14 (2013) Nr. 1

A. TITEL

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen;

(met Protocol)

Beijing, 31 mei 2013

B. TEKST1)


Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Volksrepubliek China,

Geleid door de wens een verdrag te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Personen op wie het verdrag van toepassing is

Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende staten.

Artikel 2 Belastingen waarop het verdrag van toepassing is

  • 1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een verdragsluitende staat of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen.

  • 2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken en belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen.

  • 3. De bestaande belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, zijn met name:

    • a. in China:

      • i de persoonlijke inkomstenbelasting (individual income tax);

      • ii. de belasting op het inkomen van ondernemingen (enterprise income tax);

        (hierna te noemen: „Chinese belasting”);

    • b in Nederland:

      • i. de inkomstenbelasting;

      • ii. de loonbelasting;

      • iii. de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet, de Mijnwet BES, het Mijnbesluit BES of de Petroleumwet Saba Bank BES;

      • iv. de dividendbelasting;

        (hierna te noemen: „Nederlandse belasting”).

  • 4. Het Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van het Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun belastingwetgeving zijn aangebracht.

Artikel 3 Algemene begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij de context anders vereist:

    • a. betekent de uitdrukking „China” de Volksrepubliek China; wanneer deze in aardrijkskundige zin wordt gebezigd, betekent deze uitdrukking, het gehele gebied van de Volksrepubliek China, met inbegrip van haar territoriale wateren, waar de Chinese belastingwetgeving van toepassing is, en elk gebied buiten haar territoriale wateren, waarbinnen de Volksrepubliek China, in overeenstemming met het internationale recht en met haar nationale recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent;

    • b. betekent de uitdrukking „Nederland”:

      • i. het Europese deel van Nederland, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen het Koninkrijk der Nederlanden, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent; en

      • ii. het Caribische deel van Nederland dat is gelegen in de Caribische Zee en bestaat uit de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inbegrip van de territoriale zee van deze eilanden en elk gebied buiten de territoriale zee van deze eilanden waarbinnen het Koninkrijk der Nederlanden, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent;

    • c. betekenen de uitdrukkingen „een verdragsluitende staat” en „de andere verdragsluitende staat” China of Nederland, al naargelang de context vereist;

    • d. omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

    • e. betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke entiteit die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

    • f. betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een verdragsluitende staat” en “onderneming van de andere verdragsluitende staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een verdragsluitende staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere verdragsluitende staat;

    • g. betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van de werkelijke leiding in een verdragsluitende staat is gelegen, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere verdragsluitende staat zijn gelegen;

    • h. betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

      • i. wat China betreft, de „State Administration of Taxation” of haar bevoegde vertegenwoordiger;

      • ii. wat Nederland betreft, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

    • i. betekent de uitdrukking „onderdaan” met betrekking tot een verdragsluitende staat:

      • i. elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van een verdragsluitende staat bezit;

      • ii. elke rechtspersoon die, elk samenwerkingsverband dat of elke vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in een verdragsluitende staat van kracht is.

  • 2. Voor de toepassing van het Verdrag door een verdragsluitende staat op enig moment heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat moment heeft volgens de wetgeving van die staat met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die staat prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die staat aan die uitdrukking wordt gegeven.

Artikel 4 Inwoner

  • 1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking „inwoner van een verdragsluitende staat” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van oprichting, plaats van werkelijke leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid en omvat tevens de staat zelf of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan. Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in die staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die staat.

  • 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide verdragsluitende staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:

    • a. hij wordt geacht slechts inwoner te zijn van de staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide staten een duurzaam huis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de staat waarmee zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

    • b. indien niet kan worden bepaald in welke staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de staat waarin hij gewoonlijk verblijft;

    • c. indien hij in beide staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de staat waarvan hij onderdaan is;

    • d. indien hij onderdaan is van beide staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten de aangelegenheid in onderling overleg.

  • 3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide verdragsluitende staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

Artikel 5 Vaste inrichting

  • 1. Voor de toepassing van dit verdrag betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

  • 2. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder:

    • a. een plaats waar leiding wordt gegeven;

    • b. een filiaal;

    • c. een kantoor;

    • d. een fabriek;

    • e. een werkplaats; en

    • f. een mijn, een olie- of gasbron, een (steen)groeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

  • 3. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat eveneens:

    • a. een plaats van uitvoering van een bouwwerk, constructie-, montage- of installatiewerkzaamheden of daarmee verband houdende toezichthoudende activiteiten, maar alleen indien de plaats van uitvoering of de werkzaamheden of de activiteiten een periode van twaalf maanden overschrijdt;

    • b. het verlenen van diensten, daaronder begrepen diensten van adviserende aard, door een onderneming door middel van werknemers of andere personeelsleden die door de onderneming daartoe zijn aangesteld, maar alleen indien dergelijke werkzaamheden (voor hetzelfde of een daarmee samenhangend project) in een verdragsluitende staat voor een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden in totaal meer dan 183 dagen voortduurt of voortduren.

  • 4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking “vaste inrichting” niet geacht te omvatten:

    • a. het gebruikmaken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

    • b. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;

    • c. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;

    • d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of informatie in te winnen;

    • e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

    • f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a tot en met e genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.

  • 5. Indien een persoon – niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zesde lid van toepassing is − in een verdragsluitende staat optreedt namens een onderneming van de andere verdragsluitende staat, en een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in die verdragsluitende staat gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in die verdragsluitende staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.

  • 6. Een onderneming van een verdragsluitende staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere verdragsluitende staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die andere staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Indien de werkzaamheden van een dergelijke vertegenwoordiger uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden verricht voor die onderneming en tussen de onderneming en de vertegenwoordiger voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd ten aanzien van hun zakelijke en financiële betrekkingen die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, wordt hij niet beschouwd als een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van dit lid.

  • 7. De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere verdragsluitende staat of dat in die andere staat haar bedrijf uitoefent (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

Artikel 6 Inkomsten uit onroerende zaken

  • 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat uit onroerende zaken (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere verdragsluitende staat zijn gelegen, mogen in die andere staat worden belast.

  • 2. De uitdrukking „onroerende zaken” heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de verdragsluitende staat waar de desbetreffende zaken zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de zaken die bij de onroerende zaken behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende zaken en rechten op variabele of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende zaken beschouwd.

  • 3. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende zaken.

  • 4. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn eveneens van toepassing op inkomsten uit onroerende zaken van een onderneming en op inkomsten uit onroerende zaken die worden gebruikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid.

Artikel 7 Winst uit onderneming

  • 1. De voordelen van een onderneming van een verdragsluitende staat zijn slechts in die staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere verdragsluitende staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere staat worden belast, maar slechts in zoverre zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

  • 2. Onder voorbehoud van het bepaalde in het derde lid worden, indien een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting, in elk van de verdragsluitende staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige en onafhankelijke onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.

  • 3. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.

  • 4. Voor zover het in een verdragsluitende staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet het tweede lid die verdragsluitende staat niet de te belasten voordelen te bepalen volgens die gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

  • 5. Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van de aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.

  • 6. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat hiervan af te wijken.

  • 7. Indien in de voordelen bestanddelen van het inkomen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van dit Verdrag worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8 Zee- en luchtvaart

  • 1. Voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

  • 2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een scheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze geacht te zijn gelegen in de verdragsluitende staat waar de thuishaven van het schip is gelegen, of indien er geen thuishaven is, in de verdragsluitende staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.

  • 3. De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op voordelen uit de deelneming in een „pool”, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap.

Artikel 9 Gelieerde ondernemingen

  • 1. Indien

    • a. een onderneming van een verdragsluitende staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere verdragsluitende staat, of

    • b. dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een verdragsluitende staat en een onderneming van de andere verdragsluitende staat,

    en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

  • 2. Indien een verdragsluitende staat in de voordelen van een onderneming van die staat voordelen begrijpt − en dienovereenkomstig belast − ter zake waarvan een onderneming van de andere verdragsluitende staat in die andere staat in de belastingheffing is betrokken en deze voordelen bestaan uit voordelen welke de onderneming van de eerstgenoemde staat zou hebben behaald indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere staat het bedrag aan belasting dat in die staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig aanpassen. Bij de vaststelling van deze aanpassing wordt zorgvuldig rekening gehouden met de overige bepalingen van dit Verdrag en plegen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten zo nodig met elkaar overleg.

Artikel 10 Dividenden

  • 1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat, mogen in die andere staat worden belast.

  • 2. Deze dividenden mogen echter ook in de verdragsluitende staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner van de andere verdragsluitende staat is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

    • a. 5 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een lichaam is (niet zijnde een samenwerkingsverband) dat onmiddellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt;

    • b. 10 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle overige gevallen.

    De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van deze beperkingen.

    Deze bepaling laat onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

  • 3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, mogen dividenden betaald door een een2) lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat uitsluitend in die andere verdragsluitende staat worden belast indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden de regering van die andere verdragsluitende staat is of een van zijn instellingen of een andere entiteit waarvan het kapitaal onmiddellijk of middellijk volledig in het bezit is van de regering van die andere verdragsluitende staat.

  • 4. De uitdrukking „dividenden” zoals gebezigd in dit artikel betekent inkomsten uit aandelen of andere rechten, niet zijnde schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.

  • 5. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een verdragsluitende staat, in de andere verdragsluitende staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting of in die andere staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gelegen vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald tot het vermogen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14 naargelang van het geval, van toepassing.

  • 6. Indien een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere verdragsluitende staat, mag die andere staat geen belasting heffen over de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere staat gelegen vaste inrichting of vast middelpunt behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere staat afkomstig zijn.

