9 (2010) Nr. 1

A. TITEL

Notawisseling houdende een overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Bondsrepubliek Duitsland tot beëindiging van het op 18 april 2001 te Berlijn totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen, en de op 21 januari 1969 te ’s-Gravenhage totstandgekomen Overeenkomst inzake de invordering van premies voor de sociale zekerheid;

Berlijn, 4 februari 2010

B. TEKST

Nr. I

AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

BLN-PA/012-2010

Berlijn, 28 januari 2010

De ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden heeft de eer, onder verwijzing naar het op 18 april 2001 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen en de op 21 januari 1969 te ’s-Gravenhage gesloten Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de invordering van premies voor de sociale zekerheid, aan het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland het volgende mede te delen:

O.a. als gevolg van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dienen het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen en de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de invordering van premies voor de sociale zekerheid buiten werking te worden gesteld.

De ambassade stelt derhalve voor dat de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Bondsrepubliek Duitsland een overeenkomst sluiten met de volgende inhoud:

In afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 13 van het Verdrag van 18 april 2001 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen, wordt het Verdrag met wederzijdse instemming per de datum van de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 buiten werking gesteld.

In afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 12 van de Overeenkomst van 21 januari 1969 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de invordering van premies voor de sociale zekerheid, wordt de Overeenkomst met wederzijdse instemming per de datum van de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 buiten werking gesteld.

Indien de regering van de Bondsrepubliek Duitsland met het bovenstaande kan instemmen, heeft de ambassade de eer voorts voor te stellen dat deze nota tezamen met de antwoordnota van het ministerie van Buitenlandse Zaken die de instemming van de regering van de Bondsrepubliek Duitsland tot uitdrukking brengt een overeenkomst vormt tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Bondsrepubliek Duitsland op grond waarvan bovengenoemd Verdrag en bovengenoemde Overeenkomst buiten werking gesteld worden. De overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de regering van het Koninkrijk der Nederlanden de regering van de Bondsrepubliek Duitsland kennis heeft gegeven van de voltooiing van de interne procedures voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst. De Nederlandse en de Duitse tekst van de overeenkomst zullen gelijkelijk authentiek zijn.

Deze overeenkomst wordt door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland onmiddellijk na de inwerkingtreding geregistreerd bij het secretariaat van de Verenigde Naties krachtens artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

De overeenkomst geldt ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden uitsluitend voor het Koninkrijk in Europa.

De ambassade maakt van deze gelegenheid gebruik om het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland opnieuw te verzekeren van haar zeer bijzondere hoogachting.

Aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland

Berlijn


Nr. II

AUSWÄRTIGES AMT

505-540.05 NLD

Berlijn, 4 februari 2010

Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland heeft de eer de ontvangst te bevestigen van de nota van 28 januari 2010 nr. BLN-PA/012-2010 van de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden, die als volgt luidt:

(Zoals in Nota Nr. I)

Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de eer de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden namens de regering van de Bondsrepubliek Duitsland mede te delen in te stemmen met het voorstel van de regering van het Koninkrijk der Nederlanden. De nota van de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden van 28 januari 2010 nr. BLN-PA/012-2010 en deze antwoordnota vormen derhalve een overeenkomst tussen de regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de regering van het Koninkrijk der Nederlanden op grond waarvan bovengenoemd Verdrag en bovengenoemde Overeenkomst buiten werking gesteld worden. De overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de regering van het Koninkrijk der Nederlanden de regering van de Bondsrepubliek Duitsland kennis heeft gegeven van de voltooiing van de interne procedures voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst. De Nederlandse en de Duitse tekst van de overeenkomst zijn gelijkelijk authentiek.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland maakt van deze gelegenheid gebruik de ambassade opnieuw te verzekeren van zijn zeer bijzondere hoogachting.

Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden

Berlijn


Nr. I

AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

BLN-PA/011-2010

Berlin, den 28. Januar 2010

Die Botschaft des Königreichs der Niederlande beehrt sich, dem Auswärtigen Amt unter Bezugnahme auf das am 18. April 2001 in Berlin geschlossene Abkommen zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über Soziale Sicherheit zur Ergänzung gemeinschaftsrechtlicher Regelungen und den am 21. Januar 1969 in Den Haag geschlossenen Vertrag zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit Folgendes mitzuteilen:

U.a. infolge des Erlasses der Verordnung (EG) Nr. 883/2004 des Europäischen Parlaments und des Rats der Europäischen Union vom 29. April 2004 zur Koordinierung der Systeme der sozialen Sicherheit sollten das Abkommen zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über Soziale Sicherheit zur Ergänzung gemeinschaftsrechtlicher Regelungen und der Vertrag zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit außer Kraft gesetzt werden.

Die Botschaft schlägt daher den Abschluss einer Vereinbarung zwischen der Regierung des Königreichs der Niederlande und der Regierung der Bundesrepublik Deutschland vor, die folgenden Wortlaut haben soll:

In Abweichung von den Bestimmungen des Artikels 13 des Abkommens vom 18. April 2001 zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über Soziale Sicherheit zur Ergänzung gemeinschaftsrechtlicher Regelungen wird das Abkommen im gegenseitigen Einvernehmen zum Beginn der Anwendung der Verordnung (EG) Nr. 883/2004 außer Kraft gesetzt.

