, vierde lid, van de Wgr moet worden toegezonden aan Gedeputeerde Staten en ook bekend moet worden gemaakt. Een wijziging kan financiële consequenties hebben, maar dat hoeft niet noodzakelijk altijd het geval te zijn. Als dit wel aan de orde is, dient dit door het algemeen bestuur te worden meegewogen bij de afweging of wijziging wel of niet gewenst is.
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 9 Taken en bevoegdheden
Ingevolge artikel 12 lid 2 Wgr staat het algemeen bestuur aan het hoofd van het openbaar lichaam. Bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn overgedragen, behoren het algemeen bestuur toe. Dat geldt uiteraard ook voor bevoegdheden die in de regeling expliciet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen.
In het tweede lid is opgenomen dat het algemeen bestuur – naast de gebruikelijke voorbehouden – ook de bevoegdheid om het beleidsplan en het beleidsprogramma vast te stellen, niet kan delegeren aan het dagelijks bestuur. Hiervoor is gekozen omdat in deze plannen de algemene beleidslijnen worden bepaald, waardoor het van belang is dat alle leden van het algemeen bestuur zich hierover kunnen uitspreken.
Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt op welke wijze het bestuur van de GGD Gelderland-Zuid is samengesteld. Het bestuur wordt ingevuld door collegeleden van de deelnemende gemeenten, bij voorkeur door de wethouder die verantwoordelijk is voor de portefeuille volksgezondheid.
Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen
Dit artikel beschrijft de werkwijze van het algemeen bestuur. De meeste bepalingen spreken voor zich.
Uit artikel 11 lid 5 van de regeling blijkt dat het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. De besluitvorming vindt plaats op basis van gewogen stemrecht, zodat het inwoneraantal van de deelnemende gemeenten meeweegt voor het stemgewicht. Evenals het geval is bij de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, waarin dezelfde gemeenten participeren, is ervoor gekozen dat elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners of gedeelte daarvan één stem heeft.
De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar (artikel 22 lid 3 Wgr). Het derde en vierde lid van artikel 22 Wgr regelen de procedure die moet worden gevolgd om een vergadering in beslotenheid te laten plaatsvinden. Artikel 11 lid 4 bevat een lijst van onderwerpen waarover in ieder geval niet in beslotenheid vergaderd of besloten mag worden. Deze lijst is gebaseerd op artikel 24 Gemeentewet.
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 12 Taken en bevoegdheden
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich. De inhoud van dit artikel is redactioneel aangepast in lijn met artikel 33b van de Wgr.
Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur
In dit artikel is geregeld hoe het dagelijks bestuur wordt samengesteld. Het dagelijks bestaat dient te bestaan uit minimaal vijf personen, inclusief de voorzitter, die tevens lid zijn van het algemeen bestuur.
Daarnaast kan het algemeen bestuur er voor kiezen om maximaal drie externe leden te benoemen in het dagelijks bestuur, bijvoorbeeld om te borgen dat specifieke deskundigheid op bepaalde beleidsterreinen (bijvoorbeeld financiën) rechtstreeks in het dagelijks bestuur aanwezig is.
Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde
In dit artikel wordt de werkwijze van het dagelijks bestuur globaal beschreven. De bepalingen spreken voor zich.
De voorzitter wordt volgens de Wgr door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Een extern lid van het dagelijks bestuur kan deze functie dus niet bekleden. Voor de voorzitter gelden dezelfde regels als voor de overige DB-leden ten aanzien van aftreden, tussentijds ontslag, incompatibiliteit etc.
In artikel 24 van de Wgr is bepaald dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam commissies van advies kan instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. In het tweede lid van bedoeld artikel is bepaald dat de instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter eveneens geschiedt door het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter dienen hiertoe voorstellen in.
Anders dan ten tijde van het oprichten van de GGD Gelderland-Zuid werd voorzien, blijkt binnen het algemeen bestuur tot op heden geen behoefte te bestaan aan twee vaste commissies van advies die zich specifiek richten op de Regio Rivierenland of de Regio Nijmegen., De verplichting om deze twee adviescommissies in te stellen is dan ook geschrapt per 1-1-2016.
Andere commissies van advies (ad hoc commissies) aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden, volgens artikel 24 lid 3 van de Wgr door het dagelijks bestuur, onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.
In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om bestuurscommissies in te stellen. Aan dergelijke commissies kunnen bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden overgedragen, met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel 9 lid 2 ook niet aan het dagelijks bestuur overgedragen mogen worden.
Bij het inwerkingtreden van deze regeling wordt overigens geen gebruik gemaakt van bestuurscommissies. Omdat niet valt uit te sluiten dat dit in de toekomst wel gewenst kan zijn, is in de regeling toch de mogelijkheid geopend om bestuurscommissies in te stellen.
De bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen niet dan op voorstel van het dagelijks bestuur worden overgedragen. Voordat het algemeen bestuur overgaat tot het instellen van een bestuurscommissie dienen de raden van de deelnemende gemeenten – op grond van het gewijzigde artikel 25 lid 2 Wgr – van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en de gelegenheid krijgen om hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. In de oude Wgr moest aan de raden om een verklaring van geen bezwaar te worden verzocht,
HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Intergemeentelijke samenwerking is verlengd lokaal bestuur. De doelstelling van de Wgr is daarom het aanhalen van de bestuurlijke en financiële banden tussen het samenwerkingsverband en de deelnemende gemeenten. Onderdeel hiervan vormt de politieke controle. De artikelen 16 en 17 van de Wgr bepalen dat de regeling bepalingen inhoudt met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen, het afleggen van verantwoordelijkheid en over de terugroepingsmogelijkheid. In hoofdstuk 7 van de regeling zijn deze artikelen opgenomen.
Artikel 18 DB en voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur
Dat de leden van het dagelijks bestuur, zowel tezamen als ieder afzonderlijk, desgevraagd verantwoording dienen af te leggen over het door hen gevoerde bestuur, vloeit voort uit artikel 16 lid 1 van de Wgr.
Hoewel de wet hiertoe niet verplicht, bepaalt de regeling dat de leden van het dagelijks bestuur ongevraagd alle informatie aan het algemeen bestuur geven die nodig is voor een juiste beoordeling van het te voeren en gevoerde bestuur.
In de regeling is tevens bepaald dat de leden van het dagelijks bestuur kunnen worden ontslagen, indien een lid niet langer het vertrouwen bezit van het algemeen bestuur. Aansluiting is gezocht bij de vertrouwensregel en de procedure tot opzeggen van het vertrouwen van wethouders zoals vastgelegd in de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.
Artikel 19 AB en DB ten opzichte van de raden
Ook in artikel 19 is ervoor gekozen – ondanks dat de Wgr daartoe niet verplicht – dat het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur de raden ongevraagd alle informatie verstrekken die nodig is voor een juiste beoordeling van het te voeren en gevoerde bestuur.
In geval van een verzoek om informatie wordt er naar gestreefd om de informatie binnen één maand na een verzoek om inlichtingen te verstrekken. Afwijking van deze termijn is mogelijk door daarvan schriftelijk mededeling te doen onder opgaaf van de redenen die tot de vertraging hebben geleid.
Artikel 20 Leden ten opzichte van raden
Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 16 lid 1 van de Wgr geeft een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur de raad, die dit lid of plaatsvervangend lid heeft aangewezen, alle inlichtingen, die door de raad of één of meer leden van die raad worden verlangd.
Ter uitwerking van het bepaalde in artikel 16 lid 3 van de Wgr legt een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan de raad, die dit lid of plaatsvervangend lid heeft aangewezen, verantwoording af over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE
Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur
In artikel 22 lid 1 Wgr is geregeld dat het algemeen bestuur voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststelt.
Artikel 22 Reglement van orde dagelijks bestuur
Ook het dagelijks bestuur kan een reglement van orde vaststellen. Daartoe bestaat echter geen verplichting.
Dit artikel biedt de GGD Gelderland-Zuid de mogelijkheid om personeel aan te stellen. Het algemeen bestuur beslist welke rechtspositieregeling van toepassing is op het personeel. Deze bevoegdheid kan gedelegeerd worden aan het dagelijks bestuur, zie artikel 9 lid 2 sub c.
Artikel 24 Directeur Publieke Gezondheid
Uit dit artikel blijkt dat de Directeur Publieke Gezondheid wordt aangesteld door het algemeen bestuur. Dit is vereist op grond van artikel 14, derde lid, van de Wet Publieke Gezondheid. Omdat de Directeur Publieke Gezondheid op grond van artikel 32 Wet Veiligheidsregio's ook leiding geeft aan de GHOR, dient over deze benoeming overeenstemming te worden bereikt met het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Logischerwijs is ervoor gekozen dat het algemeen bestuur ook beslist over het ontslag van de Directeur Publieke Gezondheid. Overige rechtspositionele maatregelen worden genomen door het Dagelijks Bestuur, dat ook bevoegd is om de overige medewerkers aan te stellen.
Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (klachtbehandeling) is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Dit betekent dat in een klachtenregeling moet worden geregeld hoe omgegaan wordt met klachten over de GGD Gelderland-Zuid en haar personeel.
Op grond van Stb. 1999, 241 zijn de Awb-bepalingen over het intern klachtrecht (titel 1 van hoofdstuk 9) niet in werking getreden, ten aanzien van klachten die zien op een beleidsterrein dat wordt bestreken door de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Dit is het geval als wordt geklaagd over de medische hulpverlening door GGD-artsen of verpleegkundigen. De afhandeling van dit soort klachten moet plaatsvinden met inachtneming van de bepalingen in de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Is deze wet niet van toepassing op de gedraging waarover wordt geklaagd, dan is het hoofdstuk over intern klachtrecht in de Awb wel van toepassing.
Titel 9.2 van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht gaat over klachtbehandeling door een ombudsman (extern klachtrecht). Deze titel is van toepassing op alle ingediende klachten, dus ook op klachten die zijn afgehandeld met toepassing van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. In artikel 26 wordt ervoor gekozen dat de Nationale ombudsman bevoegd is om klachten als bedoeld in hoofdstuk 9, titel 2, af te handelen. De GGD Gelderland-Zuid kiest er niet voor om aan te sluiten bij een ombudsman- of commissie van één van de deelnemende gemeenten, omdat die mogelijk niet over de benodigde expertise beschikt inzake de beleidsterreinen waarin de GGD Gelderland-Zuid opereert. Van de Nationale ombudsman mag deze expertise wel verwacht worden.
Artikel 26 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden
Dit artikel biedt de mogelijkheid een regeling vast te stellen op grond waarvan aan de leden van commissies van advies en bestuurscommissies voor hun werkzaamheden, respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen, een vergoeding kan worden verleend en een tegemoetkoming in de kosten kan worden verleend. De hoogte van de vergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden,
In overeenstemming met de vaste praktijk in deze regio, is bepaald dat slechts commissieleden die niet de functie van burgemeester, wethouder of (gemeente)secretaris vervullen voor een vergoeding in aanmerking komen.
HOOFDSTUK 12 HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSPROGRAMMA
Het is belangrijk dat de GGD Gelderland-Zuid tijdig duidelijk maakt welk beleid zij voornemens is te voeren, zodat de deelnemende gemeenten daar rechtstreeks invloed op kunnen uitoefenen. In hoofdstuk 12 is voorzien in een procedure voor een beleidsplan (het beleid op hoofdlijnen, welk plan binnen de GGD de meerjarenstrategie wordt genoemd) met daaraan gekoppeld een beleidsprogramma (de in enig jaar voorgenomen concrete activiteiten en benodigde middelen).
De procedure is identiek aan de begrotingsprocedure. Aldus kunnen desgewenst beleid en begroting tegelijk in een en dezelfde procedure worden behandeld. In deze opzet is het echter ook mogelijk om het beleidsprogramma geheel los te koppelen van de begrotingsprocedure. Evenzeer denkbaar is een regeling, waarin het beleidsprogramma onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de begroting.
HOOFDSTUK 13 FINANCIELE BEPALINGEN
De artikelen 34 en 35 van de Wgr bevatten een regeling met betrekking tot de vaststelling van de begroting. In artikel 31 is een procedure opgenomen die voldoet aan de door deze wet gestelde eisen.
De datum van 1 juli voor het vaststellen van de begroting is bewust gekozen, omdat de gemeenten daardoor in hun eigen begroting rekening kunnen houden met de bijdrage aan de GGD Gelderland-Zuid.
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. In verband hiermee bepaalt de Wgr dat het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting, (minimaal) 8 weken voor de aanbieding aan het algemeen bestuur, toezendt aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Doordat de volledige ontwerpbegroting door het dagelijks bestuur zo vroeg aan de raden wordt aangeboden, wordt ruimschoots voldaan aan de (aanzienlijk minder vergaande) verplichting om voor 15 april de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgende begrotingsjaar toe te zenden aan de gemeenteraden (artikel 34b Wgr).
In artikel 31 is bepaald dat deze toezending jaarlijks dient plaats te vinden voor 1 april. De raden van de deelnemende gemeenten krijgen vervolgens twee maanden de gelegenheid om op de ontwerpbegroting te reageren. Er blijft nog circa 1 maand over om de commentaren door het dagelijks bestuur bij de ontwerpbegroting te laten voegen en aan het algemeen bestuur toe te zenden en om de begroting vast te stellen.
De Wgr schrijft voor dat de begroting binnen twee weken na vaststelling, dus bij de GGD voor 15 juli, aan Gedeputeerde Staten moet worden toegezonden Met het oog daarop bepaalt artikel 31, vijfde lid, dat de vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur jaarlijks uiterlijk 1 juli van het voorafgaande jaar dient plaats te vinden.
In artikel 31 lid 2 staat opgenomen dat rekening moet worden gehouden met begrotingsrichtlijnen. Uit de begroting van de GGD Gelderland-Zuid moet voorts duidelijk blijken hoe de verdeling van de kosten over de gemeenten plaatsvindt. Voor wat betreft de wettelijke taken zal op basis van het inwonertal van de deelnemende gemeenten een verdeelsleutel gehanteerd worden. Daarbij is het voor het algemeen bestuur mogelijk om voor gemeenten in de subregio Rivierenland en Nijmegen niet dezelfde inwonerbijdrage vast te stellen, omdat de uitgangspositie en het takenpakket afwijkend is.
Ook voor besluiten tot wijziging van de begroting geldt op grond van artikel 35 Wgr dat de raden eerst in de gelegenheid gesteld moeten worden om daarover hun zienswijze te geven. Dit artikel biedt echter de mogelijkheid om voor bepaalde categorieen begrotingswijzigingen een uitzondering te maken. Dit is uitgewerkt in artikel 31 lid 5 van de regeling, waaruit blijkt dat begrotingswijzigingen die niet leiden tot verschuivingen tussen de vastgestelde programma’s binnen de begroting of tot een wijziging in de financiële bijdragen van de deelnemende gemeenten, het vragen van een zienswijze aan de raden niet nodig is
Bij circulaire van 8 juli 19991 heeft de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties er voor gepleit om de gegoedheid van openbare lichamen ten behoeve van hun kredietwaardigheid te accentueren, door vast te leggen dat de gemeenten te allen tijde zullen voorzien in de middelen die het openbaar lichaam nodig heeft om zijn schulden te voldoen. Formeel gesproken is dit overbodig, zoals de minister in zijn circulaire aangeeft. Niettemin is besloten om dit expliciet op te nemen in artikel 32 lid 6 van de regeling, omdat in de praktijk is gebleken dat banken soms terughoudend zijn in het verstrekken van leningen aan gemeenschappelijke regelingen, omdat zij niet bekend zijn met het vereiste dat gemeenten te allen tijde dienen te voorzien in de middelen die nodig zijn om de schulden te voldoen.
De Wgr bevat een summiere regeling met betrekking tot de vaststelling van de jaarrekening. De wet bepaalt alleen dat de vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur geschiedt in het jaar volgend op dat waarop deze betrekking heeft, en dat het dagelijks bestuur de rekening binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk op 15 juli, naar Gedeputeerde Staten stuurt. In artikel 33 lid 2 van de regeling is aanvullend opgenomen dat de raden van de deelnemende gemeenten twee maanden de gelegenheid hebben om hun zienswijze over de jaarrekening naar voren te brengen.
Artikel 34 Zorgplicht archiefbescheiden
In die gevallen waarin gemeenten en/of waterschappen en provincies op grond van de Wgr een samenwerking aangaan, dient op grond van artikel 40, eerste lid, van de Archiefwet 1995 in de samenwerkingsregeling een voorziening te worden opgenomen omtrent de zorg voor de archiefbescheiden van bij die regeling ingestelde openbare lichamen of gemeenschappelijke organen. Deze voorziening dient ingevolge het tweede lid van artikel 40 zoveel mogelijk in overeenstemming met de Archiefwet 1995 te worden getroffen. Artikel 34 lid 2 schrijft voor dat het algemeen bestuur daartoe de regels moet vaststellen.
Er is niet voor gekozen om in de regeling op te nemen dat de archiefverordening van de gemeente Nijmegen wordt gevolgd. Het algemeen bestuur kan daartoe alsnog besluiten in de op grond van artikel 34 lid 2 vast te stellen regeling. Voortaan bestaat echter ook de mogelijkheid om – indien gewenst – de archiefverordening van een andere deelnemende gemeente te volgen of om zelf een archiefverordening vast te stellen.
HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 35 Toetreding en uittreding
In artikel 9 lid 1 van de Wgr is bepaald dat de voor een onbepaalde tijd getroffen regeling bepalingen inhoudt omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. Omdat de territoriale congruentie van GGD-en met veiligheidsregio’s bij wet is bepaald, is in artikel 35 opgenomen dat toetreding en uittreding slechts is toegestaan als de wet dat toelaat. Het is aan het algemeen bestuur om daarvan in een concreet geval de gevolgen te regelen.
Artikel 36 Wijziging en opheffing
In artikel 36 is opgenomen dat de regeling kan worden gewijzigd of opgeheven bij daartoe strekkend besluit van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten. Het algemeen bestuur kan een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt dit voorstel toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten. Een deelnemende gemeente kan ook zelf een voorstel tot wijziging doen. In dat geval kan een overeenkomstige procedure gevolgd worden als beschreven in artikel 36, tweede lid.
Naast deze – relatief zware – mogelijkheid om de regeling te wijzigen, is in artikel 8 de mogelijkheid gecreëerd om op een eenvoudiger wijze een wijziging van ondergeschikt belang aan te brengen.
Dit artikel beschrijft verder dat het college van Nijmegen besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, dan wel tot toetreding of uittreding van deelnemende gemeenten, in de Staatscourant bekend maakt in alle deelnemende gemeenten. Door dit expliciet op te nemen in de regeling kan hierover geen onduidelijkheid bestaan.
Artikel 37 regelt de liquidatie. De tweede volzin van het eerste lid van dit artikel richt zich met name op afwijkingen van procedurebepalingen van de regeling. Het bij opheffing van de regeling vast te stellen liquidatieplan dient onder meer te voorzien in de gevolgen die de beëindiging voor het eventuele personeel heeft, alsmede in de vereffening van het vermogen en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen voor de deelnemende gemeenten.
Artikel 38 Geschillencommissie
Op grond van artikel 28 van de Wgr worden geschillen over de toepassing van een regeling door Gedeputeerde Staten beslist, voor zover die geschillen niet onder de competentie van de bestuursrechter of civiele rechter vallen. Het is daarnaast mogelijk en in voorkomende situaties aan te bevelen om een kwestie, voordat deze de formele fase van een geschil bereikt, via bijvoorbeeld arbitrage of mediation op te lossen. Artikel 38 voorziet in een algemene procedurebeschrijving die daarvoor wenselijk wordt geacht.
Artikel 39 Duur van de regeling
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
De gewijzigde regeling is aangenomen indien twee derden van het aantal gemeenten daarmee heeft ingestemd. Een gemeente heeft ingestemd met de wijzigingen, indien daartoe door het college is besloten. Op grond van artikel 1 lid 2 Wgr besluit het college echter niet tot wijziging, dan nadat zij toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Daarnaast is bepaald dat de gewijzigde regeling per 1 januari 2016 in werking treedt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-115436.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.