  • 7. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing indien het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen van een persoon betrokken bij het creëren of toewijzen van de aandelen of andere rechten ter zake waarvan de dividenden worden betaald, is door die creatie of toewijzing van de voordelen van dit artikel te profiteren.

Artikel 11 Interest

  • 1. Interest afkomstig uit een verdragsluitende staat en betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat, mag in die andere staat worden belast.

  • 2. Deze interest mag echter ook in de verdragsluitende staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner van de andere verdragsluitende staat is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van deze beperking.

  • 3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, is interest afkomstig uit een verdragsluitende staat en betaald aan, of ter zake van leningen gegarandeerd of verzekerd door, de regering of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam, de Centrale Bank, of een financiële instelling die volledig in bezit is van de andere verdragsluitende staat, vrijgesteld van belasting in de eerstgenoemde staat.

  • 4. Voor de toepassing van het derde lid wordt onder „een financiële instelling die volledig in bezit is van de andere verdragsluitende staat” verstaan:

    • a. wat China betreft:

      • i. China Development Bank Corporation;

      • ii. Agricultural Development Bank of China;

      • iii. Export-Import Bank of China;

      • iv. National Council for Social Security Fund;

      • v. China Export & Credit Insurance Corporation;

      • vi. China Investment Corporation; en

      • vii. elke andere instelling zoals van tijd tot tijd door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten wordt vastgesteld;

    • b. wat Nederland betreft:

      • i. Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.;

      • ii. Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.; en

      • iii. elke andere instelling zoals van tijd tot tijd door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten wordt vastgesteld.

  • 5. De uitdrukking „interest” zoals gebezigd in dit artikel betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boetes voor te late betaling worden voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.

  • 6. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een verdragsluitende staat, in de andere verdragsluitende staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting of in die andere staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gelegen vast middelpunt, en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald tot het vermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14 naargelang van het geval, van toepassing.

  • 7. Interest wordt geacht uit een verdragsluitende staat afkomstig te zijn indien zij wordt betaald door een inwoner van die staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een verdragsluitende staat is of niet, in een verdragsluitende staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gelegen.

  • 8. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de verdragsluitende staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.

  • 9. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing indien het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen van een persoon betrokken bij het creëren of overdragen van de schuldvordering ter zake waarvan de interest wordt betaald, is door die creatie of overdracht van de voordelen van dit artikel te profiteren.

Artikel 12 Royalty’s

  • 1. Royalty’s afkomstig uit een verdragsluitende staat die worden betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat mogen in die andere staat worden belast.

  • 2. Deze royalty’s mogen echter ook in de verdragsluitende staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die staat, worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s inwoner van de andere verdragsluitende staat is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

    • a. in het geval van de royalty’s bedoeld in onderdeel a van het derde lid, 10 percent van het brutobedrag van de royalty’s; en

    • b. in het geval van de royalty’s bedoeld in onderdeel b van het derde lid, 10 percent van het aangepaste bedrag van de royalty’s. Voor de toepassing van dit onderdeel wordt onder „het aangepaste bedrag” verstaan 60 percent van het brutobedrag van de royalty’s.

    De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van deze beperkingen.

  • 3. De uitdrukking „royalty’s” zoals gebezigd in dit artikel betekent:

    • a. vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, waaronder begrepen bioscoopfilms, of films of geluidsbanden voor radio- of televisie-uitzendingen, een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor informatie (knowhow) omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap; en

    • b. vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of het recht van gebruik van, uitrusting op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.

  • 4. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van een verdragsluitende staat, in de andere verdragsluitende staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting of in die andere staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gelegen vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald tot het vermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14 naargelang van het geval, van toepassing.

  • 5. Royalty’s worden geacht uit een verdragsluitende staat afkomstig te zijn indien zij worden betaald door een inwoner van die verdragsluitende staat. Indien evenwel de persoon die de royalty’s betaalt, of hij inwoner van een verdragsluitende staat is of niet, in een verdragsluitende staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de verplichting tot het betalen van de royalty’s was aangegaan en deze royalty’s ten laste komen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, worden deze royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt gelegen is.

  • 6. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty’s, gelet op het gebruik, het recht of de informatie waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de verdragsluitende staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.

  • 7. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing indien het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen van een persoon betrokken bij het creëren of overdragen van de rechten ter zake waarvan de royalty’s worden betaald, is door die creatie of overdracht van de voordelen van dit artikel te profiteren.

Artikel 13 Vermogenswinsten

  • 1. Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat uit de vervreemding van onroerende zaken als bedoeld in artikel 6 en die zijn gelegen in de andere verdragsluitende staat, mogen in die andere staat worden belast.

  • 2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat heeft of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt waarover een inwoner van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat beschikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid, waaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (afzonderlijk of met de gehele onderneming) of van dat vaste middelpunt, mogen in die andere staat worden belast.

  • 3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt voor de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

  • 4. Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat uit de vervreemding van aandelen die meer dan 50 percent van hun waarde onmiddellijk of middellijk ontlenen aan onroerende zaken gelegen in de andere verdragsluitende staat, mogen in die andere staat worden belast.

  • 5. Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat uit de vervreemding van aandelen van een lichaam dat inwoner van de andere verdragsluitende staat is, mogen in die andere verdragsluitende staat worden belast indien de genieter van het voordeel, op enig moment gedurende het tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan de vervreemding, onmiddellijk of middellijk, een deelneming van ten minste 25 percent had in het kapitaal van dat lichaam.

  • 6. De bepalingen van het vierde en vijfde lid zijn echter niet van toepassing op voordelen verkregen uit de vervreemding van aandelen:

    • a. die genoteerd staan aan een erkende effectenbeurs, mits het totaal van de door de inwoner vervreemde aandelen in het belastingjaar waarin de vervreemding plaatsvindt niet groter is dan 3 percent van de genoteerde aandelen; of

    • b. die in het bezit zijn van de regering van een verdragsluitende staat, een van zijn instellingen of een andere entiteit waarvan het kapitaal volledig in het bezit is van de regering van die andere verdragsluitende staat, op voorwaarde dat deze instelling of entiteit inwoner is van die verdragsluitende staat.

  • 7. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarvan de vervreemder inwoner is.

Artikel 14 Zelfstandige arbeid

  • 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die staat belastbaar, behalve onder de volgende omstandigheden waarin deze inkomsten tevens mogen worden belast in de andere verdragsluitende staat:

    • a. indien hij in de andere verdragsluitende staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt; in dat geval mogen de inkomsten slechts in zoverre zij zijn toe te rekenen aan dat vaste middelpunt in die andere verdragsluitende staat worden belast; of

    • b. indien hij in de andere verdragsluitende staat verblijft gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die tezamen in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaat of gaan; in dat geval mogen de inkomsten slechts in die andere staat worden belast voor zover zij verkregen zijn met de werkzaamheden die hij in die staat verricht.

  • 2. De uitdrukking „vrij beroep” omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, technici, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 15 Inkomsten uit dienstbetrekking

  • 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19, zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere verdragsluitende staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere staat worden belast.

  • 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, is de beloning verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat ter zake van een in de andere verdragsluitende staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde staat belastbaar, indien:

    • a. de genieter in de andere staat verblijft gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaat of gaan, en

    • b. de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere staat is, en

    • c. de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die of een vast middelpunt dat de werkgever in de andere staat heeft.

  • 3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mag de beloning verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in het internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, in de verdragsluitende staat worden belast waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

Artikel 16 Directeursbeloningen

  • 1. Directeursbeloningen en andere beloningen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer van een lichaam dat inwoner is van de andere verdragsluitende staat, mogen in die andere staat worden belast.

  • 2. Voor de toepassing van de bepalingen van het eerste lid omvat de uitdrukking „lid van de raad van beheer” zowel personen die zijn belast met de algemene leiding van het lichaam als personen die zijn belast met het toezicht daarop.

Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars

  • 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15, mogen inkomsten verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat als artiest, zoals een toneelspeler, een film-, radio- of televisie-artiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als zodanig die worden verricht in de andere verdragsluitende staat, worden belast in die andere staat.

  • 2. Indien inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de verdragsluitende staat waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.

  • 3. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op inkomsten verkregen door een inwoner van een verdragsluitende staat uit werkzaamheden verricht in de andere verdragsluitende staat indien het bezoek aan die andere staat geheel of grotendeels wordt bekostigd uit de openbare middelen van de eerstgenoemde verdragsluitende staat of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, of plaatsvindt in het kader van een culturele overeenkomst tussen de regeringen van de verdragsluitende staten. In dergelijke gevallen zijn de inkomsten slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarvan de artiest of sportbeoefenaar inwoner is.

Artikel 18 Pensioenen en socialezekerheidsuitkeringen

  • 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in het tweede lid van artikel 19, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een verdragsluitende staat slechts in die staat belastbaar.

  • 2. Pensioenen en andere soortgelijke beloningen, ongeacht of zij een periodiek karakter dragen of niet, mogen, voor zover de met dit pensioen of andere soortgelijke beloning samenhangende bijdragen of betalingen, dan wel de aanspraken op dit pensioen of deze andere soortgelijke beloning, in de andere verdragsluitende staat in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale faciliëring, echter ook in die staat worden belast.

  • 3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, zijn pensioenen alsmede andere betalingen betaald door de regering van een verdragsluitende staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan uit hoofde van het socialezekerheidsstelsel van die staat, ongeacht of zij een periodiek karakter dragen of niet, uitsluitend in die staat belastbaar.

Artikel 19 Overheidsfuncties

  • 1.

    • a. Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, betaald door de regering van een verdragsluitende staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten verleend aan de regering van die staat of dat publiekrechtelijke lichaam, zijn slechts in die staat belastbaar.

    • b. Deze salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen zijn echter slechts in de andere verdragsluitende staat belastbaar, indien de diensten in die staat worden verleend en de natuurlijke persoon inwoner is van die staat en:

      • i. onderdaan is van die staat; of

      • ii. niet uitsluitend voor het verlenen van de diensten inwoner van die staat werd.

  • 2.

    • a. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een verdragsluitende staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten verleend aan de regering van die staat of dat publiekrechtelijke lichaam, slechts in die staat belastbaar.

    • b. Deze pensioenen en andere soortgelijke beloningen zijn echter slechts in de andere verdragsluitende staat belastbaar, indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die staat.

  • 3. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 zijn van toepassing op salarissen, lonen, pensioenen en andere soortgelijke beloningen ter zake van diensten verleend in het kader van een bedrijf, uitgeoefend door de regering van een verdragsluitende staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

Artikel 20 Studenten

Betalingen die een student die inwoner is, of onmiddellijk voorafgaande aan zijn bezoek aan een verdragsluitende staat inwoner was, van de andere verdragsluitende staat en die uitsluitend voor zijn studie in de eerstbedoelde staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud of studie, zijn in die staat niet belastbaar, mits deze afkomstig zijn uit bronnen buiten die staat.

Artikel 21 Overige inkomsten

  • 1. Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een verdragsluitende staat, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld, zijn slechts in die staat belastbaar.

  • 2. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een verdragsluitende staat, in de andere verdragsluitende staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gelegen vaste inrichting of in die andere staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een vast middelpunt aldaar, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald tot het vermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14 naargelang van het geval, van toepassing.

  • 3. Onverminderd de bepalingen van het eerste en tweede lid, mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een verdragsluitende staat die niet behandeld worden in de voorgaande artikelen van dit Verdrag en afkomstig zijn uit de andere verdragsluitende staat ook worden belast in die andere staat.

Artikel 22 Vermijding van dubbele belasting

  • 1. Dubbele belasting wordt in China, met inachtneming van het bepaalde in de wetgeving van China, als volgt vermeden:

    • a. Indien een inwoner van China inkomsten verwerft uit Nederland mag het bedrag aan in Nederland verschuldigde belasting over die inkomsten in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag worden verrekend met de van die inwoner geheven Chinese belasting. Het te verrekenen bedrag zal evenwel niet hoger zijn dan het bedrag van de Chinese belasting over die inkomsten zoals berekend in overeenstemming met de belastingwetten en -voorschriften van China.

    • b. Wanneer de uit Nederland verkregen inkomsten bestaan uit dividend betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland aan een lichaam dat inwoner is van China en dat niet minder dan 20 percent bezit van de aandelen van het lichaam dat het dividend betaalt, wordt bij de verrekening rekening gehouden met de belasting, die het lichaam dat het dividend betaalt, in Nederland ter zake van zijn inkomsten betaalt.

  • 2. Dubbele belasting wordt in Nederland als volgt vermeden:

    • a. Nederland is bevoegd, bij het heffen van belasting van zijn inwoners, in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in China mogen worden belast of slechts in China belastbaar zijn.

    • b. Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, eerste, derde en vierde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste en derde lid, artikel 10, vijfde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vierde lid, artikel 13, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, artikel 14, eerste lid, artikel 15, eerste en derde lid, artikel 18, tweede en derde lid, artikel 19, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, en artikel 21, tweede lid, van dit Verdrag in China mogen worden belast of slechts in China belastbaar zijn en die in de in het tweede lid, onderdeel a, van dit artikel bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze bestanddelen van het inkomen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden bedoelde bestanddelen van het inkomen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.

    • c. Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor de bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 16, eerste lid, artikel 17, eerste en tweede lid, en artikel 21, derde lid, van dit Verdrag in China mogen worden belast of slechts in China belastbaar zijn, in zoverre deze bestanddelen in de in het tweede lid, onderdeel a, van dit artikel bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in China over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.

      Dit lid zal een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting niet beperken, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van de aftrek van de Nederlandse belasting betreft met betrekking tot de som van inkomsten afkomstig uit meer dan een land en de voortwenteling van de belasting betaald in China over bedoelde bestanddelen van het inkomen naar de volgende jaren.

    • d. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel verleent Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in China betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, eerste lid, artikel 10, vijfde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vierde lid, artikel 13, vierde lid, en artikel 21, tweede lid, van dit Verdrag in China mogen worden belast of slechts in China belastbaar zijn, voor zover deze bestanddelen in de in het tweede lid, onderdeel a, van dit artikel bedoelde grondslag zijn begrepen, voor zover Nederland uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent op de Nederlandse belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen van het tweede lid, onderdeel c, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23 Overige bepalingen

Geen enkele bepaling van dit Verdrag doet afbreuk aan het recht van elk van de verdragsluitende staten hun nationale wetgeving en maatregelen inzake het voorkomen van het ontgaan en ontwijken van belasting toe te passen, ongeacht of deze als zodanig zijn omschreven, voor zover zij geen aanleiding geven tot belastingheffing die in strijd is met dit Verdrag.

Artikel 24 Non-discriminatie

  • 1. Onderdanen van een verdragsluitende staat worden in de andere verdragsluitende staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere staat onder dezelfde omstandigheden, in het bijzonder met betrekking tot woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande het bepaalde in artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende staten.

  • 2. De belastingheffing ter zake van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende staat heeft, is in die andere staat niet ongunstiger dan de belastingheffing ter zake van ondernemingen van die andere staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd, dat zij een verdragsluitende staat verplicht aan inwoners van de andere verdragsluitende staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de burgerlijke staat, de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde verdragsluitende staat aan zijn eigen inwoners verleent.

  • 3. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, achtste lid, of artikel 12, zesde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty’s en andere uitgaven betaald door een onderneming van een verdragsluitende staat aan een inwoner van de andere verdragsluitende staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde staat.

  • 4. Ondernemingen van een verdragsluitende staat, waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere verdragsluitende staat, worden in de eerstbedoelde staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde staat zijn of kunnen worden onderworpen.

  • 5. De bepalingen van dit artikel zijn, niettegenstaande de bepalingen van artikel 2, van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

Artikel 25 Procedure voor onderling overleg

  • 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide verdragsluitende staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die staten voorziet, zijn kwestie voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn kwestie valt onder artikel 24, eerste lid, aan die van de verdragsluitende staat waarvan hij onderdaan is. De kwestie moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

  • 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de kwestie in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat op te lossen teneinde belastingheffing die niet in overeenstemming is met het Verdrag te vermijden. De bereikte overeenstemming wordt ten uitvoer gelegd niettegenstaande de eventuele verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de verdragsluitende staten.

  • 3. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitleg of de toepassing van het Verdrag in onderling overleg op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting te vermijden in gevallen die niet in het verdrag zijn geregeld.

  • 4. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde een overeenstemming als bedoeld in het tweede en derde lid te bereiken. Vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen elkaar ontmoeten om mondeling van gedachten te wisselen wanneer dit raadzaam lijkt teneinde een overeenstemming te bereiken.

Artikel 26 Uitwisseling van informatie

  • 1. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten wisselen de informatie uit die naar verwachting van belang is voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag of voor de toepassing of handhaving van de nationale wetgeving betreffende belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de verdragsluitende staten of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de heffing ingevolge die wetgeving niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van informatie wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.

  • 2. Alle uit hoofde van het eerste lid door een verdragsluitende staat ontvangen informatie wordt op dezelfde wijze geheim gehouden als informatie die volgens de nationale wetgeving van die staat is verkregen en wordt alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke en bestuursrechtelijke instanties) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de handhaving of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de in het eerste lid bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten mogen alleen voor deze doeleinden van de informatie gebruikmaken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke beslissingen.

  • 3. In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid zo uitgelegd dat zij een verdragsluitende staat de verplichting opleggen:

    • a. bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of bestuurlijke praktijk van die of van de andere verdragsluitende staat;

    • b. informatie te verstrekken die niet verkrijgbaar is volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in het bestuur van die of van de andere verdragsluitende staat;

    • c. informatie te verstrekken die een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel, commercieel of beroepsgeheim of een handelsproces zou onthullen, dan wel informatie waarvan de bekendmaking in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).

  • 4. Indien informatie wordt verzocht door een verdragsluitende staat in overeenstemming met dit artikel, wendt de andere verdragsluitende staat zijn maatregelen inzake het verzamelen van informatie aan om de verzochte informatie te verkrijgen, ongeacht het feit dat de andere staat ten behoeve van zijn eigen belastingheffing niet over dergelijke informatie behoeft te beschikken. Op de in de vorige volzin vervatte verplichting zijn de beperkingen van het derde lid van toepassing, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een verdragsluitende staat toegestaan is uitsluitend op grond van het feit dat hij geen nationaal belang heeft bij dergelijke informatie te weigeren informatie te verstrekken.

  • 5. De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een verdragsluitende staat toegestaan is het verstrekken van informatie te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de informatie berust bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde, of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, dan wel omdat deze betrekking heeft op eigendomsbelangen in een persoon.

Artikel 27 Bijstand bij de invordering van belastingen

  • 1. De verdragsluitende staten trachten elkaar bijstand te verlenen bij de invordering van de belastingen waarop artikel 2 van toepassing is. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van dit artikel.

  • 2. In geen geval worden de bepalingen van dit artikel zo uitgelegd dat zij een verdragsluitende staat de verplichting opleggen:

    • a. bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of bestuurlijke praktijk van die of van de andere verdragsluitende staat;

    • b. maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde (ordre public);

    • c. bijstand te verlenen indien de andere verdragsluitende staat niet alle redelijke invorderings- of conservatoire maatregelen heeft aangewend die hem naargelang van het geval uit hoofde van zijn wetgeving of bestuurlijke praktijk, ter beschikking staan;

    • d. bijstand te verlenen in gevallen waarin de administratieve last voor die staat in verhouding duidelijk onevenredig is ten opzichte van het voordeel te behalen door de andere verdragsluitende staat.

Artikel 28 Leden van diplomatieke vertegenwoordigingen en consulaire posten

De bepalingen in dit Verdrag tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke vertegenwoordigingen of leden van consulaire posten ontlenen aan de algemene regels van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

Artikel 29 Inwerkingtreding

  • 1. Beide verdragsluitende staten stellen elkaar langs diplomatieke weg ervan in kennis dat zij alle vereiste nationale wettelijke procedures voor de inwerkingtreding van dit Verdrag hebben voltooid. Dit Verdrag treedt in werking op de laatste dag van de maand die volgt op de datum van de laatste kennisgeving. Dit Verdrag is van toepassing op inkomsten verkregen gedurende belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin dit Verdrag in werking treedt.

  • 2. De Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, getekend te Beijing op 13 mei 1987 (de vorige Overeenkomst) houdt op van toepassing te zijn op enige belasting met ingang van de datum waarop dit Verdrag van toepassing is op die belasting in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel.

Artikel 30 Beëindiging

Dit Verdrag blijft voor onbepaalde tijd van kracht, maar elk van de verdragsluitende staten kan op of voor 30 juni van enig kalenderjaar beginnend na het verstrijken van een tijdvak van vijf jaar na de datum van haarinwerkingtreding, langs diplomatieke weg de andere verdragsluitende staat schriftelijk kennis geven van beëindiging. In dat geval houdt dit Verdrag op van toepassing te zijn ter zake van inkomsten verkregen gedurende de belastingjaren en -tijdvakken die beginnen op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Beijing, op 31 mei 2013, in tweevoud in de Nederlandse, de Chinese en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, F.H.H. WEEKERS

Voor de Regering van de Volksrepubliek China, WANG LI



Protocol

Bij de ondertekening van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, heden gesloten tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Volksrepubliek China, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend onderdeel van het Verdrag vormen.

  • 1. Ad artikel 1

    Het is wel te verstaan dat een persoon die in Nederland is gevestigd en krachtens de Nederlandse vennootschapsbelastingwetgeving wordt behandeld als vrijgestelde beleggingsinstelling geen aanspraak kan maken op de voordelen van dit Verdrag.

  • 2. Ad artikel 3, tweede lid, en artikel 25

    Het is wel te verstaan dat indien de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten in onderling overleg binnen de context van het Verdrag een oplossing hebben bereikt, voor gevallen waarin

    • a. artikel 3, tweede lid, wordt toegepast met betrekking tot de uitlegging van een in het Verdrag niet omschreven uitdrukking, of

    • b. sprake is van verschillen in kwalificatie (bijvoorbeeld van een bestanddeel van het inkomen of van een persoon)

      en dit zou leiden tot dubbele belasting of dubbele vrijstelling, deze oplossing, na bekendmaking ervan door beide bevoegde autoriteiten, ook bindend zal zijn bij de toepassing van de bepalingen van het Verdrag in andere, gelijksoortige toekomstige gevallen.

  • 3. Ad artikelen 6, 13 en 22

    Het is wel te verstaan dat rechten tot de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de verdragsluitende staat op wiens territoriale zee, en elk gebied buiten de territoriale zee, met inbegrip van de zeebodem en ondergrond daarvan, – waarin deze staat, in overeenstemming met het internationale recht en met zijn nationale recht rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent – deze rechten van toepassing zijn.

  • 4. Ad artikel 7

    Het is wel te verstaan dat in het geval van voordelen uit toezicht, leverings-, installatie- of constructiewerkzaamheden alleen dat deel van deze voordelen aan een vaste inrichting is toe te rekenen dat voortvloeit uit taken verricht, vermogensbestanddelen gebruikt en risico’s aangegaan door of door middel van de vaste inrichting.

  • 5. Ad artikel 8

    De bepalingen van artikel 8 van dit Verdrag laten onverlet de bepalingen van artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China inzake het zeevervoer, ondertekend te Beijing op 14 augustus 1975, evenals de bepalingen van artikel 10, tweede lid, van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China betreffende de burgerluchtvaart, ondertekend te Beijing op 20 januari 1979, evenals de bepalingen van de briefwisseling van 14 december 2004 en 21 december 2004 tussen de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden en de State Administration of Taxation van de Volksrepubliek China betreffende de wederzijdse vrijstelling van belasting van inkomsten uit internationaal vervoer door luchtvaartondernemingen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Beijing, op 31 mei 2013, in tweevoud in de Nederlandse, de Chinese en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, F.H.H. WEEKERS

Voor de Regering van de Volksrepubliek China, WANG LI



Agreement between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the People’s Republic of China for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income

The Government of the Kingdom of the Netherlands

and

the Government of the People’s Republic of China,

Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income,

Have agreed as follows:

Article 1 Persons covered

This Agreement shall apply to persons who are residents of one or both of the Contracting States.

Article 2 Taxes covered

  • 1. This Agreement shall apply to taxes on income imposed on behalf of a Contracting State or local authorities, irrespective of the manner in which they are levied.

  • 2. There shall be regarded as taxes on income all taxes imposed on total income, or on elements of income, including taxes on gains from the alienation of movable or immovable property and taxes on the total amounts of wages or salaries paid by enterprises.

  • 3. The existing taxes to which the Agreement shall apply are in particular:

    • a) in China:

      • (i) the individual income tax;

      • (ii) the enterprise income tax;

        (hereinafter referred to as “Chinese tax”);

    • b) in the Netherlands:

      • (i) the income tax;

      • (ii) the wages tax;

      • (iii) the company tax, including the Government share in the net profits of the exploitation of natural resources levied pursuant to the Mining Act, the Mining Act BES, the Mining Decree BES or Petroleum Act Saba Bank BES;

      • (iv) the dividend tax;

        (hereinafter referred to as “Netherlands tax”).

  • 4. The Agreement shall apply also to any identical or substantially similar taxes that are imposed after the date of signature of the Agreement in addition to, or in place of, the existing taxes. The competent authorities of the Contracting States shall notify each other of any significant changes that have been made in their taxation laws.

Article 3 General definitions

  • 1. For the purposes of this Agreement, unless the context otherwise requires:

    • a) the term “China” means the People’s Republic of China; when used in geographical sense, means all the territory of the People’s Republic of China, including its territorial sea, in which the Chinese laws relating to taxation apply, and any area beyond its territorial sea, within which the People’s Republic of China has jurisdiction or sovereign rights in accordance with international law and its internal law;

    • b) the term “the Netherlands” means:

      • (i) the European part of the Netherlands, including its territorial sea, and any area beyond the territorial sea within which the Kingdom of the Netherlands, in accordance with international law, exercises jurisdiction or sovereign rights; and

      • (ii) the Caribbean part of the Netherlands that is situated in the Caribbean Sea and consists of the islands of Bonaire, Sint Eustatius and Saba, including the territorial sea of these islands, and any area beyond the territorial sea of these islands within which the Kingdom of the Netherlands, in accordance with international law, exercises jurisdiction or sovereign rights;

    • c) the terms “a Contracting State” and “the other Contracting State” mean China or the Netherlands as the context requires;

    • d) the term “person” includes an individual, a company and any other body of persons;

    • e) the term “company” means any body corporate or any entity that is treated as a body corporate for tax purposes;

    • f) the terms “enterprise of a Contracting State” and “enterprise of the other Contracting State” mean respectively an enterprise carried on by a resident of a Contracting State and an enterprise carried on by a resident of the other Contracting State;

    • g) the term “international traffic” means any transport by a ship or aircraft operated by an enterprise that has its place of effective management in a Contracting State, except when the ship or aircraft is operated solely between places in the other Contracting State;

    • h) the term “competent authority” means:

      • (i) in China, the State Administration of Taxation or its authorized representative;

      • (ii) in the Netherlands, the Minister of Finance or his authorized representative;

    • i) the term “national”, in relation to a Contracting State, means:

      • (i) any individual possessing the nationality of a Contracting State;

      • (ii) any legal person, partnership or association deriving its status as such from the laws in force in a Contracting State.

  • 2. As regards the application of the Agreement at any time by a Contracting State, any term not defined therein shall, unless the context otherwise requires, have the meaning that it has at that time under the law of that State for the purposes of the taxes to which the Agreement applies, any meaning under the applicable tax laws of that State prevailing over a meaning given to the term under other laws of that State.

Article 4 Resident

  • 1. For the purposes of this Agreement, the term “resident of a Contracting State” means any person who, under the laws of that State, is liable to tax therein by reason of his domicile, residence, place of incorporation, place of effective management or any other criterion of a similar nature, and also includes that State or local authority thereof. This term, however, does not include any person who is liable to tax in that State in respect only of income from sources in that State.

  • 2. Where by reason of the provisions of paragraph 1 an individual is a resident of both Contracting States, then his status shall be determined as follows:

    • a) he shall be deemed to be a resident only of the State in which he has a permanent home available to him; if he has a permanent home available to him in both States, he shall be deemed to be a resident only of the State with which his personal and economic relations are closer (centre of vital interests);

    • b) if the State in which he has his centre of vital interests cannot be determined, or if he has not a permanent home available to him in either State, he shall be deemed to be a resident only of the State in which he has an habitual abode;

    • c) if he has an habitual abode in both States or in neither of them, he shall be deemed to be a resident only of the State of which he is a national;

    • d) if he is a national of both States or of neither of them, the competent authorities of the Contracting States shall settle the question by mutual agreement.

  • 3. Where by reason of the provisions of paragraph 1 a person other than an individual is a resident of both Contracting States, then it shall be deemed to be a resident only of the State in which its place of effective management is situated.

Article 5 Permanent establishment

  • 1. For the purposes of this Agreement, the term “permanent establishment” means a fixed place of business through which the business of an enterprise is wholly or partly carried on.

  • 2. The term “permanent establishment” includes especially:

    • a) a place of management;

    • b) a branch;

    • c) an office;

    • d) a factory;

    • e) a workshop; and

    • f) a mine, an oil or gas well, a quarry or any other place of extraction of natural resources.

  • 3. The term “permanent establishment” likewise encompasses:

    • a) a building site, or construction, assembly or installation project or supervisory activities in connection therewith, but only if such site, project or activities last more than 12 months;

    • b) the furnishing of services, including consultancy services, by an enterprise through employees or other personnel engaged by the enterprise for such purpose, but only if activities of that nature continue (for the same or a connected project) within a Contracting State for a period or periods aggregating more than 183 days within any twelve month period.

  • 4. Notwithstanding the preceding provisions of this Article, the term “permanent establishment” shall be deemed not to include:

    • a) the use of facilities solely for the purpose of storage, display or delivery of goods or merchandise belonging to the enterprise;

    • b) the maintenance of a stock of goods or merchandise belonging to the enterprise solely for the purpose of storage, display or delivery;

    • c) the maintenance of a stock of goods or merchandise belonging to the enterprise solely for the purpose of processing by another enterprise;

    • d) the maintenance of a fixed place of business solely for the purpose of purchasing goods or merchandise or of collecting information, for the enterprise;

    • e) the maintenance of a fixed place of business solely for the purpose of carrying on, for the enterprise, any other activity of a preparatory or auxiliary character;

    • f) the maintenance of a fixed place of business solely for any combination of activities mentioned in sub-paragraphs a) to e), provided that the overall activity of the fixed place of business resulting from this combination is of a preparatory or auxiliary character.

  • 5. Notwithstanding the provisions of paragraphs 1 and 2, where a person – other than an agent of an independent status to whom paragraph 6 applies – is acting in a Contracting State on behalf of an enterprise of the other Contracting State, and has, and habitually exercises, in that Contracting State an authority to conclude contracts in the name of the enterprise, that enterprise shall be deemed to have a permanent establishment in that Contracting State in respect of any activities which that person undertakes for the enterprise, unless the activities of such person are limited to those mentioned in paragraph 4 which, if exercised through a fixed place of business, would not make this fixed place of business a permanent establishment under the provisions of that paragraph.

  • 6. An enterprise of a Contracting State shall not be deemed to have a permanent establishment in the other Contracting State merely because it carries on business in that other State through a broker, general commission agent or any other agent of an independent status, provided that such persons are acting in the ordinary course of their business. However, when the activities of such an agent are devoted wholly or almost wholly on behalf of that enterprise, and conditions are made or imposed between that enterprise and the agent in their commercial and financial relations which differ from those which would have been made between independent enterprises, he will not be considered an agent of an independent status within the meaning of this paragraph.

  • 7. The fact that a company which is a resident of a Contracting State controls or is controlled by a company which is a resident of the other Contracting State, or which carries on business in that other State (whether through a permanent establishment or otherwise), shall not of itself constitute either company a permanent establishment of the other.

Article 6 Income from immovable property

  • 1. Income derived by a resident of a Contracting State from immovable property (including income from agriculture or forestry) situated in the other Contracting State may be taxed in that other State.

  • 2. The term “immovable property” shall have the meaning which it has under the law of the Contracting State in which the property in question is situated. The term shall in any case include property accessory to immovable property, livestock and equipment used in agriculture and forestry, rights to which the provisions of general law respecting landed property apply, usufruct of immovable property and rights to variable or fixed payments as consideration for the working of, or the right to work, mineral deposits, sources and other natural resources; ships and aircraft shall not be regarded as immovable property.

  • 3. The provisions of paragraph 1 shall apply to income derived from the direct use, letting, or use in any other form of immovable property.

  • 4. The provisions of paragraphs 1 and 3 shall also apply to the income from immovable property of an enterprise and to income from immovable property used for the performance of independent personal services.

Article 7 Business profits

  • 1. The profits of an enterprise of a Contracting State shall be taxable only in that State unless the enterprise carries on business in the other Contracting State through a permanent establishment situated therein. If the enterprise carries on business as aforesaid, the profits of the enterprise may be taxed in the other State but only so much of them as is attributable to that permanent establishment.

  • 2. Subject to the provisions of paragraph 3, where an enterprise of a Contracting State carries on business in the other Contracting State through a permanent establishment situated therein, there shall in each Contracting State be attributed to that permanent establishment the profits which it might be expected to make if it were a distinct and separate enterprise engaged in the same or similar activities under the same or similar conditions and dealing wholly independently with the enterprise of which it is a permanent establishment.

  • 3. In determining the profits of a permanent establishment, there shall be allowed as deductions expenses which are incurred for the purposes of the permanent establishment, including executive and general administrative expenses so incurred, whether in the State in which the permanent establishment is situated or elsewhere.

  • 4. Insofar as it has been customary in a Contracting State to determine the profits to be attributed to a permanent establishment on the basis of an apportionment of the total profits of the enterprise to its various parts, nothing in paragraph 2 shall preclude that Contracting State from determining the profits to be taxed by such an apportionment as may be customary; the method of apportionment adopted shall, however, be such that the result shall be in accordance with the principles contained in this Article.

  • 5. No profits shall be attributed to a permanent establishment by reason of the mere purchase by that permanent establishment of goods or merchandise for the enterprise.

  • 6. For the purposes of the preceding paragraphs, the profits to be attributed to the permanent establishment shall be determined by the same method year by year unless there is good and sufficient reason to the contrary.

  • 7. Where profits include items of income which are dealt with separately in other Articles of this Agreement, then the provisions of those Articles shall not be affected by the provisions of this Article.

Article 8 Shipping and air transport

  • 1. Profits from the operation of ships or aircraft in international traffic shall be taxable only in the Contracting State in which the place of effective management of the enterprise is situated.

  • 2. If the place of effective management of a shipping enterprise is aboard a ship, then it shall be deemed to be situated in the Contracting State in which the home harbour of the ship is situated, or, if there is no such home harbour, in the Contracting State of which the operator of the ship is a resident.

  • 3. The provisions of paragraph 1 shall also apply to profits from the participation in a pool, a joint business or an international operating agency.

Article 9 Associated enterprises

  • 1. Where

    • a) an enterprise of a Contracting State participates directly or indirectly in the management, control or capital of an enterprise of the other Contracting State, or

    • b) the same persons participate directly or indirectly in the management, control or capital of an enterprise of a Contracting State and an enterprise of the other Contracting State,

    and in either case conditions are made or imposed between the two enterprises in their commercial or financial relations which differ from those which would be made between independent enterprises, then any profits which would, but for those conditions, have accrued to one of the enterprises, but, by reason of those conditions, have not so accrued, may be included in the profits of that enterprise and taxed accordingly.

  • 2. Where a Contracting State includes in the profits of an enterprise of that State – and taxes accordingly – profits on which an enterprise of the other Contracting State has been charged to tax in that other State and the profits so included are profits which would have accrued to the enterprise of the first-mentioned State if the conditions made between the two enterprises had been those which would have been made between independent enterprises, then that other State shall make an appropriate adjustment to the amount of the tax charged therein on those profits. In determining such adjustment, due regard shall be had to the other provisions of this Agreement and the competent authorities of the Contracting States shall, if necessary, consult each other.

Article 10 Dividends

  • 1. Dividends paid by a company which is a resident of a Contracting State to a resident of the other Contracting State may be taxed in that other State.

  • 2. However, such dividends may also be taxed in the Contracting State of which the company paying the dividends is a resident and according to the laws of that State, but if the beneficial owner of the dividends is a resident of the other Contracting State, the tax so charged shall not exceed:

    • a) 5 per cent of the gross amount of the dividends if the beneficial owner is a company (other than a partnership) which holds directly at least 25 per cent of the capital of the company paying the dividends;

    • b) 10 per cent of the gross amount of the dividends in all other cases.

    The competent authorities of the Contracting States shall by mutual agreement settle the mode of application of these limitations.

    This paragraph shall not affect the taxation of the company in respect of the profits out of which the dividends are paid.

  • 3. Notwithstanding the provisions of paragraph 2, dividends paid by a company which is a resident of a Contracting State to a resident of the other Contracting State shall be taxable only in that other Contracting State if the beneficial owner of the dividends is the Government of that other Contracting State, any of its institutions or any other entity the capital of which is wholly owned directly or indirectly by that other Contracting State.

  • 4. The term “dividends” as used in this Article means income from shares or other rights, not being debt-claims, participating in profits, as well as income from other corporate rights which is subjected to the same taxation treatment as income from shares by the laws of the State of which the company making the distribution is a resident.

  • 5. The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply if the beneficial owner of the dividends, being a resident of a Contracting State, carries on business in the other Contracting State of which the company paying the dividends is a resident through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State independent personal services from a fixed base situated therein, and the holding in respect of which the dividends are paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such case the provisions of Article 7 or Article 14, as the case may be, shall apply.

  • 6. Where a company which is a resident of a Contracting State derives profits or income from the other Contracting State, that other State may not impose any tax on the dividends paid by the company, except insofar as such dividends are paid to a resident of that other State or insofar as the holding in respect of which the dividends are paid is effectively connected with a permanent establishment or a fixed base situated in that other State, nor subject the company’s undistributed profits to a tax on the company’s undistributed profits, even if the dividends paid or the undistributed profits consist wholly or partly of profits or income arising in such other State.

  • 7. The provisions of this Article shall not apply if it was the main purpose or one of the main purposes of any person concerned with the creation or assignment of the shares or other rights in respect of which the dividends are paid to take advantage of this Article by means of that creation or assignment.

Article 11 Interest

  • 1. Interest arising in a Contracting State and paid to a resident of the other Contracting State may be taxed in that other State.

  • 2. However, such interest may also be taxed in the Contracting State in which it arises and according to the laws of that State, but if the beneficial owner of the interest is a resident of the other Contracting State, the tax so charged shall not exceed 10 per cent of the gross amount of the interest. The competent authorities of the Contracting States shall by mutual agreement settle the mode of application of this limitation.

  • 3. Notwithstanding the provisions of paragraph 2, interest arising in a Contracting State and paid to, or on loans guaranteed or insured by, the Government or a local authority, the Central Bank, or any financial institution wholly owned by the other Contracting State, shall be exempt from tax in the first-mentioned State.

  • 4. For the purposes of paragraph 3, the term “any financial institution wholly owned by the other Contracting State” means:

    • a) in the case of China:

      • (i) China Development Bank Corporation;

      • (ii) Agricultural Development Bank of China;

      • (iii) Export-Import Bank of China;

      • (iv) National Council for Social Security Fund;

      • (v) China Export & Credit Insurance Corporation;

      • (vi) China Investment Corporation; and

      • (vii) any other institution as may be agreed from time to time between the competent authorities of the Contracting States;

    • b) in the case of the Netherlands:

      • (i) Netherlands Finance Company for Developing Countries;

      • (ii) Netherlands Investment Bank for Developing Countries; and

      • (iii) any other institution as may be agreed from time to time between the competent authorities of the Contracting States.

  • 5. The term “interest” as used in this Article means income from debt-claims of every kind, whether or not secured by mortgage and whether or not carrying a right to participate in the debtor’s profits, and in particular, income from government securities and income from bonds or debentures, including premiums and prizes attaching to such securities, bonds or debentures. Penalty charges for late payment shall not be regarded as interest for the purpose of this Article.

  • 6. The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply if the beneficial owner of the interest, being a resident of a Contracting State, carries on business in the other Contracting State in which the interest arises through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State independent personal services from a fixed base situated therein, and the debt-claim in respect of which the interest is paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such case the provisions of Article 7 or Article 14, as the case may be, shall apply.

  • 7. Interest shall be deemed to arise in a Contracting State when the payer is a resident of that State. Where, however, the person paying the interest, whether he is a resident of a Contracting State or not, has in a Contracting State a permanent establishment or a fixed base in connection with which the indebtedness on which the interest is paid was incurred, and such interest is borne by such permanent establishment or fixed base, then such interest shall be deemed to arise in the State in which the permanent establishment or fixed base is situated.

  • 8. Where, by reason of a special relationship between the payer and the beneficial owner or between both of them and some other person, the amount of the interest, having regard to the debt-claim for which it is paid, exceeds the amount which would have been agreed upon by the payer and the beneficial owner in the absence of such relationship, the provisions of this Article shall apply only to the last-mentioned amount. In such case, the excess part of the payments shall remain taxable according to the laws of each Contracting State, due regard being had to the other provisions of this Agreement.

  • 9. The provisions of this Article shall not apply if it was the main purpose or one of the main purposes of any person concerned with the creation or assignment of the debt-claim in respect of which the interest is paid to take advantage of this Article by means of that creation or assignment.

Article 12 Royalties

  • 1. Royalties arising in a Contracting State and paid to a resident of the other Contracting State may be taxed in that other State.

  • 2. However, such royalties may also be taxed in the Contracting State in which they arise and according to the laws of that State, but if the beneficial owner of the royalties is a resident of the other Contracting State, the tax so charged shall not exceed:

    • a) in the case of royalties referred to in sub-paragraph a) of paragraph 3, 10 per cent of the gross amount of the royalties; and

    • b) in the case of royalties referred to in sub-paragraph b) of paragraph 3, 10 per cent of the adjusted amount of the royalties. For the purpose of this sub-paragraph “the adjusted amount” means 60 per cent of the gross amount of the royalties.

    The competent authorities of the Contracting States shall by mutual agreement settle the mode of application of these limitations.

  • 3. The term “royalties” as used in this Article means:

    • a) payments of any kind received as a consideration for the use of, or the right to use, any copyright of literary, artistic or scientific work including cinematograph films, or films or tapes for radio or television broadcasting, any patent, trade mark, design or model, plan, secret formula or process, or for information (know-how) concerning industrial, commercial or scientific experience; and

    • b) payments of any kind received as a consideration for the use of, or the right to use, industrial, commercial, or scientific equipment.

  • 4. The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply if the beneficial owner of the royalties, being a resident of a Contracting State, carries on business in the other Contracting State in which the royalties arise, through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State independent personal services from a fixed base situated therein, and the right or property in respect of which the royalties are paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such case the provisions of Article 7 or Article 14, as the case may be, shall apply.

  • 5. Royalties shall be deemed to arise in a Contracting State when the payer is a resident of that Contracting State. Where, however, the person paying the royalties, whether he is a resident of a Contracting State or not, has in a Contracting State a permanent establishment or a fixed base in connection with which the liability to pay the royalties was incurred, and such royalties are borne by such permanent establishment or fixed base, then such royalties shall be deemed to arise in the State in which the permanent establishment or fixed base is situated.

  • 6. Where, by reason of a special relationship between the payer and the beneficial owner or between both of them and some other person, the amount of the royalties, having regard to the use, right or information for which they are paid, exceeds the amount which would have been agreed upon by the payer and the beneficial owner in the absence of such relationship, the provisions of this Article shall apply only to the last-mentioned amount. In such case, the excess part of the payments shall remain taxable according to the laws of each Contracting State, due regard being had to the other provisions of this Agreement.

  • 7. The provisions of this Article shall not apply if it was the main purpose or one of the main purposes of any person concerned with the creation or assignment of the rights in respect of which the royalties are paid to take advantage of this Article by means of that creation or assignment.

Article 13 Capital gains

  • 1. Gains derived by a resident of a Contracting State from the alienation of immovable property referred to in Article 6 and situated in the other Contracting State may be taxed in that other State.

  • 2. Gains from the alienation of movable property forming part of the business property of a permanent establishment which an enterprise of a Contracting State has in the other Contracting State or of movable property pertaining to a fixed base available to a resident of a Contracting State in the other Contracting State for the purpose of performing independent personal services, including such gains from the alienation of such a permanent establishment (alone or with the whole enterprise) or of such a fixed base, may be taxed in that other State.

  • 3. Gains from the alienation of ships or aircraft operated in international traffic, or movable property pertaining to the operation of such ships or aircraft, shall be taxable only in the Contracting State in which the place of effective management of the enterprise is situated.

  • 4. Gains derived by a resident of a Contracting State from the alienation of shares deriving more than 50 per cent of their value directly or indirectly from immovable property situated in the other Contracting State may be taxed in that other State.

  • 5. Gains derived by a resident of a Contracting State from the alienation of shares of a company which is a resident of the other Contracting State may be taxed in that other Contracting State if the recipient of the gain, at any time during the twelve month period preceding such alienation, had a participation, directly or indirectly, of at least 25 per cent in the capital of that company.

  • 6. However, the provisions of paragraphs 4 and 5 shall not apply to gains derived from the alienation of shares:

    • a) quoted on a recognised stock exchange, provided that the total of the shares alienated by the resident during the fiscal year in which the alienation takes place does not exceed 3 per cent of the quoted shares; or

    • b) held by the Government of a Contracting State, any of its institutions or any other entity the capital of which is wholly owned by that Contracting State, provided that such institution or entity is a resident of that Contracting State.

  • 7. Gains from the alienation of any property, other than that referred to in paragraphs 1 to 5, shall be taxable only in the Contracting State of which the alienator is a resident.

Article 14 Independent personal services

  • 1. Income derived by a resident of a Contracting State in respect of professional services or other activities of an independent character shall be taxable only in that State except in the following circumstances, when such income may also be taxed in the other Contracting State:

    • a) if he has a fixed base regularly available to him in the other Contracting State for the purpose of performing his activities; in that case, only so much of the income as is attributable to that fixed base may be taxed in that other Contracting State; or

    • b) if his stay in the other Contracting State is for a period or periods amounting to or exceeding in the aggregate 183 days in any twelve month period commencing or ending in the fiscal year concerned; in that case, only so much of the income as is derived from his activities performed in that other State may be taxed in that other State.

  • 2. The term “professional services” includes especially independent scientific, literary, artistic, educational or teaching activities as well as the independent activities of physicians, lawyers, engineers, architects, dentists and accountants.

Article 15 Income from employment

  • 1. Subject to the provisions of Articles 16, 18 and 19, salaries, wages and other similar remuneration derived by a resident of a Contracting State in respect of an employment shall be taxable only in that State unless the employment is exercised in the other Contracting State. If the employment is so exercised, such remuneration as is derived therefrom may be taxed in that other State.

  • 2. Notwithstanding the provisions of paragraph 1, remuneration derived by a resident of a Contracting State in respect of an employment exercised in the other Contracting State shall be taxable only in the first-mentioned State if:

    • a) the recipient is present in the other State for a period or periods not exceeding in the aggregate 183 days in any twelve month period commencing or ending in the fiscal year concerned, and

    • b) the remuneration is paid by, or on behalf of, an employer who is not a resident of the other State, and

    • c) the remuneration is not borne by a permanent establishment or a fixed base which the employer has in the other State.

  • 3. Notwithstanding the preceding provisions of this Article, remuneration derived by a resident of a Contracting State in respect of an employment exercised aboard a ship or aircraft operated in international traffic may be taxed in the Contracting State in which the place of effective management of the enterprise is situated.

Article 16 Directors’ fees

  • 1. Directors’ fees and other remuneration derived by a resident of a Contracting State in his capacity as a member of the board of directors of a company which is a resident of the other Contracting State may be taxed in that other State.

  • 2. For the purpose of the provisions of paragraph 1, the term “member of the board of directors” includes any person who is charged with the general management of the company and any person who is charged with the supervision thereof.

Article 17 Artistes and sportsmen

  • 1. Notwithstanding the provisions of Articles 14 and 15, income derived by a resident of a Contracting State as an entertainer, such as a theatre, motion picture, radio or television artiste, or a musician, or as a sportsman, from his personal activities as such exercised in the other Contracting State, may be taxed in that other State.

  • 2. Where income in respect of personal activities exercised by an entertainer or a sportsman in his capacity as such accrues not to the entertainer or sportsman himself but to another person, that income may, notwithstanding the provisions of Articles 7, 14 and 15, be taxed in the Contracting State in which the activities of the entertainer or sportsman are exercised.

  • 3. The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply to income derived by a resident of a Contracting State from activities exercised in the other Contracting State, if the visit to that other State is wholly or mainly supported by public funds of the first-mentioned State or local authorities thereof, or takes place under a cultural agreement between the Governments of the Contracting States. In such a case, the income shall be taxable only in the Contracting State of which the entertainer or sportsman is a resident.

Article 18 Pensions and social security payments

  • 1. Subject to the provisions of paragraph 2 of Article 19, pensions and other similar remuneration paid to a resident of a Contracting State shall be taxable only in that State.

  • 2. However, pensions and other similar remuneration, whether or not periodic in nature, insofar as the contributions or payments associated with the pension or other similar remuneration, or the entitlements received from them, have qualified for tax relief in the other Contracting State, may also be taxed in that State.

  • 3. Notwithstanding the provisions of paragraph 1, pensions paid and other similar payments made by the Government of a Contracting State or local authority thereof under the social security system of that State, whether or not periodic in nature, shall be taxable only in that State.

Article 19 Government service

  • 1.

    • a) Salaries, wages and other similar remuneration paid by the Government of a Contracting State or a local authority thereof to an individual in respect of services rendered to the Government of that State or authority, shall be taxable only in that State.

    • b) However, such salaries, wages and other similar remuneration shall be taxable only in the other Contracting State if the services are rendered in that State and the individual is a resident of that State who:

      • (i) is a national of that State; or

      • (ii) did not become a resident of that State solely for the purpose of rendering the services.

  • 2.

    • a) Notwithstanding the provisions of paragraph 1, pensions and other similar remuneration paid by, or out of funds created by, a Contracting State or a local authority thereof to an individual in respect of services rendered to the Government of that State or authority shall be taxable only in that State.

    • b) However, such pensions and other similar remuneration shall be taxable only in the other Contracting State if the individual is a resident of, and a national of, that State.

  • 3. The provisions of Articles 15, 16, 17 and 18 shall apply to salaries, wages, pensions and other similar remuneration in respect of services rendered in connection with a business carried on by the Government of a Contracting State or a local authority thereof.

Article 20 Students

Payments which a student who is or was immediately before visiting a Contracting State a resident of the other Contracting State and who is present in the first-mentioned State solely for the purpose of his education receives for the purpose of his maintenance or education shall not be taxed in that State, provided that such payments arise from sources outside that State.

Article 21 Other income

  • 1. Items of income of a resident of a Contracting State, wherever arising, not dealt with in the foregoing Articles of this Agreement shall be taxable only in that State.

  • 2. The provisions of paragraph 1 shall not apply to income, other than income from immovable property as defined in paragraph 2 of Article 6, if the recipient of such income, being a resident of a Contracting State, carries on business in the other Contracting State through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State independent personal services from a fixed base situated therein, and the right or property in respect of which the income is paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such case the provisions of Article 7 or Article 14, as the case may be, shall apply.

  • 3. Notwithstanding the provisions of paragraphs 1 and 2, items of income of a resident of a Contracting State not dealt with in the foregoing Articles of this Agreement and arising in the other Contracting State may also be taxed in that other State.

Article 22 Elimination of double taxation

  • 1. In China, in accordance with the provisions of the law of China, double taxation shall be eliminated as follows:

    • a) Where a resident of China derives income from the Netherlands, the amount of tax on that income payable in the Netherlands in accordance with the provisions of this Agreement may be credited against the Chinese tax imposed on that resident. The amount of the credit, however, shall not exceed the amount of the Chinese tax on that income computed in accordance with the taxation laws and regulations of China.

    • b) Where the income derived from the Netherlands is dividend paid by a company which is a resident of the Netherlands to a company which is a resident of China and which owns not less than 20 per cent of the shares of the company paying the dividend, the credit shall take into account the tax paid in the Netherlands by the company paying the dividend in respect of its income.

  • 2. In the Netherlands, double taxation shall be eliminated as follows:

    • a) The Netherlands, when imposing tax on its residents, may include in the basis upon which such taxes are imposed the items of income which, according to the provisions of this Agreement, may be taxed or shall be taxable only in China.

    • b) However, where a resident of the Netherlands derives items of income which according to paragraphs 1, 3 and 4 of Article 6, paragraph 1 of Article 7, paragraphs 1 and 3 of Article 8, paragraph 5 of Article 10, paragraph 6 of Article 11, paragraph 4 of Article 12, paragraphs 1, 2, 3, 4 and 5 of Article 13, paragraph 1 of Article 14, paragraphs 1 and 3 of Article 15, paragraphs 2 and 3 of Article 18, sub-paragraph a) of paragraph 1 and sub-paragraph a) of paragraph 2 of Article 19 and paragraph 2 of Article 21 of this Agreement may be taxed or shall be taxable only in China and are included in the basis referred to in sub-paragraph a) of paragraph 2 of this Article, the Netherlands shall exempt such items of income by allowing a reduction of its tax. This reduction shall be computed in conformity with the provisions of the Netherlands law for the avoidance of double taxation. For that purpose the said items of income shall be deemed to be included in the amount of the items of income which are exempt from Netherlands tax under those provisions.

    • c) Further, the Netherlands shall allow a reduction from the Netherlands tax so computed for the items of income which according to paragraph 2 of Article 10, paragraph 2 of Article 11, paragraph 2 of Article 12, paragraph 1 of Article 16, paragraphs 1 and 2 of Article 17 and paragraph 3 of Article 21 of this Agreement may be taxed or shall be taxable only in China to the extent that these items are included in the basis referred to in sub-paragraph a) of paragraph 2 of this Article. The amount of this reduction shall be equal to the tax paid in China on these items of income, but shall, in case the provisions of the Netherlands law for the avoidance of double taxation provide so, not exceed the amount of the reduction which would be allowed if the items of income so included were the sole items of income which are exempt from the Netherlands tax under the provisions of the Netherlands law for the avoidance of double taxation.

      This paragraph shall not restrict allowance now or hereafter accorded by the provisions of the Netherlands law for the avoidance of double taxation, but only as far as the calculation of the amount of the reduction of the Netherlands tax is concerned with respect to the aggregation of income from more than one country and the carry-forward of the tax paid in China on the said items of income to subsequent years.

    • d) Notwithstanding the provisions of sub-paragraph b) of paragraph 2 of this Article, the Netherlands shall allow a reduction from the Netherlands tax for the tax paid in China on items of income which according to paragraph 1 of Article 7, paragraph 5 of Article 10, paragraph 6 of Article 11, paragraph 4 of Article 12, paragraph 4 of Article 13 and paragraph 2 of Article 21 of this Agreement may be taxed or shall be taxable only in China to the extent that these items are included in the basis referred to in sub-paragraph a) of paragraph 2 of this Article, insofar as the Netherlands under the provisions of the Netherlands law for the avoidance of double taxation allows a reduction from the Netherlands tax of the tax levied in another country on such items of income. For the computation of this reduction the provisions of sub-paragraph c) of paragraph 2 of this Article shall apply accordingly.

Article 23 Miscellaneous rule

Nothing in this Agreement shall prejudice the right of each Contracting State to apply its domestic laws and measures concerning the prevention of tax evasion and avoidance, whether or not described as such, insofar as they do not give rise to taxation contrary to this Agreement.

Article 24 Non-discrimination

  • 1. Nationals of a Contracting State shall not be subjected in the other Contracting State to any taxation or any requirement connected therewith, which is other or more burdensome than the taxation and connected requirements to which nationals of that other State in the same circumstances, in particular with respect to residence, are or may be subjected. This provision shall, notwithstanding the provisions of Article 1, also apply to persons who are not residents of one or both of the Contracting States.

  • 2. The taxation on a permanent establishment which an enterprise of a Contracting State has in the other Contracting State shall not be less favourably levied in that other State than the taxation levied on enterprises of that other State carrying on the same activities. This provision shall not be construed as obliging a Contracting State to grant to residents of the other Contracting State any personal allowances, reliefs and reductions for taxation purposes on account of civil status or family responsibilities which it grants to its own residents.

  • 3. Except where the provisions of paragraph 1 of Article 9, paragraph 8 of Article 11, or paragraph 6 of Article 12 apply, interest, royalties and other disbursements paid by an enterprise of a Contracting State to a resident of the other Contracting State shall, for the purpose of determining the taxable profits of such enterprise, be deductible under the same conditions as if they had been paid to a resident of the first-mentioned State.

  • 4. Enterprises of a Contracting State, the capital of which is wholly or partly owned or controlled, directly or indirectly, by one or more residents of the other Contracting State, shall not be subjected in the first-mentioned State to any taxation or any requirement connected therewith which is other or more burdensome than the taxation and connected requirements to which other similar enterprises of the first-mentioned State are or may be subjected.

  • 5. The provisions of this Article shall, notwithstanding the provisions of Article 2, apply to taxes of every kind and description.

Article 25 Mutual Agreement procedure

  • 1. Where a person considers that the actions of one or both of the Contracting States result or will result for him in taxation not in accordance with the provisions of this Agreement, he may, irrespective of the remedies provided by the domestic law of those States, present his case to the competent authority of the Contracting State of which he is a resident or, if his case comes under paragraph 1 of Article 24, to that of the Contracting State of which he is a national. The case must be presented within three years from the first notification of the action resulting in taxation not in accordance with the provisions of the Agreement.

  • 2. The competent authority shall endeavour, if the objection appears to it to be justified and if it is not itself able to arrive at a satisfactory solution, to resolve the case by mutual agreement with the competent authority of the other Contracting State, with a view to the avoidance of taxation which is not in accordance with the Agreement. Any agreement reached shall be implemented notwithstanding any time limits in the domestic law of the Contracting States.

  • 3. The competent authorities of the Contracting States shall endeavour to resolve by mutual agreement any difficulties or doubts arising as to the interpretation or application of the Agreement. They may also consult together for the elimination of double taxation in cases not provided for in the Agreement.

  • 4. The competent authorities of the Contracting States may communicate with each other directly for the purpose of reaching an agreement in the sense of paragraphs 2 and 3. When it seems advisable for reaching an agreement, representatives of the competent authorities of the Contracting States may meet together for an oral exchange of opinions.

Article 26 Exchange of information

  • 1. The competent authorities of the Contracting States shall exchange such information as is foreseeably relevant for carrying out the provisions of this Agreement or to the administration or enforcement of the domestic laws concerning taxes of every kind and description imposed on behalf of the Contracting States or local authorities, insofar as the taxation thereunder is not contrary to the Agreement. The exchange of information is not restricted by Articles 1 and 2.

  • 2. Any information received under paragraph 1 by a Contracting State shall be treated as secret in the same manner as information obtained under the domestic laws of that State and shall be disclosed only to persons or authorities (including courts and administrative bodies) concerned with the assessment or collection of, the enforcement or prosecution in respect of, the determination of appeals in relation to the taxes referred to in paragraph 1, or the oversight of the above. Such persons or authorities shall use the information only for such purposes. They may disclose the information in public court proceedings or in judicial decisions.

  • 3. In no case shall the provisions of paragraphs 1 and 2 be construed so as to impose on a Contracting State the obligation:

    • a) to carry out administrative measures at variance with the laws and administrative practice of that or of the other Contracting State;

    • b) to supply information which is not obtainable under the laws or in the normal course of the administration of that or of the other Contracting State;

    • c) to supply information which would disclose any trade, business, industrial, commercial or professional secret or trade process, or information the disclosure of which would be contrary to public policy (ordre public).

  • 4. If information is requested by a Contracting State in accordance with this Article, the other Contracting State shall use its information gathering measures to obtain the requested information, even though that other State may not need such information for its own tax purposes. The obligation contained in the preceding sentence is subject to the limitations of paragraph 3 but in no case shall such limitations be construed to permit a Contracting State to decline to supply information solely because it has no domestic interest in such information.

  • 5. In no case shall the provisions of paragraph 3 be construed to permit a Contracting State to decline to supply information solely because the information is held by a bank, other financial institution, nominee or person acting in an agency or a fiduciary capacity or because it relates to ownership interests in a person.

Article 27 Assistance in the collection of taxes

  • 1. The Contracting States shall endeavour to lend assistance to each other in the collection of the taxes covered by Article 2. The competent authorities of the Contracting States shall by mutual agreement settle the mode of application of this Article.

  • 2. In no case shall the provisions of this Article be construed so as to impose on a Contracting State the obligation:

    • a) to carry out administrative measures at variance with the laws and administrative practice of that or of the other Contracting State;

    • b) to carry out measures which would be contrary to public policy (ordre public);

    • c) to provide assistance if the other Contracting State has not pursued all reasonable measures of collection or conservancy, as the case may be, available under its laws or administrative practice;

    • d) to provide assistance in those cases where the administrative burden for that State is clearly disproportionate to the benefit to be derived by the other Contracting State.

Article 28 Members of diplomatic missions and consular posts

Nothing in this Agreement shall affect the fiscal privileges of members of diplomatic missions or consular posts under the general rules of international law or under the provisions of special agreements.

Article 29 Entry into force

  • 1. Both Contracting States shall notify each other through diplomatic channels that they have completed the internal legal procedures necessary for the entry into force of this Agreement. This Agreement shall enter into force on the last day of the month following the date of the last notification. This Agreement shall have effect as regards income derived during the taxable years and periods beginning on or after the first day of January next following the calendar year in which this Agreement enters into force.

  • 2. The Agreement between the Kingdom of the Netherlands and the People’s Republic of China for the Avoidance of Double Taxation and the Prevention of Fiscal Evasion with Respect to Taxes on Income, with Protocol, signed at Beijing on May 13th, 1987 (the prior Agreement), shall cease to have effect in relation to any tax with effect from the date on which this Agreement has effect in relation to that tax in accordance with paragraph 1 of this Article.

Article 30 Termination

This Agreement shall continue in effect indefinitely but either of the Contracting States may, on or before the thirtieth day of June in any calendar year beginning after the expiration of a period of five years from the date of its entry into force, give written notice of termination to the other Contracting State through diplomatic channels. In such event this Agreement shall cease to have effect as respects income derived during the taxable years and periods beginning on or after the first day of January in the calendar year next following that in which the notice of termination is given.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, duly authorized thereto, have signed this Agreement.

DONE at Beijing, on the 31st day of May, 2013, in duplicate in the Netherlands, Chinese and English languages, all texts being equally authentic. In case of divergence in interpretation, the English text shall prevail.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands, F.H.H. WEEKERS

For the Government of the People’s Republic of China, WANG LI



Protocol

At the moment of signing the Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income, this day concluded between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the People’s Republic of China, the undersigned have agreed that the following provisions shall form an integral part of the Agreement.

  • 1. Ad Article 1

    It is understood that a person who is established in the Netherlands and treated as a tax exempt investment institution under the Netherlands company tax law shall not be entitled to the benefits of this Agreement.

  • 2. Ad paragraph 2 of Article 3 and Article 25

    It is understood that, if the competent authorities of the Contracting States have, by mutual agreement, reached a solution within the context of the Agreement for cases in which

    • a) application of paragraph 2 of Article 3 with respect to the interpretation of a term not defined in the Agreement, or

    • b) differences in qualification (for example of an element of income or of a person)

      would result in double taxation or double exemption, this solution, after publication thereof by both competent authorities, shall also be binding for the application of the provisions of the Agreement in other similar cases in the future.

  • 3. Ad Articles 6, 13 and 22

    It is understood that rights to the exploration and exploitation of natural resources shall be regarded as immovable property located in the Contracting State to whose territorial sea, and any area beyond the territorial sea, including the seabed and subsoil thereof – within which that State, in accordance with international law and its internal law, exercises jurisdiction or sovereign rights – these rights apply.

  • 4. Ad Article 7

    It is understood that in the case of profits from survey, supply, installation or construction activities, only so much of these profits shall be attributable to a permanent establishment as results from the functions performed, assets used and risks assumed at or through the permanent establishment.

  • 5. Ad Article 8

    The provisions of Article 8 of this Agreement shall not affect the provisions of Article 8 of the Agreement between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the People’s Republic of China relating to maritime shipping, signed at Beijing on 14 August 1975, nor the provisions of paragraph 2 of Article 10 of the Agreement between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the People’s Republic of China relating to civil air transport, signed at Beijing on 20 January 1979, nor the provisions of the letters exchanged on 14 December 2004 and 21 December 2004 between the Embassy of the Kingdom of the Netherlands and the State Administration of Taxation of the People’s Republic of China relating to the reciprocal exemption from taxation on revenue arising from international transportation by air transport enterprises.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, duly authorized thereto, have signed this Protocol.

DONE at Beijing, on the 31st day of May, 2013, in duplicate in the Netherlands, Chinese and English languages, all texts being equally authentic. In case of divergence in interpretation, the English text shall prevail.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands, F.H.H. WEEKERS

For the Government of the People’s Republic of China, WANG LI


D. PARLEMENT

Het Verdrag, met Protocol, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag, met Protocol, kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag, met Protocol, zullen ingevolge artikel 29, eerste lid, van het Verdrag juncto de preambule tot het Protocol, in werking treden op de laatste dag van de maand die volgt op de datum van de laatste kennisgeving, waarin beide verdragsluitende staten elkaar langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat zij alle vereiste nationale wettelijke procedures voor de inwerkingtreding van dit Verdrag hebben voltooid.

J. VERWIJZINGEN

Verbanden

Het Verdrag dient ter vervanging van:

Titel

:

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen;

Beijing, 13 mei 1987

Tekst

:

Trb. 1987, 93 (Nederlands en Engels)

Laatste Trb.

:

Trb. 1988, 20

Overige verwijzingen

Titel

:

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China inzake het zeevervoer;

Beijing, 14 augustus 1975

Tekst

:

Trb. 1975, 96 (Nederlands en Chinees)

Laatste Trb.

:

Trb. 1976, 42

     

Titel

:

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China betreffende de burgerluchtvaart;

Beijing, 20 januari 1979

Tekst

:

Trb. 1979, 71 (Nederlands en Engels)

     

Titel

:

Briefwisseling houdende een verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China betreffende de wederkerige vrijstelling van belasting van inkomsten uit internationaal vervoer door luchtvaartondernemingen;

Beijing, 21 december 2004

Tekst

:

Trb. 2005, 34 (Engels)

Laatste Trb.

:

Trb. 2005, 56 (vertaling)

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS


X Noot
1)

De Chinese tekst is niet opgenomen.

X Noot
2)

[Red.] Kennelijk dient hier eenmaal het woord „een” gelezen te worden.

Naar boven