In Abweichung von den Bestimmungen des Artikels 12 des Vertrags vom 21. Januar 1969 zwischen dem Königreich der Niederlande und der Bundesrepublik Deutschland über die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit wird der Vertrag im gegenseitigen Einvernehmen zum Beginn der Anwendung der Verordnung (EG) Nr. 883/2004 außer Kraft gesetzt.

Falls sich die Regierung der Bundesrepublik Deutschland mit dem Vorstehenden einverstanden erklärt, beehrt sich die Botschaft außerdem vorzuschlagen, dass diese Verbalnote und die das Einverständnis der Regierung der Bundesrepublik Deutschland zum Ausdruck bringende Antwortnote des Auswärtigen Amts eine Vereinbarung zwischen der Regierung des Königreich der Niederlande und der Regierung der Bundesrepublik Deutschland bilden werden, durch die das genannte Abkommen und der genannte Vertrag außer Kraft gesetzt werden, und die an dem Tag in Kraft tritt, an dem die Regierung des Königreichs der Niederlande der Regierung der Bundesrepublik Deutschland mitgeteilt hat, dass die dortigen innerstaatlichen Voraussetzungen für das Inkrafttreten dieser Vereinbarung erfüllt sind, wobei der niederländische und der deutsche Wortlaut gleichermaßen verbindlich sind.

Die Registrierung dieser Vereinbarung beim Sekretariat der Vereinten Nationen nach Artikel 102 der Charta der Vereinten Nationen wird unverzüglich nach seinem Inkrafttreten durch die Regierung der Bundesrepublik Deutschland veranlasst.

In Bezug auf das Königreich der Niederlande gilt diese Vereinbarung nur für das Königreich in Europa.

Die Botschaft benutzt diesen Anlass, das Auswärtige Amt der Bundesrepublik Deutschland erneut ihrer ausgezeichneten Hochachtung zu versichern.

An das Auswärtige Amt der Bundesrepublik Deutschland

Berlin


Nr. II

AUSWÄRTIGES AMT

505-540.05 NLD

Berlin, 4. Februar 2010

Das Auswärtige Amt der Bundesrepublik Deutschland beehrt sich, den Empfang der Note der Botschaft des Königreichs der Niederlande Nr. BLN-PA/011-2010 vom 28. Januar 2010 zu bestätigen, die wie folgt lautet:

(Zoals in nota Nr. I)

Das Auswärtige Amt beehrt sich, der Botschaft des Königreichs der Niederlande im Namen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland mitzuteilen, dass es mit dem Vorschlag der Regierung des Königreichs der Niederlande einverstanden ist. Die Note der Botschaft des Königreichs der Niederlande Nr. BLN-PA/011-2010 vom 28. Januar 2010 und diese Antwortnote bilden somit eine Vereinbarung zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung des Königreichs der Niederlande, durch die das genannte Abkommen und der genannte Vertrag außer Kraft gesetzt werden, und die an dem Tag in Kraft tritt, an dem die Regierung des Königreichs der Niederlande der Regierung der Bundesrepublik Deutschland mitgeteilt hat, dass die dortigen innerstaatlichen Voraussetzungen für das Inkrafttreten dieser Vereinbarung erfüllt sind, wobei der deutsche und der niederländische Wortlaut gleichermaßen verbindlich sind.

Das Auswärtige Amt der Bundesrepublik Deutschland benutzt diesen Anlass, die Botschaft erneut seiner ausgezeichneten Hochachtung zu versichern.

An die Botschaft des Königreichs der Niederlande

Klosterstr. 50

10179 Berlin


D. PARLEMENT

De in de nota’s vervatte overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de overeenkomst kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de in de nota’s vervatte overeenkomst zullen ingevolge het gestelde in de vier na laatste alinea van nota Nr. I en de één na laatste alinea van nota Nr. II in werking treden op de datum waarop de regering van het Koninkrijk der Nederlanden de regering van de Bondsrepubliek Duitsland kennis heeft gegeven van de voltooiing van de interne procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst.

J. VERWIJZINGEN

Verbanden

Ingevolge de onderhavige overeenkomst zullen de volgende verdragen buiten werking treden:

     

Titel

:

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de invordering van premies voor de sociale zekerheid;

’s-Gravenhage, 21 januari 1969

Tekst

:

Trb. 1969, 8 (Nederlands en Duits)

Laatste Trb.

:

Trb. 2001, 176

     

Titel

:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen;

Berlijn, 18 april 2001

Tekst

:

Trb. 2001, 99 (Nederlands en Duits)

Laatste Trb.

:

Trb. 2002, 231

Overige verwijzingen

Titel

:

Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;

Straatsburg, 29 april 2004

Tekst

:

Pb. EU L 166 van 30 april 2004, blz. 1–123

     

Titel

:

Handvest van de Verenigde Naties;

San Francisco, 26 juni 1945

Laatste Trb.

:

Trb. 2009, 143

Uitgegeven de negenentwintigste maart 2010.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven